Plan: | Wijzigingsplan Centrum Almere Stad, De Voetnoot |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | wijzigingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0034.WP2A01-vg01 |
De komende jaren zal Almere als gevolg van de Rijk-Regioprogramma Amsterdam -Almere-Markermeer (RRAAM) (moeten) blijven groeien: van een stad van nu circa 200.000 inwoners naar 300.000 tot 350.000 inwoners. Bij deze ontwikkeling hoort een centrum met een voorzieningenniveau dat past bij een dergelijke stad; een stad waar het prettig wonen, werken en recreëren is. Met name het centrum van Almere biedt qua bereikbaarheid, ontwikkelruimte en voorzieningenaanbod goede kansen voor de verdere doorontwikkeling en verdichting van Almere. Dit maakt Almere Centrum sterker en draagt bij aan de positie van Almere Centrum als kloppend hart van Almere en de regio.
figuur: ontwikkelingen Almere Centrum tot en na 2030
In dit licht wordt het terrein rondom de Voetnoot ontwikkeld tot een gebied met diverse functies, waardoor een aantrekkelijke entree tot de stad ontstaat, met behoud en verbetering van de bereikbaarheid en parkeergelegenheid én versterking van de routing en pleinen in het centrum. De ontwikkeling bestaat concreet uit het realiseren van een appartementencomplex met winkels en horeca in de plint op het huidige parkeerterrein. Voor deze ontwikkeling is in het huidige bestemmingsplan Centrum Almere Stad al een wijzigingsbevoegdheid opgenomen. Deze wordt hiermee toegepast.
Het plangebied wordt begrensd door de Landdrostdreef, de Bodestraat en de Schrijverstraat, gelegen op het perceel kadastraal bekend gemeente Almere, sectie K, nummer 7366 (gedeeltelijk) en heeft een oppervlakte van circa 3.200 m². Aan de westzijde grenst het terrein aan de culturele broedplaats ‘De Voetnoot’, het paviljoen van Amethist verslavingszorg en een fietsenstalling. Aan de zuidzijde grenst het terrein aan het gemeentehuis van Almere. Voorts bevinden zich aan de overzijde van de Landdrostdreef een politiebureau en aan de overzijde van de Schrijverstraat een discotheek. De ligging van het plangebied is weergegeven in onderstaande afbeelding.
figuur: begrenzing plangebied (rode driehoek)
Het bestemmingsplan dat wordt gewijzigd is het bestemmingsplan 'Centrum Almere Stad'. Dit plan is op 18 september 2014 vastgesteld door de raad van de gemeente Almere en per 15 januari 2015 in werking getreden.
figuur: deel verbeelding bestemmingsplan 'Centrum Almere Stad'
Gebruiksregels
De gronden van het bestemmingsplan hebben de bestemming ‘Centrum’. De voor 'Centrum' aangewezen gronden zijn bestemd voor een brede functiemix, waaronder detailhandel, dienstverlening, horeca tot en met categorie 1c van Bijlage 1 Staat van Horeca activiteiten, maatschappelijke voorzieningen, kantoren, wonen, al dan niet in combinatie met ruimte voor de uitoefening van aan-huis-verbonden beroep, en sportvoorzieningen.
Bouwregels
Op de voor ‘Centrum’ aangewezen gronden mag alleen gebouwd worden binnen het bouwvlak, met uitzondering van kelders en onderbouwen. Voor de locatie van het parkeerterrein is geen bouwvlak opgenomen. De beoogde ontwikkeling is hierom in strijd met het vigerende bestemmingsplan.
Wijzigingsbevoegdheid
Voor het plangebied – en overigens ook de aangrenzende locatie van De Voetnoot, Amethist en fietsenstalling – geldt ook de gebiedsaanduiding ‘wetgevingzone - wijzigingsgebied 2’ (zie artikel 20.3). Hiermee kan het college van burgemeester en wethouders het bestemmingsplan wijzigen binnen de kaders die in hetzelfde bestemmingsplan zijn opgenomen. In het bestemmingsplan is dus al geanticipeerd op de voorliggende ontwikkeling. Het wijzigen van het bestemmingsplan, in die zin dat in feite binnen het plangebied voor deze ontwikkeling een bouwvlak zal worden toegekend, is aan onder andere de volgende voorwaarden verbonden:
Dit wijzigingsplan voorziet, conform de kaders van de wijzigingsbevoegdheid, in een nieuw juridisch planologisch kader waarbinnen de ontwikkeling kan plaatsvinden. Zie Bijlage 1 voor een compleet overzicht van alle relevante regels uit het bestemmingsplan 'Centrum Almere Stad' inclusief de wijzigingsbevoegdheid.
Het nieuwe wijzigingsplan maakt de ontwikkeling mogelijk. In de wijzigingsbevoegdheid is een aantal voorwaarden opgenomen, waaraan het plan in hoofdlijnen moet voldoen. Deze voorwaarden zijn ook vertaald in de regels en de verbeelding van het wijzigingsplan. Daar waar het kan is flexibiliteit ingebouwd, bijvoorbeeld in de uiteindelijke situering van de appartementen, de indeling van het bouwvlak en de verschijningsvorm.
Deze toelichting bestaat uit vijf hoofdstukken. Na dit eerste inleidende hoofdstuk wordt in hoofdstuk 2 het plan beschreven. In hoofdstuk 3 wordt de bestemming nader toegelicht. In hoofdstuk 4 is het beleidskader uiteengezet. Hoofdstuk 5 geeft een toelichting van de (milieu)aspecten, waarna in hoofdstuk 6 de uitvoerbaarheid wordt toegelicht. Na de hoofdstukken zijn nog bijlagen te vinden.
Locatie 'De Voetnoot' maakt deel uit van het in de jaren '90 van de vorige eeuw gerealiseerde centrum van Almere. De locatie is sinds die tijd in gebruik als parkeerterrein en is grotendeels verhard met klinkers. Uit luchtfoto’s uit de periode 2009-2017 en regionale topografische kaarten van de periode 1980-2016 blijkt dat het plangebied niet bebouwd is geweest en alleen gebruikt als parkeerterrein. De locatie ligt tussen de Bodestraat, Landdrostdreef en de Schrijverstraat en is zo'n 7.000 m² groot. Momenteel staat er een overdekte fietsenstalling, de voormalige bibliotheek, genaamd De Voetnoot met daarin Café op 2 en vergaderruimten, een gebouw van Amethist dat voor verslavingszorg wordt gebruikt en een onoverdekte parkeerplaats (zie ook kaartje in paragraaf 1.2). Alleen het parkeerterrein wordt ontwikkeld en maakt onderdeel uit van het wijzigingsplan.
In haar vergadering van 14 november 2017 heeft het college van Almere ingestemd met het Ontwikkelingsplan voor het parkeerterrein naast de Voetnoot. In de komende jaren zal het centrum moeten groeien en/ of verdichten. Deze locatie zal daardoor in betekenis toenemen. De zogenaamde noordelijke Oostkavels (ten noordoosten van het plangebied, aan de overzijde van de Landdrostdreef) zullen ook nog worden ontwikkeld en de Landdrostdreef wordt geherprofileerd tot een stadsstraat met een hoge verblijfskwaliteit. Daardoor zal de Voetnoot niet meer aan de rand van het centrum liggen, maar onderdeel van het centrum zelf uit gaan maken. Verder biedt de ligging aan de Cinemadreef, een belangrijke toegangsweg tot het centrum, kansen. Bij de ontwikkeling zal hiermee rekening gehouden worden (zie ook paragraaf 1.1). Het is belangrijk de interactie tussen verschillende functies te vergroten en de belevingswaarde van het centrum te versterken. Het gaat dan niet alleen om wonen, werken en detailhandel, maar ook om cultuur, recreatie en hoger onderwijs. Dit trekt meer gebruikers (bewoners, ondernemers, bezoekers) naar het centrum.
figuur: ligging locatie De Voetnoot in breder perspectief
Randvoorwaarden voor de ontwikkeling zijn:
figuur: markering van het centrum
Als gevolg van de herwaardering van de Landdrostdreef en de ontwikkeling van de noordelijke oostkavels zal de locatie De Voetnoot zich in toenemende mate positioneren als een belangrijk en sterk stuk stad. Het wordt een essentiële schakel tussen de Landdrostdreef en de woonwijken verderop langs de Cinemadreef. Het aantal voetgangers en fietsers zal toenemen, wat nieuwe verbindingen vereist.
Bouwplan
Nieuwbouw voor appartementen en commerciéle functies in de plint is mogelijk tot een bouwhoogte van maximaal 60 m. Een gebouw van deze hoogte 'doet ook mee' met de andere hoogte-accenten in de omgeving. Verder loopt het nieuwe gebouw getrapt omlaag (dit is een mogelijke optie; het kan ook anders worden), zodat dit weer aansluit op de omliggende gebouwen. Hiermee wordt ook zoveel mogelijk zonlicht en uitzicht gecreëerd dan wel behouden voor de appartementen in de nieuwbouw. De plinten zijn minimaal 4 m hoog.
figuur: mogelijke ontwikkeling, geplakt in de huidige situatie
De huidige voormalige bibliotheek (gebouw De Voetnoot), het gebouw van verslavingszorg en de fietsenstalling zullen tot nader order in de huidige status behouden blijven. In de toekomst zou dit alsnog ontwikkeld kunnen worden. Dat kan dan met toepassing van dezelfde wijzigingsbevoegdheid of een ander planologisch instrument.
Functies
In de plint van het nieuwe gebouw is het mogelijk diverse functies te realiseren. Met name zijn 'actieve functies' gewenst, zodat er veel interactie en beweging is. Het gaat naast normale centrumfuncties als detailhandel, dienstverlening en horeca om bijvoorbeeld flexplekken, fitness, (thuis)werkplekken, ateliers en studio's. Vanaf de tweede bouwlaag (1e verdieping en hoger) zijn woonfuncties toegestaan.
Wonen
In het centrum komen vrijwel alleen gestapelde woningen voor (95%). Dit wijkt sterk af van de rest van Almere. De woningvoorraad bestaat bovendien uit relatief veel sociale woningen. De woningen zijn met name te vinden in het midden en aan de westzijde van het centrum. Aan de oostkant (locatie Voetnoot onder andere) ontbreekt het nog aan woningen. De ontwikkeling, waarmee zo'n 125 à 150 woningen kunnen worden gerealiseerd, draagt bij aan een evenwichtigere verdeling van woningen over het centrum. Een differentiatie in aanbod met specifieke woonproducten kan een 'wooncarrière' faciliteren en een bredere doelgroep (senioren, studenten, starters, midden of hoog inkomen, met of zonder kinderen) aan het centrum binden.
Detailhandel
Een aantrekkelijke binnenstad is belangrijk voor behoud van het bestaande winkelaanbod. De toevoeging van woningen zal de binnenstad versterken. De marktvraag staat onder druk, maar de leegstand is laag. De Schaalsprong (naar 350.000 inwoners met bijbehorende voorzieningen) en de gewenste versterking van de aantrekkingskracht bieden kansen.
Horeca
Horeca dient een bijdrage te leveren aan de verlevendiging van het centrum. Horeca geeft reuring, gastvrijheid en karakter aan het centrum, doordat het meer trekkracht geeft middels meer (winkelend) publiek, hogere bezoekersaantallen en een langere verblijfsduur door bezoekers. In Almere zijn in vergelijking met andere binnensteden relatief weinig horecazaken. Dit kan qua aantal en focus worden doorontwikkeld. In het plan is lichte horeca, zoals een lunchroom, cafetaria, restaurant of theehuis mogelijk. Zwaardere horeca zoals een café of disco mag niet.
In de voorlopige schetsontwerpen zal de Almere HIGH Note 43 tot 58 meter hoog worden en tussen de 123 en 153 woningen bevatten. Er zijn verschillende woontypen: studio's, 2-kamerappartementen en appartementen friends L en friends XL. De woonoppervlakten variëren tussen de 40 m² en 94 m². Alle woningtypen bevatten slaapkamers, een woonkamer met keuken en een wc/ badkamer. Andere faciliteiten in het gebouw zijn dakterrassen, een gemeenschappelijke huiskamer met keuken, fietsenstalling en studeer-/ werkruimtes. De plint biedt ruimten voor ondernemers. In onderstaande figuur zijn de op dit moment beschikbare schetsontwerpen van een drietal varianten weergegeven.
figuur: drie mogelijke schetsontwerpen (bron: Almere / HIGH Note, AM/ Syntrus Achmea) NB het lage, oranje gebouw aan de linkerkant behoort niet tot het plan(gebied)
He gebouw in model 1 is 14 bouwlagen hoog (circa 43 m) en voor het lagere gebouwdeel is de hoogte drie bouwlagen (circa 9 m). De maximale bouwhoogte van de toren in model 2 is 19 bouwlagen (circa 58 m). Dit model gaat uit van uittekende lage plint van 3 m met daarop de woontoren De ruimte die overblijft is openbaar gebied. In model 3 is de toren 19 bouwlagen hoog (circa 58 m). De andere bouwhoogten zijn 13 bouwlagen (circa 39 m), 9 bouwlagen (circa 27 m), 5 bouwlagen (circa 15 m) en 4 bouwlagen (circa 12 m). De directe omgeving is globaal gezien lager dan het bouwplan.
Het meest recente schetsontwerp, gezien vanaf de Schrijversstraat richting de Cinemedreef, ziet er zo uit (zie figuur hieronder).
figuur: schetsontwerp gebouw november 2018.
Het definitief ontwerp is er nog niet, kan dus afwijken van de bovenstaande beelden en zal pas bij de aanvraag omgevingsvergunning bekend worden.
In dit hoofdstuk zijn de bestemmingen omschreven en zijn de planuitgangspunten voor de bestemmingen benoemd. Als de uitgangspunten voortkomen uit een beleidskader of een onderzoek uit de omgevingstoets dan is een koppeling opgenomen naar deze informatie.
Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen
Op 1 juli 2008 is de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en het bijbehorende Besluit ruimtelijke ordening (Bro) in werking getreden. Met de invoering van de Wro is de vormgeving van bestemmingen en planregels gestandaardiseerd. De standaarden zijn vastgelegd in de Regeling standaarden ruimtelijke ordening (Rsro). Het voorliggende wijzigingsplan is opgesteld volgens de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 (SVBP2012) en voldoet aan de vereisten op het gebied van digitalisering. Het wijzigingsplan voldoet tevens aan de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) die per 1 oktober 2010 in werking is getreden.
Wijzigingsplan
Het wijzigingsplan voorziet in een verandering in de ruimtelijke en functionele structuur, waarbij binnen het plangebied een bouwvlak wordt opgenomen om de realisering van een appartementencomplex mogelijk te maken. Deze ontwikkeling wordt mogelijk gemaakt in onderhavig wijzigingsplan. Het nieuwe wijzigingsplan heeft verder tot doel een actuele regeling op te nemen, als gevolg van de gewijzigde wet- en regelgeving en nieuw beleid.
Overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.1 onder 1a van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) worden, door middel van de op de verbeelding aangegeven bestemmingen en de daarop betrekking hebbende regels, de in het plan begrepen gronden voor bepaalde doeleinden aangewezen. Daarbij worden regels gegeven voor het bouwen van bouwwerken en voor het gebruik van de bouwwerken en onbebouwde gronden.
In het bestemmingsplan 'Centrum Almere Stad' uit 2015 is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen voor de locatie De Voetnoot. Met deze bevoegdheid kan het college flexibel inspelen op een nieuwe ontwikkeling: een gewenste bestemming kan niet direct worden gerealiseerd, omdat deze afhankelijk is van een onzekere gebeurtenis. De toepassing ervan voldoet aan de eisen van een goede ruimtelijke ordening, want is al opgenomen in het bestemmingsplan 'Centrum Almere Stad'.
In dit geval was de concrete invulling van de locatie De Voetnoot bij de vaststelling van het plan niet duidelijk. Daarom is hiervoor een wijzigingsbevoegdheid opgenomen. De bestemming 'Centrum' zonder bebouwingsmogelijkheden op het huidige parkeerterrein kan worden gewijzigd in de bestemming 'Centrum' met bebouwingsmogelijkheden. De toepassing ervan kan alleen binnen de binnen het bestemmingsplan vastgelegde regels. Die regels maken het volgende mogelijk in het wijzigingsplan:
Zie voor een volledig overzicht Bijlage 1 van de regels.
Met dit wijzigingsplan wijzigt dus de verbeelding van het bestemmingsplan 'Centrum Almere Stad' en worden de planregels aangevuld met de regels uit dit wijzigingsplan.
Opzet van de planregels
De regels van dit wijzigingsplan zijn als volgt opgezet:
Procedure wijzigingsplan
Voor een wijzigingsplan gelden vrijwel dezelfde procedureregels als voor een normaal bestemmingsplan. Ten eerste vindt er vooroverleg plaats met instanties ex artikel 1.3.1 Besluit ruimtelijke ordening. Daarna is het ontwerp wijzigingsplan opgesteld. Daarop is afdeling 3.4 Algemene wet bestuursrecht van toepassing. Dit betekent dat het ontwerp gedurende zes weken ter inzage is gelegd. Zienswijzen kunnen dan worden ingediend door belanghebbenden in tegenstelling tot een bestemmingsplan waar een ieder dit kan doen. Het college en niet de gemeenteraad beslist over de vaststelling van het wijzigingsplan en tegen de vaststelling staat beroep open bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State.
Crisis- en herstelwet
Met het onderhavige wijzigingsplan wordt de bouw van meer dan 11 woningen mogelijk gemaakt. In bijlage I, categorie 3.1 van de Crisis- en herstelwet (Chw) is de bouw van meer dan 11 woningen in een aaneengesloten gebied aangemerkt als één van de categorieën ruimtelijke en infrastructurele projecten waarop de bestuursprocesrechtelijke voorzieningen van de hoofdstuk 1, Afdeling 2 van de Chw van toepassing zijn. Kort samengevat houdt dat voor dit wijzigingsplan in dat:
Dat de bestuursprocesrechtelijke voorzieningen van de Chw op dit wijzigingsplan van toepassing zijn, wordt zowel bij het vaststellingsbesluit als bij de bekendmaking van dit besluit vermeld (artikel 11 lid 1 Besluit uitvoering Chw).
Voor De Voetnoot is net als voor het gehele centrum van Almere een globale bestemming Centrum opgenomen. Op grond van de geldende bestemmingsplan 'Centrum Almere Stad' en het gemeentelijk beleid (bijvoorbeeld 'Almere Centrum, Kloppend hart door vernieuwende beleving') zijn binnen deze bestemming veel verschillende stedelijke functies toegestaan. Dit betekent dat de functies onderling uitwisselbaar zijn en er flexibiliteit wordt geboden bij zowel de invulling van het Stadscentrum als binnen één gebouw. Voor de toegestane functies is in de planregels een tabel opgenomen, waarin wordt aangegeven of deze functies op de begane grond (inclusief kelders en onderbouw) en op de verdiepingen van een gebouw zijn toegestaan. Ook zijn er functies die alleen onder bepaalde voorwaarden zijn toegestaan. De volgende functies zijn binnen de bestemming direct toegestaan:
Uitgangspunt is dat deze functies zowel op de begane grond als op de verdiepingen zijn toegestaan. Alleen detailhandel en horeca zijn uitsluitend op de begane grond toegestaan. Verder geldt dat wonen alleen is toegestaan op de verdiepingen en juist niet op de begane grond. Uiteraard mag er wel een toegang tot de woningen op de begane grond zijn. Ook bergingen voor woningen mogen op de begane grond.
Detailhandel
In het bestemmingsplan is via amendementen (RG-114/2014 en RG-115/2014) een nadere regeling voor grote detailhandelsvestigingen opgenomen. Een detailhandelsvestiging van 1.000 m² of meer is alleen mogelijk via toepassing van een afwijkingsbevoegdheid. Om gebruik te kunnen maken van de afwijkingsbevoegdheid moet in een distributieplanologisch onderzoek worden aangetoond dat dit past in de detailhandelstructuur van Centrum Almere Stad. Meerdere aaneengesloten panden gebruiken voor detailhandel is ook toegestaan, maar indien het gezamenlijke oppervlak 1.000 m² of meer is, dan is dit alleen toegestaan met een afwijking.
Deze regel is bedoeld om te voorkomen dat meerdere panden worden opgekocht om er één grote winkelvestiging van te maken. Aan de buitenkant kan het dan lijken op verschillende winkels, terwijl aan de binnenkant het één grote winkel is. Met deze regel wordt discussie hieromtrent voorkomen. Indien het voornemen is om gebruik te maken van de afwijkingsbevoegdheid, wordt de raad in de gelegenheid gesteld om de aanvraag omgevingsvergunning te agenderen voor bespreking met het college.
Maatschappelijke voorzieningen
Maatschappelijke voorzieningen zijn toegestaan zowel op de begane grond als op de verdiepingen toegestaan. Indien dit geluidsgevoelige objecten zijn op grond van de Wet geluidhinder, zijn deze alleen toegestaan, indien de geluidsbelasting van de gevel voldoet aan de voorkeursgrenswaarde van de Wet geluidhinder of een vastgestelde hogere waarde.
Wonen
Functionele mogelijkheden
Op grond van de woonbestemming is volgens de bestemmingsomschrijving de functie wonen toegestaan en niet een of meer woning(en). Een woning is volgens de begripsbepalingen: een (gedeelte van een) gebouw, geschikt en bestemd voor de huisvesting van één huishouden dan wel voor een met een huishouden gelijk te stellen minder traditionele woonvorm. Als slechts woningen zouden zijn toegestaan binnen de bestemming, zijn alleen gebouwen bestemd voor één huishouden toegestaan. Dit is niet wenselijk, omdat juist ook appartementencomplexen mogelijk moeten zijn. Binnen de functie 'wonen' geldt daarom geen beperking voor het aantal woningen (gebouw bestemd voor één huishouden), tenzij anders aangegeven.
Wat valt onder de bestemming 'wonen'?
Voor 'wonen' is geen specifieke definitie opgenomen in de begripsbepalingen. Reden is dat de definitie wonen in de rechtspraak steeds weer anders wordt opgevat. Daardoor kan in dit plan met de laatste stand van de jurisprudentie rekening gehouden worden. Onder wonen wordt volgens de huidige vaste jurisprudentie verstaan: het wonen in een normaal gezinsverband (ouders met kinderen). Maar ook minder traditionele woonvormen passen volgens de huidige veranderde maatschappelijke inzichten binnen de woonbestemming. Dan moet wel sprake zijn van 'nagenoeg zelfstandig wonen waarin een met een gezinsverband vergelijkbaar huishouden wordt gevoerd en de nadruk op wonen ligt en niet op andere functies zoals werk of zorg'. Het gaat er om dat de belangrijkste activiteit zelfstandig wonen is en eventuele behandeling, zorg of werk daaraan ondersteunend is. Aandachtspunten bij het bepalen of een bepaald gebruik onder de woonbestemming vallen zijn:
Een gebouw waarin acht jongeren met psychische problemen vrijwillig wonen zonder permanente begeleiding, die beschikken over een gemeenschappelijke woonkamer/ keuken en huishoudelijke taken hebben en verbonden zijn met elkaar door hun problemen, is passend in de woonbestemming, omdat dit een met in gezinsverband wonen vergelijkbare situatie is en dus is sprake van nagenoeg zelfstandig wonen (ECLI:NL:RVS:2011:BR5681). Ook het gebruik door twee volwassenen en acht (pleeg)kinderen viel onder de woonbestemming, want dit was in de familiesfeer en er is sprake van één gezamenlijk huishouden (ECLI:NL:RBNHO:2013:CA0338). Dat deze kinderen een AWBZ-indicatie hebben, is niet doorslaggevend. Het wonen in een woning door drie personen met een TBS-status die uitbehandeld zijn, maar worden voorbereid op terugkeer in de maatschappij, valt ook onder wonen: gebruik is niet wezenlijk anders dan een normaal gezin en er is geen voortdurend toezicht (ECLI:NL:RBROE:2006:AW2500). Het bovenstaande betekent dat het gebruik van woningen door bewoners die enige zorg krijgen ter ondersteuning van het zelfstandig wonen in veel gevallen past binnen de woonbestemming. Daarvoor is geen aparte bestemming of afwijking van het bestemming nodig. Dan moet wel sprake zijn van nagenoeg zelfstandige bewoning waarbij de situatie vergelijkbaar is met een in gezinsverband wijze van wonen.
Niet onder de woonbestemming valt een complex met woningen voor mensen met een CZ-indicatie (ECLI:NL:RVS:2012:BV8034), waarbij sprake is van voortdurend toezicht, ieder een eigen appartement heeft met voorzieningen en een eigen af te sluiten deur, zodat wonen en zorg niet los van elkaar gezien kunnen worden. Het wonen in een complex van 19 appartementen door senioren met een kleinschalige gemeenschappelijke woonkamer en keuken is geen wonen: de ruimten zijn te klein om te kunnen spreken van een met in een gezinsverband vergelijkbare wijze van wonen met een zekere mate van verbondenheid (ECLI:NL:RBGEL:2016:2890). Kamerbewoning door negen studenten of arbeiders valt niet onder wonen, want dit is tijdelijk verblijf en geen met een in gezinsverband wonen vergelijkbare situatie (ECLI:NL:RVS:2009:BI8471 en ECLI:NL:RBUTR:2010:BL9734). Ook een huis waarin alleen dagopvang plaatsvindt, valt niet onder wonen.
Als gevolg van nieuwe rechterlijke uitspraken kunnen deze opvattingen wijzigen. Geadviseerd wordt daarom steeds de laatste jurisprudentie te raadplegen, voordat bepaald wordt of een bepaald gebruik wel of niet onder de woonbestemming valt.
Werken binnen de bestemming wonen
De maatschappij wijzigt continu, waaronder ook de manier van werken. Was het vroeger gebruikelijk om naar een kantoor of bedrijf te gaan om te gaan werken (scheiding van functies), is er naar de huidige maatschappelijke inzichten meer behoefte aan flexibiliteit en thuiswerken (functiemenging). Redenen voor deze verschuiving zijn de betere communicatiemiddelen (mobiel, internet), fileproblemen, meer tweeverdieners en de meer flexibele combinatie van werken en zorg voor het gezin. Almere wil hierin meegaan en ruimte bieden aan het uitoefenen van een beroep of bedrijf in de eigen woning, mits aan een aantal voorwaarden wordt voldaan. De ambitie is om Almere te ontwikkelen tot een aantrekkelijke, vitale stad met voldoende werkgelegenheid voor alle inwoners, met krachtige economische activiteiten en ontwikkelingsruimte voor nieuwe initiatieven. Bedrijvigheid aan huis levert ook een bijdrage aan de leefbaarheid in een woonomgeving. Beroepen en bedrijven aan huis kunnen in twee categorieën worden onderverdeeld.
1. Vrije beroepen
Volgens vaste jurisprudentie is het uitoefenen van vrije beroepen in een woning in overeenstemming met de bestemming "Wonen". Dit is dus bij recht toegestaan, zodat een afwijkingsprocedure niet nodig is. Reden is dat het uitoefenen van een vrij beroep in een woning niet ongebruikelijk is en dat daardoor aan het woonkarakter geen afbreuk wordt gedaan, zolang de woning in overwegende mate zijn woonfunctie behoudt, dat wil zeggen dat de woning voor minimaal 2/3 deel voor wonen wordt gebruikt en dus maximaal 1/3 voor het beroepsmatig gebruik. Het gaat om de traditionele beroepspraktijken aan huis: dienstverlening, geleverd door professionals met een academische of vergelijkbare hogere beroepsopleiding, zoals een notaris, een huisarts, een tandarts, een dierenarts, makelaar, accountant of psycholoog. De in de bestemming "Wonen" opgenomen bouwmogelijkheden zijn ook van toepassing bij het bouwen ten behoeve van een vrij beroep.
2. Aan-huis-verbonden-beroep en bedrijfsmatige activiteiten aan huis
Andere beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten aan huis zijn volgens vaste jurisprudentie niet gelijk te stellen met vrije beroepen. Gelet op de inleiding hierboven zijn ook deze activiteiten tot een bepaalde omvang passend binnen de woonbestemming. Bepalend is in hoeverre een beroep of bedrijf aan huis nog te rijmen valt met de woonfunctie. Daarbij is de ruimtelijke uitstraling van dat gebruik van belang gelet op de aard, omvang en intensiteit van dat gebruik. In de begripsbepalingen van de planregels is opgenomen dat bij de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep of bedrijfsmatige activiteiten aan huis de woonfunctie primair moet blijven en de ruimtelijke uitstraling van het aan-huis-verbonden beroep of bedrijf in overeenstemming dient te zijn met die woonfunctie. Verder is in de planregels opgenomen dat de omvang van het beroep of bedrijf is beperkt tot maximaal 33% van het oppervlak van de woning (net als bij een vrij beroep), moet er zijn voorzien in voldoende parkeergelegenheid en dient het beroep of bedrijf door de bewoner van die woning te worden uitgeoefend. Bepaalde vormen van beroep of bedrijf die niet passend zijn binnen de woonbestemming zijn expliciet uitgesloten in de planregels: horeca, catering, seksinrichtingen en munitie- of vuurwerkopslag. Onder deze concrete voorwaarden is het uitoefenen van een aan-huis-verbonden beroep of bedrijfsmatige activiteiten aan huis ruimtelijk aanvaardbaar en passend binnen de woonbestemming. Deze voorwaarden waarborgen namelijk het kleinschalig houden van deze activiteiten (ondergeschikt aan de woonfunctie en geen overlast voor de omgeving), zodat deze verenigbaar zijn in een woonmilieu. Met een omgevingsvergunning binnenplanse afwijking bestemmingsplan kan meegewerkt worden aan een verruiming van het oppervlak voor de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep of bedrijfsmatige activiteiten aan huis tot maximaal 50%, mits dit niet leidt tot afbreuk van het woonkarakter in de buurt en er geen nadelige invloed is op de normale afwikkeling van het verkeer.
In de onderstaande niet limitatieve lijst is een aantal voorbeelden van aan-huis-verbonden beroepen en bedrijfsmatige activiteiten aan huis opgesomd, waaraan kan worden gedacht:
Omschrijving | Voorwaarden/toelichting |
Vrije beroepen | bijv. notaris, huisarts, tandarts, accountant |
Uitgeverijen | Kantoren |
Grafische afwerking | |
Reproductiebedrijven opgenomen media | |
Vervaardiging van sieraden e.d. | |
Reparatie t.b.v. particulieren | bijv. fietsen, maar reparaties van auto's en motorfietsen vallen hier niet onder |
Reisorganisaties | |
Verzekeringsbedrijf/kantoor | |
Verhuur van en handel in onroerend goed | |
Computerservice- en informatietechnologiebureaus e.d. | |
Maatschappij- en geesteswetenschappelijk onderzoek | |
Hoveniersbedrijven | Bedoeld wordt een eenmanszaak die zijn auto thuis parkeert, kantoor aan huis heeft en eventueel spullen opslaat. Het mag geen kwekerij zijn. |
Meubel- en woningstoffeerderijen | |
Cursussen | |
Workshops | |
Internetbedrijven / e-commerce | Max 25 m² v.v.o. verkoop aan huis c.q. afhaalpunt |
Kantoor algemeen | |
Schoonheidsspecialisten, pedicures en manicures | |
Bed&breakfast | Het gaat om het laten gebruiken van normale slaapkamers in een (bedrijfs)woning door reizigers/vakantiegangers, waarbij ook ontbijt mogelijk is. De (bedrijfs)woning moet wel een woning blijven; er mag geen complete verbouwing plaatsvinden tot een hotel. De eigenaar/exploitant moet er ook blijven wonen. In beginsel zijn ten hoogste 5 gasten tegelijk mogelijk om nog ondergeschikt aan de woonfunctie te zijn. |
Gastouderschap, niet zijnde kinderdagverblijven | Opvang binnen de eigen woning, geen verbouwingen, geen professionele organisatie |
Wassalons en wasserettes | Geen wasmachines/drogers, alleen inzameling en afleveren van kleding |
Kappers | |
Detailhandel | Maximaal 25 m² v.v.o. |
Buiten de hierboven genoemde gevallen | Activiteiten die naar aard en invloed op de omgeving vergelijkbaar zijn met de bovengenoemde activiteiten |
Aan-huis-verbonden beroepen en bedrijfsmatige activiteiten in een woning zijn onder voorwaarden toegestaan. Deze voorwaarden zijn opgenomen in de specifieke gebruiksregels van de bestemming "Wonen".
Horeca
Horeca tot en met categorie 3 van de Staat van Horeca-activiteiten is toegestaan op de begane grond binnen de bestemming. Dit zijn bedrijven die in beginsel alleen overdag en 's avonds geopend zijn (in hoofdzaak verstrekking van etenswaren en maaltijden of het verstrekken van logies) en daardoor geen of beperkte hinder voor omwonenden veroorzaken: een hotel, restaurant, afhaal, ijssalon, lunchroom of koffie-theehuis (zie Bijlage 1 Toelichting op de Staat van Horeca-activiteiten). Er is een afwijkingsbevoegdheid opgenomen, waarmee horecabedrijven kunnen worden toegestaan die (naar aard en invloed op de omgeving) gelijk te stellen zijn met een horecabedrijf tot ten hoogste categorie 3.
Terrassen
Terrassen zijn overal toegestaan binnen de bestemming. Regulering van de terrassen vindt plaats via de Algemene Plaatselijke Verordening en de Beleidsregel terrassen Almere Centrum en Beleidsregel terrassen Grote Markt en aangrenzende straten.
Bedrijven
Bedrijven zijn binnen de bestemming toegestaan tot en met categorie A van de Staat van Bedrijfsactiviteiten - Functiemenging. Het betreft hier activiteiten die zodanig weinig milieubelastend voor hun omgeving zijn, dat deze aanpandig aan woningen kunnen worden uitgevoerd (zie bijlage 7 van de toelichting op deze Staat in het bestemmingsplan 'Centrum Almere Stad'). Met een afwijkingsbevoegdheid kunnen bedrijven worden toegestaan die (naar de aard en invloed op de omgeving) gelijk te stellen zijn met een bedrijf tot ten hoogste categorie A.
Op grond van het gemeentelijk beleid (zie bijlage beleidskader 1.3 in het bestemmingsplan 'Centrum Almere Stad') is binnen de bestemming Centrum de opslag, herverpakking of verkoop van consumentenvuurwerk en theatervuurwerk toegestaan tot maximaal 10.000 kg per vestiging. Dit is alleen toegestaan, indien de veiligheidsafstanden uit het Vuurwerkbesluit worden aangehouden ten opzichte van een kwetsbaar object of geprojecteerd kwetsbaar object en deze veiligheidsafstanden op het eigen terrein worden gerealiseerd. De opslag, herverpakking en verkoop van vuurwerk is niet toegestaan in een woning of daarbij behorende bouwwerken.
De volgende bedrijven zijn uitgesloten: risicovolle inrichtingen, geluidzoneringsplichtige inrichtingen en vuurwerkbedrijven.
Dienstverlening
Dit betreft kapsalons, wasserettes e.d..
Seksinrichtingen
Het gebruik van gronden en bouwwerken voor seksinrichtingen en de daaraan verwante detailhandel is verboden (zie bijlage 1.3 Beleidskader, Prostitutiebeleid Almere bij de toelichting van het bestemmingsplan 'Centrum Almere Stad'). Detailhandel in seksartikelen is wel toegestaan, omdat dit alleen detailhandel betreft (en niet detailhandel bij seksinrichtingen). Met een wijzigingsbevoegdheid (artikel 3.7) kan de vestiging mogelijk worden gemaakt van een seksclub, een seksbioscoop, een seksautomatenhal of een sekstheater. Aan deze wijzigingsbevoegdheid is een aantal voorwaarden verbonden, die betrekking hebben op de omvang en spreiding van seksinrichtingen binnen de gemeente.
Overige voorzieningen
Ook zijn bij deze bestemming behorende voorzieningen toegestaan zoals tuinen, erven, straatmeubilair, standplaatsen, uitstallingen en openbare toiletten. Verder zijn functies uit de openbare ruimte toegestaan zoals groenvoorzieningen, kunstwerken en water.
Gebouwen mogen alleen binnen het bouwvlak worden gebouwd. Dit geldt niet voor kelders en onderbouwen. Die mogen ook buiten het bouwvlak worden gerealiseerd. De bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' op de verbeelding. Voor de bouwhoogte is zoveel mogelijk aangesloten bij de bestaande bouwhoogten in het gebied of de bestaande mogelijkheden in de geldende bestemmingsplannen (zie paragraaf 5.1 van de toelichting bij het bestemmingsplan 'Centrum Almere Stad').
Ten aanzien van parkeren is in dit wijzigingsplan een regeling opgenomen. Zie hiervoor paragraaf 5.6 Verkeer.
Voor bouwwerken, geen gebouw zijnde, zoals erfafscheidingen, antennes en masten voor telecommunicatie en reclameobjecten is een maximum maat opgenomen.
Burgemeester en wethouders hebben de mogelijkheid om een aantal nadere eisen te stellen aan de situering van bouwwerken, bijvoorbeeld vanwege het straat- en bebouwingsbeeld.
Via afwijking kunnen kleinschalige windmolens op of aan het hoofdgebouw worden gebouwd.
In Artikel 3 zijn de planregels van de bestemming Centrum-1 opgenomen.
Gebieden, zoals aangeduid op de Archeologische Beleidskaart Almere 2016, met mogelijke archeologische waarden op een diepte vanaf 150 cm onder maaiveld (op dekzand en Oude Getijden-afzettingen), hebben in het plangebied een bestemmingswaarde gekregen van "Waarde - Archeologie 1". Aan deze bestemming is een bouwverbod met ontheffingsmogelijkheid en een omgevingsvergunningstelsel voor de activiteit 'aanleggen' gekoppeld om de mogelijk aanwezige archeologische waarden te beschermen.
De bestemming is tevens gekoppeld aan een stelsel van wijzigingsbevoegdheden teneinde een bestemmingswijziging mogelijk te maken op basis van de resultaten van het archeologisch onderzoek. Voor gronden waar in het onderzoek geen behoudenswaardige archeologische vindplaatsen zijn vastgesteld, kan de bestemming 'Waarde - Archeologie 1' vervallen. Indien wel behoudenswaardige vindplaatsen worden aangetroffen, dan moet de bestemming 'Waarde - Archeologie 1' worden opgewaardeerd naar 'Waarde - Archeologie 5'.
In artikel 4 zijn de planregels van deze dubbelbestemming opgenomen.
Het ruimtelijk beleid van rijk, provincie en gemeente werkt door in de manier van bestemmen van gronden en bouwwerken. In hoofdstuk 4 en bijlage 1 van de toelichting bij het bestemmingsplan 'Centrum Almere Stad' is een uitgebreide beschrijving opgenomen van het beleidskader. Hieronder wordt uitsluitend ingegaan op het beleid dat sinds de inwerkingtreding van het bestemmingsplan 'Centrum Almere Stad' is gewijzigd of in werking getreden en dus van invloed is op dit wijzigingsplan.
De volgende beleidskaders, die in het bestemmingsplan 'Centrum Almere Stad' nog waren opgenomen, zijn inmiddels vervallen:
Ladder voor duurzame verstedelijking
De Laddertoets is na inwerkingtreding van het bestemmingsplan 'Centrum Almere Stad' gewijzigd, namelijk op 1 juli 2017 (zie artikel 3.1.6 Besluit ruimtelijke ordening). Reden is dat de toepassing van de bestaande Ladder, geïntroduceerd in 2012, lastig bleek en vaak niet werd uitgevoerd. Daarom heeft het Rijk de Ladder aangepast. De huidige definities (nieuwe stedelijke ontwikkeling, behoefte, stedelijk gebied) zijn niet gewijzigd, maar de belangrijkste wijzigingen zijn:
De nieuwe Ladder heeft geen gevolgen voor dit wijzigingsplan. Bij het moederplan is de Laddertoets al uitgevoerd en deze is ook van toepassing op het wijzigingsplan. Immers, het te realiseren gebouw valt in stedelijk gebied en de behoefte daaraan in het centrum is al uitbreid beschreven in paragraaf 5.12 van de toelichting van het bestemmingsplan 'Centrum Almere Stad'.
Het programma van het voorliggende wijzigingsplan wordt opgenomen binnen het Meerjaren Perspectief Grondexploitatie Almere periode (2018-2027). In dit MPGA wordt het referentieprogramma beoordeeld op een mogelijk verdringingseffect van andere toekomstige bouwprogramma's. Van de in de modellen (zie hoofdstuk 2) opgenomen appartementen zal circa de helft uit kleine appartementen en studio's van 40-à 50 m² bestaan. In het huidige MPGA zit geen vergelijkbaar programma. Dit programma wordt dan ook als aanvullend gezien ten opzichte van het MPGA programma en niet verdringend.
De resterende circa 60 à-75 appartementen zijn grotere huurappartementen. In vergelijkbare segmenten heeft het MPGA op stedelijk niveau voldoende aanbod voorzien volgens het meest recente woningbehoefteonderzoek van RIGO. Daarom is het van belang dat dit project qua product-marktcombinatie en conceptontwikkeling inzet op doelgroepen en klantbehoeften die met andere nieuwbouwprojecten in de stad niet worden bediend. Het Friendsconcept (L en XL) van dit project zet hier ook op in. Bij de eerstvolgende actualisering van het MPGA wordt bepaald uit welke grondexploitatie(s) het programma exact wordt geschrapt.
Meerjarenprogramma Almere 2.0 (2018)
Op 22 februari 2018 is het Meerjarenprogramma Almere 2.0 vastgesteld voor de periode tot 2021. Op vele manieren wordt door Rijk en de regio samengewerkt aan een sterke en duurzame regio, die internationaal concurrerend is en waar het goed werken en wonen is. In RRAAM wordt middels een organische ontwikkeling toegewerkt naar het toekomstperspectief zoals beschreven in de Rijksstructuurvisie. In dit kader zijn tussen Rijk, gemeente Almere en provincie Flevoland afspraken gemaakt met betrekking tot de integrale stedelijke ontwikkeling van Almere, getiteld Almere 2.0: een westelijk georiënteerde stad met circa 60.000 nieuwe woningen ten opzichte van 2010 en een forse groei van het aantal arbeidsplaatsen. Er wordt gewerkt langs een organische ontwikkeling met een gefaseerde aanpak vanwege de lange looptijd. Dit betekent dat er geen vaststaand eindbeeld of einddatum voor de ontwikkeling wordt vastgelegd, maar dat stap voor stap, naar het toekomstperspectief wordt toegewerkt. In de Uitvoeringsovereenkomst Almere 2.0 is vastgelegd dat het Overleg Almere 2.0 jaarlijks een Meerjarenprogramma opstelt. Hierin wordt geschetst wat de ambitie is voor de komende vijf tot tien jaar alsmede welke acties en investeringen daarbij horen:
1. Versterken Hart van de stad
We werken toe naar een centrum dat hoort bij een stad van 200.000 tot 300.000 inwoners. Het gebied wordt zichtbaar en voelbaar als hart van de stad, zal een sterkere regionale betekenis krijgen als dé ontmoetingsplek voor zowel bewoners als bezoekers. Het is een samenhangend gebied rond het Weerwater met ontmoetingsplekken, pleinen, parken en aantrekkelijke verbindingen en entrees. In het Hart van Almere kun je wonen, werken, leren en recreëren. Sleutelprojecten hierin zijn:
2. Vernieuwend wonen
Almere is de stad van het woonexperiment. Al sinds de eerste woningen in 1976 biedt Almere ruimte aan pioniers en zelfbouwers. Die traditie van vernieuwende woningbouw draagt in grote mate bij aan de identiteit en het imago van Almere. Met de bouw van 60.000 woningen levert Almere de komende decennia een belangrijke bijdrage aan het opvangen van de regionale woningbehoefte. Kwantiteit en kwaliteit gaan hand in hand binnen deze opgave. De woningbouwopgave van Almere wordt opgepakt door onderscheidende woonmilieus van hoge kwaliteit aan de stad en de regio toe te voegen. Voorbeeld is Duin, een duinlandschap gelegen aan het IJmeer. Het programma Vernieuwend Wonen wordt aangejaagd door het Woningbouwatelier: experimenten, die nieuwe kennis opleveren over innovaties die het functioneren van de (landelijke) woningmarkt verbeteren, landelijke verspreiding van breed gedeelde inzichten, kennis en voorbeeldprojecten via een eigen (digitaal) platform en andere landelijke platforms en experimenten die de stad Almere als de plek markeren waar in beginsel elke woning en woonwens gerealiseerd kan worden en de Noordvleugel als stedelijke regio met complementaire woonmilieus en een aantrekkelijk (inter)nationaal vestigingsklimaat.
3. Versterken leer- en werkomgeving
4. Energy on upcycling
5. Versterken cultuur, recreatie en toerisme
6. Groen blauw
7. Stedelijke bereikbaarheid Almere.
Voor het plangebied betekent dit het centrum van de stad wordt versterkt en een bijdrage wordt geleverd aan het vernieuwend wonen.
Radars voor militaire luchtvaart
Zoals bij de beschrijving van het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (=Barro) is aangegeven (zie bijlage 1.1 Rijksbeleid bij de toelichting van het bestemmingsplan 'Centrum Almere Stad') is op het plangebied het ruimtelijke regime van radars voor militaire luchtvaart van toepassing. Op het plangebied zijn de radarverstoringsgebieden van AOCS Nieuw Milligen, Herwijnen en Soesterberg van toepassing. Omdat het plangebied op grotere afstand dan 15 km van de daar opgestelde radarantennes ligt, zijn er geen hoogtebeperkingen voor bouwwerken, met uitzondering van windturbines. De hoogtebeperking voor windturbines is vanwege het radarverstoringsgebied van AOCS Herwijnen 90 m, Nieuw Milligen 118 m en van Soesterberg 128 m. De tippen van de wieken van windturbines mogen deze hoogtes niet overschrijden. Zijn de windturbines wel hoger, dan is een radarverstoringsonderzoek vereist.
figuur radars voor militaire luchtvaart
Het onderhavige bestemmingsplan maakt de bouw van windturbines niet mogelijk en voldoet aan de regels uit het Barro voor radarverstoringsgebieden.
Navigatie infrastructuur voor de luchtvaart
De Luchtverkeersleiding Nederland (=LVNL) beheert technische installaties en systemen ten behoeve van de luchtverkeersbeveiliging. Een belangrijk deel hiervan betreft de apparatuur voor communicatie-, navigatie-, en surveillance infrastructuur (cns). CNS apparatuur wordt gebruikt om het radiocontact tussen de verkeersleiding en de piloten te onderhouden, navigatie in het naderingsgebied en en-route mogelijk te maken en de plaatsbepaling van vliegtuigen zeker te stellen. LVNL is verplicht haar taken te verrichten overeenkomstig het bepaalde in Nederland verbindende verdragen (artikel 5.23, lid 7 Wet luchtvaart), zoals het verdrag van Chicago. Op basis van het verdrag van Chicago, dat Nederland heeft geratificeerd, is de International Civil Aviation Organisation (ICAO) opgericht. ICAO vaardigt internationale burgerluchtvaartcriteria uit die de Nederlandse Staat dient te implementeren. LVNL dient aldus te handelen conform ICAO. Voor het veilig afwikkelen van vliegverkeer gelden rondom de technische systemen van LVNL maximaal toelaatbare hoogtes voor objecten: de zogenaamde toetsingsvlakken. In dit kader beoordeelt LVNL of de uitvoering van voorgenomen (bouw)plannen inderdaad van invloed zijn op de correcte werking van cns-apparatuur. De afmetingen van de toetsingsvlakken is gebaseerd op berekeningsvoorschriften in de internationale burgerluchtvaartcriteria (ICAO EUR DOC 015). In onderstaande figuur is het toetsingsvlak voor de VOR/DME PAM opgenomen.
Binnen een toetsingsvlak moet, indien de maximaal aangegeven hoogte dit vlak doorsnijdt, advies worden ingewonnen bij LVNL over het effect hiervan op de correcte werking van de VOR/DME PAM. Het toetsingsvlak kent een 600 meter vrije straal gemeten vanaf de basis van de antenne op maaiveldhoogte. Vanaf het 0 meter vlak loopt het toetsingsvlak trechtervormig omhoog tot een hoogte van 51,56 m(NAP) op een afstand van 3 km. Vanaf de straal van 3 km geldt een apart windturbinevlak met een toetsingshoogte vanaf 51,56m (NAP) tot een straal van 10 km gemeten vanaf de basis van de antenne. Dit deel van het toetsingsvlak (vanaf 3 km tot 10 km) is enkel van toepassing op windturbines.
Voor het plangebied zou dit toetsingsvlak dus alleen gelden voor windturbines met een hoogte vanaf 51,56 m. Dit plan maakt dergelijke nieuwe windturbines niet mogelijk. Indien de windmolens hoger worden dan 51,56 m, dient advies te worden ingewonnen bij de LVNL over het effect ervan op de correcte werking van de VOR/DME PAM.
Nationaal Waterplan 2016-2021 (2016)
Het Nationaal Waterplan (NPW2) geeft het integrale kader voor het waterbeleid van het Rijk voor 2016
tot 2021 en geeft uitvoering aan de Europese richtlijnen voor waterkwaliteit, de mariene strategie en de overstromingsrisico's. De Stroomgebiedbeheerplannen, het Programma van maatregelen mariene
strategie, de Beleidsnota Noordzee en de Overstromingsrisicobeheerplannen maken onderdeel uit van
het NWP2. De verschillende NWP2 onderdelen met bijbehorende mijlpalen en onderlinge relaties zijn
samengevat in een routekaart. Tegelijk met het NWP2 is het Beheer- en ontwikkelplan voor de rijkswateren 2016-2021 (Bprw) vastgesteld met daarin de operationele uitwerking van het NWP2 voor de rijkswateren: de rollen en taken van Rijkswaterstaat en de hoofdlijnen van het beheer en onderhoud. Het NWP2 geeft de hoofdlijnen, principes en richting van het nationale waterbeleid in de planperiode
2016-2021, met een vooruitblik richting 2050. Met het NWP2 zet het kabinet een volgende ambitieuze stap in het robuust en toekomstgericht inrichten van ons watersysteem, gericht op een goede bescherming tegen overstromingen, het voorkomen van wateroverlast en droogte en het bereiken van een goede waterkwaliteit, een duurzaam beheer en goede milieutoestand van de Noordzee en een gezond ecosysteem als basis voor welzijn en welvaart. Hierbij streeft de overheid naar een integrale benadering door economie, natuur, scheepvaart, landbouw, energie, wonen, recreatie en cultureel erfgoed zo veel mogelijk in samenhang met de wateropgaven te ontwikkelen. Het beleid en de maatregelen in dit Nationaal Waterplan dragen bij aan het vergroten van het waterbewustzijn in Nederland.
Het bestemmingsplan is in overeenstemming met het Nationaal Waterplan.
Omgevingsplan Flevoland 2006 inclusief herzieningen 2008, 2009, 2015 (Deel I van het Omgevingsplan is in 2017 ingetrokken)
In het Omgevingsplan Flevoland 2006 (Omgevingsplan) is het integrale omgevingsbeleid van de provincie Flevoland voor de periode 2006-2015 neergelegd, met een doorkijk naar 2030. Het Omgevingsplan is een samenbundeling van de vier wettelijke plannen op provinciaal niveau: Streekplan (onder de Wet ruimtelijke ordening nu een Structuurvisie), Milieubeleidsplan, Waterhuishoudingsplan en Provinciaal Verkeer- en Vervoerplan. Het Omgevingsplan bevat tevens de hoofdlijnen van het economische, sociale en culturele beleid. Hoofddoel is het creëren van een goede woon-, werk- en leefomgeving in Flevoland, waarbij de verstedelijking is ingepast in een hoogwaardige landelijke omgeving en past bij de huidige en toekomstige infrastructuur. Creatie van aantrekkelijke woongebieden in een groen-blauwe omgeving maakt Flevoland onderscheidend van andere provincies.
In het kader van de komst van de Wet ruimtelijke ordening per 1 juli 2008 is het Omgevingsplan op onderdelen herzien. Het gaat hierbij bijvoorbeeld om de juridische doorwerking van het Omgevingsplan na inwerking treden van de Wro. Een tweede herziening van het Omgevingsplan heeft betrekking op de waterhuishouding. Naar aanleiding van de invoering van de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) is het onderwerp waterkwaliteit in het Omgevingsplan aangepast, Onder meer de waterlichamenkaart en de waterkwaliteitsdoelen en –maatregelen zijn vastgelegd. Het tweede onderwerp is de wateropgave, ook wel bekend onder de naam Waterbeheer 21-ste eeuw. De aanpak en de rolverdeling bij het oplossen van de wateropgave is nader bepaald en vastgelegd. Tenslotte is van de gelegenheid gebruik gemaakt om enkele kleinere zaken te repareren c.q. meer uitvoeringsgericht te maken.
In 2017 is de Omgevingsvisie FlevolandStraks vastgesteld. Deze vervangt Deel I van het Omgevingsplan Flevoland.
Het bestemmingsplan is in overeenstemming met het Omgevingsplan.
Omgevingsvisie FlevolandStraks (2017)
De Omgevingsvisie FlevolandStraks geeft de visie van de provincie Flevoland op de toekomst van Flevoland. De visie gaat over de periode tot 2030 en verder. Het geeft aan welke kansen en opgaven er voor Flevoland liggen en welke ambities er zijn voor de toekomst. Het bijzondere verleden van de provincie vormt de basis voor de visie.
In 2030 en verder is Flevoland de kroon op de Nederlandse poldertraditie. Het toont waar Nederland groot in is: land maken uit water en hierin een samenleving tot bloei laten komen. Bij nieuwe ontwikkelingen is er evenwichtige aandacht voor fysieke, sociale en economische aspecten. Gelijktijdig wordt de eigenzinnige schoonheid van de oorspronkelijke opzet van de polders gekoesterd. Flevoland draait in 2030 grotendeels op duurzame energievoorziening. Kansen van de veranderende economie, waaronder circulaire economie, worden benut. In 2030 en verder onderscheidt Flevoland zich bovenregionaal met een aantal voorzieningen, die van excellente kwaliteit is, bijvoorbeeld excellente woonmilieus in Almere en groenblauwe natuur- en recreatiegebieden langs de randen van de Flevopolders.
In de Omgevingsvisie staat niet precies beschreven wat, waar en wanneer moet komen. Met de Omgevingsvisie wordt de koers voor de lange termijn uitgezet. Hierbij worden de bovenlokale opgaven met een provinciaal belang en met een langetermijnperspectief gedefinieerd. De visie is richtinggevend voor alle andere - deels verplichte - provinciale programma's en plannen.
Deze Omgevingsvisie vervangt het visiedeel (deel I) uit het Omgevingsplan 2006. De beleids- en uitvoeringsdelen uit het Omgevingsplan 2006 worden in de toekomst gefaseerd vervangen door onder meer programma's en regels in een omgevingsverordening.
Het bestemmingsplan is in overeenstemming met de Omgevingsvisie FlevolandStraks.
Mobiliteitsvisie Flevoland 2030 (2016), partiële herziening Omgevingsplan 2006
De visie vervangt het onderdeel mobiliteit uit het Omgevingsplan en biedt een meer flexibele sturingsfilosofie op mobiliteitsvraagstukken. Daarnaast wordt in de visie ingegaan op de mogelijke vorming van de vervoersregio Amsterdam-Almere, de overgang naar het provinciefonds en de SVIR. Doelen van de visie zijn:
Voor het plangebied heeft dit geen gevolgen.
Windenergie (2016), partiële herziening Omgevingsplan 2006
De provincie wil optimaal gebruik maken van de milieuvoordelen en economische potenties van de opwekking van windenergie zonder de landschappelijke kwaliteiten aan te tasten. Daarvoor moet op termijn het aantal windmolens afnemen, maar tegelijk het opgesteld vermogen toenemen en de landschappelijke kwaliteit verbeteren door ordening van molens in lijnopstellingen op een beperkt aantal locaties: principe 'opschalen en saneren'. Nieuwe molens mogen ook alleen voor een bepaalde periode. Uitzondering zijn solitaire windmolens op bedrijventerreinen, kleine windmolens en testwindmolens te Lelystad. Nieuwe molens kunnen alleen na indienen van een projectplan en onder bepaalde voorwaarden.
Het bestemmingsplan maakt geen nieuwe molens mogelijk. Voor het plangebied heeft dit geen gevolgen.
Verordening op de fysieke leefomgeving Flevoland 2012 t/m 6e wijziging (2018)
In de Verordening op de fysieke leefomgeving Flevoland (VFL) zijn in één verordening alle publiekrechtelijke regelingen voor de provincie Flevoland opgenomen. De verordening bevat de volgende onderwerpen: stortplaatsen en afvalwater, bodemsanering, watersystemen, grondwateronttrekkingen, wegen en vaarwegen, ontgrondingen, windmolens, bescherming landschap en het NNN.
Voor het plangebied heeft dit geen gevolgen.
RO-Visie Werklocaties (2016)
Gedeputeerde Staten van Flevoland hebben op 28 juni 2016 de RO-visie Werklocaties Flevoland vastgesteld. Het doel van de visie is om te komen tot zorgvuldig ruimtegebruik van werklocaties zodat het aanbod passend is bij de behoefte en regionaal is afgestemd. Het maatschappelijk effect dat de provincie daarmee wil bereiken is slim en zuinig ruimtegebruik. Om dit te bereiken worden acht leidende principes gehanteerd:
Met het oog op de verschuivende behoefte van formele naar informele locaties neemt de provincie afscheid van de zeven locatietypen uit de beleidsregel 'Locatiebeleid stedelijk gebied 2011'. Voor Almere is er met name een opgave voor bedrijventerreinen (daar is sprake van een mismatch door afnemende en veranderende marktvraag, planvoorraad is te groot), kantoren (afnemende vraag, leegstand loopt op) en winkels (minder vraag, kansrijke en kansarme winkelgebieden onderscheiden). In het locatiebeleid worden voortaan twee verschillende concepten van werklocaties voor het stedelijk gebied onderscheiden: formele en informele werklocaties.
a. Formele werklocaties zijn scherp afgebakend, monofunctioneel, bestemd voor handel, industrie en bedrijven in de hogere milieucategorieën. Enige (commerciële) dienstverlening is toegestaan. Beleid is schrappen en deprogrammeren en het tijdelijk anders bestemmen van gronden.
b. Informele werklocaties zijn locaties in milieucategorieën 1 tot en met 3, waarbij sprake is van een zekere menging met andere functies.
Kantorenlocaties: de opgave is een kwalitatieve groei zonder dat de kwantiteit toeneemt; keuze maken tussen locaties waar uitbreiding mag die echt iets toevoegt aan de bestaande voorraad en locaties waar het aantal kantoren verminderd moet worden; aanvalsplan voor de leegstand opstellen.
Winkels: gemeenten moeten aangeven welke winkelgebieden kansrijk zijn; nieuwe winkelgebieden of grote uitbreidingen worden getoetst aan de Ladder en mogen niet buiten 'stedelijk gebied'; detailhandel op bedrijventerreinen mag niet.
Leisure biedt kansen om de (be)leefbaarheid te vergroten; inspelen op kansrijke ontwikkelingen: kwaliteit toevoegen en toetsen aan de Ladder.
Maatschappelijk vastgoed en zorg: de ladder is bij nieuwe ontwikkelingen bepalend.
Landelijk gebied: zie bestaand beleid in Omgevingsplan 2006, beleidsregel kleinschalige ontwikkelingen in het landelijk gebied 2008, agenda Vitaal Platteland 2015 en onderzoek ruimtelijke gevolgen van nieuwe werkvormen in Flevoland 2013.
De visie bevat een veranderagenda als aanzet voor het noodzakelijke transitieproces dat gemeenten de komende jaren moeten ondergaan bij werklocaties. Hierbij ligt de focus op elf agendapunten waaraan inhoudelijke en procesindicatoren zijn gekoppeld om de voortgang hiervan te monitoren. Gemeenten zijn in de 'lead' op de agendapunten die direct raken aan de ontwikkeling en de realisatie van werklocaties. De provincie is in de 'lead' op de agendapunten met een bovenlokale impact. Het gaat om:
Voor het plangebied heeft deze visie geen directe gevolgen.
Waterbeheerplan Waterschap Zuiderzeeland 2016-2021 (2015)
De Wet op de waterhuishouding verplicht waterbeheerders eens in de vier jaar een waterbeheerplan op te stellen. In dit plan geven zij aan hoe zij het rijks- en provinciebeleid op het gebied van water vertalen naar concrete doelen en maatregelen voor hun beheergebieden. Momenteel is het Waterbeheerplan 2016-2021 van het Waterschap Zuiderzeeland van kracht. Het Waterbeheerplan beschrijft welke doelen het waterschap zichzelf stelt en welke maatregelen worden genomen om die doelen te bereiken in de periode 2010-2015. Voor het waterschap is het Waterbeheerplan een belangrijk strategisch document dat een leidraad voor de organisatie is. Waterschap Zuiderzeeland streeft ernaar om samen te werken aan integraal waterbeheer voor een veilige, kwalitatief goede en aantrekkelijke leefomgeving op een open en verantwoorde werkwijze. Deze missie is vertaald naar vier belangrijke doelen: waterveiligheid, schoon water, voldoende water en water en ruimte
Waterveiligheid
Hoog water is een reële bedreiging voor de veiligheid in Flevoland. De primaire keringen beschermen
Flevoland tegen deze bedreiging. In 2017 komen er nieuwe wettelijke veiligheidsnormen voor primaire waterkeringen. Die houden rekening met de kans op overstromingen en met de schade die daardoor kan ontstaan. Het waterschap wil ook in de toekomst de veiligheid blijven waarborgen door zich voor te bereiden op sociale, ruimtelijke, economische en klimatologische ontwikkelingen. Ook worden de primaire waterkeringen getoetst aan de nieuwe normen en zonodig versterkt. De veiligheid van Flevoland tegen overstromingen wordt binnendijks ondersteund door een compartimenteringsdijk (de Knardijk). Ook de Knardijk wordt onderzocht om te kijken of versterking nodig is. De buitendijkse gebieden worden door middel van regionale keringen beschermd tegen de dreiging van hoog water. Maatschappelijk is er vraag naar bebouwing van of op de waterkeringen aan de randen van de polder. Technisch kan het en daarom werkt het waterschap aan ruimtelijke oplossingen mits de veiligheid gewaarborgd kan worden.
Schoon water
Samen met gebiedspartners wordt gewerkt aan een ecologisch gezond watersysteem in het stedelijk en landelijk gebied. Goede leef, verblijf- en voortplantingsmogelijkheden (structuurdiversiteit) voor de aquatische flora en fauna in het beheergebied zijn noodzakelijk. Zo worden natuurvriendelijke oevers en vispassages aangelegd. Tegelijk wordt vestiging en verspreiding van exoten tegengegaan. Het Waterschap streeft naar een goede oppervlaktewaterkwaliteit waarbij de aanwezigheid van schadelijke stoffen in het water en de waterbodems geen probleem is. Veel menselijke activiteiten hebben een negatief effect op de kwaliteit van het water doordat water wordt verontreinigd. Door goed om te gaan met afvalwater zorgt het Waterschap ervoor dat zo veel mogelijk van deze effecten teniet worden gedaan. Het waterschap zet de 1e stappen naar een duurzaam afvalwatersysteem: door energie en grondstoffen terug te winnen uit afvalwater wordt de uitstoot van broeikasgassen verminderd en wordt zuinig omgegaan met schaarse nutriënten.
Voldoende water
Het Waterschap wil een robuust watersysteem dat voorbereid is op de effecten van toekomstige
klimaatveranderingen. Dit betekent dat het watersysteem zo is ingericht dat wateroverlast wordt
voorkomen tegen maatschappelijk aanvaardbare kosten. De andere kant van de verwachte
klimaatveranderingen is dat ook extreem droge periodes vaker voor zullen komen. Het robuuste
watersysteem dat het Waterschap nastreeft zal dan ook in staat moeten zijn om te anticiperen op
watertekort tijdens extreme droogte. Daarbij is de feitelijke situatie van het watersysteem ook
daadwerkelijk zoals in de legger is beschreven. Het beheer en onderhoud richt zich op het goed
functioneren van het watersysteem, daarnaast is het ook afgestemd op het ter plekke gewenste ecologische functioneren van de watergang. Grondwaterbeheer (uitgezonderd drinkwaterwinning, grote industriële onttrekkingen van meer dan 500.000 m³ per jaar en koude-warmte opslag) ligt vanaf 2009 bij het Waterschap. De verschillende eisen die gebruiksfuncties stellen aan het peil, de voorraad en de kwaliteit van het grondwater zullen goed moeten worden afgestemd.
Water en ruimte
Samen met gemeenten gaat het waterschap op zoek naar nieuwe maatregelen om overlast van hevige neerslag of extreme droogte te voorkomen. De ruimtelijke ambities zijn groot (uitbreiding in Almere met 60.000 woningen) en het watersysteem biedt prachtige kansen. Daarom wil het waterschap vroeg bij nieuwe ontwikkelingen worden betrokken.
Het bestemmingsplan is in overeenstemming met het Waterbeheerplan.
Omgevingsvisie Almere (2017)
Volgens plan is Almere uitgegroeid tot een moderne tuinstad van stadsdelen in een groen-blauw raamwerk. De Omgevingsvisie is erop gericht dit te behouden, maar ook de vele uitdagingen aan te kunnen gaan. Deze visie is gebaseerd op twee principes: organische ontwikkeling (spontaan, geen vast eindbeeld) en adaptief beleid (inspelen op verrassingen, geen blauwdrukken). Deze principes liggen ten grondslag aan vier uitgangspunten:
- wonen en werken: functiemenging, meer betaalbare woningen voor senioren, kleine huishoudens voor beter evenwicht, transformatie, negen focusgebieden (zie programmaplan wijkgericht werken).
- wonen en zorg: zo lang mogelijk zelfstandig wonen door voldoende geschikte woningen waar zorg geleverd kan worden, bv. (groeps)woningen voor begeleid wonen.
- centrale voorzieningen: versterking Almere centrum, functiemenging in stads(deel)centra
- detailhandel: complementariteit van winkelcentra versterken, met name Poort, Buiten en Haven.
- sociaal-maatschappelijke voorzieningen: in alle stadsdelen gezondheidscentra, basisscholen en buurtontmoetingscentra.
- culturele voorzieningen: bevorderen vraag en faciliteren.
- onderwijs: versterken leer- en werkomgeving, opstellen integraal Huisvestingsplan Onderwijs (stadscentrum als campus, gezamenlijk ruimtegebruik), groenonderwijs.
- toerisme en recreatie: ruimte bieden voor kansrijke initiatieven, versterken kust-Duin en Nationaal Park.
- sport: clusteren van voorzieningen, direct in woonomgeving, uitnodigende groen-blauwe structuur.
figuur: ruimtelijke hoofdstructuur
Ruimtelijke reserveringen
Met deze eerder gemaakte beleidskeuzes dient rekening te worden gehouden bij (ruimtelijke) initiatieven:
De gereserveerde locaties of andere gebieden die nog niet ontwikkeld zijn, kunnen tijdelijk gebruikt worden voor bv. het opwekken van duurzame energie (zonnevelden) of verbouw van gewassen.
figuur: reserveringen
Voor het plangebied betekent dit dat invulling wordt gegeven aan kansrijke initiatieven door mogelijkheden op te nemen in het plan voor woningbouw. Dit draagt bij aan de gewenste groei qua inwoners van de stad en voldoet aan de unieke positie van de stad door andersoortige woningen te realiseren (in dit geval Friendswoningen). Daarnaast maakt het plan functiemenging mogelijk.
Programmaplan Wijkgericht Werken 2015-2019 (2015)
In het Coalitieakkoord 2014-2018 is beschreven dat de 'Focus in de wijk' ligt. In de programmabegroting van de raad uit 2015 is als één van de speerpunten genoemd het wijkgericht werken. Er is meer ruimte voor initiatieven uit de wijk. Gebiedsgerichte vraagstukken en samenwerken staat centraal. Over een aantal gebieden maakt de gemeente zich zorgen. Middels een integrale, preventieve, vraagstukgestuurde aanpak kan deze zorg worden weggenomen en omgebogen naar kansen en nieuwe perspectieven. De aanpak is verwoord in het Programma wijkgericht werken tot 2019. Erin is aangegeven hoe het wijkgericht werken wordt doorontwikkeld. Er zijn negen focusgebieden, waarin de gemeente extra programmasturing inzet om het toekomstperspectief te beïnvloeden en kansen te benutten. Het gaat om:
De komende jaren zal de stad Almere blijven groeien van 200.000 naar 350.000 inwoners. Er moet voor iedereen een plek zijn waar het prettig wonen, werken en recreëren is. Hierbij hoort ook een centrum met een voorzieningenniveau dat past bij een dergelijke stad. Almere Centrum is als focusgebied benoemd binnen het programmaplan. Voor het plangebied betekent dit dat het centrum het kloppend hart van Almere en omgeving moet worden. Belangrijk voor de doorontwikkeling van het centrumgebied tot het kloppende hart van Almere is het vergroten van het aantal gebruikers van het gebied. Bewoners zijn hierin essentieel en de beleving moet worden vergroot. Het toevoegen van woningen is daarvoor zeer gewenst, met name voor een doelgroep die de stad als haar huiskamer ziet (de dynamische stedeling). Deze toename zorgt voor meer interactie en dynamiek op straat, hetgeen op haar beurt de aantrekkingskracht van het gebied vergroot voor nieuwe woningen. Daarmee is er sprake van een sneeuwbaleffect. Ingezet wordt op het toevoegen van woonprogramma aan Almere Centrum via transformatie van vastgoed of via nieuwbouw, gericht op een- en tweepersoonshuishoudens als studenten, starters en emptynesters. Met dit wijzigingsplan wordt hieraan invulling gegeven.
Programmaplan Hart van de Stad (2016)
De integrale ontwikkeling van Almere 2.0 met 60.000 woningen en 100.000 arbeidsplaatsen wordt gefinancierd door Rijk, provincie en gemeente. Deze partijen storten jaarlijks 15-20 miljoen in het Fonds Verstedelijking Almere (FVA). De besteding van dit geld loopt vanuit Almere 2.0 via vijf programmalijnen, die worden uitgewerkt in concrete programmaplannen. Eén van de programmaplannen is Hart van de Stad. Doel is een concrete impuls geven aan het hart dat de komende jaren uit moet groeien tot een kloppend hart, levendig en aantrekkelijk. Het Hart is het gebied rond het Weerwater met ontmoetingsplekken, parken, verbindingen en entrees en functiemenging. Het moet ook regionale betekenis krijgen: anders dan andere centra, nieuw, hoge kwaliteit. De komende tien jaar zijn er vier sleutelprojecten om dit te realiseren: Station eo, Almere Centrum, Weerwater en Floriade. De gebieden rond het Weerwater staan nu veelal met de rug naar het water, er zijn weinig voorzieningen of van matige kwaliteit, waardoor de oevers relatief stil zijn. Op het water zelf gebeurt weinig. Door de aanleg van het Rondje Weerwater (sportieve en recreatieve én herkenbare route) en toevoeging van functies en activiteiten (waaronder evenementen) langs en op het Weerwater ((water)speelplekken, steigers, uitkijktorens, fitnesstoestellen, iconische brug naar Floriadeterrein) moet dit dé plek worden waar wordt gesport, ontmoet en gerecreëerd.
Het doel van het sleutelproject Almere centrum is te komen tot een menging van activiteiten en interactie tussen activiteiten. Met name het aantal woningen, in relatie tot de omvang van de overige functies in het centrum, is nu nog te laag. Almere centrum kiest dan ook nadrukkelijk voor verdichting en inbreiding binnen het huidige centrum. Aanvullende woningbouw, onder meer voor studenten en ouderen, is mogelijk via onder meer inbreiding. Het wijzigingsplan voldoet aan de doelstellingen uit het programmaplan. Het geeft een impuls aan de (entree van de) stad, zodat dit levendiger en aantrekkelijker wordt. Zie ook bij Programmaplan Wijkgericht werken.
Ontwikkelstrategie Almere Centrum (2017)
De komende jaren zal Almere groeien van 200.000 inwoners nu tot 300.000 à 350.000 inwoners. Daarbij hoort een kwalitatief hoogwaardig centrum met passende voorzieningen; een stad waar het prettig wonen, werken en recreëren is. Een deel van de woningen en arbeidsplaatsen wordt ook gefaciliteerd in het centrum. Dit moet dan ook qua bereikbaarheid, ontwikkelruimte en voorzieningenaanbod optimale kansen bieden voor verder ontwikkeling en verdichting. Dit maakt het centrum sterker en het kloppend hart van de gemeente en de regio. Ingezet wordt op concentratie van functies en meer functies en functiemix van retail, stadsbrede voorzieningen, wonen, cultuur, hoger onderwijs en horeca. Diversiteit en functiemix zijn essentieel voor een aantrekkelijk en toekomstgericht centrumgebied. Deze strategie heeft betrekking op:
De strategie geeft het sturingskader en de prioritering voor ruimtelijke ontwikkelingen (transformatie en verdichting). De marktvraag wordt hiermee de komende vijf jaar gefocust op de Hospitaalgarage, de Voetnoot en het Stationsgebied. De Voetnoot is een belangrijke entree van het centrum. Een ontwikkeling versterkt deze entree en hoofdroute.
Dit wijzigingsplan maakt ontwikkeling van gebied De Voetnoot mogelijk. Dit past geheel in de Ontwikkelstrategie. Zie ook bij Programmaplan Wijkgericht werken.
Gemeentelijke Visie op de Werklocaties (2016)
De Gemeentelijke Visie op Werklocaties (= GVW) vormt het beleidskader voor het vestigen van economische activiteiten. De dynamiek in de huisvesting van economische activiteiten is groot en de GVW geeft de kaders om te bepalen waar initiatieven kunnen komen en welke ruimtelijke randvoorwaarden daarbij gelden. Uitgangspunt is dat overal in Almere gewerkt kan worden. Daarbij passen een optimale flexibiliteit en functiemenging. De GVW bestaat uit een leidraad en kaartbeelden, de Vestigingsvisie Horeca Almere 2016 en het beleid voor Facilitypoints. De leidraad geeft op hoofdlijnen aan welke soorten economische activiteiten zich in welk soort milieu kunnen vestigen en vormt de basis voor bestemmingsplannen. Doel is om initiatieven zorgvuldig in te kunnen passen. De leidraad geeft richting aan waar wat is toegestaan, maar sluit tegelijk ook niets uit, mits dit geen afbreuk doet aan het milieu dat op die plek van toepassing is. Niet alle aspecten lenen zich daarom voor inpassing in bestemmingsplannen zonder dat er sprake is van concrete initiatieven. In individuele gevallen kan afgeweken worden van het beleid op basis van een goede ruimtelijke onderbouwing.
* Binnenstedelijk: ruimte voor verkleuren naar diverse activiteiten; binnen de kom van woonbebouwing; qua schaal en maat aansluitend op woonomgeving; vanwege ligging tegen woonmilieus alleen categorieën A, B of C; kantoorhoudendheid tot max 50% per bedrijf en/of 1500 m2 zelfstandige kantoren per kavel met een maximum van 25% van het bebouwd gebied per bedrijventerrein; voorzieningen mogen onder voorwaarden (goede ruimtelijke ordening); detailhandel niet met uitzondering van bestaande perifere en ondergeschikt; Naar aanleiding van concrete initiatieven kan wonen eventueel aan de randen van het terrein mits voldaan aan de goede ruimtelijke ordening. Horeca, anders dan ondergeschikt, kan eventueel ook naar aanleiding van concrete initiatieven worden toegestaan.
* Regulier: geschikt voor grotere bedrijven (categorie 1 t/m 3.2); voorzieningen en horeca mogen onder voorwaarden (goede ruimtelijke ordening); detailhandel nee met uitzondering van bestaande perifere en ondergeschikt; geen wonen toegestaan.
* Industrie: alleen op De Vaart; grootschalige en zware bedrijven (t/m categorie 5.3); mogelijkheden voor andere functies zijn beperkt; geen wonen toegestaan.
* Kantoren: categorieën A, B of C; voorzieningen mogen; horeca en wonen mogen onder voorwaarden (goede ruimtelijk ordening); detailhandel mag alleen in Centrum Almere Stad.
* Agrarisch: alleen op de Buitenvaart; voorzieningen, horeca (t/m horecacategorie 3) en detailhandel alleen ondergeschikt; wonen alleen in bedrijfswoning of plattelandswoning.
Naast de GWV en de bestemmingsplannen zijn er andere instrumenten van toepassing voor het zorgvuldig omgaan met de beschikbare ruimte: RRAAM 2013, de Ladder voor duurzame verstedelijking, stedelijk programma, regionale programma afspraken (metropoolregio Amsterdam), beheer bedrijventerreinen en aanpak leegstand/ taskforce wonen met welzijn en zorg.
Het plangebied is een centrummilieu waar in beginsel alles mogelijk is. Echter dit is beperkt door de wijzigingsregels van artikel 20.3 van het bestemmingsplan 'Centrum Almere Stad': het is namelijk rechtens niet toegestaan meer toe te staan dan deze wijzigingsregels toestaan. Daarom worden de mogelijkheden uit de wijzigingsregels één op één overgenomen in dit wijzigingsplan.
Vestigingsvisie Horeca Almere 2016
Uitgangspunt is om horeca te concentreren en te mengen met andere activiteiten in centrummilieus, wijkcentra, het Floriadegebied en de Kustzone Poort/ Strand Duin. In andere milieus is horeca alleen toegestaan, mits het inpasbaar is op basis van regelgeving en een goede ruimtelijke ordening.
De Indische Buurt is in dit schema niet opgenomen, omdat het een specifiek terrein betreft.
Afwijkende situaties:
Voor het plangebied betekent dit dat dit valt onder het stadscentrum. Op grond van de nieuwe Horecavisie zijn horecacategorieën A en B van de Staat van Bedrijfsactiviteiten-functiemenging toegestaan. Echter in de wijzigingsregels is opgenomen dat maximaal lichte horeca is toegestaan. Het is niet toegestaan meer toe te staan dan de wijzigingsregels toestaan in dit wijzigingsplan. Daarom is wel de Staat van Horeca-activiteiten toegepast.
Welstandsnota 2018
Op 12 juli 2018 heeft de gemeenteraad ingestemd met de nieuwe Welstandsnota, waarbij de vorige nota uit 2014 is ingetrokken. Net als in die vorige nota zijn grote delen van de stad welstandsvrij, omdat de kwaliteit van de bebouwing bij bewoners in goede handen is en het stadsbeeld hiermee levendiger en verrassender kan worden. In deze gebieden behoeven bouwplannen niet meer preventief getoetst te
worden op het welstandsaspect. Ten opzichte van de vorige nota zijn het Floriadegebied en Duin Etalagegebieden geworden in plaats van vallend onder respectievelijk het groenblauw raamwerk en welstandsvrij en is de contour van centrum poort aangepast.
De verplichte welstandstoets blijft gehandhaafd voor de volgende gebieden en thema's, omdat daar het bewaken van het gemeenschappelijk belang (identiteit en gezicht van de stad en kwaliteit van de collectieve ruimte van de stad) van groot gewicht is:
Het landschap in Almere vormt het groenblauwe raamwerk waarin de stadsdelen zijn gevat. Voor dit
groenblauwe raamwerk geldt een restrictief bouwbeleid: alleen gebouwen die een positieve bijdrage
leveren aan het functioneren van het groenblauwe raamwerk zijn welkom. In de nota 'Kleur aan groen'
(zie Groene stad) is dit beleid vastgelegd en uitgewerkt.
Het stelsel van hoofdwegen, spoorlijnen en vaarten vormt het raamwerk waarlangs mensen zich door
Almere voortbewegen. Het betreft zowel het aanzien van de gebouwde bestandsdelen van deze
hoofdinfrastructuur zoals bruggen, viaducten en geluidschermen als de beeldbepalende elementen van de bebouwing langs de hoofdinfrastructuur die het stadsbeeld mede bepalen.
De bebouwing in de centra van de kernen Almere Stad, Almere Haven en Almere Buiten bepaalt in
belangrijke mate het beeld van deze gebieden, die van collectief belang zijn.
Een aantal gebieden is van bijzondere betekenis voor het stadsbeeld van Almere. Zij verdienen om die
reden extra bescherming. Het gaat om de Bouwrai-gebieden Muziekwijk 1990, Filmwijk 1992, Het Gewilde Wonen 2001 in de Eilandenbuurt en de prijsvraaggebieden de Fantasie, de Realiteit en de Eenvoud. De Regenboogbuurt valt hier niet onder en is dus vooralsnog welstandsvrij.
Duin en Floriade zijn unieke ontwikkelgebieden met een meerwaarde voor Almere. Deze gebieden zijn welstandsplichtig, behalve voor gronden waarvoor nog geen omgevingsvergunning is verleend. Met andere woorden: een aanvraag voor een nieuwe woning is niet welstandsplichtig, maar een aanvraag voor verbouw aan een bestaande wel. De aanvraag voor de nieuwe wordt beoordeeld door een kwaliteitsteam.
Met het aanbrengen van reclameborden in de openbare ruimte en aan gebouwen zijn grote financiële
belangen gemoeid. Het risico van wildgroei bij het vrijlaten van reclame in de openbare ruimte is groot.
Beperking is noodzakelijk, om te voorkomen dat de architectuur geheel ondergeschikt wordt aan
reclame. Een regulerend beleid beschermt bovendien winkels en bedrijven met een kwaliteitsuitstraling.
Op onderstaande kaart is aangegeven in welke gebieden het welstandsbeleid van toepassing is.
Wanneer een gebied welstandsvrij is, wil dat overigens niet zeggen dat er geen regie is. Voor de
omvangrijkere (her)ontwikkelingsgebieden kan het college supervisie door kwaliteitsteams instellen, bijvoorbeeld in Etalagegebieden. Ook kan bewonerswelstand worden ingesteld indien 2/3 meerderheid in een gebied aangeeft dat welstandstoetsing gewenst is. Voor het hele grondgebied van de gemeente geldt verder de excessenregeling. De excessenregeling is het instrument om bouwwerken, die in ernstige mate ontsierend zijn voor de omgeving, te laten aanpassen. De excessenregeling is gericht op het uiterlijk en is niet bedoeld om de plaatsing van bouwwerken tegen te gaan.
Voor het plangebied betekent dit dat de welstandscriteria van toepassing zijn, omdat het om het centrumgebied van Almere Stad gaat.
Kansenkaart vrijetijdseconomie Almere (2015)
Almere heeft de vrijetijdssector veel te bieden en wil de kansen niet laten liggen maar juist benutten. De vrijetijdssector is goed voor de kwaliteit van de stad en het imago. Bovendien trekken vrijetijdsvoorzieningen bezoekers en wordt met de ontwikkeling van de vrijetijdssector de werkgelegenheid vergroot en het investeringsklimaat verbeterd. De kansenkaart is opgesteld in samenwerking met de Stichting Leisurebelang Almere (SLBA) en Almere City Marketing (ACM). In de kansenkaart zijn 16 locaties in de stad aangewezen waar kansen liggen voor de ontwikkeling van vrijetijdsvoorzieningen.
De locaties zijn geen volledige opsomming. Op de kaart zijn met name de locaties in het groen en aan het water opgenomen.
Voor het plangebied betekent dit dat dit goed past in het streven om meer vrijetijdsvoorzieningen in het centrum te kunnen realiseren. In de plint van het te realiseren gebouw zijn immers winkels, horeca en dienstverlening mogelijk.
Agenda Toerisme & Recreatie 2016-2022 (2016)
Almere biedt volop kansen voor de ontwikkeling van een sterke toeristisch-recreatieve sector. De markt ziet veel mogelijkheden en het is tijd daarop in te spelen. De agenda is gericht op meer bezoekers, bestedingen en grotere naamsbekendheid. De rol van de gemeente is vooral faciliterend maar ook aanvullend en investerend. Deze agenda borduurt voort op de Kansenkaart Vrijetijdseconomie door focus te geven en vervolgstappen te maken. Er zijn een drietal strategieën uitgewerkt:
Het centrum is één van de succesfactoren van de stad is door de bijzondere architectuur, horeca, winkel, goede bereikbaarheid voor auto en openbaar vervoer en het brede programma. Grote aantrekkingskracht is het shoppen. De komende jaren ligt de focus op het versterken van het stadscentrum en gebruik van de openbare ruimte. Aspecten zijn:
Het wijzigingsplan met voorzieningen (waaronder detailhandel en horeca) past uitstekend in deze Agenda.
Nota 'Evenementen in Almere' (2015)
Almere is een evenementenstad: jaarlijks worden diverse evenementen georganiseerd, van buurtbarbecues, straatfeesten tot grootschalige evenementen. De nota is opgesteld om evenementen goed en veilig te kunnen organiseren, rekening houdend met de belangen van omwonenden en economische, sociale en promotionele belangen. De nota geeft het beleidskader over wat op welke locatie georganiseerd mag worden onder welke voorwaarden. Er is een lijst van 18 locaties opgenomen waar met enige regelmaat evenementen plaatsvinden. Deze lijst is niet uitputtend; op andere locaties zijn ook evenementen mogelijk die per geval worden beoordeeld. In het betreffende bestemmingsplan is bepaald of evenementen op een bepaalde locatie planologisch zijn toegestaan. Aspecten die bij de beoordeling van het al dan niet toestaan van evenementen een bepalende rol spelen zijn orde en veiligheid waaronder verkeersveiligheid, geluid, afval en verontreiniging en volksgezondheid. Ten aanzien van geluid is gekozen voor een systematiek van spreiding, normering en handhaving van geluiddragende evenementen. Geluiddragende evenementen zijn nadelig voor het woon- en leefklimaat maar zijn aanvaardbaar indien het incidentele activiteiten zijn, onderscheid wordt gemaakt tussen dag-, avond- en nachtperiode en maatregelen worden genomen om binnen gestelde marges de overlast zoveel mogelijk te beperken. Onderscheid wordt hierbij gemaakt tussen evenementen die een zware belasting vormen voor het woon- en leefklimaat en overige evenementen met geluid.
Voor het plangebied heeft deze nota geen directe gevolgen. De locatie is in de nota niet als evenementenlocatie aangewezen. Geluiddragende evenementen zijn alleen via afwijking incidenteel toegestaan.
Sportief in beweging, Almeers sportbeleid 2017-2020 (2017)
Sport en bewegen is een belangrijk onderdeel van de stad. Niet alleen is het een leuke en gezonde vrijetijdsbesteding, maar het draagt ook bij aan de identiteit van de stad en de maatschappelijke opgaven die de stad heeft. We benadrukken de positieve impact van sport en bewegen op de stad en laten de buurtsportcoaches Almeerders op wijkniveau uitdagen en stimuleren om te sporten en bewegen. De openbare ruimte en sportgebouwen moeten toegankelijk zijn en uitdagen om te sporten. Ontwikkeling en herkenning van talent staan centraal, waarbij ervaring en kennis als vliegwiel dienen voor andere sectoren als onderwijs en cultuur. Daarnaast krijgen een aantal focussporten extra aandacht, omdat deze bij Almere passen (unique selling points) en tillen we die naar een hoger niveau.
Er zijn drie lagen in de Almeerse sportpiramide die de basis vormen van de visie en ambitie van het sportbeleid. Ambitie is om het percentage Almeerders dat maandelijks sport omhoog te brengen van 68% naar 70% en dat wekelijks sport van 51,5% naar 55%.
1. De stad als speelveld: sportclubs versterken (minder uitstroom jeugd, grotere bijdrage van clubs aan maatschappelijke vraagstukken), meer clubs gericht op studenten.
2. De stad van talent: Almeerders helpen bij het ontdekken en ontwikkelen van hun talenten, meer regionale trainingscentra.
3. De stad die uitblinkt: focussporten (meer sporters, maatschappelijke waarde omhoog, topsportstructuur verbeteren), aantrekkelijke evenementen in de Topsporthal, verbinden sport en bedrijven.
Voor het plangebied betekent dit geen directe gevolgen..
Energie Werkt! (2015)
In Almere wordt vanaf 2008 gewerkt aan de ambitie om in 2025 energieneutraal te zijn. De Almere Principles (2008) vormen de basis van een aantal opvolgende afspraken. Met het Rijk en de Provincie Flevoland zijn energie afspraken vastgelegd in het Integraal Afspraken Kader (IAK Almere 2.0, 2010) en meer specifiek uitgewerkt in de Afspraken Duurzaam Almere 2012-2014. Daarin is onder andere afgesproken dat de gemeente Almere streeft naar energieneutraliteit in 2025.
Almere heeft de ambitie om in 2022 al energieneutraal te zijn (exclusief mobiliteit). Om dit te bereiken is het noodzakelijk om focus te brengen in de vereiste gezamenlijke inspanning met, door en voor de stad, om een versnelling in hernieuwbare energievoorziening te realiseren. Dit is aanleiding geweest om te komen tot (en tevens het doel van) het Programmaplan Energie Werkt! Het programmaplan richt zich op de periode 2015 - 2018.
Het programma bevat een werkwijze langs 5 inhoudelijke werklijnen:
In deze werklijn wordt langs vier speerpunten ingezet op het vergroten van hernieuwbare (elektrische) energieopwekking uit zon. Het stimuleren van extra panelen op particuliere daken en daken van gemeentelijk vastgoed, scholen en verenigingen wordt in deze werklijn vormgegeven. Ook wordt gekeken hoe we grootschalige panelen kunnen realiseren op huurwoningen en wordt onderzocht hoe en waar zonnevelden op (braakliggende) gronden kunnen ontstaan.
Deze werklijn legt de focus op het verduurzamen van het bestaande warmtenet en het aanleggen en voeden van eventuele nieuwe warmtevoorziening op hernieuwbare energiebronnen. Voor het bestaande net wordt in het programma een beeld gegeven van de mogelijke opties om het net te verduurzamen en welke investeringen daarbij horen. Er wordt verkend of en hoe met partner Nuon samengewerkt gaat worden. Het bespreken van de hoogte en differentiatie in aansluittarieven maakt deel uit van deze verkenning. Voor nieuwe gebieden wordt ingezet op innovatieve technieken.
Windenergie kan zowel binnen als buiten Almere opgewekt worden. De keuze in deze werklijn is dat Almere binnen de gemeentegrenzen initiatieven faciliteert als bewoners of bedrijven daarom vragen. Binnen deze werklijn zijn hiervoor strikte criteria opgesteld en worden initiatieven daarin begeleid. Voor investeringen in windenergie buiten Almere wordt verkend hoe op passende wijze aangesloten kan worden op lopende ontwikkelingen binnen de Provincie Flevoland. In deze werklijn is opgenomen dat in elk nieuw bestemmingsplan kleinschalige windinstallaties mogelijk worden gemaakt via binnenplanse afwijking van de bouwregels, waarbij de windinstallatie op het hoofdgebouw of aan de gevel van het hoofdgebouw geplaatst moet worden. De toegestane bouwhoogte voor hoofdgebouwen mag met maximaal 3 meter worden overschreden en de rotordiameter van de windinstallaties mag maximaal 2 meter bedragen (zie Programmaplan Energie werkt!, juli 2015, pagina 26).
In deze werklijn worden Almeerse scholen en verenigingen aangezet tot het nemen van duurzame energiemaatregelen en worden deze brandpunten in de Almeerse wijken en buurten benut om de ambitie energieneutraal in 2022 onder de aandacht te brengen en zichtbaar vorm te geven. Door inzicht te verschaffen in mogelijke maatregelen en daarbij financieringsarrangementen aan te bieden wil deze werklijn in deze doelgroep hernieuwbare energie als standaard neerzetten.
Bewoners worden vanuit deze werklijn ondersteund om stappen te (blijven) zetten naar een energieneutraal Almere. Via diverse stimuleringsmaatregelen wordt hierop ingezet. Door inzicht en advies te verschaffen maar ook financieringsmogelijkheden te geven draagt deze werklijn binnen deze doelgroep bij aan een versnelling in de duurzame energietransitie. Voor bedrijven wordt ingezet op meer inzicht in rendabele investeringen en maatregelen die samenhangen met energiebesparing en hernieuwbare energieopwekking.
Voor het plangebied betekent dit binnen het plangebied zonnepanelen, zonnepanelen en via afwijking kleine windmolens op of aan gebouwen mogelijk zijn.
Waterplan, Stad van het zuiverste water 2017-2022 (2017)
Dit plan is een samenhangende visie voor alle wateraspecten, opgesteld door gemeente en waterschap met meerdere betrokkenen. De ambitie is om Almere verder te versterken als een 'stad van het zuiverste water': een ondernemende, veelzijdige waterstad. Almere beschikt over een royaal, gezond watersysteem in een groene en waterrijke omgeving, dat door de inwoners wordt gewaardeerd. Maar door klimaatverandering is er vaker extreme neerslag, hitte en droogte, is er overlast door de overmatige waterplantengroei en de biodiversiteit blijft achter bij de potentie. Ook is er vraag naar innovaties op watergebied door de bodemdaling en grondstoffenschaarste. Bovendien biedt elk (bouw)project kansen voor duurzame oplossingen en een aantrekkelijke leefomgeving. Dit is een groeiende stad waardevol. Vanuit vier doelstellingen wordt daarom gewerkt aan:
Bij de uitvoering richt de gemeente zich op:
Voor het plangebied heeft dit geen directe gevolgen.
Archeologie
Erfgoedwet
Op 1 juli 2016 is de Monumentenwet 1988 vervallen en vervangen door de Erfgoedwet. De artikelen 11 t/m 14a uit de Monumentenwet blijven, totdat de Omgevingswet van kracht wordt echter van toepassing op basis van de Erfgoedwet, artikel 9.1, lid 1, sub a.
Deze wetswijziging heeft daarom geen consequenties voor de uitgangspunten van het beleid en regelgeving.
Archeologienota (2016)
Almere voert een actief beleid inzake de archeologische monumentenzorg, gericht op:
De hoofdlijnen van het beleid inzake de archeologische monumentenzorg in Almere staan beschreven in de Nota Archeologische Monumentenzorg 2016. Op 7 april 2016 heeft de raad dit beleid vastgesteld, evenals de Archeologieverordening 2016 en de toelichting daarop. De Archeologische Beleidskaart Almere (ABA) is als onderdeel van het door de raad vastgestelde beleid gelijktijdig vastgesteld. Het beleid is een uitwerking van de Monumentenwet 1988. Op 1 juli 2016 is de Monumentenwet 1988 vervallen. De artikelen 11 t/m 14a blijven totdat de Omgevingswet van kracht wordt echter van toepassing op basis van de Erfgoedwet, artikel 9.1, lid 1, sub a. Deze wetswijziging heeft daarom geen consequenties voor de uitgangspunten van het beleid en regelgeving. Het beleid richt zich op het behoud van een representatief deel van behoudenswaardige vindplaatsen (scheepsresten en steentijdvindplaatsen). De vergunningsplichtige gebieden, behoudenswaardige vindplaatsen (waaronder wettelijk beschermde rijksmonumenten) en gebieden die zijn vrijgesteld van archeologische verplichtingen zijn op de ABA aangegeven. Om te zorgen dat het noodzakelijke onderzoek daadwerkelijk plaatsvindt worden daartoe aangewezen gebieden beschermd via het bestemmingsplan (zie paragraaf 3.3.1 van de plantoelichting). De onderzoeksplicht geldt alleen, indien aan twee voorwaarden is voldaan:
De inzet van beschikbare middelen van de gemeente inzake monumentenzorg richt zich op gebieden, waarin zich representatief te achten prehistorische landschappelijke zones bevinden. De verwachting is dat dit doorgaans de hogere delen van het prehistorisch dekzandlandschap betreffen en oeverwallen die voorkomen binnen de Oude Getijdenafzettingen. Voor ingrepen of wijzigingen die niet in aanmerking komen voor een vrijstelling is een omgevingsvergunning vereist. Deze vergunning kan al dan niet tijdelijk en/of onder voorwaarden worden verleend. De vergunning moet geweigerd worden, indien de werkzaamheden de archeologische waarden aantasten of risico´s daarop kunnen opleveren.
Archeologieverordening (2016)
In de Archeologieverordening 2016 is vastgelegd hoe Almere omgaat met behoudenswaardige archeologisch vindplaatsen en voor welke terreinen een archeologische vergunningsplicht dan wel een vrijstelling hiervan geldt. Onderscheid wordt gemaakt tussen de dubbelbestemmingen “Waarde-Archeologie 1 t/m 6”.
Archeologisch relevante laag | Horizontale vrijstelling | Verticale vrijstelling | |
Waarde 1 | wad- en kwelderafzettingen, dekzand | 500 m² | 150 cm |
Waarde 2 | dekzand | 500 m² | 100 cm |
Waarde 3 | dekzand | 500 m² | 50 cm |
Waarde 4 | oeverwallen/ rivierduinen | 100 m² | 50 cm |
Waarde 5 | behoudenswaardige vindplaats | geen | geen |
Waarde 6 | buitendijks | 25.000 m² | geen |
Vrijgesteld | nvt | nvt | nvt |
Deze waarden zijn gekoppeld aan gebieden op de Archeologische Beleidskaart Almere. Binnen deze gebieden wordt gewerkt met een vergunningsplicht met afwijkingen en uitzonderingen. De eventueel vergunningsplichtige gebieden en behoudenswaardige vindplaatsen worden beschermd door een archeologievergunning (zie voor een uitgebreidere beschrijving hiervan paragraaf 5.13.2). De vergunning kan (al dan niet tijdelijk en/of onder voorwaarden) worden verleend. De vergunning moet geweigerd worden, indien het project/ de werkzaamheden de archeologische waarden aantast of risico's daarop kan opleveren.
Archeologisch waardevolle terreinen zijn gebieden, waar op basis van onderzoek behoudenswaardige archeologische vindplaatsen vastgesteld zijn. Uitgangspunt is om aangetroffen vindplaatsen en scheepswrakken van voldoende kwaliteit in situ te behouden door middel van inpassing, inrichting, monitoring en beheer. Voor de inpassing geldt dat op het terrein geen andere inrichting is toegestaan dan die het behoud, beheer, onderzoek en beleefbaarheid ten dienste staat. Voor deze terreinen geldt dat er, in bepaalde gevallen, wel kleinschalige ingrepen kunnen worden toegestaan, zolang deze ingrepen recht doen aan de archeologische betekenis van het terrein en de archeologische waarden niet schaden. Buiten de vastgestelde archeologisch waardevolle gebieden liggen gebieden, waar archeologische vindplaatsen worden verwacht maar nog niet zijn vastgesteld.
Het is altijd mogelijk dat in de bodem niet ontdekte archeologische waarden bij toeval te voorschijn komen (de zogenaamde toevalsvondsten). In Almere zal het dan waarschijnlijk meestal gaan om scheepsresten of vliegtuigwrakken. Indien dergelijke resten buiten het kader van een officieel archeologisch (voor)onderzoek worden aangetroffen, geldt een meldingsplicht op grond van de Erfgoedwet (voorheen artikel 53 van de Monumentenwet 1988). De meldingsplicht geldt voor heel Almere, dus ook voor gebieden buiten de behoudenswaardige vindplaatsen, evenals in gebieden waar het archeologische vooronderzoek is afgerond.
In de Archeologieverordening 2016 is dwingend opgenomen dat zowel de waardevolle terreinen als de vergunningsplichtige gebieden (als vermeld op de ABA) integraal in alle toekomstige ruimtelijke plannen en juridisch-planologische kaders moeten worden overgenomen, met een met de verordening overeenkomende bescherming.
Op grond van het Archeologiebeleid is de locatie aangeduid met de dubbelbestemming 'Waarde-Archeologie 1' op basis waarvan archeologisch onderzoek noodzakelijk is.
Het opnemen van een wijzigingsbevoegdheid in een bestemmingsplan houdt in dat de toepassing ervan in beginsel in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening. De planologische aanvaardbaarheid ervan is daarmee een gegeven, indien aan de wijzigingsvoorwaarden wordt voldaan. Bij de vaststelling van het bestemmingsplan en dus de wijzigingsbevoegdheid is al onderzocht of invulling van de wijzigingsbevoegdheid mogelijk is en dus planologisch aanvaardbaar. Een omgevingstoets is daarom in beginsel niet noodzakelijk.
Echter aangezien de concrete invulling van het wijzigingsplan bij de vaststelling van het bestemmingsplan nog niet duidelijk was, wordt in dit hoofdstuk op een aantal aspecten nader ingegaan. Daarmee is aangetoond dat het wijzigingsplan uitvoerbaar is qua wet- en regelgeving. Bovendien heeft een aantal aspecten van het wijzigingsplan effecten op de omgeving. Die worden ook beschreven en er wordt gemotiveerd aangegeven dat deze ruimtelijk aanvaardbaar zijn..
Bij het vastleggen van de bouwmassa's is de bestaande situatie in het Stadscentrum leidend geweest. Dit betekent dat de bestaande rooilijnen en hun hoogtes in het bestemmingsplan 'Centrum Almere Stad' zijn vastgelegd. Tegelijkertijd is dit niet op een heel gedetailleerde manier gedaan. Voor een aantal plekken is een toekomstig beeld vastgelegd dat afwijkt van de huidige situatie. In die gevallen is het in het bestemmingsplan mogelijk gemaakt om dat toekomstige beeld te realiseren. Meestal wordt dat mogelijk gemaakt via een wijzigingsbevoegdheid, maar in sommige gevallen is dat toekomstig beeld direct (zonder extra procedure) te realiseren.
Ruimtelijke structuur
Het centrum bepaalt in grote mate de identiteit en het gezicht van Almere. In de ruimtelijke structuur van het Stadscentrum zijn vijf deelgebieden te onderscheiden (zie figuur hieronder). Het oudste gedeelte van het Stadscentrum (groene gedeelte) bestaat uit min of meer gesloten bouwblokken geordend in een rechthoekig grid. Dezelfde structuur heeft de zone Stadhuis - Ziekenhuis (oranje gedeelte), alleen hebben de bouwblokken hier een veel grotere maat. De vorm van de openbare ruimte wordt bepaald door de wanden van de bebouwing. Het Gebogen Maaiveld (rode gedeelte) heeft een afwijkende opzet: de bouwblokken zijn gedraaid, er is geen sprake van een grid en de openbare ruimtes verwijden en vernauwen zich. Het gedeelte rond het hotel en het Schipperplein (blauwe gedeelte) wordt gekenmerkt door bebouwing die vrij in de ruimte staat. De gebouwen zijn objecten waar de openbare ruimte aan alle zijden omheen loopt. Min of meer dezelfde opzet van vrij in de ruimte geplaatste gebouwen is toegepast in het Zakencentrum ten noorden van het station (paarse gedeelte).
Figuur: ruimtelijke structuur
In het bestemmingsplan zijn de bouwblokken op geabstraheerde wijze vastgelegd. Dit betekent dat het mogelijk is om van veel bouwblokken gesloten bouwblokken te maken. Als er nu nog gaten in de bebouwingswand zitten, mogen die worden dichtgebouwd. Dat past binnen de ruimtelijke structuur van het Stadscentrum. Wanneer er in de huidige situatie kleinere inspringingen zijn ten opzichte van de rooilijn, is in het bestemmingsplan deze rooilijn veelal rechtgetrokken. Dit biedt de mogelijkheid deze inspringingen te bebouwen. Ook dit past binnen de bestaande ruimtelijke structuur.
Bouwhoogten
Voor het Stadscentrum zijn de bestaande bouwhoogten in het bestemmingsplan vastgelegd. Hierbij is niet iedere kleine sprong in de bouwhoogte precies overgenomen, maar hebben samenhangende bouwdelen eenzelfde bouwhoogte gekregen.
De Voetnoot
Voor de locatie van gebouw de Voetnoot en een gebied ten noorden en ten westen van dit gebouw is ruimte voor ontwikkeling. Het gebied vormt bovendien een interessante schakel richting ontwikkelingsgebied 2F7. Er wordt daarom op deze locatie een grote mix van functies toegestaan en een flinke hoeveelheid bebouwing. De bouwhoogte sluit voor wat betreft het westelijk deel van het gebied aan bij de hoogte van de aansluitende bebouwing. Het oostelijk deel van het gebied, waarop dit wijzigingsplan betrekking heeft, ligt op de zichtlijn van de Cinemadreef. Deze plek is geschikt voor een landmark. Daarom is op deze plek een maximum bouwhoogte van 60 meter toegestaan. Deze hoogte komt overeen met de grootste hoogte van kantoorgebouw de Landdrost (ten zuiden van het plangebied tussen het Stadhuis en het ziekenhuis).
Project
Markante plek
De locatie ligt op een markante plek in de zichtassen van de Cinemadreef en Landdrostdreef. Het gebouw moet zich alzijdig presenteren en anticiperen op de doorontwikkeling van de Landdrostdreef tot stadsstraat. Met die stadsstraat komen er kansen voor nieuwe fietsroutes van en naar het station. De rooilijn van de huidige Voetnoot wordt doorgezet in de nieuwbouw, waarmee de Bodestraat een aantrekkelijker en samenhangender beeld krijgt. Een hoogteaccent aan de kant van de Landdrostdreef is mogelijk middels een hoogte van 40 tot 60 m. Het gebouw kan een getrapt volume worden gebouwd, zodat optimaal gebruik wordt gemaakt van bezonning en maaiveld.
Plinten
De plint wordt gevuld met commerciële functies. De entrees hiervan moeten goed zichtbaar zijn van alle kanten. De plinten zijn transparant, gericht op de omgeving en hebben een relatief forse maat in relatie tot het bouwvolume. Bovendien moeten ze een uitstraling en hoogte hebben die passen bij de gebouw. De straat tussen de bestaande en nieuwbouw mag meer functioneel gericht zijn.
Groen en duurzaam
Het gebouw in een getrapt volume biedt de mogelijkheid voor daktuinen. Dit kan dan een groen milieu worden, waar bewoners elkaar kunnen ontmoeten en rust kunnen ervaren middenin de 'drukke stad'.
Kader
Op 1 april 2011 is het nieuwe Besluit milieueffectrapportage in werking getreden. Een belangrijke wijziging die daarin is aangebracht, is dat voor de vraag of een m.e.r.-beoordelingsprocedure moet worden doorlopen, toetsing aan de drempelwaarden in de D-lijst niet toereikend is. Indien een activiteit een omvang heeft die onder de grenswaarden ligt, dient op grond van de selectiecriteria in de EEG-richtlijn milieu-effectbeoordeling te worden vastgesteld of belangrijke nadelige gevolgen van de activiteit voor het milieu kunnen worden uitgesloten. Pas als dat het geval is, is de activiteit niet m.e.r.-(beoordelings)plichtig. Bij het uitvoeren van de (vormvrije) m.e.r.-beoordeling worden de selectiecriteria van de Europese richtlijn gevolgd. De criteria van bijlage III van de richtlijn omvatten:
Beoordeling Besluit m.e.r.
De realisatie van project ‘HIGH Note’ is aan te merken als een stedelijke ontwikkeling. De aanleg van een stedelijke ontwikkeling is opgenomen in onderdeel D van het Besluit m.e.r. onder categorie D 11.2.
Figuur: onderdeel D 11.2 (bron: Besluit m.e.r.)
De drempelwaarden van de activiteiten uit het Besluit m.e.r. worden niet overschreden door dit project. Er is daarom geen m.e.r.-beoordelingsplicht conform artikel 2 lid 5 sub a van het Besluit m.e.r.. Wel dient voor de beoogde ontwikkeling een vormvrije m.e.r.-beoordeling uitgevoerd te worden. Hierbij wordt getoetst of er mogelijke belangrijke nadelige milieugevolgen op kunnen treden. De procedure- en inhoudelijke vereisten voor een vormvrije m.e.r.-beoordeling zijn sinds een wijziging van de Europese Richtlijn MER in mei 2017 en het Besluit m.e.r. in juli 2017 gelijk aan de procedurevereisten voor een ‘gewone’ m.e.r.-beoordeling met uitzondering van de publicatieverplichtingen in artikel 2 lid 5 sub b van het Besluit m.e.r.
Vormvrije m.e.r.-beoordeling
In de vormvrije m.e.r.-beoordeling (zie Bijlage 5) zijn de effecten beschreven rond de thema's leefomgeving (geluid, lucht, licht, wind, externe veiligheid bodem, parkeren, water en bedrijven en milieuzonering) en ruimtelijke kwaliteit (archeologie en cultuurhistorie, natuur en duurzaamheid). Uit de beoordeling blijkt dat er geen mogelijk belangrijke nadelige milieugevolgen te verwachten zijn door het project. De belangrijkste redenen voor deze conclusie zijn:
Op deze aspecten wordt verder in dit hoofdstuk nader ingegaan.
Conclusie
Gelet op deze vormvrije m.e.r.-beoordeling is dan ook geconcludeerd dat er geen aanleiding bestaat nader onderzoek via een m.e.r. uit te voeren.
Regelgeving
De Wet geluidhinder is het ruimtelijke afwegingskader voor het aspect geluid. Deze wet biedt geluidgevoelige functies (woningen) bescherming tegen geluidhinder van wegverkeerlawaai, spoorweglawaai en industrielawaai door middel van zonering. Als een geluidzone geheel of gedeeltelijk binnen het plangebied valt, moet akoestisch onderzoek worden verricht naar de geluidsbelasting op nieuwe woningen en andere geluidsgevoelige objecten binnen de geluidszone (artikel 77 Wgh). De berekende geluidbelasting dient getoetst te worden aan de grenswaarden van de Wet geluidhinder.
Onderzoek
In 2019 is akoestisch onderzoek uitgevoerd (Bijlage 6). Voor het realiseren van het gebouw zijn de elementen wegverkeerslawaai en spoorweglawaai onderzocht.Ook is bekeken in hoeverre is voldaan aan de grenswaarden ingevolge de Wet geluidhinder. De conclusies daarvan zijn als volgt:
Wegverkeer
Het project is gelegen in binnenstedelijk gebied. Voor gezoneerde wegen geldt in dat geval een voorkeursgrenswaarde van 48 dB. Dit wil zeggen dat de hoogst toelaatbare geluidbelasting op de gevel van een woning, vanwege de weg, ten hoogste 48 dB mag bedragen. De waarde wordt berekend op basis van Lden (day, evening en night), dus op basis van de gemiddelde geluidsbelasting op een gevel gedurende 24 uur uitgedrukt in dB. Indien de gemeten waarden de grenswaarde van 48 dB overschrijden, dienen er maatregelen te worden genomen of als dat niet kan hogere grenswaarden vastgesteld te worden. Een hogere waarde kan in binnenstedelijk gebied worden aangevraagd van maximaal 63 dB. Indien ook deze waarde wordt overschreden, kan een project slechts worden gerealiseerd door het toepassen van 'dove gevels'.
In de onderhavige situatie is sprake van nieuwbouw van woningen. Deze geluidgevoelige objecten zijn gelegen binnen de zone van de Landdrostdreef - Cinemadreef. Deze weg met twee rijstroken betreft in de zin van de Wet geluidhinder een binnenstedelijke situatie met een zonebreedte van 200 meter, gemeten vanuit het hart van de weg. Voor de weg geldt een maximum snelheid van 50 km p/u. Voor de overige wegen gelegen in de nabije omgeving van of in het plangebied (Landdroststraat, Regisseurstraat en Schrijverstraat) geldt een maximum snelheid van 30 km p/u. In de zin van de Wet geluidhinder zijn dergelijke wegen niet zoneplichtig. Voor het beoordelen van een goede ruimtelijke ordening zijn de relevante 30 km p/u wegen wel akoestisch onderzocht.
Uit het onderzoek blijkt dat op de gevels van de nieuw te bouwen appartementen de geluidbelasting ten gevolge van de gezoneerde doorgaande weg Landdrostdreef - Cinemadreef ten hoogste 63 dB inclusief aftrek ex artikel 110g Wgh bedraagt. Hiermee wordt de (voorkeurs)grenswaarde van 48 dB inclusief aftrek ex artikel 110g Wgh overschreden, maar niet de maximaal toegestane geluidbelasting van 63 dB. Ook blijkt dat de geluidbelasting inclusief aftrek ex artikel 110g Wgh op de gevels van de nieuw te bouwen appartementen als gevolg van de niet-gezoneerde wegen ten hoogste bedraagt:
In analogie met de Wet geluidhinder wordt de (voorkeurs)grenswaarde van 48 dB inclusief aftrek ex artikel 110g Wgh als gevolg van de Schrijverstraat overschreden, maar niet de maximaal toegestane geluidbelasting van 63 dB. Uit een inventarisatie van mogelijke maatregelen volgt dat er redelijkerwijs geen maatregelen mogelijk zijn om de geluidbelasting op de gevels te verminderen. Gelet op het voorgaande is ingevolge de Wet geluidhinder een hogere grenswaarde vastgesteld van 63 dB als gevolg van het wegverkeer op de Landdrostdreef – Cinemadreef. Zie het besluit.
Railverkeer
Het plangebied ligt nabij het spoortraject door Almere (Lden,gpp = 51,3 dB op referentiepunt 36828). De zonebreedte van de spoorweg bedraagt ter hoogte van het plangebied 100 meter. Voor railverkeerslawaai bedraagt de voorkeursgrenswaarde 55 dB. De maximaal toegestane geluidbelasting bedraagt 68 dB. Uit de berekeningsresultaten blijkt dat op de gevels van de nieuw te bouwen appartementen de geluidbelasting ten hoogste 52 dB bedraagt ten gevolge van het spoor. De (voorkeurs)grenswaarde wordt hiermee niet overschreden.
Cumulatie
Voor de cumulatieve geluidbelasting zijn geen wettelijke grenswaarden vastgelegd. Aangezien het plangebied is gelegen binnen de zone van verschillende geluidsbronnen (wegverkeer en railverkeer) is de cumulatieve geluidbelasting inzichtelijk gemaakt. De cumulatieve geluidbelasting op de appartementen bedraagt ten hoogste 68 dB exclusief aftrek ex artikel 110g Wgh. Bij deze waarden is nog sprake van een goed woon- en leefklimaat.
Kader
Om te beoordelen of een windonderzoek wenselijk is, is in de NEN 8100 ‘Windhinder en windgevaar in de gebouwde omgeving’ een beslismodel opgenomen. De beoogde ontwikkeling is hoger dan 30 meter, waardoor een windhinderonderzoek conform de NEN 8100 wenselijk is. Dit onderzoek is als Bijlage 8 opgenomen bij dit wijzigingsplan.
Beoordelingscriteria
Bij de beoordeling van het windklimaat wordt in de NEN 8100 onderscheid gemaakt tussen hinder (lees comfort) en gevaar.
Het criterium voor de beoordeling van windhinder is uit de volgende onderdelen opgebouwd:
Afhankelijk van de activiteit wordt aangegeven of het lokale windklimaat, bij een bepaalde overschrijding van de drempelsnelheid (= kwaliteitsklasse) als goed, matig of slecht voor de activiteit beoordeeld moet worden.
figuur: beoordeling windklimaat
Naar analogie voor de beoordeling van windhinder wordt het criterium ter beoordeling van windgevaar opgebouwd. Hierbij wordt een drempelsnelheid van 15 m/s (uurgemiddelde windsnelheid) aangehouden. Met ‘windgevaar’ worden zodanig hoge windsnelheden bedoeld dat mensen ernstige problemen ondervinden tijdens het lopen, tijdens een windvlaag zouden mensen kunnen vallen. Bij windvlagen neemt de snelheid in korte tijd toe tot ruim 1,5 maal de uurgemiddelde windsnelheid. Ten aanzien van het beoordelen van windgevaar wordt onderstaande indeling aangehouden.
figuur: beoordelingscriteria windgevaar
Een ‘beperkt risico’ is slechts acceptabel bij niet windhindergevoelig gebruik, te weten de activiteit ‘doorlopen’ of voor plekken waar geen activiteit zal plaatsvinden (geen entrees, loop- of fietsroutes). Voor de activiteiten slenteren en langdurig zitten is een beperkt risico op gevaar niet acceptabel. Alle situaties met een overschrijdingskans van groter dan 0,30% van de tijd zijn evident gevaarlijk en behoren te allen tijde te worden vermeden; het publiek mag hier niet aan worden blootgesteld.
Onderzoek
Voor het ontwerp van de beoogde woontoren zijn drie modellen opgesteld (zie Hoofdstuk 2 Planbeschrijving). Hierbij is nog geen model gekozen voor de realisatie. In het windhinderonderzoek zijn twee van de drie modellen inhoudelijk beoordeeld (model 1 en 3). Aan de hand van de stromingspatronen van model 1 en 3 is een beoordeling uitgevoerd van de windstromingen binnen het plangebied en in de omgeving.
figuur: modellen windhinderonderzoek 1 (links) en 3 (rechts)
Model 1 heeft een hoogte van circa 42 meter, model 3 heeft verschillende hoogtes van circa 57 m, 39 m, 27 m en 12 m. In beide ontwerpen zal het gebouwde het windklimaat in de directe omgeving nadelig beïnvloeden. In ruim 50% van de tijd komt de wind uit de richtingen zuid tot west. Ook komen de hoogste windsnelheden bij deze windrichtingen voor. Deze windrichting staat pal op de brede zijde van het gebouw.
Het invloedsgebied van de wind bevindt zich met name aan de achterzijde van het gebouw (Landdrostdreef). Het lijwervelgebied bedraagt circa 50 m. In dit gebied is een autoweg aanwezig en bevindt de directe lintbebouwing zich aan de overzijde op circa 25 m afstand. Het overstaande gebouw is 5 bouwlagen hoog en heeft geen buitenplaats. Alleen fietsers en voetgangers zullen hinder ervaren van de wind. Op loopniveau zal de windhinder aan de voorzijde en achterzijde (Landdrostdreef) beperkt zijn (windklimaat ‘goed’ voor doorloopgebied). Aan de kopse zijden van het gebouw zal de windhinder goed merkbaar zijn (windklimaat ‘matig’ voor doorloopgebied) vanwege de breedte en de oriëntatie van het gebouw.
Geadviseerd wordt om de entree van het gebouw aan de voorzijde in de laagbouw te situeren of in het midden van de achterzijde. De laagbouw heeft een positief effect op het beperken van de windhinder op loopniveau. Windgevaar wordt rondom het gebouw niet verwacht. De meeste windhinder zal optreden aan de kopse kanten van het gebouw. De balkons aan de kopse kant van het gebouw zullen last hebben van windhinder. Door windschermen op de balkons aan te brengen kan de windhinder sterk worden verminderd. De laagbouw zal ervoor zorgen dat er op voetgangersniveau geen windhinder zal plaatsvinden. Een voorstel voor de entree van het gebouw is bij de laagbouw of aan de achterkant. Het grote verschil tussen de twee ontwerpen is dat bij model 1 een groot oppervlakte wind vangt. Deze zal zich via de bovenkant en zijkanten verplaatsen. Bij model 3 zitten er veel verspringen in de gevel. Hierdoor verspreidt de wind zich meer over het gebied waarlangs het zich zal verplaatsen en zal er dus minder hinder optreden.
Wanneer bovenstaande adviezen, aangaande de plaatsing van de entree van het gebouw, in acht worden genomen, zal de ontwikkeling niet tot belangrijke nadelige gevolgen voor het aspect ‘windhinder’ leiden. Hierbij wordt opgemerkt dat in alle gevallen voor voetgangers en fietsers effect optreedt als gevolg van de ontwikkeling, maar dat dit bij model 3 het laagst zal zijn.
Kader
Voor bezonning geldt geen wettelijk vastgestelde norm. Als richtlijn hanteert TNO als criterium dat de nieuwbouw zodanig moet zijn gesitueerd dat de zon op de eerste dag van de lente dan wel de eerste dag van de herfst tussen 10.00 en 18.00 uur tenminste twee mogelijke bezonningsuren per dag op één gevel van een woning moet kunnen bereiken.
Onderzoek
Op basis van de nu bekende bouwplannen voor de woontoren is door CroonenBuro5 een schaduwstudie uitgevoerd (zie Bijlage 9). Er zijn drie modellen gemaakt voor de beoogde ontwikkeling. De contouren van deze drie modellen zijn gegoten in één enkel model welke is gebruikt voor de schaduwstudie. Op deze manier is het direct duidelijk wat de maximale schaduwwerking zou zijn. In werkelijkheid zal elk model afzonderlijk minder schaduw geven op de omgeving, omdat de afmetingen hiervan kleiner zijn dan het samengevoegde model.
figuur: massastudie schaduwhinder
Het plangebied waar een woontoren zal worden gerealiseerd, is gesitueerd in het centrum van Almere. Aan de noordzijde grenst het aan het politiebureau Almere liggend aan de Landdrostdreef. Aan de west- en zuidzijde bevindt zich het commerciële centrum van Almere. In de berekening zijn de schaduweffecten in beeld gebracht op vier data, 21 maart, 21 juni, 21 september en 21 december. De metingen zijn gevisualiseerd om 09.00 uur, 13.00 uur en 18.00 uur.
figuur: overzicht resultaten bezonningsmodel
Op 21 maart om 09:00 uur zal de ochtendzon schijnen op het woongebouw, waardoor schaduw ten noordwesten zichtbaar is. Dit is van invloed op de naastgelegen winkelstraten. Om 13:00 uur zal de schaduw op een klein deel van het politiebureau vallen, maar voornamelijk op de wegenstructuur voorlangs. Om 18:00 uur is het nagenoeg zo donker geworden dat er nauwelijks nog schaduwwerking op te merken is.
In de zomer, op 21 juni om 09:00 uur, valt de schaduw voornamelijk op een naastgelegen zorgfunctie en de openbare ruimte daaromheen. Om 13:00 uur is er nauwelijks sprake van schaduw. Deze valt enkel op de Landdrostdreef. Na 18:00 uur valt de schaduw naar het oosten, op de Landdrostdreef en de Cinemadreef, en een klein gedeelte op het kantoorgebouw van de gemeente Almere.
De situatie op 21 september is gelijk aan die van 21 maart. De schaduw zal van het noordwesten naar het noorden schuiven. Na 18:00 uur is er nauwelijks nog sprake van schaduwwerking op de omgeving.
Op 21 december 09:00 uur is het vrij donker en nauwelijks sprake van schaduwwerking. Om 13:00 uur is er wel sprake van schaduw, deze valt enkel ten noorden op het politiebureau en op de Landdrostdreef. Om 18:00 is er weer nauwelijks schaduwwerking omdat het donker is.
Conclusie
De schaduwwerking van het woongebouw valt de meeste tijd van het jaar op de Landdrostdreef en op het politiebureau. Enkel in de ochtendperiodes rond 21 maart en 21 september zal deze op de winkelstraten vallen. Aangezien het gebouw ten zuiden aansluit op een brede weg, zal voornamelijk de infrastructuur schaduwwerking ondervinden. Het woongebouw heeft gelet op het onderzoek een zeer beperkte invloed op de bezonning van de bebouwde omgeving.
Auto
Met de ontwikkeling van het gebied wijzigt er niet veel voor autoverkeer. Om te kunnen parkeren in het te bouwen gebouw zullen auto's via de Schrijverstraat naar de Regisseur- en Metropolegarage rijden. De nieuwbouwlocatie ligt op het snijvlak van de Landdrostdreef en de Cinemadreef. De Landdrostdreef, een stedelijke verbindingsweg, krijgt op termijn een herwaardering tot stadsstraat. De verblijfskwaliteit neemt daardoor sterk toe. Het parkeerterrein wordt nu gebruikt om te parkeren en voor de toegang van de bevoorrading van de markt op het Stadhuisplein. Omdat de toegang verdwijnt, dient de markt op andere wijze bevoorraad te worden. Hiervoor zijn verschillende mogelijkheden. Samen met het Marktwezen zal hiervoor naar goede alternatieve oplossingen worden gekeken. Op basis van de eerste verkenning zijn deze goed inpasbaar. Daarbij wordt gedacht aan bevoorrading via de Stadhuispromenade en de Schrijverstraat. Om bevoorrading via de Schrijverstraat mogelijk te maken, is aanpassing van het kruispunt Schrijverstraat –Wijsgeerbaan noodzakelijk. De best passende oplossing wordt in een nieuw logistiek bevoorradingsplan voor de markt opgenomen.
Fiets
Tussen de bestaande bebouwing en de nieuwbouw komt een doorgaande route, die ook voor de fiets (en voetganger) gebruikt kan gaan worden.
Parkeren
Kader
Momenteel zijn er circa 80 parkeerplekken op het maaiveld in het gebied aanwezig. Met de ontwikkeling van de locatie zal het parkeren op maaiveld verdwijnen. In de omgeving is echter voldoende parkeergelegenheid aanwezig. Mogelijk worden de geschrapte parkeerplaatsen in de directe omgeving (Oostkavels) gecompenseerd.
Beoordeling
Aan de hand van het referentieprogramma uit het Ontwikkelingsplan is de parkeerbehoefte bepaald. Uitgangspunt is de norm van 0,5 parkeerplaatsen (pp) per bewoner. Deze gemiddelde norm is gebaseerd op de norm van 0,7 pp voor starters en 0,3 pp voor studenten. Voor de grotere huurappartementen (L- en XL-formaat, meerdere zelfstandige bewoners per appartement) wordt uitgegaan van een norm van 1,0 pp per appartement en 1,5 pp voor de XL appartementen. Dit betekent een parkeerbehoefte van 125 parkeerplaatsen voor de woningen. In de plint is ruimte voor 1.070 m² aan functies. De norm hiervoor is 1 pp per 30 m². Dit leidt tot een parkeerbehoefte van 35 parkeerplaatsen. Op basis hiervan bestaat de totale parkeerbehoefte uit 160 parkeerplaatsen.
Soort appartement | aantal appartementen | aantal bewoners | parkeernorm | aantal parkeerplaatsen |
studio | 30 | 30 | 0,5 | 15 |
2-kamer | 34 | 34 | 0,5 | 17 |
L-friends | 31 | 62 | 1 | 31 |
XL-friends | 41 | 123 | 1,5 | 62 |
Totaal woningen | 136 | 249 | - | 125 |
Plint | 1.070 m² | 1 per 30 m² | 35 | |
TOTAAL | 160 |
figuur: parkeerbehoefte
Op dit moment bestaat er in de naastgelegen Regisseursgarage overcapaciteit. De gemiddelde vrije capaciteit op het drukste moment (11.00 - 14.00 uur) van alle dagen in de week (gemeten in het eerste halfjaar van 2017) is ongeveer 223 parkeerplaatsen. De met de ontwikkeling gepaarde parkeerbehoefte kan dus worden opgevangen binnen bestaande parkeercapaciteit. Op dit moment investeren in aanvullende gebouwde parkeervoorzieningen zou betekenen dat we aanleggen voor de leegstand. Gelet op de geplande groei van de stad kan er op termijn wel een tekort ontstaan. De ontwikkelaar moet in beginsel voldoende parkeerplaatsen op het eigen terrein aanleggen. Indien dat niet mogelijk is, brengt de gemeente een afkoopsom voor de aanleg van die parkeerplaats in rekening. Gezien het uitgangspunt dat we de beschikbare capaciteit in de bestaande Regisseurgarage beter willen benutten, zal een financiële verrekening worden getroffen op eventuele toekomstige parkeeroplossingen in het gebied. Deze financiële verrekening maakt onderdeel uit van de gronduitgifte.
Regeling in dit wijzigingsplan
In de planregels van het moederplan 'Centrum Almere Stad' staan geen regels over parkeren. In het hele centrum zijn voor bewoners, bedrijven en bezoekers voldoende parkeerplaatsen aanwezig middels een parkeerbalans. Dubbelgebruik, eigen parkeerplaatsen in afgesloten voorzieningen, gehandicaptenparkeerplaatsen, parkeerterreinen en -garages zorgen voor een juiste balans tussen de parkeerbehoefte en het parkeeraanbod. Voor de parkeerbalans worden de parkeerkencijfers van het CROW gebruikt, die toegesneden zijn op de Almeerse situatie.
Omdat de parkeerregeling sinds 1 november 2014 niet meer in de Bouwverordening is opgenomen, dienen deze in het ter plaatse geldende bestemmingsplan te zijn geregeld. Daarom is het nu wel geregeld in dit wijzigingsplan, op een wijze dat de parkeerbalans overeenkomstig het moederplan van toepassing is.
Er gold tot 1 juli 2018 een overgangsregeling om dit te regelen. In Almere is momenteel nog niet in alle bestemmingsplannen een parkeerregeling opgenomen. Daarom geldt sinds 3 juli 2018 voor die plannen het voorbereidingsbesluit 'Paraplubestemmingsplan parkeernormen'. Dit is een jaar geldig, te weten t/m 2 juli 2019. Aanvragen om omgevingsvergunning moet het college op grond van dit voorbereidingsbesluit aanhouden. Deze aanhoudingsplicht kan worden doorbroken, indien een aanvraag voldoet aan het in voorbereiding zijnde paraplubestemmingsplan. De aanvrager zal in dit geval wijzen op de parkeerbalans, aangezien er geen eigen parkeerplaatsen worden aangelegd. Indien uit de toets blijkt dat dit in overeenstemming is met het in voorbereiding zijnd paraplubestemmingsplan, dan zal het college de aanhouding kunnen doorbreken en de vergunning op dit aspect kunnen verlenen.
Algemeen
Een goede ruimtelijke ordening voorziet in het voorkomen van voorzienbare hinder en gevaar door milieubelastende activiteiten. De VNG-uitgave “Bedrijven en milieuzonering” uit 2009 biedt een handreiking voor een verantwoorde inpassing van milieubelastende activiteiten, zoals bedrijven in de fysieke omgeving of van gevoelige functies, zoals woningen, nabij bedrijven. Voor een breed scala van milieubelastende activiteiten gelden voor de vier ruimtelijke relevante milieuaspecten (geur, stof, geluid en gevaar) richtafstanden. Deze zijn in een richtafstandenlijst opgenomen. De doelen van milieuzonering zijn:
Onderzoek
In januari 2019 is onderzocht, mede in het kader van een goede ruimtelijke ordening, in hoeverre de toekomstige bewoners over een goed woon-, werk- en leefklimaat beschikken in relatie tot de in en nabij het plangebied voorkomende bedrijfsactiviteiten. Het onderzoek bestaat uit twee stappen:
1. systematiek functiescheiding of functiemenging;
2. beoordelen maximaal planologische invulling.
Stap 1
Vanuit milieuoogpunt kan een bepaalde afstand tussen een milieubelastende activiteit en een milieugevoelig object noodzakelijk zijn (milieuzonering). Dit is veelal geregeld via een staat van bedrijfsactiviteiten. De VNG-uitgave 'bedrijven en milieuzonering (2009)' geeft handreikingen voor verantwoorde inpassing van bedrijvigheid en gevoelige objecten. Per bedrijfssoort en milieuaspect worden indicatieve afstanden gegeven en als daaraan wordt voldaan, kan gesteld worden dat er geen hinder te verwachten is. De afstanden verschillen per gebiedstype. Een centrumgebied, als in dit geval, is aan te merken als gemengd gebied, waar ten opzichte van een rustig woongebied een hogere milieubelasting aanvaardbaar wordt geacht. De bedrijfssoorten zijn ingedeeld in categorieën 1 t/m 6. Deze afstanden gelden in dit geval ten opzichte van de bestemmingen 'maatschappelijk' en 'bedrijf-nutsvoorziening' (zie figuur hieronder, nrs 4 en 2).
In functiemengingsgebieden kunnen milieubelastende en milieugevoelige functie op kortere afstand van elkaar zijn gesitueerd. Er geldt hiervoor een aparte functiemengingslijst in een staat van bedrijfsactiviteiten. In dat geval zijn de bedrijfsactiviteiten gecategoriseerd in A, B en C bedrijven. Volgens het geldende bestemmingsplan 'Centrum Almere Stad' geldt voor het plangebied een specifieke Staat van Bedrijfsactiviteiten - functiemenging (zie bijlage 1 bij de regels). Voor functies binnen de bestemming 'centrum' en 'gemengd' gelden de richtafstanden uit de VNG-brochure dus niet.
Resultaten
Binnen de centrumgebied (nr. 1 in het lijstje hierboven), het plangebied van dit wijzigingsplan, leveren de toegestane bedrijfsactiviteiten geen belemmering op voor het realiseren van de beoogde ontwikkeling. Hetzelfde geldt voor de bestemmingen bij nummers 2, 3 en 4. Op de gronden met bestemming 'Maatschappelijk - specifiek vorm van horeca 2a', waar de Voetnoot is gevestigd, wordt niet aan de richtaftand voldaan. Deze is namelijk 7 m. De daar toegestane activiteiten zijn gecategoriseerd in categorie 3.1, zodat een richtafstand van 30 m geldt. Om aan te kunnen tonen dat sprake is van een goed woon- en leefklimaat dient een akoestisch onderzoek te worden uitgevoerd op grond waarvan gekeken moet worden of en zo ja welke maatregelen getroffen moeten worden.
Feitelijke milieubelasting omliggende bedrijven
In de directe omgeving van het plangebied zijn drie bedrijven aanwezig, waarvan de feitelijke milieubelasting is onderzocht. Daarbij is het aspect geluid het bepalende milieuaspect. Het gaat om het Ondergronds Afval Transportsysteem (OAT) (nr 2 in bovenstaande lijst), discotheek Club Cell (nr 3) en De Voetnoot (nr 5). Deze bedrijven vallen onder de werkingssfeer van het Activiteitenbesluit. Daarin zijn voor geluid grenswaarden opgenomen. Uit het onderzoek is naar voren gekomen dat het plangebied ligt binnen de zone van verschillende geluidbronnen (weg- en railverkeer) en binnen de invloedsfeer van verschillende bedrijven. De geluidbelasting op de gevels van de te bouwen appartementen bedraagt ten hoogte 68 dB, 52 dB en 54 dB ten gevolge van respectievelijk het wegverkeer, railverkeer en beschouwde bedrijven. Omdat de voorkeursgrenswaarde wordt overschreden, is ook de gecumuleerde geluidbelasting inzichtelijk gemaakt. Die bedraagt maximaal 68 dB (Lvl,cum). Voor die gecumuleerde geluidbelasting geldt geen wettelijke grenswaarde, maar dient de gemeente te beoordelen of dit leidt tot onaanvaardbare geluidbelasting. De bron van het wegverkeer is bepalend. Mogelijke maatregelen zijn aan de bron (geluidarm wegdek), in de overdracht (geluidscherm) of aan de kant van de ontvanger (schermen, dove gevels). Bron- en overdrachtsmaatregelen zijn niet wenselijk en hebben geen effect vanwege het karakter van de weg en de hoge ligging van de appartementen. Wel mogelijke maatregelen die worden geadviseerd om het akoestisch klimaat te verbeteren zijn: vliesgevel, coulissen, geluidschermen of geluidluwe gevels middels loggia's, serres of carrévorming.
Regelgeving
Op 15 november 2007 zijn de Europese luchtkwaliteitseisen opgenomen in titel 5.2 van de Wet milieubeheer (Wijzigingswet Wet milieubeheer). Dat betekent dat dit aspect wettelijk verplicht beschouwd moet worden bij het uitoefenen van een bestuurlijke bevoegdheid. Tevens legt het Rijk een grote nadruk op het principe van een goede ruimtelijke ordening. Dit betekent dat elke situatie beoordeeld moet worden of het aanvaardbaar is om een project op een bepaalde locatie te realiseren. Luchtkwaliteit is een aspect waarmee de leefbaarheid van een gebied deels gekarakteriseerd kan worden. Het doel van hoofdstuk 5 van de Wet milieubeheer is het beschermen van het milieu tegen de negatieve gevolgen van luchtverontreiniging. De parameters die van belang zijn in Almere zijn met name stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10).
Beoordeling situatie
In hoofdstuk 5 van de Wet milieubeheer is geregeld dat in sommige gevallen de toetsing aan de luchtkwaliteitseisen niet meer hoeft te gebeuren. De gemeente Almere doet mee aan het NSL. De ontwikkeling van de woontoren maakt onderdeel uit van een project in het NSL, namelijk projectnummer 106, 'Inbreiding Almere Stad'. Projecten die zijn opgenomen in het NSL hoeven niet afzonderlijk te worden getoetst aan de grenswaarden. Hiermee wordt voldaan aan de bestuurlijke bevoegdheid en is er op grond van luchtkwaliteit geen belemmering voor realisering van het plan.
Regelgeving
Bij ruimtelijke plannen wordt ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten gekeken, namelijk:
In het externe veiligheidsbeleid wordt onderscheid gemaakt in het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon op een bepaalde plaats overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen, indien hij onafgebroken en onbeschermd op die plaats zou verblijven. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting of langs een vervoersas. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep mensen van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Voor het GR geldt een oriëntatiewaarde. De gemeente heeft een verantwoordingsplicht, als het GR toeneemt en/of de oriëntatiewaarde overschrijdt. Met ingang van 1 april 2015 zijn het Besluit externe veiligheid transportroutes (BEVT) en het Basisnet in werking getreden. Het BEVT vormt de wet- en regelgeving, en de concrete uitwerking volgt in het Basisnet. Het Basisnet beoogt voor de lange termijn (2020, met uitloop naar 2040) duidelijkheid te bieden over het maximale aantal transporten van, en de bijbehorende maximale risico's die het transport van gevaarlijke stoffen over spoor, weg en water mag veroorzaken.
Beoordeling
De ontwikkeling van het terrein naast de Voetnoot omvat nieuwbouw van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten op een afstand van ca. 300 meter van het spoor.
figuur: ligging plangebied ten opzichte van het spoorfiguur (bron: provinciale risicokaart)
De verantwoordingsplicht hulpverlening is van toepassing op het wijzigingsplan dat deze ontwikkeling mogelijk maakt. Dit betekent dat vooraf advies dient te worden gevraagd aan de Brandweer Flevoland over:
De reactie van de Brandweer is dat destijds het bestemmingsplan 'Centrum Almere Stad' al positief door de brandweer is geadviseerd op het aspect veiligheid in het algemeen en ten aanzien van externe veiligheid. Met het wijzigingsplan ontstaan geen nieuwe risico's en neemt de impact van aanwezige risico's niet toe (zie paragraaf 6.2). Gelet hierop geeft de brandweer opnieuw een positief advies af. Anticiperend op de aandachtsgebieden voor externe veiligheid uit het Besluit Kwaliteit Leefomgeving, welke in werking treedt met de nieuwe Omgevingswet, ligt dit initiatief buiten brand-, explosie- en gifwolkaandachtsgebied. Er hoeven dientengevolge geen maatregelen getroffen te worden ter bescherming van personen in de gebouwen behorende bij onderhavige ontwikkeling.
Regelgeving
De natuurbescherming is in Nederland op de eerste plaats geregeld in de Wet natuurbescherming (Wnb). Deze wet beschermt zowel gebieden (Natura 2000), beschermde soorten als houtopstanden. Naast de gebiedsbescherming in de Wnb geniet het Natuurnetwerk Nederland (NNN) bescherming. Op gemeentelijk niveau kan het Ecologisch masterplan gezien worden als de lokale haarvaten van het NNN. Plannen en projecten moeten getoetst worden aan de beschermingsbepalingen uit het voornoemde wettelijk kader en beleid.
Gebiedsbescherming
De gebiedsbescherming is gericht op het behoud van natuurwaarden van Natura 2000-gebieden. Voor plannen en projecten die een negatieve invloed kunnen hebben op de Natura 2000-instandhoudingsdoelen geldt dat de effecten beschreven moeten worden en kan er een vergunningplicht gelden. Voor het onderhavige plan kan op voorhand een negatief effect op Natura 2000- instandhoudingsdoelen worden uitgesloten. Het plangebied maakt geen deel uit van het leefgebied van soorten waarvoor instandhoudingsdoelen zijn geformuleerd. Ook zal de ontwikkeling geen effect hebben op het behalen van de doelen van de Natura 2000-gebieden in en rond Almere.
Soortenbescherming
De Wnb beschermt een groot aantal plant- en diersoorten via verbodsbepalingen. Voor bepaalde ruimtelijke ontwikkelingen geldt een vrijstelling van de wettelijke verboden, als gewerkt wordt volgens een door de Minister goedgekeurde gedragscode. Voor de overige soorten (met name voor nesten van vogels en Habitatrichtlijnsoorten geldt een strikte bescherming) geldt een ontheffingsplicht. De gemeente Almere heeft de ruime omgeving van het plangebied in 2015 laten inventariseren op soorten, waarvoor een strikte bescherming geldt. Uit deze inventarisatie blijkt dat het plangebied en directe omgeving alleen gebruikt wordt door broedende huismussen. Aangezien met dit plan geen panden gesloopt worden, kan op voorhand het verstoren van nesten worden uitgesloten.
Houtopstanden
Het plangebied valt geheel binnen de bebouwde komgrens, zoals deze in 2013 is vastgesteld voor de Boswet. Houtopstanden binnen de bebouwde kom vallen niet onder de werking van de Wnb.
NNN en Ecologisch Masterplan (EMP)
Het plangebied maakt geen onderdeel uit van het NNN. Ook kan worden uitgesloten dat de ontwikkeling een negatief effect heeft op het functioneren van het NNN. Het plan gebied maakt ook geen onderdeel uit van de gemeentelijke kerngebieden of ecologische verbindingen, zoals in het EMP aangegeven. Het NNN en EMP staat de ontwikkeling daarom niet in de weg.
Natuur in de stad
Voor een gezonde stad is het van belang om bestaand groen en biodiversiteit te koesteren en verder te bevorderen. Aanvullend op de stedenbouwkundige randvoorwaarden geldt de aanbeveling om hiervoor bij bouwplannen de mogelijkheden te benutten, zoals groene daken en gevels en het bieden van broed- en rustgelegenheid aan vogels en vleermuizen. Er is inmiddels veel ervaring opgebouwd met dergelijke positieve groene maatregelen.
Regelgeving
Op grond van artikel 3.1.1 Bro is de watertoets verplicht voor bestemmingsplannen. In deze paragraaf is aangegeven op welke wijze rekening is gehouden met de gevolgen van het plan voor de waterhuishoudkundige situatie en is uiteengezet of en zo ja in welke mate het plan in kwestie gevolgen heeft voor de waterhuishouding, dat wil zeggen het grondwater en het oppervlaktewater. Het is de schriftelijke weerslag van de zogenaamde watertoets: 'het hele proces van vroegtijdig informeren, adviseren (door de waterbeheerder), afwegen en beoordelen van waterhuishoudkundige aspecten in ruimtelijke plannen en besluiten'. Op 22 december 2009 is de Waterwet in werking getreden. De Waterwet regelt in hoofdzaak het beheer van watersystemen, waaronder waterkeringen, oppervlaktewater- en grondwaterlichamen. De wet is gericht op het voorkomen dan wel beperken van overstromingen, wateroverlast en waterschaarste, de bescherming en verbetering van kwaliteit van watersystemen en de vervulling van maatschappelijke functies door watersystemen. Daarnaast verbetert de Waterwet ook de samenhang tussen waterbeleid en ruimtelijke ordening.
Nieuwbouwplan
Voor de onderhavige ontwikkeling dient de ‘watertoets’ te worden doorlopen. Voor het uitvoeren van de watertoets zijn de huidige- en toekomstige situatie beschreven. Voor de toekomstige situatie is beschreven welke maatregelen genomen moeten worden om te voldoen aan het landelijke- en regionale waterbeleid.
Huidige situatie
Het plangebied is in de huidige situatie een volledig verhard parkeerterrein. De maaiveldhoogte in het plangebied bevindt zich rond de NAP -3,6 m (bron: Actueel Hoogtebestand Nederland). De bodem van het plangebied kenmerkt zich door 2,5 m dikke kleilaag met daaronder afwisselend 3,5 m veen- en kleilagen. Onder deze lagen bevindt zich een zandpakket (bron: boring D26C1713 uit het DINOloket). De dichtstbijzijnde watergang nabij het plangebied (circa 150 meter ten noordoosten) heeft een streefpeil van NAP -5,5 m. Deze watergang heeft een ontwerpdiepte van 1,5 m met een bovenbreedte tussen de 10 m en 15 m. Het plangebied ligt in het peilgebied van Almere Stad Centrum. Dit peilgebied watert via het Leeghwatergemaal (3 m³/s) af op de Hoge Vaart (streefpeil NAP -5,2 m). In heel Almere centrum ligt een gescheiden rioolstelsel: regen- en afvalwater worden los van elkaar afgevoerd. Volgens de legger stedelijk water van Waterschap Zuiderzeeland bevinden zich geen watergangen in het plangebied, waardoor er ook geen beschermingszones in het plangebied liggen. Volgens de legger waterkeringen van het Waterschap Zuiderzeeland bevinden zich geen waterkeringen in de nabijheid van het plangebied.
Toekomstige situatie
In de toekomstige situatie wordt het parkeerterrein vervangen door een appartementencomplex. Er zijn drie ontwerpen opgesteld, maar een definitief ontwerp is nog niet gekozen. De oppervlakte van het plangebied blijft bij alle drie modellen volledig verhard. Hierin verandert niets en dus is er geen compensatie vereist. Watergangen bevinden zich niet binnen het plangebied en hebben daardoor geen invloed op de toekomstige realisatie van het appartementencomplex. Hetzelfde geldt voor de beschermingszones en de waterkeringen. Indien uitlogende materialen worden toegepast, zijn lozingen op oppervlaktewater als gevolg van uitlogende materialen, verwerkt in bouwwerken (vb zinken of koperen daken), vergunningplichtig. De gemeente heeft voor de ontwikkeling als uitgangspunt aangegeven dat de bebouwing moet worden aangesloten op de gescheiden riolering, zodat het hemelwater en het afvalwater los van elkaar afgevoerd worden. Dit wordt in het bouwplan verder uitgewerkt.
Regelgeving
Het nationale bodembeleid is geregeld in de Wet bodembescherming (Wbb). Het doel van de Wbb is om te voorkomen dat nieuwe gevallen van bodemverontreinigingen ontstaan. Voor bestaande bodemverontreinigingen is aangegeven in welke situaties (omvang en ernst van verontreiniging) en op welke termijn sanering moet plaatsvinden. Hierbij dient de bodemkwaliteit tenminste geschikt te worden gemaakt voor de functie die erop voorzien is, waarbij verspreiding van verontreiniging zoveel mogelijk wordt voorkomen. Het beleid gaat uit van het principe dat de bodem geschikt moet zijn voor de beoogde functie. De gewenste functie bepaalt daarmee de gewenste bodemkwaliteit.
Onderzoek
In januari 2018 is een historisch vooronderzoek uitgevoerd in verband met de voorgenomen ontwikkeling (zie Bijlage 10). Doel van dit onderzoek is het verkrijgen van een beeld van de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem om te bepalen of de bodem geschikt is voor de toekomstige bestemming. Op basis van de bodemkwaliteitskaart van de gemeente Almere ligt de locatie binnen ‘stedelijk gebied’. De boven- en ondergrond voldoet hier gemiddeld aan de klasse AW2000. Gebleken is verder dat er geen bodembedreigende activiteiten bekend zijn op de locatie. Er zijn ook niets bekend over eerder ter plaatse uitgevoerd bodemonderzoek. Vanwege de functiewijziging zal hierom voorafgaand aan de bouw van het woongebouw nog een verkennend bodemonderzoek worden uitgevoerd conform de NEN 5740, waarbij uitgegaan wordt van een onverdachte locatie (ONV-NL).
Cultuurhistorische waarden is de verzamelnaam voor het geheel aan waarden die een historische en menselijke oorsprong hebben. In het kader van dit wijzigingsplan kunnen historisch geografische waarden, (steden)bouwkundige waarden en archeologische waarden worden onderscheiden.
In het plangebied zijn geen beschermde monumenten of stads- of dorpsgezichten aangewezen. Er zijn bovendien geen waardevolle historisch-geografische of stedenbouwkundige structuren onderscheiden die in de toekomst een waardevolle rol zouden kunnen spelen als elementen in de bebouwde omgeving. Ook zijn er geen potentiële gebouwde of groene monumenten bekend.
Op grond van de Archeologische Beleidskaart Almere (zie Archeologieverordening 2016) is het plangebied aangemerkt als 'Waarde-archeologie 1' (geelgroene kleur in figuur hieronder). Het grijze deel is vrijgesteld van archeologisch onderzoek, omdat dit al bebouwd is (geweest). Dit betekent dat voor de ontwikkeling van het terrein naast de Voetnoot archeologisch onderzoek noodzakelijk is. Archeologisch veldonderzoek in Almere is altijd getrapt. In de eerste fase wordt vastgesteld of de bodemlagen nog intact zijn. Wanneer dit het geval is, kan in de tweede fase worden gekeken of er archeologische vindplaatsen aanwezig zijn. Mocht er in de tweede fase een vindplaats worden aangetroffen, dan vindt een aanvullend waarderend onderzoek plaats. Dan wordt bekeken of de vindplaats behoudenswaardig is. Behoudenswaardige vindplaatsen mogen volgens het vastgestelde beleid niet overbouwd worden.
figuur: archeologische waarden
Onderzoek
In 2018 is een archeologisch bureauonderzoek uitgevoerd (zie Bijlage 11). Doel van dit onderzoek is het opstellen van een gebiedspecifieke en gespecificeerde archeologische verwachting voor het plangebied. Gebleken is dat er mogelijk archeologische resten van de steentijd tot en met de nieuwe tijd (scheepswrakken en vliegtuigwrakken) aangetroffen kunnen worden. Binnen het onderzoeksgebied zijn geen AMK-terreinen geregistreerd en er zijn ook geen specifieke gegevens bekend over recente verstoringen. Op basis van het gebruik van de locatie sinds de inpoldering is de verwachting dat de bodem nog intact is. De verwachte verstoringsdiepte als gevolg van de realisatie van de woontoren is niet bekend. Echter, omdat het gaat om een woontoren van maximaal 60 m hoog, is de verwachting dat er meters diep gefundeerd zal worden. Hierom is aangenomen dat de bodem door realisering van de beoogde woontoren volledig wordt verstoord. Voor het realiseren van de beoogde woontoren zal vanwege de mogelijk aanwezige archeologische waarden in het plangebied bij de aanvraag omgevingsvergunning een verkennend booronderzoek worden uitgevoerd om de mate van intactheid van de bodemopbouw en eventueel aanwezige archeologische lagen te bepalen.
Conclusie
Met de ontwikkeling worden geen cultuurhistorische structuren aangetast. Omdat het plangebied onbebouwd is gebleven na inpolderen, kunnen de diepere bodemlagen nog intact zijn. Gelet op de fundering voor het complex moet bij de aanvraag omgevingsvergunning worden onderzocht en beoordeeld of de diepere bodemlagen nog intact zijn en in hoeverre archeologische waarden aanwezig zijn. Dit onderzoek zal aan de hand van een archeologisch Programma van Eisen dienen plaats te vinden.
Ten noordwesten van het plangebied ligt de OAT-terminal 'De Stofzuiger'. Dit is een inrichting voor het aanzuigen, verzamelen en afvoeren van afval. Onderzocht is of deze inrichting effect heeft vanuit de geurtechnische invalshoek op de ontwikkelingsmogelijkheden van het project en of het project gevolgen kan hebben voor de bedrijfsvoering van de Stofzuiger.
In het onderzoek is uitgegaan van een 'nieuwe situatie' en het project aangemerkt als 'gevoelige bestemming'. Dit houdt in dat de grenswaarde ter hoogte van het plangebied overeenkomt met de maximale geurconcentratie, waarbij H=-1 (uurgemiddeld; 99,5 percentiel) wordt bereikt. Uit de analyse volgt dat op een afstand van circa 50 m van de Stofzuiger sprake is van een geurbelasting van 0,5 OUE/m3 als 99,99 percentiel. Het project ligt op vergelijkbare afstand. Daarmee is voldoende aannemelijk dat aan de grenswaarden wordt voldaan. Dit betekent dat sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat en geen sprake is van belemmeringen voor de bedrijfsvoering van de Stofzuiger.
De bestaande kabels en leidingen in het gebied bedienen de huidige functies. Voor de ontwikkeling van programma naast de Voetnoot worden nieuwe kabels en leidingen toegevoegd. Bij de ontwikkeling van het terrein is het van belang dat er naar de capaciteit van de riolering in het stadscentrum wordt gekeken. De vraag is of de huidige riolering een uitbreiding van het woningareaal aan kan. Een klicmelding maakt duidelijk met welke kabels en leidingen tijdens de ontwikkeling rekening gehouden dient te worden en welke eventueel omgelegd moeten worden. Hieruit blijkt dat mogelijk het verlegging van stadsverwarming een punt van aandacht is. Kosten voor het verleggen zijn opgenomen in de grondexploitatie.
Bij de voorbereiding van een ontwerp wijzigingsplan dient op grond van artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) in de plantoelichting van een wijzigingsplan minimaal inzicht te worden gegeven in de economische uitvoerbaarheid van het plan. Tevens is met de inwerkingtreding van de Wet ruimtelijke ordening de verplichting ontstaan om, indien sprake is van ontwikkelingen waarvoor de gemeente redelijkerwijs kosten moet maken, bijvoorbeeld voor de aanleg van voorzieningen van openbaar nut, en de plankosten, deze moeten kunnen worden verhaald op de initiatiefnemer c.q. ontwikkelaar. Een en ander dient te worden vastgelegd in privaatrechtelijke overeenkomsten met iedere grondeigenaar. Als er met een grondeigenaar geen overeenkomst is gesloten en het kostenverhaal niet anderszins is verzekerd, dient een exploitatieplan te worden opgesteld welke tegelijkertijd met het bestemmingsplan moet worden vastgesteld.
De gemeente Almere is eigenaar van alle gronden binnen het plan, waar ontwikkelingen zullen plaatsvinden. Voor het terrein is een grondexploitatie opgesteld. De programmatische en kwalitatieve uitgangspunten van het plan vormen de basis voor de grondexploitatie. De totale grondexploitatie laat zien dat de gemeentelijke kosten met de verwachte inkomsten kunnen worden gedekt ten aanzien van de rente, de inrichting van de openbare ruimte, het bouwrijp maken en de bijbehorende plankosten. De grondexploitatie is taakstellend voor de verdere uitwerking. Het residu van de kosten en baten is positief en legitimeert vanuit financieel oogpunt en haalbaarheid de ontwikkeling van het plangebied.
Inspraak en vooroverleg
Inspraak algemeen
Voor het Ontwikkelingsplan en het eerdere bestemmingsplan 'Centrum Almere Stad' zijn verschillende stakeholders geïnformeerd en betrokken geweest bij de planvorming. Dit zijn ondernemers, bewoners, bezoekers, Almere City Marketing en culturele instellingen. Bij het tot stand komen van het Ontwikkelingsplan is gebruik gemaakt van de participatietrede 'informeren'. Nadat het Ontwikkelingsplan is vastgesteld worden betrokken partijen geïnformeerd over de voortgang en planontwikkeling. Voor de procedure van het wijzigingsplan worden de wettelijke participatiemogelijkheden gevolgd: het wijzigingsplan wordt bekendgemaakt en men kan zienswijzen indienen. Vooraf worden stakeholders geïnformeerd. Bij de uitwerking van het plan tot een concreet bouwplan zal de ontwikkelaar belanghebbenden informeren en draagvlak creëren. Samen met gemeente zal de ontwikkelaar een bijeenkomst hiervoor organiseren om het bouwplan te kunnen optimaliseren.
Vooroverleg
In het kader van het vooroverleg op grond van artikel 3.1.1. Bro zijn onderstaande instanties op 21 november 2017 per e-mail gevraagd om een vooroverlegreactie te geven op het concept ontwerp wijzigingsplan:
Instanties hadden tot en met 19 december 2017 de tijd om te reageren. Er zijn vijf reacties ingediend. Hierna volgt een samenvatting van de reacties en de beantwoording daarvan (cursief weergegeven):
antwoord: wij hebben kennis genomen van deze reactie.
antwoord: wij hebben kennis genomen van deze reactie.
antwoord: wij hebben kennis genomen van deze reactie.
antwoord: wij hebben kennis genomen van deze reactie.
antwoord: wij hebben kennis genomen van deze reactie.
Zienswijzen
Het ontwerp wijzigingsplan heeft van 27 september tot en met 7 november 2018 gelijktijdig met het ontwerpbesluit Hogere waarden in het kader van de Wet geluidhinder ter inzage gelegen voor belanghebbbenden. Er zijn geen zienswijzen ingediend. Dit betekent dat er alleen een aantal noodzakelijke ambtshalve wijzigingen zijn op het ontwerp:
Milieuzonering van horeca-activiteiten
De problematiek van hinder door horecabedrijven onderscheidt zich nauwelijks van de problematiek van hinder veroorzaakt door "gewone" niet-agrarische bedrijven. Bij het opstellen van de in de regels opgenomen Staat van Horeca-activiteiten en het daarmee samenhangende toelatingsbeleid is daarom nauw aangesloten bij de Staat van Bedrijfsactiviteiten die al veel langer in bestemmingsplannen wordt toegepast. Voor horecabedrijven bieden de Wet milieubeheer (Wm) en de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) onvoldoende mogelijkheden om alle relevante vormen van hinder te voorkomen. De milieuzonering van horecabedrijven in het bestemmingsplan richt zich daarom in aanvulling op de Wet milieubeheer en Algemene Plaatselijke Verordening op de volgende vormen van hinder:
Analoog aan de regeling voor "gewone" bedrijven worden bij het ruimtelijk beleid voor hinderlijke horeca-activiteiten drie stappen onderscheiden:
De onderstaande toelichting gaat nader in op de gehanteerde hindercategorieën en het algemene toelatingsbeleid voor deze categorieën. In het bestemmingsplan vindt de nadere ruimtelijke afweging per locatie plaats.
Gehanteerde criteria
Voor een indicatie van de mate van hinder veroorzaakt door horeca-activiteiten biedt de basiszoneringslijst uit de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (2009) een goed vertrekpunt. De daar gehanteerde, nogal grove benadering behoeft echter voor een in de praktijk bruikbare Staat van Horeca-activiteiten aanvulling en nadere motivering. In aanvulling op de gegevens uit de VNG-publicatie is gebruikgemaakt van de volgende ruimtelijk relevante criteria:
Categorieën van horeca-activiteiten
Mede op grond van bovengenoemde criteria worden in de Staat van Horeca-activiteiten de volgende categorieën onderscheiden:
Flexibiliteitsbepalingen
De Staat van Horeca-activiteiten is een relatief grof hulpmiddel om hinder door horeca-activiteiten in te schatten en is bovendien tijdgebonden. Het komt in de praktijk voor dat een bepaald horecabedrijf als gevolg van een geringe omvang van hinderlijke deelactiviteiten, een aangepaste werkwijze (bijvoorbeeld geen openstelling noodzakelijk in de nachturen) of bijzondere voorzieningen minder hinder veroorzaakt dan in de Staat van Horeca-activiteiten is verondersteld. Er kan worden afgeweken van de toegestane categorieën van de Staat van Horeca-activiteiten om horecabedrijven toe te staan die één categorie hoger zijn, indien het bedrijf naar aard en invloed op de omgeving geacht kan worden te behoren tot de toegestane categorieën van de Staat van horeca-activiteiten. Dit kan bijvoorbeeld van categorie 4 naar 3, maar ook van categorie 5 naar 4. Deze mogelijkheid tot afwijken dient met name te worden getoetst aan de aspecten verkeersaantrekkende werking, bedrijfsvloeroppervlakte en openingstijden.
Daarnaast is het mogelijk dat bepaalde horeca-activiteiten zich aandienen, die niet zijn genoemd in de Staat van Horeca-activiteiten. Er kan worden afgeweken van de toegestane categorieën van de Staat van Horeca-activiteiten om horecabedrijven toe te staan die niet zijn genoemd in de Staat van Horeca activiteiten, indien het bedrijf naar aard en invloed op de omgeving geacht kan worden te behoren tot de toegestane categorieën van de Staat van horeca-activiteiten.
Verder is het denkbaar dat het algemene beeld van de in de Staat van Horeca-activiteiten genoemde horeca-activiteiten zich als gevolg van bepaalde ontwikkelingen wijzigt. Om hierop adequaat te kunnen reageren, is het gebruikelijk om in bestemmingsplannen de bevoegdheid voor burgemeester en wethouders op te nemen om via een wijzigingsplan de categorie-indeling van de bedrijven in de Staat van Horeca-activiteiten aan te passen.