direct naar inhoud van Regels
Plan: Chw bestemmingsplan Oosterwold
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0034.OP5alg01-vg01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

het Chw bestemmingsplan Oosterwold met identificatienummer NL.IMRO.0034.OP5alg01-vg01 van de gemeente Almere;

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

1.3 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.5 aan huis verbonden bedrijf

een bedrijf dat in een (gedeelte van) een woning wordt uitgeoefend en dat is gericht op het vervaardigen van producten en/of het leveren van diensten, door de gebruik(st)er van de woning, en dat niet krachtens een milieuwet vergunning- of meldingplichtig is;

1.6 aan-huis-verbonden beroep

het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, architectonisch, kunstzinnig, juridisch of een daarmee naar aard gelijk te stellen gebied, dan wel het uitoefenen van een beroep op medisch, paramedisch of therapeutisch gebied, welke door hun beperkte omvang in een gedeelte van een woning en de daarbij behorende bebouwing worden uitgeoefend, waarbij de woonfunctie als primaire functie behouden en herkenbaar blijft en dat een ruimtelijke uitstraling of uitwerking heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;

1.7 agrarisch bedrijf

een grond gebonden bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren, nader te onderscheiden in:

  • f. akker- en vollegrondstuinbouw:
  • g. grondgebonden veehouderij: een agrarische bedrijfsvoering, waarbij het gebruik van agrarische gronden noodzakelijk is voor het functioneren van het bedrijf, op de wijze van een melkrundveehouderijbedrijf, een melkgeitenhouderijbedrijf, een schapenhouderijbedrijf, een productiegericht paardenhouderijbedrijf, pluimveehouderij en naar de aard daarmee gelijk te stellen agrarische bedrijven;
1.8 anterieure grondexploitatie-overeenkomst

een overeenkomst tussen bevoegd gezag (gemeente) en een initiatiefnemer (op basis van Wro artikel 6.24.) die beschrijft hoe een kavel voor eigen rekening en risico ter hand wordt genomen door een initiatiefnemer en die tevens bevat welke kosten worden verhaald op de initiatiefnemer;

1.9 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

1.10 bebouwingspercentage

een in dit plan genoemd percentage dat het gedeelte van het bouwperceel aangeeft dat ten hoogste mag worden bebouwd;

1.11 bedrijf

onderneming waarbij het accent ligt op het vervaardigen, bewerken, installeren en verhandelen van goederen dan wel op het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij eventueel detailhandel uitsluitend plaatsvindt als niet zelfstandig en ondergeschikt onderdeel van de onderneming in de vorm van verkoop c.q. levering van ter plaatse vervaardigde, bewerkte of herstelde goederen, dan wel goederen die in rechtstreeks verband staan met de uitgeoefende handelingen;

1.12 bedrijfsgoederen

goederen behorend bij, ten behoeve van, of product van een bedrijf;

1.13 bedrijfsvloeroppervlak (bvo)

de totale vloeroppervlakte van bedrijven, kantoren, winkels en gebouwen die wordt gebruikt voor bedrijfsactiviteiten;

1.14 bedrijfswoning

een (gedeelte van een) gebouw, dat kennelijk slechts is bestemd voor bewoning door (het huishouden van) één persoon, wiens huisvesting daar noodzakelijk is, gelet op de bestemming en het feitelijk gebruik van het gebouw of het terrein;

1.15 belwinkel

ieder voor het publiek toegankelijke vestigingseenheid die telecommunicatiediensten verleent, zoals phoneshops, cybercafé’s, internetcafés;

1.16 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.17 Bevi - inrichtingen

inrichting als bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen;

1.18 bevoegd gezag

het bestuursorgaan dat volgens de wet bevoegd is besluiten te nemen of beschikkingen af te geven, zoals bijvoorbeeld het verlenen van een vergunning.

1.19 bevolkingsvolgende voorziening

de voorzieningen die als gevolg van het aantal inwoners nodig zijn in een bepaald gebied, zoals gezondheidszorg, scholen, sportvoorzieningen, maatschappelijk vastgoed, etc;

1.20 bestaand
  • bij bouwwerken: bestaande legale bebouwing ten tijde van de ter inzagelegging van het bestemmingsplan als ontwerp;
  • bij gebruik: bestaand legaal gebruik ten tijde van het van de ter inzagelegging van het bestemmingsplan als ontwerp;
1.21 bijbehorend bouwwerk

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak;

1.22 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.23 bouwperceelgrens

de grens van een bouwperceel;

1.24 bouwveld

een aaneengesloten stuk grond, dat door zijn vorm over het gehele oppervlakte reële mogelijkheden biedt voor het oprichten van gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.25 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee de gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.26 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die op de plaats van bestemming hetzij direct hetzij indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond, bedoeld om ter plaatse te functioneren;

1.27 busstrook

door doorgetrokken of onderbroken strepen gemarkeerd gedeelte van de rijbaan waarop het woord «BUS» of «LIJNBUS» is aangebracht;

1.28 commerciële voorzieningen

winkels en horeca;

1.29 educatieve voorzieningen

faciliteiten die het geven van onderwijs en het vertrekken van informatie kunnen ondersteunen;

1.30 erf
  • een al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een gebouw, en in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw;
  • als erf bij een hoofdgebouw als bedoeld in artikel 1 van bijlage II van het Besluit omgevingsrecht wordt bij de kavels die worden gerealiseerd onder de ontwikkelregels het roodkavel verstaan. In het geval van vergunningvrije nuts- en energievoorzieningen wordt onder erf het totale kavel verstaan.
1.31 exploitatieplan

plan als bedoeld in artikel 6.12 Wet ruimtelijke ordening;

1.32 extensieve recreatie

recreatief medegebruik van gronden zoals wandelen, paardrijden, fietsen, varen, zwemmen en vissen;

1.33 festivalterrein

een terrein voor een tijdelijke activiteit in de openlucht en/of - al dan niet - in tijdelijke onderkomens, gericht op het bereiken van publiek voor commerciële, informerende, educatieve, culturele, sportieve, levensbeschouwelijke of daarmee gelijk te stellen doeleinden;

1.34 I/C-verhouding

de I/C-verhouding is de verhouding tussen de intensiteit (het aantal eenheden voertuigen dat op een bepaald punt in een bepaalde periode passeert) en de capaciteit (het aantal eenheden voertuigen dat maximaal over een wegvak kan rijden in een bepaalde periode) op een wegvak, op een weg of op meerdere achtereenvolgende wegvakken;

1.35 intensieve veehouderij

een niet grondgebonden agrarisch bedrijf voor het houden van vee en pluimvee - zelfstandig of als neventak -, waarbij dit houden van vee en pluimvee geheel of nagenoeg geheel plaatsvindt in gebouwen. Het biologisch houden van dieren conform de Landbouwkwaliteitswet en het houden van (melk)rundvee, schapen of paarden wordt niet aangemerkt als intensieve veehouderij;

1.36 floor area ratio

de bruto vloeroppervlakte aan bebouwing (alle bouwlagen gezamenlijk) gedeeld door de bebouwbare oppervlakte;

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.OP5alg01-vg01_0032.png"

1.37 gebiedsregisseur

een facilitator die namens de overheden initiatiefnemers ontvangt en voorziet van de benodigde informatie, plannen beoordeelt en aanwijzingen geeft om tot een volwaardige vergunningaanvraag te komen;

1.38 groen - natuur

het deel van het kavel dat openbaar toegankelijk is voor fietsers en voetgangers en primair is ingericht met natuurlijke, ecologische en landschappelijke elementen waaronder ook begrepen waterlopen en waterpartijen;

1.39 groen - verspreid

het deel van het kavel dat openbaar toegankelijk is voor fietsers en voetgangers en primair is ingericht met groenvoorzieningen, plantsoenen, beplanting waaronder ook begrepen waterlopen en waterpartijen;

1.40 hobbymatig

op recreatieve, niet bedrijfsmatige wijze, met dien verstande dat er geen sprake mag zijn van activiteiten die onder de Wet milieubeheer vallen en er geen activiteiten voor en door derden worden uitgevoerd;

1.41 hoofdgebouw

gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op de bestemming het belangrijkst is;

1.42 horeca

het bedrijfsmatig verstrekken van ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken en het bedrijfsmatig exploiteren van zaalaccommodatie en/of het bedrijfsmatig verstrekken van nachtverblijf;

1.43 kantoor

het bedrijfsmatig verlenen van diensten waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen;

1.44 kas

en gebouw, waarvan de wanden en het dak geheel of grotendeels bestaan uit glas of ander lichtdoorlatend materiaal, dienend tot het kweken van vruchten, bloemen of planten;

1.45 kavel

het perceel waarop het geheel van de ontwikkelregels van toepassing is;

1.46 kostenverhaal

het bevoegd gezag brengt kosten (met kostenspecificatie) in rekening bij de initiatiefnemer;

1.47 kostenverhaalinstrumentarium

de instrumenten die worden gebruikt bij het kostenverhaal. De instrumenten zijn een anterieure grondexploitatieovereenkomst (de kosten worden verhaald via een contract) en een exploitatieplan (de kosten worden verhaald door aan de omgevingsvergunning een financiële voorwaarde te verbinden);

1.48 landbouwkavel

een type ontwikkelkavel met een op grond van dit Chw bestemmingsplan voorgeschreven verhouding tussen bebouwing, verharding, groen, water en stadslandbouw, waarbij het landbouwkavel een relatief hoog percentage stadslandbouw kent, primair gericht op het voortbrengen van agrarische producten;

1.49 landschapskavel

een type ontwikkelkavel met een op grond van dit Chw bestemmingsplan voorgeschreven verhouding tussen bebouwing, verharding, groen en water waarbij het landschapskavel een relatief hoog percentage openbaar toegankelijk landschap kent, primair gericht op groen, natuur en recreatieve doeleinden;

1.50 maatschappelijke voorzieningen

(overheids)voorzieningen inzake welzijn, volksgezondheid, religie, onderwijs en daarmee gelijk te stellen sectoren;

1.51 manege

een bedrijf dat gericht is op het lesgeven in paardrijden aan derden en daarvoor paarden houdt, zulks in combinatie met een of meer van de volgende activiteiten of voorzieningen: het in pension houden van paarden, het houden van wedstrijden of andere evenementen en horeca (kantine), mits ondergeschikt;

1.52 motorclub

vereniging van motorrijders, inclusief de daarbij behorende voorzieningen, bebouwing en terreinen;

1.53 nutsvoorzieningen

voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, apparatuur voor telecommunicatie en voorzieningen voor stadsverwarming;

1.54 openbare weg

een weg is openbaar:

  • a. wanneer hij, na het tijdstip van dertig jaren vóór het in werking treden van deze wet, gedurende dertig achtereenvolgende jaren voor een ieder toegankelijk is geweest;
  • b. wanneer hij, na het tijdstip van tien jaren vóór het in werking treden van deze wet, gedurende tien achtereenvolgende jaren voor een ieder toegankelijk is geweest en tevens gedurende die tijd is onderhouden door het Rijk, een provincie, een gemeente of een waterschap;
  • c. wanneer de rechthebbende daaraan de bestemming van openbare weg heeft gegeven;
1.55 opstelstrook

een rijstrook van beperkte lengte bestemd voor verkeer dat moet wachten op doorgang in een bepaalde richting;

1.56 oriëntatiewaarde

ijkpunt waar bij het verantwoorden van het groepsrisico het berekende groepsrisico mee wordt vergeleken en dat het bevoegd gezag kan gebruiken bij het bepalen van de maatschappelijk aanvaardbare grenzen;

1.57 perceel

een aaneengesloten terrein dat zowel kadastraal als optisch samenhangt;

1.58 paardenbak

een door middel van een afscheiding afgezonderd stuk terrein met een andere ondergrond dan gras, kennelijk ingericht voor het africhten en/of trainen en berijden van paarden en pony's en/of het anderszins beoefenen van de paardensport, met of zonder de daarbij behorende voorzieningen;

1.59 peil
  • a. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  • b. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
  • c. indien in of op het water wordt gebouwd: de hoogte van het terrein ter plaatse van het meest nabij gelegen punt waar het water grenst aan het vaste land;
1.60 rijstrook

door doorgetrokken of onderbroken strepen gemarkeerd gedeelte van de rijbaan van zodanige breedte dat bestuurders van motorvoertuigen op meer dan twee wielen daarvan gebruik kunnen maken;

1.61 rijwegen

alle voor het openbaar verkeer openstaande wegen of paden met inbegrip van de daarin liggende bruggen en duikers en de tot die wegen behorende paden en bermen of zijkanten;

1.62 roodkavel

het deel van het kavel dat voor bebouwing mag worden ingericht inclusief parkeren, tuin en overige verharding;

1.63 seksinrichting

een voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een (raam)prostitutiebedrijf, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater, een parenclub, een privé-huis of een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.64 silo

bouwwerk voor de opslag van diervoeder;

1.65 stadslandbouw

stadslandbouw is het telen, oogsten en afzetten van voedsel in of in de nabijheid van kernen. Onder stadslandbouw valt ook veeteelt en de kweek van vissen voor consumptie. Leidend is dat er een agrarisch product uit voort komt en dat sprake is korte voedselketens. Het kan daarbij zowel gaan over voedselproductie die professioneel of voor zelfvoorzienend gebruik wordt beoefend. Stadslandbouw heeft in Oosterwold ook zorg, recreatieve (leisure), educatieve, landschappelijke en economische (werkgelegenheid, zelfstandige ondernemingen) dimensies. Hierdoor zijn nevenfuncties mogelijk, zoals een mini-camping en een speeltuin. Ten minste 80% van het grondgebruik dient betrekking te hebben op het voortbrengen van agrarische voedselproducten in een voor de agrarische productie reële dichtheid en productiecyclus;

1.66 standaardkavel

een type ontwikkelkavel met een op grond van dit Chw bestemmingsplan voorgeschreven verhouding tussen bebouwing, verharding, groen, water en stadslandbouw, waarbij het standaardkavel relatief ruime bebouwingsmogelijkheden kent;

1.67 toename van stikstofemissie
  • a. er is sprake van een toename van stikstofemissie als bedoeld in artikel 15.2 sub a wanneer de emissie N/ha/jaar meer bedraagt dan de emissie N/ha/jaar afkomstig van het ten tijde van de vaststelling van het plan aanwezige gebruik van de betreffende gronden en opstallen;
  • b. er is sprake van een toename van stikstofemissie als bedoeld in artikel 15.2 sub b wanneer de emissie N/ha/jaar meer bedraagt dan de emissie N/ha/jaar afkomstig van het ten tijde van de vaststelling van het plan aanwezige gebruik van de betreffende gronden en opstallen behorend tot de inrichting;
  • c. als uitzondering op 1.67 sub a en sub b geldt het volgende. Er is geen sprake van een toename van stikstofemissie wanneer het gebruik van gronden en bouwwerken als bedoeld in 1.67 sub a of het gebruik van gronden en bouwwerken behorend tot de inrichting als bedoeld in 1.67 sub b een stikstofdepositie veroorzaakt op voor stikstof gevoelige habitats in een Natura 2000-gebied die afzonderlijk en, ingeval het project of de handeling betrekking heeft op een inrichting als bedoeld in artikel 1.1, derde lid, van de Wet milieubeheer, in cumulatie met andere projecten of handelingen met betrekking tot dezelfde inrichting in de periode waarvoor het programma aanpak stikstof geldt, niet de van toepassing zijnde waarde(n) als bedoeld in artikel 2 leden 1 en 3 Besluit grenswaarden aanpak stikstofdepositie overschrijdt;
  • d. onder ‘programma aanpak stikstof’ als bedoeld in 1.67 sub c wordt verstaan het programma als bedoeld in artikel 19kg, eerste lid van de Natuurbeschermingswet 1998.
1.68 verblijfsrecreatie

recreatief nachtverblijf;

1.69 verharding / infra

het deel van het kavel dat primair ingericht is ten behoeve van ontsluiting en parkeren;

1.70 water

onder het begrip 'water' wordt verstaan:

  • a. waterberging;
  • b. waterlopen;
  • c. waterwegen;
  • d. waterpartijen;

met daarbij behorende oevers en taluds;

1.71 Wgh-inrichting

bedrijven, zoals bedoeld in artikel 2.1 lid 3 van het Besluit omgevingsrecht, die in belangrijke mate geluidshinder kunnen veroorzaken;

1.72 windturbine

een bouwwerk ter opwekking van elektrische energie door benutting van windkracht, met uitzondering van bemalingsinstallaties ten behoeve van de waterhuishouding;

1.73 woning

een (gedeelte van een) gebouw, geschikt en bestemd voor de huisvesting van één huishouden, dan wel voor een met een huishouden gelijk te stellen minder traditionele woonvorm;

1.74 woonschip

elk vaartuig of drijvend voorwerp, dat uitsluitend of hoofdzakelijk wordt gebruikt als woning of recreatieverblijf;

1.75 woonwerkeenheid

een gebouw met woon- en werkfunctie;

1.76 woonzorgvoorziening

bebouwing bestaande uit zorg gerelateerde woningen in combinatie met maatschappelijke voorzieningen en ondersteunende woonzorgfuncties, in hoofdzaak ten behoeve van de bewoners van de woningen zoals voorzieningen en functies in het kader van de gezondheidszorg, kleinschalige detailhandel, publiekverzorgend ambacht en dienstverlening;

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.2 de goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.3 de inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.5 de oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.6 de hoogte van een windturbine

vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine.

Hoofdstuk 2 Beheerregels

De beheerregels zijn van toepassing op het voortzetten van het bestaande legale gebruik en de bestaande legale bebouwing zoals binnen het plangebied aanwezig ten tijde van het vaststellen van het Chw bestemmingsplan Oosterwold.

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. uitoefening van het grondgebonden agrarisch bedrijf;
  • b. een intensvieve veehouderij, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'intensieve veehouderij (iv)';

met daarbij behorende:

  • c. bedrijfsgebouwen en overkappingen;
  • d. bedrijfswoningen, al dan niet in combinatie met ruimten voor een aan-huis-verbonden beroep;
  • e. silo's;
  • f. bouwwerken, geen gebouwen zijnde en geen overkappingen zijnde;
  • g. paardenbakken, voorzover gelegen binnen het agrarisch bouwvlak;
  • h. maximaal één paardenbak buiten het agrarisch bouwvlak, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - paardenbak (sa-pab)';
  • i. tuinen, erven en terreinen;
  • j. ontsluitingswegen en erfontsluitingspaden;
  • k. parkeervoorzieningen;
  • l. groenvoorzieningen;
  • m. waterlopen en waterpartijen.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Algemeen

Voor het bouwen gelden de volgende bouwregels:

  • a. gebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van een agrarisch bedrijf;
  • b. gebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het agrarisch bouwperceel;
3.2.2 Bedrijfsgebouwen

Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende bouwregels:

  • a. de maximale goot- en bouwhoogte bedragen niet meer dan respectievelijk 9 en 13 meter;
  • b. bedrijfsgebouwen bevinden zich achter de achtergevelrooilijn van de bedrijfswoning.
3.2.3 Bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende bouwregels:

  • a. per agrarisch bouwperceel mag ten hoogste één bedrijfswoning worden gebouwd, met uitzondering ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning', waar ten hoogste twee bedrijfswoningen zijn toegestaan;
  • b. de bedrijfswoning is gelegen aan de naar de weg toe gekeerde zijde van het bouwperceel;
  • c. de maximale goot- en bouwhoogte bedragen niet meer dan respectievelijk 6 en 10 meter.
3.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde, noodzakelijk voor de uitoefening van het agrarisch bedrijf, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van silo's bedraagt niet meer dan 20 m;
  • b. de bouwhoogte van bouwwerken voor mestopslag bedraagt niet meer dan 6 m;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt niet meer dan 9 m;

Voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van het hobbymatig houden van paarden, gelden de volgende bepalingen:

  • d. per agrarisch bouwperceel is één paardenbak toegestaan;
  • e. paardebakken buiten het bouwvlak zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - paardenbak (sa-pab)';
  • f. de oppervlakte van een paardenbak bedraagt niet meer dan 800 m2, dan wel niet meer dan de bestaande oppervlakte indien deze groter is;
  • g. de bouwhoogte van lichtmasten bedraagt niet meer dan 8 m, dan wel niet meer dan de bestaande bouwhoogte indien deze groter is.

Artikel 4 Bestaand

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bestaand' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het bestaande (agrarisch) gebruik;
  • b. wegen en straten met ten hoogste 2 rijstroken, waarbij opstelstroken en busstroken niet worden meegeteld, ter plaatse van de aanduiding 'verkeer (v)';
  • c. het behoud en herstel van landschappelijke en cultuurhistorische waarden ter plaatse van de 'overige zone - Eemvallei - 1' en de 'overige zone - Eemvallei - 2';
  • d. bestaande windmolens, waarbij geldt dat deze tot maximaal 1 januari 2020 zijn toegestaan en de gronden daarna worden ingericht en gebruikt ten behoeve van agrarische activiteiten;
  • e. bestaande wegen;
  • f. paden;
  • g. nutsvoorzieningen;
  • h. openbare parkeervoorzieningen;
  • i. openbare terreinen;
  • j. groenvoorzieningen;
  • k. waterhuishoudkundige doeleinden, waterberging en waterlopen.
4.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. nieuwe bouwwerken mogen uitsluitend worden gebouwd overeenkomstig de regels voor vergunningvrij bouwen;
  • b. voor bestaande bouwwerken, voorzover niet vergunningvrij, geldt de bestaande afmeting als maximale maat.
4.3 Specifieke gebruiksregels

In afwijking van het bepaalde in lid 4.1 mag de openbare ruimte niet zodanig worden gewijzigd dat sprake is van een reconstructie van wegen zoals bedoeld in de Wet geluidhinder.

Artikel 5 Gemengd - 1

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijven uit de categorie 1 en 2 van de 'Staat van Bedrijfsactiviteiten' die als bijlage 1 is opgenomen;
  • b. bedrijven uit een andere categorie dan genoemd onder a. voor zover deze bedrijven reeds aanwezig waren ten tijde van het ter inzage leggen van het ontwerp van dit bestemmingsplan;
  • c. maximaal twee bedrijfswoningen per perceel;
  • d. als hobby uitgeoefende activiteiten zoals:
    • 1. agrarische activiteiten (het houden van bijen, schapen, honden, kippen, paarden etc. en het op kleine schaal telen van agrarische producten);
    • 2. atelier / werkruimte ten behoeve van creatieve expressie (beeldende kunst, muziek, dans);

met de daarbij behorende:

  • e. tuinen, erven en terreinen;
  • f. wegen en ontsluitingswegen;
  • g. fiets- en voetpaden;
  • h. parkeervoorzieningen;
  • i. groenvoorzieningen;
  • j. waterlopen en waterpartijen;
  • k. kunstwerken;
  • l. speeltoestellen.
5.2 Bouwregels
5.2.1 Algemeen

Voor het bouwen gelden de volgende algemene bepalingen:

  • a. op of in de gronden mogen gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd ten dienste van bedrijven en bedrijfswoningen;
  • b. gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • c. binnen 5 meter uit de voorzijde van de percelen mag niet worden gebouwd;
  • d. aan de achterzijde van de percelen is bebouwing niet toegestaan binnen een afstand van 7,5 meter uit de perceelgrens;
  • e. opslag van bedrijfsgoederen in de open lucht is niet toegestaan binnen 7,5 meter uit de voorzijde van het perceel.
5.2.2 Bedrijfsgebouwen

Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. de hoogte bedraagt maximaal 13 meter.
5.2.3 Bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende bepalingen:

  • a. de bouwhoogte van bedrijfswoningen, voor zover niet opgenomen in de bedrijfsbebouwing, bedraagt maximaal 11 meter.
5.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt aangesloten bij de regels voor vergunningvrij bouwen.

5.3 Specifieke gebruiksregels
5.3.1 Strijdig gebruik

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken als bedoeld in artikel 5.1 wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  • a. het wonen in vrijstaande bijgebouwen;
  • b. bedrijven uit een hogere categorie dan categorie 2 uit de 'Staat van Bedrijfsactiviteiten', met uitzondering van bestaande bedrijven uit een hogere milieucategorie;
  • c. het gebruik van een geluidszoneringsplichtig bedrijf;
  • d. een risicovolle inrichting zoals bedoeld in het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen;
  • e. het parkeren, elders dan op eigen terrein;
  • f. activiteiten voorzover deze onevenredige overlast, waaronder zowel verkeer- en parkeeroverlast als milieuhygiënische overlast, veroorzaken voor de omgeving;
  • g. detailhandel, behoudens de uitoefening van detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, bewerkt of verwerkt, met dien verstande dat:
    • 1. de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de hoofdactiviteit;
    • 2. de detailhandelsfunctie niet meer dan 75 m2 bruto vloeroppervlak bedraagt;
    • 3. de openingstijden van de detailhandelsfunctie vallen binnen de openingstijden van de hoofdactiviteit.
  • h. het uitvoeren van werken of werkzaamheden aan de kavelsloten, die de kavelsloten aan de achterzijde van de percelen versmallen of ondieper maken of die de taluds langs deze sloten steiler of vlakker maken. Blijvende wijzigingen in het profiel van kavelsloten mogen slechts worden aangebracht met toestemming van het hoogheemraadschap.
5.4 Afwijken van de gebruiksregels
5.4.1 Afwijking toegestane milieucategorie

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 5.3.1 onder b ten behoeve van:

  • a. de uitoefening van bedrijfsactiviteiten in een hogere categorie dan de bedrijfsactiviteiten als bedoeld in 5.3.1 onder b indien deze gelet op de milieubelasting naar aard en invloed op de omgeving gelijkwaardig zijn aan de bedrijfsactiviteiten als bedoeld in 5.3.1 onder b;
  • b. de uitoefening van bedrijfsactiviteiten die, hoewel gelet op de milieubelasting naar aard en invloed op de omgeving gelijkwaardig zijn aan de bedrijfsactiviteiten als bedoeld in 5.3.1 maar niet in de 'Staat van Bedrijfsactiviteiten' worden genoemd;

Bij de beoordeling van de aard en invloed van de milieubelasting van een bedrijf dienen de volgende milieubelastingcomponenten mede in de beoordeling te worden betrokken: geluid, geurproductie, stofuitworp, gevaar, de verontreiniging van lucht en bodem, de diversiteit en het al dan niet continue karakter van het bedrijf en de visuele hinder en verkeersaantrekkende werking.

Artikel 6 Gemengd - 2

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen, tot maximaal het bestaande aantal woningen;

met daaraan ondergeschikt:

  • b. bedrijfsmatige of als hobby uitgeoefende activiteiten, uit ten hoogste categorie 2 uit de Staat van Bedrijfsactiviteiten zoals:
    • 1. agrarische activiteiten (het houden van bijen, schapen, honden, kippen, paarden etc. en het op kleine schaal telen van agrarische producten);
    • 2. ambachtelijke activiteiten (reparatie en vervardiging van meubels, antiek, oldtimers);
    • 3. atelier / werkruimte ten behoeve van creatieve expressie (beeldende kunst, muziek, dans).

met de daarbij behorende:

  • c. tuinen, erven en terreinen;
  • d. wegen, ter plaatse van de aanduiding 'verkeer (v)' en ontsluitingswegen;
  • e. fiets- en voetpaden;
  • f. parkeervoorzieningen;
  • g. groenvoorzieningen;
  • h. waterlopen en waterpartijen;
  • i. kunstwerken;
  • j. speeltoestellen.
6.2 Bouwregels
6.2.1 Algemeen

Voor het bouwen gelden de volgende algemene bepalingen:

  • a. gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. op of in de gronden mogen gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd ten dienste van bedrijven en bedrijfswoningen;
  • c. opslag van bedrijfsgoederen in de open lucht is niet toegestaan binnen 7,5 meter uit de voorzijde van het perceel;
  • d. aan de achterzijde van de percelen is bebouwing niet toegestaan binnen een afstand van 7,5 meter uit de perceelgrens.
6.2.2 Woningen

Voor het bouwen van woningen gelden de volgende bepalingen:

  • a. woningen worden uitsluitend gebouwd in de vorm van vrijstaande, grondgebonden woningen;
  • b. per bouwperceel is maximaal één woning toegestaan;
  • c. de afstand tot de voorzijde bedraagt minimaal 8 en maximaal 18 meter, danwel de bestaande afstand;
  • d. de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens mag niet minder bedragen dan 5 meter;
  • e. de bouwhoogte van woningen met een plat dak bedraagt maximaal 6 meter; voor overige woningen geldt een maximale goot- en bouwhoogte van respectievelijk 6 en 11 meter;
6.2.3 Overige gebouwen

Voor het bouwen van overige gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. overige gebouwen mogen worden gebouwd op een afstand van ten minste 3 meter achter de voorgevel van de woning;
  • b. de maximale goot- en bouwhoogte bedragen niet meer dan respectievelijk 3,5 en 7,5 meter.
6.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt aangesloten bij de regels voor vergunningvrij bouwen.

6.3 Specifieke gebruiksregels
6.3.1 Strijdig gebruik

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken als bedoeld in artikel 6.1 wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  • a. het wonen in vrijstaande bijgebouwen;
  • b. bedrijven uit een hogere categorie dan categorie 2 uit de 'Staat van Bedrijfsactiviteiten';
  • c. grootschalige commerciële activiteiten als:
    • 1. een manege;
    • 2. een groothandel;
    • 3. een garage, danwel autosloperij;
  • d. het gebruik van een geluidszoneringsplichtig bedrijf;
  • e. een risicovolle inrichting zoals bedoeld in het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen;
  • f. het parkeren, elders dan op eigen terrein;
  • g. het opslaan van auto's, boten, caravans en andere omvangrijke goederen op een afstand van minder dan 21 meter uit de voorgrens van het perceel;
  • h. activiteiten voorzover deze onevenredige overlast, waaronder zowel verkeer- en parkeeroverlast als milieuhygiënische overlast, veroorzaken voor de omgeving;
  • i. detailhandel, behoudens de uitoefening van detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, bewerkt of verwerkt, met dien verstande dat:
    • 1. de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de hoofdactiviteit;
    • 2. de detailhandelsfunctie niet meer dan 75 m2 bruto vloeroppervlak bedraagt;
    • 3. de openingstijden van de detailhandelsfunctie vallen binnen de openingstijden van de hoofdactiviteit;
    • 4. toegang tot de detailhandelsfunctie uitsluitend mogelijk is via het erf of de toegang van de hoofdactiviteit;
  • j. het uitoefenen van de in 6.1 genoemde activiteiten door anderen dan de bewoners van het betreffende kavel;
  • k. het uitvoeren van werken of werkzaamheden aan de kavelsloten, die de kavelsloten aan de achterzijde van de percelen versmallen of ondieper maken of die de taluds langs deze sloten steiler of vlakker maken. Blijvende wijzigingen in het profiel van kavelsloten mogen slechts worden aangebracht met toestemming van het hoogheemraadschap.
6.4 Afwijken van de gebruiksregels
6.4.1 Afwijking toegestane milieucategorie

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 6.3.1 onder b ten behoeve van:

  • a. de uitoefening van bedrijfsactiviteiten in een hogere categorie dan de bedrijfsactiviteiten als bedoeld in 6.3.1 onder b indien deze gelet op de milieubelasting naar aard en invloed op de omgeving gelijkwaardig zijn aan de bedrijfsactiviteiten als bedoeld in 6.3.1 onder b;
  • b. de uitoefening van bedrijfsactiviteiten die, hoewel gelet op de milieubelasting naar aard en invloed op de omgeving gelijkwaardig zijn aan de bedrijfsactiviteiten als bedoeld in 6.3.1 maar niet in de 'Staat van Bedrijfsactiviteiten' worden genoemd;

Bij de beoordeling van de aard en invloed van de milieubelasting van een bedrijf dienen de volgende milieubelastingcomponenten mede in de beoordeling te worden betrokken: geluid, geurproductie, stofuitworp, gevaar, de verontreiniging van lucht en bodem, de diversiteit en het al dan niet continue karakter van het bedrijf en de visuele hinder en verkeersaantrekkende werking.

Artikel 7 Natuur

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. de duurzame instandhouding van het Nationaal Natuurnetwerk;
  • b. behoud, versterking en ontwikkeling van de aan de natuurgebieden eigen zijnde natuur(lijke) en landschappelijke waarden, in samenhang met de waterhuishouding;
  • a. oever, vaarweg, vijver, water, waterberging, waterkering, waterstaat, waterweg;
  • b. extensief recreatief en agrarische medegebruik;

met de daarbij behorende:

  • c. waterhuishoudings- en nutsvoorzieningen;
  • d. straatmeubilair;
  • e. voet- en fietspaden;
  • f. overige functioneel met de bestemming 'Natuur' verbonden voorzieningen.
7.2 Bouwregels

Op de in lid 7.1 bedoelde gronden mag uitsluitend worden gebouwd conform de regels voor vergunningvrij bouwen.

7.2.1 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde of van werkzaamheden

Het is verboden op of in de gronden als bedoeld in artikel 7.1 onder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden te verrichten:

  • a. het aanleggen of verharden van wegen, paden of parkeergelegenheden en het aanbrengen aan andere oppervlakteverhardingen;
  • b. het verbreden, graven, uitdiepen en/of verleggen van waterlopen;
  • c. het ontginnen, bodemverlagen, afgraven, ophogen of egaliseren;
  • d. het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • e. het aanbrengen of aanleggen van oeverbeschoeiingen, kaden, aanleg- en ligplaatsen of vlonders;
  • f. het vellen en/of rooien of het verrichten van werkzaamheden, welke de dood of ernstige beschadiging van houtgewas ten gevolge kunnen hebben.
7.2.2 Verlenen omgevingsvergunning

Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 7.2.1 wordt slechts verleend, indien door de werken, geen bouwwerken zijnde, en/of werkzaamheden, dan wel door de daarvan (direct of indirect) te verwachten gevolgen de ecologische waarden onevenredig (kunnen) worden geschaad in verband waarmee advies is verkregen van een daartoe bevoegd deskundige.

7.2.3 Uitzondering omgevingsvergunning

Geen omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 7.2.1 is nodig voor:

  • a. werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die het normale onderhoud en beheer betreffen, waaronder het uitdiepen van de Hoge Vaart;
  • b. werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die van zodanig geringe omvang en ondergeschikte betekenis zijn dat daardoor geen aantasting van de aanwezige waarden plaatsvindt;
  • c. werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip aangevraagde of verleende omgevingsvergunning.

Artikel 8 Recreatie

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. een modelvliegtuig-veld

met de daarbij behorende

  • b. parkeervoorzieningen, toegangspaden, in- en uitritten;
  • c. groenvoorzieningen en water;
  • d. nutsvoorzieningen;
  • e. overige functioneel met de bestemming 'Recreatie' verbonden voorzieningen.
8.2 Bouwregels

Op de in lid 8.1 bedoelde gronden mogen ten behoeve van de bestemmingsomschrijving bouwwerken worden gebouwd, met dien verstande dat:

8.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen mogen alleen worden gebouwd binnen het bouwvlak;
  • b. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan 3 meter.
8.2.2 Bouwwerken geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. nieuwe bouwwerken geen gebouwen zijnde mogen uitsluitend worden gebouwd overeenkomstig de regels voor vergunningvrij bouwen;
  • b. voor bestaande bouwwerken, geen gebouwen zijnde, voorzover niet vergunningvrij, geldt;
    • 1. de bestaande afmeting als maximale maat;
    • 2. dat deze niet mogen worden vervangen.
8.3 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Recreatie' te wijzigen in de bestemming 'Bestaand'.

Artikel 9 Verkeer

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. rijwegen met ten hoogste 2 x 2 rijstroken, waarbij opstelstroken en busstroken niet worden meegeteld;
  • b. (ongelijkvloerse)kruisingen met bijbehorende voorzieningen;
  • c. geluidswerende voorzieningen;
  • d. groenvoorzieningen;
  • e. waterhuishoudkundige doeleinden, waterberging en waterlopen;
  • f. nutsvoorzieningen;
  • g. kunstwerken.
9.2 Bouwregels
9.2.1 Algemeen

Op of in de gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd, waaronder begrepen:

  • a. kunstwerken, zoals bruggen en viaducten;
  • b. ongelijkvloerse kruisingen;
  • c. voorzieningen van openbaar nut;
  • d. objecten van beeldende kunst;
  • e. straatmeubilair;
  • f. geluidwerende of geluidafschermende voorzieningen;
  • g. bouwwerken ten behoeve van de verlichting, geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer;
  • h. andere bouwwerken.
9.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan ten behoeve van de verkeersregeling, de verlichting of geluidswerende voorzieningen, mag niet meer bedragen dan 5 m.

Artikel 10 Water

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. oever, vaarweg, vijver, water, waterberging, waterkering, waterstaat, waterweg;
  • b. (extensief) recreatief medegebruik;
  • c. verkeer, ter plaatse van de aanduiding 'verkeer';

met de daarbij behorende:

  • d. kunstwerken, zoals bruggen, keermuren, duikers, welke mede ten dienste mogen zijn van de aangrenzende bestemming;
  • e. straatmeubilair en kunstobjecten;
  • f. voet- en fietspaden;
  • g. groenvoorzieningen.
10.2 Bouwregels

Op de in lid 10.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd, met dien verstande dat de volgende maximale maten gelden:

  • a. erf- en terreinafscheidingen: bouwhoogte 1,2 m;
  • b. lichtmasten: bouwhoogte 9 m;
  • c. vlaggenmasten: bouwhoogte 9 m;
  • d. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: bouwhoogte 3 m.
10.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken als bedoeld in artikel 10.1 wordt in elk geval gerekend het aanleggen en afmeren van (woon)schepen.

Artikel 11 Woongebied

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Woongebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. woningen, woonschepen, en/of drijvende woningen en in samenhang daarmee de uitoefening van aan huis verbonden beroepen en bedrijfmatige activiteiten;
  • b. woonwerkeenheden;
  • c. tuinen en erven;
  • d. een gebouw voor collectieve voorzieningen behorend bij het wonen, alsmede voor culturele voorzieningen waaronder werkateliers en een theaterzaal;
  • e. voorzieningen, met inbegrip van ondergeschikte horeca en ondergeschikte detailhandel;
  • f. bos, groenvoorzieningen en water;
  • g. verblijfsgebied waaronder wegen al dan niet ter ontsluiting van het woongebied, pleinen, parkeerplaatsen, fiets- en voetpaden;
  • h. bijbehorende voorzieningen waaronder nutsvoorzieningen, zuiveringsvoorzieningen voor huishoudelijk afvalwater, meerpalen, aanlegsteigers.
11.2 Bouwregels
11.2.1 Algemeen

Op de in lid 11.1 bedoelde gronden gelden de volgende algemene bouwregels:

  • a. hoofdgebouwen mogen worden gebouwd in de vorm van woningen, woonwerkeenheden, woonschepen en/of drijvende woningen, alsmede één gebouw voor collectieve voorzieningen zoals in 11.1 omschreven;
  • b. het bestemmingsvlak mag niet voor meer dan 20% worden bebouwd;
  • c. bij aanvraag van de omgevingsvergunning is aangetoond dat het bouwplan voldoet aan de normen als gesteld in de atikelen 13.13 t/m 13.25. Indien het bouwplan niet voldoet aan een of meer van de gestelde normen, past het plan niet binnen het bestemmingsplan;
11.2.2 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van woningen gelden de volgende regels

  • a. de hoofdgebouwen kunnen op palen staan, danwel (gedeeltelijk) ondergronds worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van een woning, woonwerkeenheid, woonschip dan wel drijvende woning bedraagt maximaal 9 m;
  • c. de maximale oppervlakte van het gebouw ten behoeve van collectieve voorzieningen bedraagt 1000 m2;
  • d. de bouwhoogte van het gebouw ten behoeve van collectieve voorzieningen bedraagt maximaal 9 m, waarbij over maximaal 10% van de oppervlakte een bouwhoogte van 15 m is toegestaan.
11.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Het is verboden om zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag de navolgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren, te doen of te laten uitvoeren:

  • a. vellen, rooien of beschadigen van houtgewassen;
  • b. aanleggen of aanbrengen van leidingen, constructies, installaties of apparatuur;
  • c. ophogen, egaliseren of ontginnen van de bodem;
  • d. graven, dichten, verdiepen of verbreden van sloten, greppels.
11.3.1 Uitzonderingen omgevingsvergunningplicht

Het verbod als bedoeld in 11.3 geldt niet voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden:

  • a. die op het tijdstip waarop het plan rechtskracht verkrijgt, in uitvoering zijn;
  • b. die van geringe omvang zijn, dan wel het normale onderhoud betreffen.
11.3.2 Toelaatbaarheid van werken en werkzaamheden

Werken of werkzaamheden als bedoeld in 11.3 zijn slechts toelaatbaar, indien:

  • c. deze verband houden met de doeleinden, die aan het desbetreffende bestemming zijn toegekend, en
  • d. hierdoor dan wel door daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen de landschappelijke, cultuurhistorische, waarden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast;
  • e. bij aanvraag van de omgevingsvergunning is aangetoond dat de werkzaamheden voldoen aan de normen zoals opgenomen in de artikelen 13.13 t/m 13.25. Indien de werkzaamheden niet voldoet aan een of meer van de gestelde normen, passen de werkzaamheden niet binnen het bestemmingsplan.

Artikel 12 Leiding - Hoogspanningsverbinding

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Hoogspanningsverbinding' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  • a. een (bovengrondse) hoogspanningsverbinding van maximaal 150 kV;

met de daarbij behorende:

  • b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
12.2 Bouwregels
12.2.1 Algemeen

In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen mag niet worden gebouwd, anders dan uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de hoogspanningsleiding.

12.3 Afwijken van de bouwregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 12.2.1 voor het bouwen van de in de basisbestemming genoemde bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mits:

  • a. de belangen van de leiding(en) niet onevenredig worden geschaad;
  • b. vooraf advies is verkregen van de leidingbeheerder.
12.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
12.4.1 Verboden uitvoering van werken en werkzaamheden

Het is verboden om zonder omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden op de in artikel 12.1 bedoelde gronden de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het ophogen van gronden;
  • b. het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden, banen en andere oppervlakteverhardingen;
  • c. het aanleggen, verdiepen, verbreden en dempen van sloten, watergangen en overige waterpartijen;
  • d. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen, het bebossen en aanplanten van gronden;
  • e. het uitvoeren van heiwerkzaamheden en het op een of andere wijze indrijven van voorwerpen.
12.4.2 Weigeringsgrond

Deze omgevingsvergunning kan slechts worden verleend voor zover het leidingbelang hierdoor niet onevenredig wordt geschaad.

12.4.3 Uitzondering

Het verbod als bedoeld in lid 12.4.1 is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die:

  • a. het normale onderhoud, gebruik en beheer ten dienste van de bestemming betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  • c. reeds mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.

Hoofdstuk 3 Ontwikkelregels

Artikel 13 Ontwikkelregels

13.1 Ontwikkelfuncties

Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - ontwikkelregels' mogen de volgende nieuwe functies worden toegevoegd:

  • a. wonen;
  • b. bedrijven tot en met categorie 3.1 uit de 'Staat van Bedrijfsactiviteiten' die als bijlage 1 is opgenomen bij deze regels met uitzondering van Bevi - inrichtingen, vuurwerkbedrijven en Wgh-inrichting;
  • c. kantoren;
  • d. commerciële voorzieningen;
  • e. maatschappelijke voorzieningen;
  • f. verblijfsrecreatie;
  • g. extensieve recreatie;
  • h. stadslandbouw;
  • i. groenvoorzieningen;
  • j. natuur;
  • k. wegen en straten;
  • l. paden;
  • m. parkeervoorzieningen;
  • n. waterhuishoudkundige voorzieningen, waterberging en waterlopen;
  • o. nuts- en energievoorzieningen;
  • p. combinaties van de hierboven genoemde functies.
13.1.1 Afwijken

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 13.1 onder b. ten behoeve van:

  • a. de uitoefening van bedrijfsactiviteiten in categorie 3.2 uit de 'Staat van Bedrijfsactiviteiten' die als bijlage 1 is opgenomen bij deze regels indien deze gelet op de milieubelasting naar aard en invloed op de omgeving gelijkwaardig zijn aan de bedrijfsactiviteiten als bedoeld in 13.1 onder b met uitzondering van Bevi - inrichtingen, vuurwerkbedrijven en Wgh-inrichting;
  • b. de uitoefening van bedrijfsactiviteiten die, hoewel gelet op de milieubelasting naar aard en invloed op de omgeving gelijkwaardig zijn aan de bedrijfsactiviteiten als bedoeld in 13.1 onder b maar niet in de Staat van Bedrijfsactiviteiten worden genoemd;

Bij de beoordeling van de aard en invloed van de milieubelasting van een bedrijf dienen de beslisbomen te worden gehanteerd zoals opgenomen in Bijlage Beslisbomen.

13.2 Samenhang met overige bestemmingen

De ontwikkelregels zijn van overeenkomstige toepassing op de overige bestemmingen binnen het aanduidingsgebied, met dien verstande dat bouw- en gebruiksmogelijkheden die gelden op basis van de artikelen 3 t/m 12 niet hoeven te voldoen aan de ontwikkelregels tenzij dat in het artikel zelf anders is bepaald.

13.3 Eemvallei

Voor de gronden binnen de aanduidingen 'overige zone - Eemvallei - 1' en 'overige zone - Eemvallei - 2' gelden de volgende regels:

  • a. binnen de gebiedsaanduiding 'overige zone - Eemvallei -1';
    • 1. worden de kavels uitsluitend ingericht als landschapskavels;
    • 2. geldt dat de landschapskavels een minimale breedte hebben van 150 meter binnen de gebiedsaanduidingen 'overige zone - Eemvallei - 1' en 'overige zone - Eemvallei - 2';
    • 3. zijn roodkavels niet toegestaan.
  • b. binnen de gebiedsaanduiding 'overige zone - Eemvallei - 2' worden de kavels voor ten minste 50% ingericht als landschapskavel, voor ten hoogste 25% als landbouwkavel en voor ten hoogste 25% als standaard kavel.
13.4 Openbaar vervoer

Binnen de aanduiding 'openbaar vervoer' zijn roodkavels niet toegestaan.

13.5 Bos en stadsweide

Voor de gronden met de aanduidingen 'specifieke vorm van bos - 1', 'specifieke vorm van bos - 2' en 'specifieke vorm van recreatie - stadsweide' gelden de volgende regels:

  • a. binnen de aanduidingen 'specifieke vorm van bos - 1' en 'specifieke vorm van bos - 2' zijn uitsluitend landschapskavels toegestaan;
  • b. binnen de aanduiding 'specifieke vorm van bos - 1' zijn roodkavels niet toegestaan;
  • c. binnen de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - stadsweide' zijn roodkavels niet toegestaan;
  • d. in afwijking van het bepaalde in 13.5 onder c. zijn roodkavels wel toegestaan, indien er sprake is van een samengesteld kavel als bedoeld in 13.9.1 en ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - stadsweide' geen bebouwing wordt gerealiseerd.
13.5.1 Afwijken

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 13.5 b. ten behoeve van roodkavels binnen gronden met de aanduiding 'specifieke vorm van bos - 1', met dien verstande dat:

  • a. het roodkavel uitsluitend mag worden ingericht en gebruikt ten behoeve van openbaar toegankelijke voorzieningen die een bijdrage leveren aan de (extensieve) recreatieve gebruikswaarde van het bos;
  • b. de aanwezige waarden van de (cultuur) landschappelijke structuur niet onevenredig worden aangetast;
  • c. de gevarieerde bosstructuren, ongelijkjarigheid en de natuurlijke soortenrijkdom niet onevenredig worden aangetast;
  • d. de ontwikkeling van het roodkavel per saldo leidt tot een kwaliteitsimpuls van de onder b. en c. genoemde waarden.
13.6 Kavelsamenstelling

Per kavel geldt dat de volgende verhouding tussen bebouwing, verharding, groen, water en stadslandbouw wordt gerealiseerd en in stand wordt gehouden:

Samenstelling
van de bruto kavel  
Minimaal / Maximaal   Standaard   Landbouw   Landschap  
Roodkavel   Maximaal   25,0%   7,0%   6,0%  
Verharding / infra   Maximaal   11,0%   5,0%   5,0%  
Groen - natuur   Minimaal   0,0%   0,0%   80%  
Groen - verspreid   Minimaal   7,0%   1,5%   1,5%  
Water   Minimaal   2,0%   1,5%   2,3%  
Stadslandbouw   Minimaal   50,0%   80,0%   0,0  
13.6.1 Gezamenlijke percentages

Ten behoeve van een effectieve samenstelling van de kavel gelden de volgende regels:

  • a. het percentage 'Groen - verspreid' mag worden gerealiseerd als 'Water', waarbij het gezamenlijk percentage 'Groen - verspreid' en 'Water' niet minder mag bedragen dan 9,0% bij standaardkavels, 3,0 % bij landbouwkavels en 3,8% bij landschapskavels;
  • b. bij standaardkavels mag het percentage 'Roodkavel' worden gerealiseerd als 'Verharding / infra', waarbij het gezamenlijk percentage 'Roodkavel' en 'Verharding / infra' maximaal 36% mag bedragen en waarbij binnen dat gezamenlijk percentage het 'Roodkavel' niet meer mag bedragen dan 25%;
  • c. bij landbouwkavels mag het percentage 'Roodkavel' worden gerealiseerd als 'Verharding / infra', waarbij het gezamenlijk percentage 'Roodkavel' en 'Verharding / infra' maximaal 12% mag bedragen en waarbij binnen dat gezamenlijk percentage het 'Roodkavel' niet meer mag bedragen dan 7%;
  • d. bij landschapskavels mag het percentage 'Roodkavel' worden gerealiseerd als 'Verharding / infra' waarbij het gezamenlijk percentage 'Roodkavel' en 'Verharding / infra' maximaal 11% mag bedragen waarbij binnen dat gezamenlijk percentage het 'Roodkavel' niet meer mag bedragen dan 6%.
13.6.2 Afwijken maximaal percentage verharding / infra

Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in artkel 13.6 en 13.6.1 b. c. en d. voor een hoger percentage verharding / infra, met dien verstande dat:

  • a. de noodzaak daartoe voort komt uit artikel 13.7 onder d. in het geval er aan 2 of meer kanten van het kavel ontsluiting noodzakelijk is van aansluitende kavels;
  • b. de in artikel 13.6 genoemde minimale percentages in stand worden gehouden.
13.6.3 Uitruil samenstelling

Van het bepaalde in 13.6 kan worden afgeweken ten behoeve van een andere ruimteverdeling op de kavel mits het afwijkende ruimtegebruik wordt verrekend met een aansluitende kavel zodat het samengestelde kavel in zijn geheel alsnog voldoet aan de voorgeschreven samenstelling.

13.7 Kavelindeling

Met betrekking tot de indeling en instandhouding van de kavel gelden de volgende regels:

  • a. het voorgeschreven percentage 'Groen - verspreid' bevindt zich aan een of meer van de buitenranden van de kavel;
  • b. alle buitenranden van de kavel worden openbaar toegankelijk voor fietsers en voetgangers ingericht en in stand gehouden met een minimale breedte van 2 meter;
  • c. het roodkavel wordt niet opgedeeld, maar als een aaneengesloten bouwveld gerealiseerd;
  • d. ten minste één zijde van de kavel wordt aangewezen voor de verharding / infra ten behoeve van de kavelontsluiting;
  • e. de verharding / infra sluit aan op, en biedt doorgang aan, bestaande of nieuw aan te leggen infrastructuur van de aansluitende kavel;
  • f. het voorgeschreven percentage 'Water' wordt gerealiseerd in aansluiting op, dan wel in verbinding met, bestaande waterlopen en/of waterberging;
  • g. het roodkavel bij landbouwkavels bestaat voor maximaal 1/3 deel uit woonfuncties en voor 2/3 deel uit agrarische bedrijfsbebouwing;
  • h. parkeren is uitsluitend toegestaan binnen het roodkavel en verharding / infra.
13.7.1 Afwijken ten behoeve van collectieve waterberging

Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in 13.7 onder b. ten behoeve van collectieve waterberging, met dien verstande dat:

  • a. de collectieve waterberging wordt aangelegd en in stand gehouden ten behoeve van maximaal 5 kavels;
  • b. de openbare toegankelijkheid voor fietsers en voetgangers voor niet meer dan 150 meter wordt onderbroken.
13.7.2 Afwijken situering kavelontsluiting

Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in 13.7 onder d. ten behoeve van een kavelontsluiting die niet is gelegen langs een zijde van de kavel, met dien verstande dat:

  • a. door de specifieke vorm van de kavel een kavelontsluitingsweg, voor zover deze niet is gelegen langs een zijde van de kavel, leidt tot een lager percentage verharding / infra;
  • b. de afwijking de meest efficiënte wijze van ontsluiten van aansluitende kavels niet in de weg staat.
13.8 Tijdelijk afwijken

Gronden die in de omgevingsvergunning zijn aangewezen voor 'Verharding / infra' mogen, zolang er nog geen aansluitende kavels zijn die ontsluiting behoeven, tijdelijk worden ingericht met 'Groen - natuur', 'Groen - verspreid', 'Water' en / of 'stadslandbouw'.

13.9 Floor area ratio

Voor bebouwing binnen het roodkavel is de maximum floor area ratio 0,5.

13.9.1 Afwijken

Het bevoegd gezag kan bij standaard kavels afwijken van het bepaalde in 13.9 en een maximum floor area ratio van 1,0 worden toegestaan, als:

  • a. de extra oppervlakte 1:1 wordt gecompenseerd op een aansluitende kavel zodat het samengestelde kavel in zijn geheel alsnog voldoet aan de voorgeschreven floor area ratio, en;
  • b. het realiseren van een hogere dichtheid op het bebouwbare oppervlak wordt gecompenseerd door een verdubbeling van de bijdrage aan de ontwikkeling van 'Groen - verspreid' op de kavel (14% in plaats van 7%);
  • c. de samengestelde kavel voldoet aan de overige in 13.6 voorgeschreven samenstelling.
13.10 Programma
13.10.1 Percentage kavels per programma

Binnen het gehele plangebied gelden de volgende maximale percentages per kaveltype:

Type kavel   Maximum percentage per kaveltype  
   
Standaard kavel   73%  
Landbouwkavel   10%  
Landschapskavel   17%  
13.10.2 Verdeling van functies

Binnen het gehele plangebied geldt per functie het volgende maximale percentage:

Functie   Maximum percentage per functie  
   
Wonen   61%  
Bedrijven   29%  
Kantoren   4,5%  
Voorzieningen   5,5%  
13.11 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met de ontwikkelregels, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. gevoelige functies binnen de reserveringen voor uitbreiding van het wegennet en spoor;
  • b. gevoelige functies binnen de vrijwaringszone van hoogspanningsleidingen;
  • c. detailhandel met een oppervlakte van meer dan 2.000 m2 per kavel;
  • d. kassen met een oppervlakte van meer dan 2.500 m2 per kavel;
  • e. intensieve veehouderij;
  • f. pelsdierfokkerij;
  • g. het bieden van gokgelegenheid;
  • h. seksinrichtingen;
  • i. motorclubs;
  • j. coffeeshops;
  • k. belwinkels.
13.12 Bouwregels
13.12.1 Hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken geldt dat deze uitsluitend zijn toegestaan binnen het roodkavel.

13.12.2 Vergunningvrije bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van vergunningvrije bijbehorende bouwwerken gelden de regels voor vergunningvrij bouwen op basis van het Besluit omgevingsrecht, met dien verstande dat als erf als bedoeld in artikel 1 van bijlage II van het Besluit omgeringsrecht, het roodkavel wordt verstaan.

13.12.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

  • a. voor het bouwen van erf- en terreinafscheidingen buiten het roodkavel geldt dat;
    • 1. de hoogte niet meer mag bedragen dan 1.2 meter;
    • 2. deze voor ten minste 90% transparant zijn, en;
    • 3. deze onderdeel uitmaken van een natuurlijke erfafscheiding.
  • b. voor het bouwen van erf- en terreinafscheidingen op het roodkavel geldt dat de hoogte niet meer mag bedragen dan 2 meter;
  • c. voor windinstallaties voor het opwekken van duurzame energie geldt dat:
    • 1. deze worden gerealiseerd op het hoofdgebouw of aan de gevel van het hoofdgebouw;
    • 2. de bouwhoogte van hoofdgebouwen met maximaal 3 meter wordt overschreden;
    • 3. de rotordiameter van de windinstallaties niet meer bedraagt dan 2 meter.
  • d. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan 3 meter en zijn uitsluitend toegestaan binnen het roodkavel;
  • e. in afwijking van het bepaalde in 13.12.3 onder d. kunnen vergunningvrije bouwwerken buiten het roodkavel worden gerealiseerd voorzover deze betrekking hebben op nuts- en energievoorzieningen;
  • f. in afwijking van het bepaalde in 13.12.3 onder d. kunnen bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van stadslandbouw buiten het roodkavel worden gerealiseerd, waarvan de hoogte niet meer bedraagt dan 0,5 meter en de oppervlakte niet meer bedraagt dan 10% van het kavel.
13.13 Milieu- en omgevingsfactoren

Bij de aanvraag om omgevingsvergunning dient de initiatiefnemer aan te tonen dat het initiatief voldoet aan de hieronder beschreven normen voor milieu- en omgevingsfactoren. Indien het intiatief niet voldoet aan een of meer van de genoemde normen, dan wel kan voldoen aan de in de Bijlage Beslisbomen genoemde voorwaarden voor die milieu- of omgevingsfactor, past het initiatief niet binnen het bestemmingsplan.

13.14 Archeologie
13.14.1 Bescherming archeologische waarden

Bij het realiseren van gebouwen en overige bouwwerken, en het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden, wordt aangetoond dat archeologische waarden niet worden aangetast. Ten behoeve van de toets of aan hieraan is voldaan wordt de 'beslisboom archeologie' doorlopen zoals opgenomen in de Bijlage Beslisbomen.

13.14.2 Afwijken

Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in 13.14.1 indien en voorzover de in 13.14.1 genoemde activiteiten dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze activiteiten zullen leiden tot een verstoring van de archeologische waarden van de gronden en een of meerdere van de volgende voorwaarden worden verbonden aan de omgevingsvergunning;

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  • c. de verplichting de oprichting van het bouwwerk te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
13.15 Bedrijven en milieuzonering
13.15.1 Voldoende afstand

Bij het realiseren van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden en gebruikswijzigingen geldt dat voldoende afstand in acht wordt genomen zodat er geen hinder is op aangrenzende kavels.

Ten behoeve van de beoordeling of voldoende afstand in acht wordt genomen, wordt de 'beslisboom bedrijven en milieuzonering' doorlopen zoals opgenomen in de Bijlage Beslisbomen.

13.15.2 Afwijken

Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in 13.15.1 en functies op kortere afstand van elkaar toestaan, als:

  • a. hiertoe een gezamenlijke verzoek wordt gedaan door de betrokken eigenaren;
  • b. het gezamelijk verzoek wordt gedaan in de vorm van de aanvraag om één omgevingsvergunning;
  • c. is aangetoond dat voldaan wordt aan de regels uit de Wet milieubeheer;
  • d. wordt voldaan aan de voorwaarden zoals opgenomen in beslisboom '2.3 vrijwillige acceptatie hinder' zoals opgenomen in de Bijlage Beslisbomen.
13.16 Bodem

Bij het realiseren van gebouwen en bij functiewijziging geldt dat sprake is van een functionele bodemkwaliteit. Ten behoeve van de toets of hieraan wordt voldaan, wordt de 'beslisboom bodemkwaliteit' in doorlopen zoals opgenomen in de Bijlage Beslisbomen.

13.17 Duurzame energie

Bij het realiseren van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden ten behoeve van het opwekken van duurzame energie geldt dat de activiteit geen negatieve invloed heeft op de mogelijkheid tot het opwekken van duurzame energie buiten de eigen kavel.

13.18 Ecologie

Bij het realiseren van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden geldt dat de vergunningsplichtige activiteit geen onevenredige gevolgen heeft voor ecologische waarden. Ten behoeve van de toets of hieraan wordt voldaan, wordt de 'beslisboom ecologie' in doorlopen zoals opgenomen in de Bijlage Beslisbomen.

13.19 Externe veiligheid

Bij het realiseren van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden geldt dat er geen onevenredige veiligheidsrisico's optreden. Ten behoeve van de toets of hieraan wordt voldaan, wordt de 'beslisboom externe veiligheid' doorlopen zoals opgenomen in de Bijlage Beslisbomen.

13.20 Geluid

Bij het realiseren van geluidgevoelige objecten en/of het realiseren of reconstrueren van wegen geldt dat een aanvaardbare geluidsituatie dient te bestaan. Ten behoeve van de toets of hieraan wordt voldaan, wordt de 'beslisboom geluid' in doorlopen zoals opgenomen in de Bijlage Beslisbomen.

13.21 Kostenverhaal

Alvorens omgevingsvergunning wordt verleend voor een bouwplan (ingevolge 6.2.1 Bro) waarvoor kostenverhaal verplicht is, dient het kostenverhaal te zijn verzekerd overeenkomstig artikel 6.12 van de Wet ruimtelijke ordening.

13.22 Luchtkwaliteit

Bij het realiseren van gebouwen, gebruikswijzigingen en het aanleggen van wegen geldt dat wordt voldaan aan de luchtkwaliteitseisen. Ten behoeve van de toets of hieraan wordt voldaan, wordt de 'beslisboom luchtkwaliteit' doorlopen zoals opgenomen in de Bijlage Beslisbomen.

13.23 Magneetvelden

Bij het realiseren van gebouwen en bij functiewijzigingen dient vermeden te worden dat er nieuwe situaties ontstaan waarbij kinderen van jonger dan 15 langdurig verblijven in het gebied rond bovengrondse hoogspanningslijnen waarbinnen het jaargemiddelde magneetveld hoger is dan 0,4 microtesla. Ten behoeve van de toets of hieraan wordt voldaan, wordt de 'beslisboom magneetvelden' doorlopen zoals opgenomen in de Bijlage Beslisbomen.

13.24 Parkeren
13.24.1 Voldoende parkeergelegenheid

Bij het realiseren van gebouwen en bij functiewijzigingen dient te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden. Ten behoeve van de toets of hieraan wordt voldaan, worden de volgende uitgangspunten gehanteerd:

  • a. de landelijke parkeerkencijfers zoals deze zijn opgenomen in CROW-publicatie 317 'Kencijfers parkeren en verkeersgeneratie' (2012);
  • b. bij toepassing van de parkeerkencijfers dient te worden uitgegaan van de kolom 'rest bebouwde kom' en van de rij 'matig stedelijk gebied';
  • c. indien een bandbreedte aan parkeerkencijfers is aangegeven, dient uitgegaan te worden van het gemiddelde van de bandbreedte die wordt aangegeven.
13.24.2 Afwijken

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 13.24.1 en toestaan dat in minder parkeergelegenheid wordt voorzien, mits dit geen onevenredige afbreuk doet aan de parkeersituatie.

13.25 Water

Bij het realiseren van gebouwen, gebruikswijzigingen en het aanleggen van verharding geldt dat geen negatief effect optreedt op het watersysteem. Ten behoeve van de toets of hieraan wordt voldaan, wordt de 'beslisboom water' doorlopen zoals opgenomen in de Bijlage Beslisbomen.

13.26 Monitoring en evaluatie

Het College van burgemeester en wethouders zal de cumulatieve effecten van de ontwikkeling van Oosterwold minimaal één keer per twee jaar monitoren en evalueren, voor zover het betreft:

  • verkeer: toename verkeersintensiteiten in relatie tot de capaciteit, veiligheid en functie van de aanwezige wegen die in beheer zijn van de gemeente of een andere overheid;
  • geluid: toename geluidbelasting door toename verkeersintensiteit op bestaande geluidgevoelige objecten binnen de wettelijke geluidzones van wegen;
  • externe veiligheid: verantwoording over veranderingen van het groepsrisico en over de mogelijkheden voor hulpverlening en bestrijdbaarheid binnen het gebied met de aanduiding 'veiligheidszone - vervoer gevaarlijke stoffen';
  • natuur: behoud van de foerageerfunctie voor kiekendief van het deel van het plangebied dat binnen 6 kilometer van het broedgebied van kiekendieven in de Oostvaardersplassen ligt.
13.26.1 Stappen

Het monitoring en evaluatieprogramma doorloopt de volgende stappen:

  • 1. Welke ontwikkelingen hebben plaatsgevonden sinds de vorige check?
  • 2. Vallen de (gecumuleerde) gevolgen van deze ontwikkelingen binnen de acceptabel geachte grenzen zoals opgenomen in 13.26.2?
  • 3. Moet het bevoegd gezag mitigerende maatregelen nemen zoals opgenomen in 13.26.3 om (gecumuleerde) gevolgen acceptabel te houden of te krijgen?
13.26.2 Kritieke grenzen

De cumulatieve effecten van Oosterwold zijn aanvaardbaar zolang zij de volgende kritieke grenzen niet overschrijden:

  • verkeer: een inrichting van een weg die niet past bij de functie van de weg;
  • geluid: een gevelbelasting van meer dan 58 dB, na aftrek conform artikel 110g Wet geluidhinder;
  • externe veiligheid: groepsrisico boven de oriëntatiewaarde en een negatief advies van de Brandweer Flevoland over de mogelijkheden voor rampbestrijding en zelfredzaamheid;
  • natuur: afname areaal waar voor kiekendief geschikt gewas wordt verbouwd.
13.26.3 Mitigerende maatregelen

Als de kritieke grenzen zoals geformuleerd in 13.26.2 worden overschreden, zal het College van burgemeester en wethouders passende mitigerende maatregelen nemen om de gevolgen tot onder de kritieke grens terug te brengen.

De maatregelen kunnen bestaan uit:

  • verkeer: functie van de weg aanpassen, weginrichting aanpassen, nieuwe wegen realiseren en/of in overleg treden met een andere wegbeheerder teneinde wegaanpassingen te bewerkstelligen;
  • geluid: verlaging van de verkeersintensiteit door verkeersmaatregelen als de aanleg van een nieuwe weg elders, functie van de weg aanpassen (snelheid), geluidreducerende maatregelen aan de bron, het overdrachtsgebied en/of bij de ontvanger.
  • externe veiligheid: invloedsgebied herinrichten, personendichtheid in invloedsgebied verlagen of maatregelen op gebouw-/kavelniveau;
  • natuur: inrichten optimaal foerageergebied.

Hoofdstuk 4 Algemene regels

Artikel 14 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 15 Algemene gebruiksregels

15.1 Beroep en bedrijf aan huis

Voor zover er op basis van de hoofdstukken 2 en / of 3 een woning aanwezig is of kan worden gebouwd, geldt dat het gebruik van ruimten in het hoofdgebouw en bijbehorende bouwwerken ten behoeve van aan-huis-verbonden beroepen of bedrijfsmatige activiteiten dan wel detailhandel wordt als gebruik overeenkomstig de woonfunctie aangemerkt, voor zover wordt voldaan aan de volgende voorwaarden: tot 50% van het gezamenlijke vloeroppervlakte van het hoofdgebouw en bijbehorende bouwwerken mag voor een aan-huis-verbonden beroep en/ of bedrijfsmatige activiteiten aan huis worden gebruikt;

  • a. detailhandel mag worden uitgeoefend tot een maximum van 25 m2 verkoopvloeroppervlak, met dien verstande dat dit oppervlak deel uitmaakt van de onder 1 bedoelde 50% regeling;
  • b. het gebruik leidt niet tot ernstige hinder voor het woonmilieu c.q. doet afbreuk aan het woonkarakter van de wijk of buurt;
  • c. het gebruik heeft geen nadelige invloed op de normale afwikkeling van het verkeer;
  • d. er wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid;
  • e. er wordt geen horeca uitgeoefend met uitzondering van ruimten voor bed & breakfast;
  • f. het beroep of de activiteit wordt door de bewoner uitgeoefend; er is maximaal één extra fte in dienstverband toegestaan;
  • g. catering, seksinrichtingen en munitie -en vuurwerkopslag zijn niet toegestaan.
15.2 Strijdig gebruik

Tot een met de bestemming strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt verstaan het gebruiken of het laten gebruiken van:

  • a. gronden en bouwwerken niet behorende tot een inrichting waarbij een toename van stikstofemissie plaatsvindt vanuit de betreffende gronden of bouwwerken;
  • b. gronden en bouwwerken behorende tot een inrichting, waarbij een toename van stikstofemissie plaatsvindt vanuit de betreffende inrichting.
15.2.1 Uitzondering

Tot het strijdige gebruik als bedoeld in 15.2 wordt niet gerekend het nog niet gerealiseerde gebruik conform een ten tijde van de vaststelling van het plan verleende en onherroepelijke vergunning als bedoeld in artikel 19d Natuurbeschermingswet 1998.

15.2.2 Afwijkings- en wijzigingsbevoegdheden

Bij het toepassen van een afwijkings- of wijzigingsbevoegdheid op basis van dit plan, is artikel 15.2 van overeenkomstige toepassing en is artikel 15.2 op het betreffende gebruik onverminderd van kracht.

Artikel 16 Algemene aanduidingsregels

16.1 Veiligheidszone - vervoer gevaarlijke stoffen

Ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - vervoer gevaarlijke stoffen' kunnen burgemeester en wethouders met het oog op het aspect externe veiligheid, ter verhoging van de veiligheid en zelfredzaamheid van personen in gebouwen en ter verhoging van de bestrijdbaarheid, aan nieuwe functies nadere eisen stellen ten aanzien van:

  • a. de situering van gebouwen;
  • b. de inrichting van terreinen;
  • c. het ontwerp van gebouwplattegronden of de indeling van gebouwen;
  • d. de plaats, de afmeting en de inrichting van vluchtroutes en nooduitgangen.
16.1.1 Procedure

Bij het stellen van nadere eisen wordt vooraf advies ingewonnen van de Brandweer Flevoland.

Artikel 17 Algemene wijzigingsregels op basis van 3.6 lid 1 sub a Wro

Het bevoegd gezag kan het plan wijzigen in de vorm van het aanbrengen van geringe veranderingen in de plaats, ligging en/of afmetingen van bestemmingsgrenzen, met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  • a. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden mogen niet onevenredig worden geschaad;
  • b. het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen mogen niet onevenredig worden geschaad.

Artikel 18 Algemene wijzigingsrgels op basis van artikel 7c lid 4 jo lid 12 van het Besluit uitvoering Crisis- en herstelwet, zevende tranche

18.1 Wijzigen bijlagen

Het bevoegd gezag kan artikelen 13.13 tot en met 13.25 en de bijlagen, waaronder ook de beslisbomen, waarnaar in dit bestemmingsplan wordt verwezen, wijzigen naar aanleiding van;

  • a. gewijzigde wet- en regelgeving;
  • b. gewijzigd beleid en/of gewijzigde richtlijnen.
18.2 Wijzigen verordenende regels

Het bevoegd gezag kan de Verordenende regels wijzigen naar aanleiding van aanpassing van de verordeningen waarnaar in artikel 19 wordt verwezen.

18.3 Procedure

Bij het toepassen van de wijzingsbevoegdheid wordt de procedure gevolgd die is vervat in afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 19 Verordenende regels

19.1 Algemene Plaatselijke Verordening

De Algemene Plaatselijke Verordening is van toepassing met inachtneming van de volgende aanpassingen:

  • a. artikel 2.6, in het hele artikel de term 'openbare plaats' vervangen door 'openbare weg';
  • b. artikel 4.8 vervangen door:
    • 1. Het is verboden op of aan een onroerende zaak handelsreclame te maken of te voeren door middel van een opschrift, aankondiging of afbeelding waardoor het verkeer in gevaar wordt gebracht of ernstige hinder ontstaat voor de omgeving.
    • 2. Het eerste lid is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer.
19.2 Bouwverordening

De Bouwverordening is alleen van tooepassing voor zover het betreft artikel 2.1.5 (bodemonderzoek) en hoofdstuk 9 (welstand).

Hoofdstuk 5 Overgangs- en slotregels

Artikel 20 Overgangsrecht

20.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a met maximaal 10%.
  • c. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
20.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 21 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het 'Chw bestemmingsplan Oosterwold'.