Plan: | Bestemmingsplan Buitengebied 2012 |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0040.bp00019-41vg |
In algemene zin geldt dat bij (planologisch) nieuwe ontwikkelingen beoordeeld moet worden of deze geen bedreiging kunnen vormen voor beschermde dier- en plantsoorten, dan wel een beschermd natuurgebied. Deze onderzoeksverplichting komt voort uit de Flora- en faunawet (soortenbescherming) en de Natuurbeschermingswet (gebiedsbescherming). Deze wetten bieden, uit het oogpunt van natuurbehoud, bescherming aan plant- en diersoorten die in het wild leven en hun leefomgeving (habitat). Indien in de directe nabijheid van de nieuwe ontwikkeling soorten voorkomen uit de zogenaamde 'strenge' categorieën (genoemd in de Vogelrichtlijn, Habitatrichtlijn of in één van de Rode Lijsten) kan dit een belemmering vormen voor het plan. Dit is het geval wanneer de mogelijkheden in het bestemmingsplan (significant) nadelige effecten hebben voor deze beschermde soorten dan wel het beschermde gebied.
Indien nodig dient voor de ontwikkeling in het kader van de Flora en Faunawet ontheffing bij het Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie (EZ, L&I) te worden aangevraagd, dan wel in het kader van de Natuurbeschermingswet een vergunning bij het college van Gedeputeerde Staten van de provincie Groningen. Overigens worden deze ontheffing en vergunning in relatie met een omgevingsvergunning op grond van de Wabo 'een verklaring van geen bedenkingen' genoemd. Voor algemene soorten heeft het Rijk via een Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB) een algemene vrijstelling verleend. Voor deze soorten hoeft in het kader van het bestemmingsplan dus niet meer afzonderlijk een ontheffing te worden aangevraagd.
Er is in 2006 een flora en fauna onderzoek uitgevoerd door Koeman en Bijkerk (rapport 2006-092). Het plangebied omvat het gehele grondgebied van de gemeente Slochteren, met uitzondering van Meerstad en Midden-Groningen, ten noorden van de A7. Hierbij is als uitgangspunt genomen dat er weinig ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt, uitgezonderd enkele woningen en wijziging van oppervlakte of uitbreidingsrichting van agrarische bedrijven.
Het onderzoeksgebied is onderverdeeld in acht deelgebieden. Naast het dorpenlint, dat grotendeels buiten het bestemmingsplangebied valt zijn dit de gebieden die zijn genoemd in onderstaande tabel.
Deelgebied |
Natuurwaarde |
1. Dorpenlint |
Het dorpenlint valt grotendeels buiten het plangebied. De agrarische cultuurgronden binnen dit onderzoeksgebied vallen wel binnen het bestemmingsplan Buitengebied. In een groot deel van het deelgebied is sprake van een lage natuurwaarde. Uitzondering hierop vormen het Slochterbos en het Overbos in het beschermd dorpgezicht Fraeylema. |
2. Slochteren-West |
Het grootste deel van het gebied heeft een lage natuurwaarde. Plaatselijk is er sprake van redelijke natuurwaarde, zoals het gebied nabij de oeverzone van het Schildmeer, langs het Afwateringskanaal, de omgeving van Woudbloem en het gebied langs het Nieuwe Rijpmakanaal. Daarnaast zijn de bomenrijen langs wegen van belang voor vleermuizen (hoofdzakelijk gewone dwergvleermuis). Gewone dwergvleermuizen zijn aanwezig in grote delen van de Gemeente Slochteren, zowel foeragerend en/of passerend. |
3. Tatjemaar |
Het zuidelijke deel is begin deze eeuw als natuurgebied ingericht. Dit deel is vanwege het vele water aantrekkelijk voor vele soorten water- en moerasvogels. Waaronder Baardmannetje, Bruine kiekendief, Dodaars en Kleine Plevier. Daarnaast komen ook de rode lijstsoorten Watersnip en Roerdomp in dit gebied voor. Verder zijn er drie algemene soorten amfibieen aangetroffen (Gewone pad, bruine en groene kikker). Het aangrenzende noordelijke deel is een landbouwgebied met een lage natuurwaarde maar is wel van belang als onderdeel van het leefgebied voor soorten van het aangrenzende natuurgebied. |
4. Slochteren-Oost |
Dit deelgebied bestaat uit agrarisch cultuurlandschap in de zuidoosthoek van de gemeente. Het gebied heeft een lage natuurwaarde met uitzondering van het Slochterbos (dat onderdeel uit maakt van het landgoed Fraeylema) dat ook een belangrijke vleermuislocatie is. |
5. Slochteren-Centrum | Dit deelgebied omvat het gebied tussen het dorpenlint en het natuurontwikkelingsgebied Midden-Groningen. Met name de aan dit natuurgebied grenzende gronden hebben enige waarde als foerageergebied voor de Groene glazenmaker (beschermd onder de Flora en faunawet en opgenomen op Rode Lijst). De natuurwaarde kan worden gekarakteriseerd als laag tot redelijk. |
6. Baggerputten | Ten oosten van het lint van Slochteren ligt natuurgebied de Baggerputten. Het gebied ligt geisoleerd temidden van het open agrarische landschap aan de oostkant van Slochteren en Froombosch. Het gebied bestaat uit een aantal petgaten omgeven door loofbos. In de riet- en graslanden langs de petgaten komen een aantal bijzondere plantensoorten voor, waaronder Brede orchis, Kale jonker, Kleine Zonnedauw en Moeraswolfsklauw. Sporen van vier algemene zoogdiersoorten (waaronder Tweekleurige bosspitsmuis) zijn in het gebied aangetroffen. Daarnaast zijn in het gebied diverse vogelsoorten gesignaleerd, waaronder 14 Rode Lijstsoorten. In het gebied komen ook vier algemene kikkersoorten voor en een groot aantal libellen (waaronder een aantal Rode Lijstsoorten). De natuurwaarde wordt als redelijk tot hoog gekarakteriseerd. |
7. Harkstede-Zuid | Dit deelgebied valt buiten het plangebied. |
8. Bloemhofbrug | Dit deelgebied is een voormalig baggerdepot bij het Eemskanaal, omgeven door landbouwgebieden. Het gebied omvat een kleine, voedingsrijke plas omzoomd door wilgen- en berkenstruweel en ruigtekruiden. Naast het voorkomen van kleinere zoogdieren is het gebied ook een (waarschijnlijke) broedplaats van de Koekoek, de Dodaars en Bruine kiekendief. De natuurwaarde wordt als laag gekarakteriseerd. |
Uit dit onderzoek is gebleken dat het grootste deel van het plangebied een lage natuurwaardeheeft en van weinig belang voor beschermde planten- en diersoorten. Plaatselijk heeft het gebied een redelijke tot zeer hoge waarde. Het betreft hier een aantal geïsoleerde delen van het plangebied en het gebied Midden-Groningen met aangrenzende delen (dat nog in ontwikkeling is als natuurgebied).
De aanwezige natuurwaarden in de gerealiseerde delen van Midden-Groningen worden geborgd door een passende bestemmingsregeling (Natuur). Daarnaast wordt in het bestemmingsplan zoveel mogelijk rekening gehouden met bestaande landschapsstructuren in het gebied, door deze waar mogelijk specifiek te bestemmen en te bescherming door nadere regeling (voorbeeld Agrarisch met waarden). In de hoofdstukken 'Planuitgangspunten' en 'Juridische toelichting' wordt hier nader op ingegaan.
Binnen de grenzen van de gemeente Slochteren bevindt zich geen Natura 2000 gebied. De dichtstbijzijnde Speciale Beschermingszone in het kader van de EU-habitatrichtlijn bevindt zich op 1 km afstand van het plangebied (Zuidlaardermeergebeid) en zal waarschijnlijk geen negatieve effecten van mogelijke toekomstige ingrepen ondervinden.
Uit het onderzoek komt naar voren dat er geen directe noodzaak is voor het aanvragen van ontheffingen (ten tijde van het onderzoek in 2006) in het plangebied. Wel moet bij nieuwe planvorming de effecten op natuurwaarden op de betreffende locatie worden getoetst aan de Flora- en faunawet.