Plan: | Bestemmingsplan Slochteren-Schildwolde |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0040.bp00018-61oh |
In het derde Provinciaal Omgevingsplan Groningen (vastgesteld door Provinciale Staten op 17 juni 2009) is net als in het tweede POP gekozen voor concentratie van wonen en werken in de stedelijke centra en centrumdorpen. Deze keuze ondersteunt de centrumfunctie van de steden met bijbehorende voorzieningen, beperkt de ruimteclaims op het landelijk gebied en gaat mobiliteit tegen.
Dit betekent niet dat alle overige dorpen op slot zijn gezet. In dorpen waar de meest wezenlijke voorzieningen nog aanwezig zijn (de zogenaamde “complete dorpen”), kunnen woningen worden gebouwd voor de lokale behoefte, die wordt bepaald door de te verwachten groei van het aantal huishoudens als gevolg van de gezinsverdunning. De grotere kernen in de gemeente (Slochteren/ Schildwolde, Harkstede en Siddeburen) behoren tot deze categorie dorpen. Om de leefbaarheid en de lokale voorzieningen in stand te houden, kunnen “complete dorpen” gebaat zijn bij beperkte nieuwbouw.
In de kleinste dorpen mag alleen incidenteel worden gebouwd, bijvoorbeeld om het beeld van dorp of landschap te versterken of voor specifieke doelgroepen, zoals ouderen en gehandicapten. In de kleine kernen van Slochteren is hiervoor nagenoeg geen ruimte.
Ook wat de economische activiteiten betreft, streeft de provincie naar ruimtelijke bundeling. Uitgangspunt is de bedrijvigheid te concentreren in de economische kernzones. Het overal laten ontstaan van kleine bedrijventerreinen noemt de provincie niet in het belang van het vestigingsklimaat en de kwaliteit van het landschap. Wel is uitbreiding van bestaande lokale bedrijven(terreinen) mogelijk als het bestaande bedrijfsleven daar duidelijk behoefte aan heeft. Aard, schaal en omvang van terreinen of uitbreidingen moeten zijn aangepast aan de lokale situatie en een relatie hebben met de beeldkwaliteit van de dorpen.
Vanuit dit oogpunt staat de provincie ook positief tegenover de vestiging van kleine bedrijven in waardevolle vrijkomende panden, zoals oude boerderijen. Behoud van het pand en het eigen karakter is daarbij uitgangspunt.
De omgevingsverordening is gelijktijdig met het POP door Provinciale Staten vastgesteld en bevat provinciale beleidsregels waarvan wordt verwacht dat gemeenten deze doorvertalen in hun bestemmingsplannen. Op basis van de volgende criteria zijn onderwerpen opgenomen in de verordening. Het gaat om beleidsonderwerpen:
De verordening richt zich op de thema's milieu, water en ruimte. Waarbij het thema ruimte een geheel nieuwe regeling bevat.
Het hoofdstuk Ruimtelijke ordening bevat regels over de inhoud van gemeentelijke bestemmingsplannen, projectbesluiten en beheersverordeningen. De regels komen voort uit het POP en richten zich tot de gemeenteraden, die verplicht zijn hun bestemmingsplannen hieraan aan te passen. Zolang dit niet is gebeurd, gelden de bestaande bestemmingsplannen.
Deze regels hebben betrekking op de volgende thema's:
Voor een aantal onderwerpen waaraan een groot provinciaal belang wordt gehecht, zijn rechtstreeks werkende regels opgenomen (o.a aanleg bedrijventerreinen en plaatsing windmolens).
Groen lint
In artikel 4.46 is opgenomen dat een bestemmingsplan waar een groen lint, zoals genoemd in het provinciaal omgevingsplan, in voorkomt regels moet stellen ter bescherming van de wegbeplanting en de daarmee samenhangende slingertuinen. Het behouden van deze groenstructuur en het voorkomen van onnodige kap en het verplichten ven herplant, moeten in ieder geval in de regels worden opgenomen. In dit bestemmingsplan zal de bescherming worden bereikt door een combinatie van een kapvergunningstelsel en een aanlegvergunningstelsel.
Buitengebied
In de verordening is een aantal regels opgenomen die slechts van toepassing zijn op het buitengebied zoals vastgesteld door Gedeputeerde Staten. Een gedeelte van het plangebied maakt onderdeel uit van dat buitengebied (zie par. 1.2.3). De consequentie ervan is dat in dat gedeelte van het plangebied in de verordening beschreven functies niet zijn toegestaan, dat daar een maximum aan bebouwd oppervlak per bouwperceel geldt bij woningen en dat in dat gebied geen woningen mogen worden toegevoegd.