De op de kaart voor Verkeers- en verblijfsdoeleinden aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- (woon)straten en pleinen;
- voet- en rijwielpaden;
- terrassen, erven en terreinen;
- bovengrondse parkeervoorzieningen;
- garageboxen, indien de gronden op de kaart zijn voorzien van de aanduiding "garageboxen";
met daaraan ondergeschikt:
- groenvoorzieningen;
- nutsvoorzieningen;
- water;
met de daarbijbehorende:
- bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:
- als gebouw mogen uitsluitend garageboxen worden gebouwd;
- per gebied dat op de kaart is voorzien van de aanduiding "garageboxen", mogen de garageboxen uitsluitend aaneen worden gebouwd;
- de oppervlakte van een garagebox mag ten hoogste 20 m2 bedragen;
- de bouwhoogte van een garagebox mag ten hoogste 3,5 m bedragen.
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
- de hoogte van palen en masten mag ten hoogste 8 m bedragen, met dien verstande dat de hoogte van reclamemasten ten hoogste 6 m mag bedragen;
- de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan rechtstreeks voor de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer, mag ten hoogste 5 m bedragen.
Het is verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met deze bestemming.
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in lid 28.3.1, wordt in ieder geval gerekend:
- het gebruik van gronden en bouwwerken voor seksinrichtingen;
- het gebruik van gronden als standplaats voor kampeermiddelen;
- het gebruik van gronden voor de opslag van schroot, afbraak- en bouwmaterialen, anders dan voor de uitvoering van krachtens de bestemming toegelaten bouwactiviteiten en werken en werkzaamheden;
- het gebruik van gronden voor de stalling en opslag van (aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken) voer-, vaar- of vliegtuigen;
- het gebruik van gronden voor het storten van puin en afvalstoffen.
Burgemeester en Wethouders verlenen vrijstelling van het bepaalde in lid 28.3.1, indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.
Overtreding van het bepaalde in lid 28.3.1 wordt aangemerkt als een strafbaar feit in de zin van artikel 1a, onder 2° van de Wet op de economische delicten.
Naar vorige |
Niveau omhoog
Naar boven |
Naar volgende |