direct naar inhoud van 3.2 Ruimtelijk beleid
Plan: Bestemmingsplan Buitengebied 2012
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0040.bp00019-41vg

3.2 Ruimtelijk beleid

3.2.1 Nota Ruimte

De Nota Ruimte bevat de visie van het kabinet op de ruimtelijke ontwikkeling van Nederland en de belangrijkste bijbehorende doelstellingen tot het jaar 2020. Het is een strategische nota op hoofdlijnen, waarin rijksverantwoordelijkheden en die van anderen duidelijk zijn onderscheiden. De nota geeft invulling aan het motto "decentraal wat kan, centraal wat moet". Gekozen is voor een versterking van het decentrale planningsstelsel, met een kernrol voor de gemeentelijke bestemmingsplannen. Het Rijk richt zijn ordenende en sturende rol vooral op de elementen van de zogenaamde Ruimtelijke Hoofdstructuur. Voor gebieden die daar buiten vallen, zoals het grondgebied van de gemeente Slochteren, laat het Rijk de ruimtelijke ordening over aan de provincies en gemeenten. Wel geldt een aantal algemene doelstellingen en spelregels die ervoor moeten zorgen dat overal aan eisen van "ruimtelijke basiskwaliteit" wordt voldaan. Onder dit laatste wordt het samenspel van gebruikswaarde, belevingswaarde en toekomstwaarde verstaan.

De Nota Ruimte en de andere vigerende planologische kernbeslissingen (PKB's) hebben op 1 juli 2008 op basis van het overgangsrecht de status van structuurvisie verkregen. Nieuwe structuurvisies moeten volgens de Wro een beschrijving bevatten waaruit blijkt hoe het rijk de in de structuurvisie verwoorde nationale ruimtelijke belangen wil verwezenlijken (realisatieparagraaf). Het overzicht van alle nationale ruimtelijke belangen uit de verschillende PKB's en de voorgenomen verwezenlijking daarvan worden gebundeld in één Realisatieparagraaf Nationaal Ruimtelijk Beleid, die de status van structuurvisie krijgt. In de realisatieparagraaf benoemt het kabinet ruim 30 nationale ruimtelijke belangen en de instrumenten om die uit te voeren. Daarvan is een aantal opgenomen in de algemene maatregel van bestuur, de AMvB Ruimte.

3.2.2 AMvB Ruimte

Op 17 december 2011 heeft het kabinet de Amvb Ruimte vastgesteld. Voor de overzichtelijkheid van het beleid is gekozen voor het uitbrengen van één AMvB Ruimte. Daar waar sprake is van beleidsdoelen die gelijkwaardig worden geborgd is daarvoor gekozen. Daarbij wordt ingezet op nationale regels met betrekking tot onder andere zuinig ruimtegebruik, bescherming van kwetsbare gebieden en bescherming van het land tegen overstroming en wateroverlast. De inhoud Algemene Maatregel van Bestuur moet worden verwerkt in plannen van lagere overheden zoals structuurvisies en bestemmingsplannen van provincies en gemeenten.

3.2.3 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is op 13 maart 2012 door het kabinet vastgesteld. In de nieuwe Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) staan de plannen voor ruimte en mobiliteit. Zo beschrijft het kabinet in de Structuurvisie in welke infrastructuurprojecten zij de komende jaren wil investeren. En op welke manier de bestaande infrastructuur beter benut kan worden. Provincies en gemeentes krijgen in de plannen meer bewegingsvrijheid op het gebied van ruimtelijke ordening.

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte vervangt verschillende bestaande nota’s zoals: de Nota Ruimte, de Nota Mobiliteit, de agenda Landschap en de agenda Vitaal Platteland.

3.2.4 Provinciaal Omgevingsplan

Op 17 juni 2009 hebben de Provinciale Staten het nieuwe Provinciale Omgevingsplan 2009-2013 (kortheidshalve verder 'POP 3' genoemd) vastgesteld waarin doelstellingen op de gebieden ruimtelijke ordening, milieu, waterhuishouding en bereikbaarheid zijn opgenomen. De belangrijkste doelstellingen op het ruimtelijk vlak zijn:

  • het creëren van een duurzame leefomgeving;
  • het eigen karakter handhaven en versterken;
  • het creëren van sterke steden en een vitaal platteland.

Om de zogenoemde provinciale belangen te borgen zijn regels opgenomen in een verordening; de provinciale omgevingsverordening. De Omgevingsverordening kent een stelsel van ontheffingen, zodat sturing op ontwikkelingen kan worden gehouden.

Het versterken van het eigen karakter van de provincie Groningen is het centrale uitgangspunt van het POP 3. Aan de hand van onder meer kernkarakteristieken is de provincie onderverdeeld in 11 gebieden met elk zijn eigen landschapstypen en karakteristieken.

Slochteren valt in twee deelgebieden, namelijk 'Midden Groningen' en voor een klein gedeelte langs het Eemskanaal in het gebied 'Hogeland - Lauwersland – Fivelboezem'. De andere zone wordt gekenmerkt als wierdenlandschap en dijkenlandschap. Belangrijke karakteristieken van het gebied zijn de landbouw en de cultuurhistorie. Met het oog op de ontwikkelingen in de landbouw heeft de provincie als doel gesteld in dit gebied schaalvergroting mogelijk te maken onder voorwaarden (onder meer een goede inpassing). Wat betreft de cultuurhistorie wordt ingezet op een betere bescherming en vermarkting, hetgeen ook toerisme en recreatie ten goede komt.

3.2.5 Omgevingsverordening

De omgevingsverordening is een nieuw beleidsinstrument, dat voortkomt uit de Wro. De verordening (verder als POV aangeduid) is op 17 juni 2009 vastgesteld door Provinciale Staten en bevat provinciale beleidsregels waarvan wordt verwacht dat gemeenten deze doorvertalen in hun bestemmingsplannen. Op basis van de volgende criteria zijn onderwerpen opgenomen in de verordening. Het gaat om beleidsonderwerpen:

  • 1. waarvoor de provincie in belangrijke mate verantwoordelijk is;
  • 2. die een algemene betekenis hebben;
  • 3. waarvan borging in een ruimtelijk plan mogelijk is;
  • 4. die blijvend moeten worden beschermd of veilig worden gesteld (waarborgfunctie);
  • 5. waarvan borging door middel van eenduidige kaderstelling nodig is (rechtszekerheid).

De verordening richt zich op de thema's milieu, water en ruimte. Waarbij het thema ruimte een geheel nieuwe regeling bevat.

Het hoofdstuk Ruimtelijke ordening bevat regels over de inhoud van gemeentelijke bestemmingsplannen, projectbesluiten en beheersverordeningen. De regels komen voort uit het POP 3 en richten zich tot de gemeenteraden, die verplicht zijn hun bestemmingsplannen hieraan aan te passen. Zolang dit niet is gebeurd, gelden de bestaande bestemmingsplannen.

Deze regels hebben betrekking op de volgende thema's:

  • agrarische bouwpercelen;
  • niet-agrarische functies in het buitengebied (o.a. bedrijven en wonen);
  • bescherming van landschappelijke waarden (open gebieden, groene linten);
  • molenbiotopen;
  • vestiging van detailhandel.

Voor een aantal onderwerpen waaraan een groot provinciaal belang wordt gehecht, zijn rechtstreeks werkende regels opgenomen (o.a aanleg bedrijventerreinen en plaatsing windmolens).

Op grond van de huidige POV kan GS ontheffing verlenen aan gemeenten om bepaalde ruimtelijke ontwikkelingen toe te staan. Dit stelsel van ontheffingen zorgt niet altijd voor transparant beleid. In een (partiële) herziening van de POV die naar verwachting dit voorjaar wordt vastgesteld, wordt het ontheffingenstelsel vervangen door directe regels. Daarnaast is de provincie voornemens gebruik te maken van het instrument 'inpassingsplan' voor grote ruimtelijke ingrepen die het provinciaal belang raken. Schaalvergroting van agrarische bedrijven boven 3 hectare valt hier ook onder.

3.2.6 Regio Groningen-Assen

Twaalf gemeenten en twee provincies (in Groningen en Drenthe) hebben een convenant opgesteld waarin een gezamenlijke ontwikkelingsvisie staat verwoord wat ertoe moet leiden dat de regio zich in 2030 heeft ontwikkeld tot een nationaal en internationaal economisch kerngebied. Deze doelstelling wordt middels vier programma's gerealiseerd. De programma's zijn Regiopark, Woningbouw & Verstedelijking, Bereikbaarheid en Bedrijventerreinen.

Voor het buitengebied van Slochteren is met name het programma Regiopark van belang. Binnen dit programma staat het behoud en ontwikkeling van de groene ruimte (cultuurlandschap) binnen de regio centraal. Het doel is het initieren en ondersteunen van projecten die een duidelijke toegevoegde waarde hebben voor landschap, natuur en recreatief medegebruik in de regio. Het programma is er daarbij op gericht samenhang aan te brengen in initiatieven die de overheden en maatschappelijke organisaties in het landelijk gebied nemen.

3.2.7 Masterplan Meerstad

Het Masterplan Meerstad is vastgesteld in 2005 en vormt als structuurvisie het ruimtelijk kader voor de verdere planologische procedures voor dit nieuwe woon- en werkgebied tussen Groningen en Slochteren. In Meerstad komen verschillende woonlandschappen met elk hun eigen specifieke karakter. De circa 10.000 woningen die hier de komende 25 jaar gebouwd worden, worden verdeeld over een totale oppervlakte van 2300 ha. Daarmee is Meerstad in oppervlakte net zo groot als de stad Groningen. Opvallend hierbij is de verhouding tussen wonen en natuur in Meerstad, omdat tweederde van het gebied zal gaan bestaan uit water en groen en dus slechts eenderde uit bebouwing.

Vanwege de lange looptijd van het project, wordt de ontwikkelingsstrategie van tijd tot tijd bijgesteld. Vooralsnog is het plandeel van het Masterplan tussen Lageland en Eemskanaal uit de exploitatie gehaald.

3.2.8 Toekomstvisie het Land van Slochteren

Op 29 mei 2008 heeft de gemeenteraad de Toekomstvisie vastgesteld. Hierin is de stip op de horizon gezet hoe Slochteren er in 2020 uit zou moeten zien. Deze stip is uitgewerkt in drie thema's:

  • Meedoen en Voorzieningen;
  • Wonen en Werken;
  • Recreatie en Buitengebied.

Kernbegrippen uit de Toekomstvisie zijn:

  • 1. rechten en plichten, eigen verantwoordelijkheid van inwoners, maatschappelijk middenveld, ondernemers, partners en overheid;
  • 2. verantwoordelijk voor henzelf, maar ook voor de gemeenschap: gezamenlijkheid. Samen staan we sterk;
  • 3. verschil mag er zijn: differentiatie in voorzieningen, qua (buiten)gebied en in woonmilieus. Door te differentiëren kunnen we als gemeente ruimte bieden om de eigen verantwoordelijkheid te nemen;
  • 4. diversiteit in eigenheid (identiteit): het karakteristieke van de dorpen en de mensen is een groot goed, dat behouden en versterkt moet worden;
  • 5. ontwikkeling en versterking van kwaliteiten, zoals de sociale cohesie ofwel noaberschap (nodig voor de ontmoeting), het goede voorzieningenniveau, het prettig wonen. Op veel fronten is doorgaan op de ingezette koers nodig om de visie te realiseren;
  • 6. kwaliteit gaat voor kwantiteit, dit geldt zowel voor voorzieningen, ondernemerschap en wonen.

Hoe de dorpen en straten er straks uit zullen zien, staat niet in de visie. Het resultaat is dan ook geen structuurvisie in de zin van de Wet ruimtelijke ordening, omdat een ruimtelijke visie en een kaartbeeld ontbreken. De visie is bedoeld om de hoofdlijnen uit te zetten en dient als basis om voor de verschillende peilers verder beleid uit te werken. Bij de actualisering van bestemmingsplannen worden deze hoofdlijnen ook verder uitgewerkt. Het behoud van de functiemenging met kleinschalige bedrijven en woon-werkcombinaties in en bij de dorpen is een belangrijk uitgangspunt binnen de toekomstvisie. Ten aanzien van het ondernemerschap is het belangrijk dat de verantwoordelijkheid waar dat kan bij de ondernemers wordt gelegd. Daarnaast wordt ook toekomstgericht ondernemerschap gestimuleerd.