De op de kaart voor Wooncentrum aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- gebouwen voor woningen, al dan niet in combinatie met ruimte voor sociaal-medische voorzieningen;
met daaraan ondergeschikt:
- tuinen, erven en terreinen;
- wegen, woonstraten en paden;
- parkeervoorzieningen;
- nutsvoorzieningen;
- groenvoorzieningen;
- water;
met de daarbijbehorende:
- bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
Voor het bouwen van de in lid 11.1 sub a genoemde gebouwen gelden de volgende bepalingen:
- een gebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
- het bebouwingspercentage van een bouwvlak mag ten hoogste het op de kaart in het bouwvlak aangegeven percentage bedragen;
- de goothoogte van een gebouw mag ten hoogste de op de kaart in het bouwvlak aangegeven hoogte bedragen;
- de bouwhoogte van een gebouw mag ten hoogste de op de kaart in het bouwvlak aangegeven ho ogte bedragen.
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
- de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag ten hoogste 2 m bedragen, met dien verstande dat de hoogte van erf- en terreinafscheidingen voor de naar de weg gekeerde gevel c.q. het verlengde daarvan ten hoogste 1 m mag bedragen;
- de hoogte van palen en masten mag ten hoogste 6 m bedragen;
- de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste 3 m bedragen.
Burgemeester en Wethouders kunnen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, vrijstelling verlenen van:
- het bepaalde in lid 11.2.2 sub a en toestaan dat de hoogte van erf- en terreinafscheidingen voor de voorgevel(s) van het gebouw c.q. het verlengde daarvan ten hoogste 2 m mag bedragen.
Het is verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met deze bestemming.
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in lid 11.4.1, wordt in ieder geval gerekend:
- het gebruik van gronden en bouwwerken voor seksinrichtingen;
- het gebruik van gronden als standplaats voor kampeermiddelen;
- het gebruik van gronden voor de opslag van schroot, afbraak- en bouwmaterialen, anders dan voor de uitvoering van krachtens de bestemming toegelaten bouwactiviteiten en werken en werkzaamheden;
- het gebruik van gronden voor de stalling en opslag van (aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken) voer-, vaar- of vliegtuigen;
- het gebruik van gronden voor het storten van puin en afvalstoffen.
Burgemeester en Wethouders verlenen vrijstelling van het bepaalde in lid 11.4.1, indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.
Overtreding van het bepaalde in lid 11.4.1 wordt aangemerkt als een strafbaar feit in de zin van artikel 1a, onder 2° van de Wet op de economische delicten.
Naar vorige |
Niveau omhoog
Naar boven |
Naar volgende |