direct naar inhoud van Artikel 31 Wonen - 1A
Plan: Bestemmingsplan Slochteren-Schildwolde
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0040.bp00018-61oh

Artikel 31 Wonen - 1A

31.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - 1A' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

met daaraan ondergeschikt:

  • groenvoorzieningen;
  • nutsvoorzieningen;
  • water;
  • parkeervoorzieningen;

met de daarbij behorende verhardingen, tuinen, erven en additionele voorzieningen;

en tevens voor:

31.1.1 bedrijf aan huis

een overig aan-huis-verbonden beroep of bedrijf, als genoemd in Bijlage 4 Lijst overige aan huis verbonden beroepen, ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf aan huis';

31.1.2 kampeerboerderij

het exploiteren van een groepsaccommodatie, ter plaatse van de aanduiding 'kampeerboerderij', mits wordt voldaan aan hetgeen is gesteld in Bijlage 6 Beleidsregels recreatieve verblijfsaccommodaties;

31.1.3 kampeerterrein

het exploiteren van een mini-camping, ter plaatse van de aanduiding 'kampeerterrein', mits wordt voldaan aan hetgeen is gesteld in Bijlage 11 Beleidsregels kamperen.

31.1.4 opslag

ter plaatse van de aanduiding 'opslag' het gebruik van gebouwen voor statische opslag.

31.2 Bouwregels

Bouwwerken ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen, waarbij bestaande bouwwerken zijn toegestaan:

31.2.1 Bouwwerken beperking

Zie Artikel 49.

31.2.2 Gebouwen en overkappingen - algemeen

Per bouwvlak is ten hoogste 1 woning toegestaan, tenzij ter plaatse de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' geldt, alwaar per bouwvlak niet meer woningen zijn toegestaan dan is aangeduid.

31.2.3 Situering gebouwen en overkappingen

Voor wat betreft de situering van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. woongebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. woongebouwen mogen uitsluitend als vrijstaand woongebouw worden opgericht;
  • c. de horizontale diepte van een woongebouw mag ten hoogste 25 meter bedragen;
  • d. de breedte van een woongebouw mag ten hoogste 10 meter bedragen;
  • e. voorzover in een bouwgrens een 'gevellijn' is aangeduid wordt tenminste 50% van de naar de weg gekeerde gevels van het woongebouw in de 'gevellijn' opgericht waarbij de betreffende gevel als voorgevel moet worden beschouwd;
  • f. vrijstaande bijgebouwen en overkappingen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak en/of binnen een afstand van ten hoogste 25 meter buiten het bouwvlakworden gebouwd, mits:
    • 1. vrijstaande bijgebouwen en overkappingen tenminste 3 meter achter het voorerf worden gebouwd;
    • 2. de gezamenlijke oppervlakte van vrijstaande bijgebouwen op minder dan 10 meter achter het voorerf ten hoogste 30 m² bedraagt;
    • 3. voorzover gelegen buiten het bouwvlak, mogen vrijstaande bijgebouwen en overkappingen op hoeksituaties uitsluitend worden gebouwd:
      • op een afstand van ten minste 5 meter vanaf de kant van de rijbaan zoals die blijkt uit de bij het plan behorende ondergrond;
      • achter het verlengde van de voorgevel van het om de hoek gelegen hoofdgebouw op het belendende perceel;
  • g. de afstand tussen gebouwen en/of overkappingen op een bouwperceel bedraagt ten minste 1 meter, tenzij de gebouwen en/of overkappingen aaneen worden gebouwd.
31.2.4 Oppervlakte gebouwen en overkappingen

Voor wat betreft de overbouwde oppervlakte van gebouwen en overkappingen gelden naast het bepaalde in 31.2.3 sub f, onder 2 de volgende regels:

Oppervlakte bouwperceel in m²   Ten hoogste toegestane overbouwde oppervlakte per bouwperceel in m²  
  Totale overbouwde oppervlakte gebouwen + overkappingen   Totale overbouwde oppervlakte vrijstaande bijgebouwen + vrijstaande overkappingen  
kleiner dan 250   125   50  
250-600   50% van het bouwperceel, met ten hoogste 200   75  
600-1000   250   100  
groter dan 1000   300   150  
31.2.5 Maatvoering gebouwen en overkappingen

Voor wat betreft de maatvoering van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. de goot- en bouwhoogte en dakhelling van gebouwen en overkappingen mogen niet meer c.q. minder bedragen dan in het volgende bouwschema is bepaald, tenzij ter plaatse anders is aangeduid, met dien verstande dat:
    • 1. bij een platte afdekking de hoogte niet meer mag bedragen dan de goothoogte;
    • 2. topgevels, lijstgevels, dakkappellen en schoorstenen hiervan zijn uitgezonderd.
        Afstand bebouwing tot zijdelingse perceelsgrens  
      Type   Minder dan 3 meter   Meer dan 3 meter  
        goothoogte (in meter)   bouwhoogte (in meter)   dakhelling   goothoogte (in meter)   bouwhoogte (in meter)   dakhelling  
      Woongebouw   ten hoogste 3 en sub d   ten hoogste 10   ten hoogste 60° en sub b, sub c en sub d   ten hoogste 3   ten hoogste 10   ten hoogste 60° en sub b en sub c  
      Vrijstaand bijgebouw of overkapping   ten hoogste 3   ten hoogste 5,50   plat of meerzijdige kap kleiner dan 60° en sub d   ten hoogste 3   ten hoogste 5,50   plat of meerzijdige kap van ten hoogste 60°  
  • b. ten minste 50% van het woongebouw is afgedekt met hellende dakvlakken van een meerzijdige kap met een helling van ten minste 30° en ten hoogste 60° tenzij ter plaatse de aanduiding "specifieke bouwaanduiding lessenaarskap", dan wel "plat dak" geldt, alwaar een woongebouw met een lessenaarsdak, respectievelijk een platte afdekking mag worden afgedekt;
  • c. het naar de weg gekeerde gedeelte van het woongebouw is geheel afgedekt met een kap waarbij voldaan wordt aan de maatvoering in 31.2.5 sub b, met uitzondering van erkers, entreeportalen en vergelijkbare bouwwerken die plat mogen worden afgedekt, mits:
    • 1. de horizontale diepte ten hoogste 1,50 meter bedraagt;
    • 2. de breedte ten hoogste 50% van de breedte van het gedeelte van het woongebouw dat door een kap is afgedekt, bedraagt;
    • 3. de overbouwde oppervlakte van het gebouw past binnen de overbouwde oppervlakte genoemd in 31.2.4;
    • 4. de hoogte niet meer dan 3 meter bedraagt.
  • d. voorzover bebouwing op minder dan 3 meter van de zijdelingse perceelsgrens ligt en hoger is dan de ter plaatse toegestane goothoogte, gelden de volgende voorwaarden:
    • 1. de nokrichting mag niet meer dan 30° afwijken van de zijdelingse perceelsgrens, tenzij sprake is van bijgebouwen op twee aangrenzende bouwpercelen die met elkaar zijn verbonden of sprake is van een wolfseind dat gericht is op de zijdelingse perceelsgrens of;
    • 2. indien het gebouw van 1 hellend dakvlak is voorzien, moet de lage gootlijn op de dichtstbijzijnde perceelsgrens zijn gericht.
31.2.6 Bouwwerken geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van overkappingen, gelden de volgende regels, waarbij bestaande afwijkingen zijn toegestaan:

  • a. de gezamenlijke overbouwde oppervlakte mag per bouwperceel niet meer bedragen dan 100 m², met dien verstande dat overkappingen onder de ten hoogste toegestane overbouwde oppervlakte worden geschaard genoemd in 31.2.4;
  • b. de maatvoering mag niet meer bedragen dan zoals in het volgende bouwschema is bepaald:
Type bouwwerk   Maximale bouwhoogte (in meter)  
  voorerf   overig  
Erf- en terreinafscheidingen   1   2  
Palen en masten, niet zijnde reclamemasten   8   8  
Overkappingen   n.v.t.   zie 31.2.5 sub d  
Overige bouwwerken, geen gebouw zijnde   1   5  
31.3 Afwijken van de bouwregels
31.3.1 Afwijkingsbevoegdheid

Het bevoegd gezag kan met inachtneming van 31.3.2 een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van:

  • a. het bepaalde in 31.2.3 sub a voor het bouwen buiten het bouwvlak, voorzover het gaat om een uitbreiding van het woongebouw binnen het gebied op minder dan 3 meter van de zijdelingse perceelsgrens, mits:
    • 1. het betreffende gedeelte van het woongebouw op ten minste 3 meter achter het voorerf wordt gebouwd;
    • 2. de goot-, en bouwhoogte niet meer bedragen dan 3 meter, respectievelijk 5,50 meter en de dakhelling niet meer bedraagt dan 60° en wordt voldaan aan het bepaalde in 31.2.5 sub b en d;
  • b. het bepaalde in 31.2.3 sub a voor het bouwen buiten het bouwvlak, voorzover het gaat om een uitbreiding van het woongebouw vóór naar de weg gekeerde bouwgrens, mits:
    • 1. de breedte van de uitbreiding buiten het bouwvlak niet meer bedraagt dan 50% van de breedte van het woongebouw;
    • 2. de bouwhoogte ter plaatse niet meer bedraagt dan 3 meter;
    • 3. de diepte van de uitbreiding buiten het bouwvlak ten hoogste 1,50 meter bedraagt, mits de diepte van het erf, gelegen vóór de naar de weg gekeerde gevel van de uitbreiding, als gevolg daarvan niet minder dan 2 meter zal bedragen;
  • c. het bepaalde in 31.2.3 sub e voor het oprichten van de naar de weg gekeerde gevels op ten hoogste 10 meter achter de gevellijn, mits de situering van kwetsbare objecten en/of geluidsgevoelige gebouwen deze afwijking vereisen;
  • d. het bepaalde in 31.2.3 sub d en toestaan dat de breedte van een woongebouw ten hoogste 15 meter bedraagt;
  • e. het bepaalde in 31.2.3 sub f, onder 2 en dat de gezamenlijke oppervlakte van vrijstaande bijgebouwen op minder dan 10 meter achter het voorerf ten hoogste 50 m² bedraagt;
  • f. het bepaalde in 31.2.5 sub a en toestaan dat de goothoogte van een woongebouw ten hoogste 4,50 meter bedraagt;
  • g. het bepaalde in 31.2.5 sub b en toestaan dat een woongebouw geheel of gedeeltelijk met een lessenaarsdak of een kap met een dakhelling van minder dan 30° wordt afgedekt.
31.3.2 Afwijkingsvoorwaarden
  • a. Bij de toepassing van de onder 31.3.1 sub a tot en met c genoemde afwijkingsregels zijn de voorwaarden zoals genoemd in 50.2 sub c van toepassing;
  • b. Bij de toepassing van de onder 31.3.1 sub d tot en met g genoemde afwijkingsregels vraagt het bevoegd gezag ten aanzien van de stedebouwkundige en architectonische eigenschappen van de betreffende bebouwing respectievelijk de inpassing in de omgeving vooraf advies aan een stedebouwkundige commissie.
31.4 Specifieke gebruiksregels
31.4.1 Toegestaan gebruik
  • a. Gebruik van het woongebouw voor het uitoefenen van een bed & breakfast wordt als gebruik overeenkomstig de bestemming aangemerkt, mits wordt voldaan aan hetgeen is gesteld in Bijlage 6 Beleidsregels recreatieve verblijfsaccommodaties;
  • b. Gebruik van de gronden en gebouwen voor het uitoefenen van administratieve werkzaamheden met betrekking tot internetwinkels en telefonische verkoop van goederen wordt als gebruik overeenkomstig de bestemming aangemerkt, mits:
    • 1. klanten niet op het perceel komen om goederen te kopen;
    • 2. geen buitenopslag van goederen, die verband houden met de internetwinkel, plaatsvindt;
    • 3. verkeersbewegingen vergelijkbaar zijn met die voor een woonfunctie.
  • c. Gebruik van de bijbehorende gronden voor de stalling van ten hoogste 1 toercaravan en/of boot wordt als gebruik overeenkomstig de bestemming aangemerkt.
31.4.2 Strijdig gebruik

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 2.1 lid 1 sub c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor bewoning, dan wel de mogelijkheid hiertoe door het aanbrengen van essentiële woonvoorzieningen;
  • b. het uitoefenen van een horecabedrijf, met uitzondering van het exploiteren van een theetuin;
  • c. het gebruik van gronden als kampeerstandplaats, met uitzondering van de gronden die zijn aangeduid als 'kampeerterrein';
  • d. de opslag van aan hun gebruik onttrokken voer- of vaartuigen, werktuigen of machines of onderdelen daarvan, verpakkingsmaterialen, bouwmaterialen, bagger en grondspecie, afval, puin, grind of brandstoffen, anders dan in verband met normaal onderhoud of ter verwezenlijking van de bestemming;
  • e. het gebruik van de gronden voor gemotoriseerde sporten;
  • f. het hebben van reclame-uitingen die geen betrekking hebben op de op het perceel plaatsvindende niet wederrechtelijke activiteiten.
31.5 Afwijken van de gebruiksregels
31.5.1 Afwijkingsbevoegdheid

Het bevoegd gezag kan met inachtneming van 31.5.2 een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van:

31.5.2 Afwijkingsvoorwaarden

Bij de toepassing van de onder 31.5.1 genoemde afwijkingsregels zijn de voorwaarden zoals genoemd in 50.2 sub c eveneens van toepassing.