direct naar inhoud van Artikel 49 Algemene aanduidingsregels
Plan: Bestemmingsplan Buitengebied 2012
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0040.bp00019-41vg

Artikel 49 Algemene aanduidingsregels

49.1 Bouwaanduidingen
49.1.1 antennemast

Ter plaatse van de aanduiding 'antennemast' mag een antennemast worden opgericht met een hoogte van ten hoogste 40 meter;

49.1.2 bouwwerken uitgesloten

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding uitgesloten - gebouwen' mogen geen bouwwerken worden opgericht.

49.1.3 karakteristiek

Ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' gelden nadere regels voor het behoud van de karakteristieke hoofdvorm van gebouwen:

  • a. de uitwendige hoofdvorm, bestaande uit de oppervlakte, goot- en bouwhoogte, nokrichting en dakhelling van de zodanig aangeduide (delen van) gebouwen mogen niet meer dan 10% afwijken van de bestaande maatvoering;
  • b. het geheel of gedeeltelijk slopen van gebouwen zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning is verboden.
  • c. het bepaalde onder b. is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:
    • 1. het normale onderhoud betreffen;
    • 2. die op basis van het voorheen geldende plan niet vergunningplichtig waren en die reeds in uitvoering waren ten tijde van de inwerkingtreding van het plan;
    • 3. mogen worden uitgevoerd krachtens een ten tijde van de inwerkingtreding van het plan reeds verleende omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk.
  • d. de in lid b. genoemde vergunning wordt alleen verleend indien:
    • 1. de bebouwing vanwege ernstige gebreken niet in stand kan worden gehouden of waaraan dermate hoge kosten van herstel zijn verbonden, zonder dat door de overheid een financiële tegemoetkoming kan worden gedaan, dat instandhouding redelijkerwijze niet kan worden gevergd.
    • 2. de karakteristieke hoofdvorm niet langer aanwezig is en niet zonder ingrijpende wijzigingen aan het gebouw kan worden hersteld en/of
    • 3. het delen van het gebouw of bijgebouwen betreft die op zichzelf niet als karakteristiek vallen aan te merken en door sloop daarvan geen aantasting van de karakteristieke hoofdvorm plaatsvindt.
  • e. Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het in 49.1.3 sub a. voor een grotere afwijking van de bestaande maatvoering in samenhang met de onder 49.1.3 sub b genoemde vergunning en er wordt voldaan aan de overige bouwregels die ter plaatse van toepassing zijn.
49.2 Functieaanduidingen
49.2.1 monumentale boom

Ter plaatse van de aanduiding 'monumentale boom' mogen geen bouwwerken worden opgericht.

49.3 Gebiedsaanduidingen
49.3.1 geluidszone - industrie
  • a. Ter plaatse van de aanduiding 'geluidzone - industrie' mogen in afwijking van Hoofdstuk 2 geen nieuwe woningen worden gebouwd, geluidsgevoelige ruimtes worden ingericht of gronden in gebruik worden genomen waardoor die aangemerkt kunnen worden als een geluidsgevoelig object, tenzij:
    • 1. de geluidsgevoelige ruimten binnen de contouren van een bestaand woongebouw of hoofdgebouw of de contouren van bestaande geluidsgevoelige ruimten in een ander geluidsgevoelig object worden gerealiseerd of;
    • 2. zodanig dat de geluidsbelasting vanwege een industrieterrein op de gevels van de woning of de geluidsgevoelige ruimte niet hoger zal zijn dan geldende voorkeursgrenswaarde of;
    • 3. zodanig dat de geluidsbelasting vanwege een gezoneerd industrieterrein op de gevels van de woning of de geluidsgevoelige ruimte niet hoger zal zijn dan een vastgestelde hogere grenswaarde of Maximaal Toelaatbare Gevelbelasting.
  • b. Het bevoegd gezag is bevoegd een omgevingsvergunning te verlenen voor het afwijken van het bepaalde in 49.3.1 sub a ten behoeve van de bouw of uitbreiding van een woning of ander geluidsgevoelig object, met inachtneming van het volgende:
    • 1. de geluidsbelasting op de gevels van geluidsgevoelige objecten zal niet hoger worden dan een verkregen hogere grenswaarde.
49.3.2 geluidszone - weg
49.3.3 luchtvaartverkeerzone
  • a. Ter plaatse van de aanduiding 'luchtvaartverkeerzone' dienen de gronden in het belang van aanwezige antenneapparatuur bestemd voor de luchtvaart, vrij te worden gehouden te worden van nieuwe bebouwing;
  • b. Bouwen binnen deze aanduiding is niet toegestaan;
  • c. Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het gestelde in lid 49.3.3 sub b voor het bouwen van bouwwerken mits advies wordt ingewonnen bij de luchtverkeersleiding Nederland (of diens rechtsopvolger) met betrekking tot het bouwplan, en het effect hiervan op de goede werking van de apparatuur.
49.3.4 milieuzone - stiltegebied
  • a. Ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone – stiltegebied' zijn geen nieuwe ontwikkelingen toegelaten die het natuurlijk heersende geluidsniveau van 40 dB(A) structureel aantasten. Dit betekent in ieder geval dat onderstaande functies niet zijn toegestaan:
    • 1. lawaaisporten;
    • 2. nieuwvestiging van intensieve recreatie;
    • 3. nieuwvestiging van niet-agrarische bedrijvigheid;
    • 4. laagvliegbewegingen;
  • b. Een geluidsrapport dient te worden overlegd wanneer nieuwe functies zijn gepland binnen het stiltegebied.
49.3.5 veiligheidszone - bevi
  • a. Ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - bevi' zijn in afwijking van Hoofdstuk 2 geen kwetsbare objecten en beperkt kwetsbare objecten toegestaan in verband met de nabijheid van de risicovolle inrichting.
  • b. Het bevoegd gezag is bevoegd een omgevingsvergunning te verlenen voor het afwijken van het bepaalde in 49.3.5 sub a ten behoeve van een beperkt kwetsbaar object, met inachtneming van het volgende:
    • 1. de vergunning mag uitsluitend worden verleend, indien wordt voldaan aan de eisen als opgenomen in het Besluit externe veiligheid inrichtingen;
    • 2. de vergunning mag uitsluitend worden verleend, indien het (beperkt) kwetsbaar objecten kan worden gerealiseerd overeenkomstig de bepalingen in Hoofdstuk 2 van de deze regels.
49.3.6 veiligheidszone - lpg
  • a. Ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - lpg' zijn in afwijking van Hoofdstuk 2 geen kwetsbare objecten en beperkt kwetsbare objecten toegestaan in verband met de nabijheid (van het vulpunt) van de lpg-installatie.
  • b. Het bevoegd gezag is bevoegd een omgevingsvergunning te verlenen voor het afwijken van het bepaalde in 49.3.6 sub a ten behoeve van een beperkt kwetsbaar object, met inachtneming van het volgende:
    • 1. de vergunning mag uitsluitend worden verleend voor gronden die zijn gelegen op een afstand van de genoemde onderdelen die ten minste groter is dan als genoemd in onderstaande tabel:
      Maximale lpg-doorzet vastgelegd in milieuvergunning   Afstand in meters tot lpg-vulpunt   Afstand in meters tot reservoir   Afstand in meters tot afleverzuil  
          ondergronds / ingeterpt   bovengronds    
      1000 m³   35   25   120   15  
      1500 m³   40   25   120   15  
    • 2. de vergunning mag uitsluitend worden verleend, indien het beperkt kwetsbaar object kan worden gerealiseerd overeenkomstig de bepalingen in Hoofdstuk 2van de deze regels.
49.3.7 veiligheidszone - vervoer gevaarlijke stoffen

Ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - vervoer gevaarlijke stoffen' is het in afwijking van Hoofdstuk 2 niet toegestaan objecten ten behoeve van minder zelfredzame personen te bouwen of in gebruik te nemen in verband met het tegengaan van een te hoog veiligheidsrisico voor kwetsbare objecten en beperkt kwetsbare objecten.

49.3.8 vrijwaringszone - molenbiotoop

Ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone – molenbiotoop' gelden nadere regels voor het beschermen van de functie van de in dit gebied voorkomende molen als werktuig, onder andere gelet op de windvang en van de waarde als landschapsbepalend element.

  • a. Bij de bouw van bouwwerken op de in lid 49.3.8 bedoelde gronden dienen de volgende bepalingen in acht genomen te worden:
    • 1. voor zover een bouwwerk minder dan 100 meter van de voet van de molen is gesitueerd, mag de bouwhoogte maximaal de hoogte van de stelling of belt bedragen, zoals aangegeven in onderstaande tabel;
    • 2. voor zover een bouwwerk op meer dan 100 meter en minder dan 400 meter van de voet van de molen is gesitueerd , geldt als maximale bouwhoogte de uitkomst van de volgende formule (afstand tot de molen / n) + (0,2 * askophoogte).
        Molen   Type   Stelling- of belthoogte
      (in meter)  
      Vlucht
      (in meter)  
      Ruwheids-
      categorie (n)  
      Askop-
      hoogte
      (in meter)  
      M1   Windlust, Overschild   stellingmolen   4,80   17,60   50   13,60  
      M2   De Ruiten, Slochteren   grondzeiler   n.v.t.   20   75 of 100   10  
      M3   Fraeylemamolen, Slochteren   grondzeiler   n.v.t.   16   50, 75 of 100   8  
      M4   Grootepolder-
      molen, Slochteren  
      grondzeiler   n.v.t.   21,15   75 of 100   10,60  
      M5   Stel's Molen, Harkstede   stellingmolen   5,50   20,60   50   15,80  
      M6   Entreprise, Kolham   stellingmolen   11   22,50   50   22,25  
  • b. Het bepaalde onder a. geldt niet voor bestaande bouwwerken en situaties waar de vrije windvang en/of het zicht op de molen reeds is beperkt door bestaande bebouwing;
  • c. Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het gestelde in lid 49.3.8 sub a voor het bouwen van bouwwerken met een grotere maximale hoogte, mits:
    • 1. de maximale hoogte niet meer bedraagt dan volgens de voor de betreffende gronden aangegeven bestemmingen is toegestaan en:
    • 2. aangetoond is door een (molen)deskundige dat de windbelemmering niet dusdanig wijzigt dat de betreffende molen onvoldoende kan functioneren of anderszins blijvend onevenredig in zijn waarde wordt geschaad;
  • d. Het is verboden op de in 49.3.8 bedoelde gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden uit te voeren:
    • 1. het ophogen van gronden hoger dan de hoogte die op grond van het bepaalde in 49.3.8 sub a is toegestaan voor bouwwerken;
    • 2. het beplanten met bomen, heesters en andere hoog opgaande beplanting met een hoogte die hoger is dan op grond van het bepaalde in 49.3.8 sub a is toegestaan voor bouwwerken.
  • e. Het in 49.3.8 sub c genoemde verbod geldt niet voor werken of werkzaamheden
    • 1. waarvoor ten tijde van het van kracht worden van het plan een omgevingsvergunning is verleend;
    • 2. welke ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan in uitvoering waren;
    • 3. welke het normale onderhoud, beheer en gebruik van de grond betreffen.
  • f. De in 49.3.8 sub c bedoelde omgevingsvergunning wordt slechts verleend indien en voor zover door de werken en werkzaamheden, dan wel door de daarvan (in)direct te verwachten gevolgen, de belangen van de molen niet onevenredig worden aangetast. Hierover dient tevoren advies te zijn ingewonnen bij een (molen)deskundige.
49.3.9 vrijwaringszone - vaarweg

Ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - vaarweg' dienen de gronden in het kader van de nautische belangen van de vaarweg vrij gehouden te worden van bebouwing.

  • a. Bouwen binnen deze aanduiding is niet toegestaan, met uitzondering van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de geleiding, beveiliging en regeling van het (vaar)verkeer.
  • b. Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van 49.3.9 sub a voor het oprichten van bouwwerken ten behoeve van andere, voor deze gronden geldende bestemmingen, indien:
    • 1. de belangen in verband met de betreffende vaarweg zich hier niet tegen verzetten en het bevoegd gezag hierover tijdig tevoren schriftelijk advies heeft ingewonnen bij de betrokken beheerder van de vaarweg;
    • 2. wordt voldaan aan de bepalingen van andere ter plaatse geldende bestemmingen, al dan niet na gebruik van de bij die bestemmingen opgenomen afwijkingsbevoegdheden.
49.3.10 wro zone - wijzigingsgebied - 1

Ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone - wijzigingsgebied - 1' kunnen Burgemeester en wethouders met inachtneming van 51.2 het plan wijzigen door de bestemming ter plaatse te wijzigen in de bestemming 'Horeca', 'Recreatie - Dagrecreatie' of 'Recreatie - Verblijfsrecreatie' en het bouwvlak ter plaatse te veranderen onder de volgende voorwaarden:

  • a. de bebouwingsoppervlakte niet meer dan 20% toeneemt ten opzichte van de bestaande overbouwde oppervlakte;
  • b. de goothoogte van gebouwen niet meer dan 5 meter bedraagt;
  • c. de bouwhoogte van gebouwen niet meer dan 10 meter bedraagt;
  • d. er is ten hoogste 1 (bedrijfs)woning toegestaan;
  • e. indien sprake is van karakteristieke bebouwing, blijft de uitwendige hoofdvorm, bestaande uit goot- en bouwhoogte, nokrichting en dakhelling van het als karakteristiek aangeduide hoofdgebouw (en eventuele karakteristieke bijgebouwen) gehandhaafd, behoudens geringe uitwendige aanpassingen;
  • f. de landschappelijke kenmerken van het erf mogen niet worden aangetast. Er dient zorg gedragen te worden voor een goede landschappelijke inpassing van de locatie;
  • g. gebouwen die vanwege de slechte staat onderhoud en de bijbehorende uiterlijke verschijningsvorm niet in overeenstemming zijn met de Woningwet en/of Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, dan wel in ernstige mate in strijd zijn met redelijke eisen van welstand, dienen te worden gesloopt;
  • h. er wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid op of nabij het perceel, waarbij het parkeren niet wordt afgewenteld op de openbare weg;
  • i. indien sprake is van een (beperkt) kwetsbaar object gelegen binnen het invloedsgebied van een risicobron een verantwoording van het groepsrisico plaatsvindt;
49.3.11 wro-zone - wijzigingsgebied - 2

Ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone - wijzigingsgebied - 2' kunnen Burgemeester en wethouders met inachtneming van 51.2 het plan wijzigen, voor het bouwen van gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde ter plaatse van de aanduiding, mits aangetoond wordt dat:

  • a. dat de historisch gegroeide landschapsstructuur wordt gerespecteerd;
  • b. rekening is gehouden met afstand tot andere ruimtelijke elementen;
  • c. de infrastructurele ontsluiting toereikend is;
  • d. de ordening, maatvoering en vormgeving van bedrijfsgebouwen evenwichtig is;
  • e. de erfinrichting inpasbaar is in het landschapstype;
  • f. de wenselijkheid wordt onderzocht om de voor de bedrijfsvoering niet meer in gebruik zijnde opstallen (met uitzondering van monumentale of karakteristieke gebouwen) op het bouwperceel (en bij verplaatsing op het verlaten bouwperceel) te slopen;
  • g. alle bebouwing, inclusief aanwezig binnen het bouwvlak, wordt opgericht binnen de oppervlakte van het bebouwde erf van ten hoogste 1,5 hectare.
49.3.12 wro-zone - wijzigingsgebied - 3

Ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone - wijzigingsgebied - 3' kunnen Burgemeester en wethouders met inachtneming van 51.2 het plan wijzigen door de bestemming ter plaatse te wijzigen in de bestemming Agrarisch - Agrarisch Bedrijf mits,

  • a. de wijziging is ten behoeve van een reëel agrarisch bedrijf met een duurzaam toekomstperspectief, dat kan worden aangetoond door middel van een bedrijfsplan;
  • b. er sprake is van een voormalig agrarisch bouwperceel;
  • c. de oppervlakte van het bouwvlak na toepassing van de wijzigingsbevoegdheid in overeenstemming is met de zonering zoals weergegeven in Bijlage 1 Schaalvergroting agrarische bedrijven en:
    • 1. in de geel aangeduide gebieden ten hoogste 1,5 hectare bedraagt;
    • 2. in de groen aangeduide gebieden ten hoogste 2 hectare bedraagt;
  • d. het wijzigen van de bestemming leidt niet tot beperkingen op het wijzigen van de bestemming leidt niet tot beperking van de gebruiksmogelijkheden op aangrenzende gronden en/of binnen andere bestemmingen. Van belang daarbij kunnen zijn de bezonningssituatie, lichttoetreding, zichtlijnen, milieu-invloeden of de mogelijkheden tot voortzetting c.q. uitbreiding van een bestaand bedrijf;
  • e. is voldaan aan de eisen die door de waterbeheerder zijn gesteld.
  • f. bij de toepassing van de wijzigingsbevoegdheid aangetoond wordt dat:
    • 1. dat de historisch gegroeide landschapsstructuur wordt gerespecteerd;
    • 2. rekening is gehouden met afstand tot andere ruimtelijke elementen;
    • 3. de infrastructurele ontsluiting toereikend is;
    • 4. de ordening, maatvoering en vormgeving van bedrijfsgebouwen evenwichtig is;
    • 5. de erfinrichting inpasbaar is in het landschapstype;
    • 6. de wenselijkheid wordt onderzocht om de voor de bedrijfsvoering niet meer in gebruik zijnde opstallen (met uitzondering van monumentale of karakteristieke gebouwen) op het bouwperceel (en bij verplaatsing op het verlaten bouwperceel) te slopen.
49.3.13 wro-zone - wijzigingsgebied - 4

Ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone - wijzigingsgebied - 4' kunnen Burgemeester en wethouders met inachtneming van 51.2 het plan wijzigen door de bestemming ter plaatse te wijzigen in de bestemming 'Leiding - Gas' ten behoeve van de aanleg van een gas(transport)leiding.

49.4 Figuren
49.4.1 dwarsprofiel
  • a. Ter plaatse van de figuur 'dwarsprofiel' dient de indeling van het profiel van de weg en naastgelegen gronden overeenkomstig het bijbehorende weergegeven wegprofiel te worden uitgevoerd.
  • b. Het bovenstaande geldt niet voor werken of werkzaamheden:
    • 1. waarvoor ten tijde van het van kracht worden van het plan reeds een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden is verleend;
    • 2. welke ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan in uitvoering waren;
    • 3. die betrekking hebben op normaal onderhoud;
    • 4. die betrekking hebben op het aanleggen van in- of uitritten.