direct naar inhoud van Artikel 21 Wonen - 1
Plan: Onstwedde, Alteveer en Mussel
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0037.BP0803-oh01

Artikel 21 Wonen - 1

21.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. woonhuizen, al dan niet in combinatie met beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten aan huis, zoals genoemd in de bij deze regels behorende lijst van beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten aan huis;
  • b. aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen;
  • c. het behoud en herstel van cultuurhistorische waarden;
  • d. gebouwen voor dienstverlenende bedrijven en/of dienstverlenende instellingen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'dienstverlening';

met daaraan ondergeschikt:

  • e. tuinen en erven;
  • f. verhardingen;
  • g. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • h. groenvoorzieningen;
  • i. parkeervoorzieningen;
  • j. speelvoorzieningen;
  • k. paden en kavelontsluitingsgrenzen;

met de daarbij behorende:

  • l. bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde.
21.2 Bouwregels
21.2.1 Gebouwen

Het bebouwingspercentage per bouwperceel mag ten hoogste 50% van de oppervlakte van het bouwperceel bedragen, tenzij het bestaande bebouwingspercentage groter is, in welk geval het bestaande bebouwingspercentage als maximaal bebouwingspercentage geldt

21.2.2 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. als hoofdgebouw mogen uitsluitend woonhuizen worden gebouwd;
  • b. de voorgevel van een hoofdgebouw dient te worden gebouwd in de naar de weg gekeerde bestemmingsgrens;
  • c. de oppervlakte van een hoofdgebouw mag ten hoogste 150 m2 bedragen, tenzij de bestaande oppervlakte groter is, in welk geval de bestaande oppervlakte als maximale oppervlakte geldt;
  • d. het aantal hoofdgebouwen per bouwperceel mag ten hoogste het bestaande aantal bedragen, behalve ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden', in welk geval het aantal hoofdgebouwen per bestemmingsvlak ten hoogste het aangegeven aantal mag bedragen;
  • e. de afstand van een hoofdgebouw of een blok van aaneen gebouwde hoofdgebouwen tot de zijdelingse bouwperceelgrens dient ten minste 2 m te bedragen, tenzij de bestaande afstand kleiner is, in welk geval de bestaande afstand als minimale afstand geldt;
  • f. de goothoogte van een hoofdgebouw mag ten hoogste 4 m bedragen, dan wel de bestaande goothoogte indien deze hoger is;
  • g. de bouwhoogte van een hoofdgebouw mag ten hoogste 11 m bedragen, dan wel de bestaande bouwhoogte indien deze hoger is.
  • h. een hoofdgebouw mag uitsluitend zijn voorzien van een kap, waarvan de dakhelling ten minste 30º en ten hoogste 60º mag bedragen.
  • i. de bedrijfsvloeroppervlakte van dienstverlenende bedrijven en/of dienstverlenende instellingen bedraagt niet meer dan 50% van de oppervlakte van de op het bouwperceel aanwezige bebouwing, bouwvergunningsvrije bouwwerken daaronder niet begrepen.
21.2.3 Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen per hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan:
    • 1. 50 m2, voor bouwpercelen tot 500 m2;
    • 2. 70 m2, voor bouwpercelen van 500 m2 tot 1.000 m2;
    • 3. 80 m2, voor bouwpercelen van 1.000 m2 tot 1.500 m2;
    • 4. 90 m2, voor bouwpercelen van 1.500 m2 tot 2.000 m2;
    • 5. 100 m2, voor bouwpercelen groter dan 2.000 m2

tenzij het bestaande oppervlak groter is, in welk geval de bestaande oppervlakte als maximale oppervlakte geldt;

  • b. aan- en uitbouwen en bijgebouwen dienen ten minste 3 m achter de voorgevel van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan te worden gebouwd;
  • c. overkappingen dienen ten minste 1 m achter de voorgevel van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan te worden gebouwd;
  • d. de goothoogte van een aan- of uitbouw of bijgebouw mag ten hoogste 3 m bedragen;
  • e. de bouwhoogte van een aan- of uitbouw of bijgebouw mag ten hoogste 6 m bedragen;
  • f. de bouwhoogte van een overkapping mag ten hoogste 3 m bedragen;
  • g. de afstand van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen tot de zijdelingse bouwperceelgrens dient ten minste 1 m te bedragen;
  • h. in afwijking van het bepaalde in sub g mogen aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen in de zijdelingse bouwperceelgrens worden gebouwd, indien de gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen die in de zijdelingse bouwperceelgrens worden gebouwd, minder bedraagt dan 50 m2.
21.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt ten hoogste 1, of niet hoger dan 2 m indien gebouwd:
    • 1. op een erf of perceel waarop reeds een gebouw staat;
    • 2. meer dan 1 m achter de voorgevel;
    • 3. meer dan 1 m van de weg of het openbaar groen;
  • b. de hoogte van palen en masten mag ten hoogste 6 m bedragen;
  • c. de hoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, mag ten hoogste 5 m bedragen.
21.3 Ontheffing van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  • de woonsituatie;
  • het straat- en bebouwingsbeeld;
  • de verkeersveiligheid;
  • de (sociale) veiligheid;
  • de brandveiligheid, externe veiligheid en rampenbestrijding;
  • de milieusituatie;
  • de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;

ontheffing verlenen van:

  • a. het bepaalde in lid 21.2.2, sub b en toestaan dat de voorgevel van een hoofdgebouw achter de naar de weg gekeerde bestemmingsgrens wordt gebouwd, mits:
    • 1. rekening wordt gehouden met de oppervlakte, de ligging en de afmetingen van de hoofdgebouwen op de aangrenzende bouwpercelen;
  • b. het bepaalde in lid 21.2.2, sub c en toestaan dat de oppervlakte van een hoofdgebouw wordt vergroot tot 250 m2, mits:
    • 1. het uitsluitend vrijstaande woningen betreft;
    • 2. de oppervlakte van een bouwperceel en daarbij behorende tuin ten minste 800 m2 bedraagt;
    • 3. een afstand tot de grens van het bouwperceel van ten minste 5 m in acht wordt genomen, tenzij de bestaande afstand kleiner is dan 5 m, in welk geval aan de betreffende zijde de bestaande afstand mag worden aangehouden;
  • c. het bepaalde in lid 21.2.2, sub h en toestaan dat de dakhelling van een hoofdgebouw wordt verlaagd c.q. dat een hoofdgebouw (gedeeltelijk) wordt voorzien van een plat dak;
  • d. het bepaalde in lid ,21.2.4, sub b en toestaan dat antennemasten mogen worden gebouwd tot een hoogte van 8 m.
21.4 Specifieke gebruiksregels

Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:

  • a. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor bewoning;
  • b. het gebruik van gronden en bouwwerken voor beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten aan huis, zodanig dat:
    • 1. de bedrijfsvloeroppervlakte meer bedraagt dan 30% van de oppervlakte van de op het bouwperceel aanwezige bebouwing, bouwvergunningsvrije bouwwerken daaronder niet begrepen;
    • 2. de bedrijfsvloeroppervlakte meer bedraagt dan 45 m2;
    • 3. de beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten aan huis niet worden uitgeoefend door in ieder geval een van de bewoners van de woning;
    • 4. de woonsituatie en/of de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden onevenredig worden aangetast;
    • 5. onevenredige parkeerdruk voor de omgeving optreedt;
    • 6. het milieuvergunning- of meldingsplichtige inrichtingen betreft;
    • 7. de reclame-uitingen niet voldoen aan de betreffende regels van de Algemene Plaatselijke Verordening;
  • c. het gebruik van gronden en bouwwerken voor bedrijfsdoeleinden;
  • d. het gebruik van gronden en bouwwerken voor detailhandel, anders dan detailhandel bij een beroeps- of bedrijfsmatige activiteit aan huis in welk geval detailhandel is toegestaan als nevenactiviteit;
  • e. het gebruik van gronden en bouwwerken voor seksinrichtingen;
  • f. het gebruik van gronden als standplaats voor kampeermiddelen;
  • g. het gebruik van gronden voor de opslag van schroot, afbraak- en bouwmaterialen, anders dan voor de uitvoering van krachtens de bestemming toegelaten bouwactiviteiten en werken en werkzaamheden;
  • h. het gebruik van gronden voor de stalling en opslag van (aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken) voer-, vaar- of vliegtuigen;
  • i. het gebruik van gronden voor het storten van puin en afvalstoffen.
21.5 Sloopvergunning
21.5.1 Verbod

Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (sloopvergunning) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:

  • het slopen van bebouwing langs de Hardingstraat, de Brinkweg, De Horn, de Havenstraat, de Scholtweg en de Kerklaan.
21.5.2 Toepassing

Het in lid 21.5.1 vervatte verbod isniet vereist voor het slopen:

  • ingevolge een aanschrijving als bedoeld in de Woningwet van burgemeester en wethouders;
  • van bouwwerken waarvoor ingevolge de Woningwet geen bouwvergunning is vereist.
21.5.3 Verlening

De in lid 21.5.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend, mits:

  • geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het straat- en bebouwingsbeeld en de cultuurhistorische waarden van de bebouwing.