Plan: | Parapluherziening ontplofbare oorlogsresten |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0034.BPPAR08-vg01 |
Een bestemmingsplan regelt de bestemming en het gebruik van de gronden voor een bepaald gebied. Een bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding, planregels en een toelichting. De verbeelding en de planregels vormen samen het juridische plan. In de toelichting worden de achtergronden en beweegredenen aangegeven die hebben geleid tot de regels. De plantoelichting heeft geen rechtskracht.
Met een herziening kan een bestemmingsplan op onderdelen worden aangepast. Als meerdere bestemmingsplannen tegelijk worden herzien, spreken we wel van een parapluherziening. Na een parapluherziening zijn de herziene bestemmingsplannen voorzien van dezelfde regeling. Met deze parapluherziening worden regels toegevoegd die betrekking hebben op de mogelijke vondst van ontplofbare oorlogsresten in de bodem.
Als gevolg van de oorlogshandelingen in de Tweede Wereldoorlog en oefenbeschietingen in de periode tussen ca. 1860 en 1945, zijn er in de gemeente Almere niet tot ontploffing gekomen ontplofbare oorlogsresten achtergebleven. Om diverse redenen, onder andere veiligheid en gebiedsontwikkeling, kan de noodzaak ontstaan om deze ontplofbare oorlogsresten (verder OO genoemd) op te sporen en te ruimen.
Om eenduidigheid te krijgen over het omgaan met ontplofbare oorlogsresten is een beleidsregel Omgaan met Ontplofbare Oorlogsresten vastgesteld. Deze beleidsregel geeft inzicht in de processen en werkwijzen rondom het onderzoeken en aantreffen van ontplofbare oorlogsresten en geeft inzicht de beheersing van de (financiële) gevolgen voor het opsporen, benaderen en ruimen van ontplofbare oorlogsresten voor projecten en ontwikkelingen. Dit bestemmingsplan bevat de juridisch-planologische borging van de beleidsregel.
Deze parapluherziening heeft betrekking op de volgende bestemmingsplannen van de gemeente Almere:
1. Bestemmingsplan Noorderplassen Oost en West, NL.IMRO.0034.BP2X08-vg01
2. Bestemmingsplan Almere Poort Oost en Duin, NL.IMRO.0034.BP4ABCDEG01-vg01
3. Bestemmingsplan Almere Poort West en Pampushout, NL.IMRO.0034.BP4EFHJKM01-vg01
4. Bestemmingsplan Almere Poort, NL.IMRO.00340000BP4alg01-
5. Bestemmingsplan Almere Pampus en Markermeer, NL.IMRO.0034.BPalg05-vg01
6. Bestemmingsplan Kromslootpark, NL.IMRO.00340000BP1Q01-
Deze parapluherziening voorziet in de juridische borging van de maatregelen benoemd in de beleidsregel Omgaan met Ontplofbare Oorlogsresten. Voor de toelichting van deze parapluherziening betekent dit dat deze een andere opzet kent dan gebruikelijk.
Deze parapluherziening maakt geen nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk. Een toets aan ander beleid dan betrekking hebbend op ontplofbare oorlogsresten is dan ook niet nodig. Ook is het niet nodig om alle milieuaspecten, die normaliter terugkomen in de toelichting van een bestemmingsplan, te behandelen.
In de toelichting wordt achtereenvolgens ingegaan op het geldende beleid (Hoofdstuk 2), de juridische regeling (Hoofdstuk 3) en de uitvoerbaarheid en procedurele aspecten (Hoofdstuk 4).
Beleidsregel Omgaan met Ontplofbare Oorlogsresten
Daar waar nu de gemeente Almere ligt, was voorheen de Zuiderzee, en vanaf 1932 het IJsselmeer. Dat betekent dat er vaak geen collectief besef is dat er in de voormalige zeebodem sprake kan zijn van de aanwezigheid van OO. Zowel voor als tijdens de Tweede Wereldoorlog is vanuit diverse stellingen geschoten richting het huidige Almere. Vanwege deze historie is onze gemeente een risicogemeente voor de aanwezigheid van OO uit de Tweede Wereldoorlog. Een deel van de hierbij gebruikte munitie is niet ontploft en mogelijk in de bodem achtergebleven. In de afgelopen decennia zijn bij grondroerende werkzaamheden diverse OO aangetroffen.
Op grond van vooronderzoek is voor Almere een bodembelastingkaart ontplofbare oorlogsresten gemaakt. Dit heeft geleid tot een verdeling van Almere in drie gebieden:
Voor deze gebieden is het volgende werkproces gemaakt:
Dit bestemmingsplan zal van toepassing zijn in het hoog verdacht gebied en zal hier de verplichting toevoegen tot het nemen van maatregelen om een goed woon-, leef- en verblijfsklimaat te waarborgen.
Per gebied gelden eisen indien er werkzaamheden worden verricht in de bodem. Welke gebieden dat zijn en welke voorschriften er van toepassing zijn, is terug te vinden op de verbeelding van het ontwerp bestemmingsplan van de gemeente. De komende periode wordt er geïnvesteerd om op de verbeelding met meer nauwkeurigheid aan te geven wat rode gebieden met de aanduiding 'Veiligheidszone - hoog verdacht gebied ontplofbare oorlogsresten' zijn en wat niet. Dat is een doorlopend proces wat loopt en via Almere In Kaart (AIK) gaat. In AIK zal men tot op kavelniveau moeten kunnen inzoomen.
Er worden nooit ruimingslocaties gekozen waarbij dichtbij boven- en ondergrondse infrastructuur ligt die beschadigd kan raken. De EODD hanteert hiervoor ook specifieke eisen die in de gemeentelijke beleidsregels zijn overgenomen. De regels gaan niet over het tot ontploffing brengen van gevonden ontplofbare oorlogsresten, alleen over het onderzoek en ruiming daarvan. In het beleid staat ook dat er een vernietigingslocatie voor ontplofbare oorlogsresten is die niet in de buurt van een waterkering is. In de Keur van het Waterschap staat genoemd dat als er een meldings- of vergunningsplichtige activiteit plaatsvindt er overleg plaatsvindt met het Waterschap.
In artikel 1 worden enkele begrippen opgesomd.
Om buiten twijfel te laten dat deze bestemmingsplannen hun gelding behouden is in artikel 2 een regel hierover opgenomen.
Omschrijving aanduiding
Met dit bestemmingsplan wordt de aanduiding 'Veiligheidszone - hoog verdacht gebied ontplofbare oorlogsresten' toegevoegd aan de daar geldende bestemmingsplannen. Deze aanduiding is bestemd voor de bescherming van de fysieke leefomgeving.
Bouwregels
Met deze regels wordt aan de vergunningplichtige bouwactiviteiten een aantal maatregelen toegevoegd die de bescherming van de fysieke leefomgeving waarborgen. Dit geldt alleen als er dieper wordt gegraven dan de naoorlogs aangebrachte grondophoging. De definitie van de naoorlogs aangebrachte grondophoging is overgenomen uit de beleidsregel Omgaan met Ontplofbare Oorlogsresten. In de beleidsregel staat daar het volgende over: “In het aanvullend vooronderzoek uit 2022 is vastgesteld dat de reeds bebouwde delen van Almere voorafgaand aan de reeds uitgevoerde bouwwerkzaamheden met een zandpakket van circa 1 meter is opgehoogd”. Omdat het niet mogelijk was om een specifieke diepte op te nemen omdat de diepte van het zandpakket niet overal hetzelfde is, wordt in het bestemmingsplan het begrip naoorlogs aangebrachte grondophoging gebruikt. Op grond van het Beleid Omgaan met Ontplofbare Oorlogsresten zijn de maatregelen niet noodzakelijk bij een aantal situaties, deze zijn dan ook opgenomen als uitzonderingen. Zo staat er in het artikel een aantal keren het woord “indien”. Deze behoren tot de volgtijdelijkheid van de stappen. Als men detecteert en men vindt niets, dan hoeft men niet te kijken naar een stap verder. Maar vindt men wel iets, dan moet de volgende stap doorlopen worden. Het woord "indien" is niet aan een andere afweging onderhevig. Het is er of het is er niet. Ook na benaderen geldt hetzelfde. Als het een stuk oud ijzer is dan kan men stoppen. Zodra het een granaat betreft, dan kan men niet meer zelf beoordelen of het nodig is. Er moet dan geruimd worden.
Specifieke gebruiksregels
Deze regels bevatten een bepaling die voorrang verlenen aan de in dit artikel opgenomen regels in geval van strijdigheid.
Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Met dit bestemmingsplan wordt aan de daar geldende bestemmingsplannen een vergunningplicht toegevoegd voor de activiteiten ontgronden, vergraven, afgraven, egaliseren, diepploegen, woelen en mengen en ophogen van gronden, sonderingen, bodemonderzoek, heien en aanleggen van bodemenergiesystemen. Dit geldt alleen als de activiteiten dieper reiken dan de naoorlogs aangebrachte grondophoging. De vergunning wordt verleend als aan de genoemde maatregelen wordt voldaan die de bescherming van de fysieke leefomgeving waarborgen. Op grond van het Beleid Omgaan met Ontplofbare Oorlogsresten zijn de maatregelen niet noodzakelijk bij een aantal situaties, deze zijn dan ook opgenomen als uitzonderingen.
In artikel 4 is het overgangsrecht voor bouwwerken en gebruik opgenomen. In het overgangsrecht wordt bepaald op welke manier met situaties wordt omgegaan die op basis van het vorige bestemmingsplan wel waren toegestaan, maar niet in het nieuwe bestemmingsplan zijn opgenomen. Het overgangsrecht zijn standaardregels, die zijn voorgeschreven in het Besluit ruimtelijke ordening.
In artikel 5 is de slotregel opgenomen. Hierin staat onder welke naam de regels van het bestemmingsplan kunnen worden aangehaald.
Artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening bepaalt dat het bestuursorgaan dat belast is met de voorbereiding van een ruimtelijk plan daarbij overleg pleegt met de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen en met die diensten van provincie en Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening en die belast zijn met de behartiging van belangen die in het plan in het geding zijn. Ter uitvoering daarvan zijn vooroverleginstanties in de gelegenheid gesteld om te reageren op het plan. Door 1 vooroverleginstantie is een vooroverlegreactie ingediend. De ingediende overlegreactie is in het hiernavolgende samengevat en beantwoord. Bij de beantwoording staat aangegeven hoe hierover besloten is en welke wijzigingen er ten aanzien van het voorontwerp zijn aangebracht.
1. Verzocht wordt om alle waterkeringen en watergangen uit te sluiten van dit bestemmingsplan.
Reactie gemeente: Door locaties waar naoorlogse bodemingrepen zijn uitgevoerd uit te sluiten, zijn ook waterkeringen en watergangen uitgesloten van de onderzoeksplicht. In regel artikel 3.2 onder b2 is dit opgenomen om het nog duidelijker te maken.
Toevoeging regel artikel 3.2 onder b2: De maatregelen zoals bedoeld onder a dienen niet te worden uitgevoerd als: 2. de bodemingreep aantoonbaar plaatsvindt in een naoorlogs aangebrachte grondophoging en in waterkeringen en watergangen.
2. Voorgesteld wordt om de regels zodanig te formuleren dat:
- het waterschap kan blijven zorgdragen voor het beheer en onderhoud en dat dijkversterkingen zonder beperkingen kunnen doorgaan;
- initiatieven van derden niet leiden tot onnodige onderzoeken in de assets van het waterschap;
- bij ontploffing brengen nabij een waterstaatswerk overleg met het waterschap en een watervergunning noodzakelijk is;
- bij uitvoering van werkzaamheden om ontplofbare oorlogsresten te verwijderen overleg met het waterschap plaatsvindt en rekening gehouden wordt met de kwantiteit en kwaliteit van het grondwater;
- geen explosieven in de buurt van waterkeringen tot ontploffing worden gebracht.
Reactie gemeente: Het is niet gebruikelijk om deze bepalingen op te nemen in de regels van dit bestemmingsplan. Er worden nooit ruimingslocaties gekozen waarbij dichtbij boven- en ondergrondse infrastructuur ligt die beschadigd kan raken. De EODD hanteert hiervoor ook specifieke eisen die in de gemeentelijke beleidsregels zijn overgenomen. De regels gaan niet over het tot ontploffing brengen van gevonden ontplofbare oorlogsresten, alleen over het onderzoek en ruiming daarvan. In het beleid staat ook dat er een vernietigingslocatie voor ontplofbare oorlogsresten is die niet in de buurt van een waterkering is. In de Keur van het Waterschap staat genoemd dat als er een meldings- of vergunningsplichtige activiteit plaatsvindt er overleg plaatsvindt met het Waterschap. In de toelichting van het bestemmingsplan is deze tekst aangevuld. Deze tekst is niet overgenomen in de regels. Dit hoeft niet dubbel en nog een keer zo expliciet in de regels te worden opgenomen.
3. De bijlagen lijken afkomstig uit een ander plan.
Reactie gemeente: De bijlagen (standaardregels) horen inderdaad niet bij dit bestemmingsplan. Deze bijlagen zijn verwijderd.
Tegen het bestemmingsplan zijn geen zienswijzen ingediend. Er zijn wel ambtshalve wijzigingen ten opzichte van het ontwerp bestemmingsplan. De ambtshalve wijzigingen betreffen:
Toelichting:
Regels:
Het bestemmingsplan heeft tot gevolg dat er voor alle toekomstige ontwikkeling in de rode gebieden onderzoekskosten gemaakt moeten worden om te kunnen bepalen of er veilig gebouwd kan worden. Financiële effecten zullen zich voordoen bij grond in eigendom van de gemeente. Hier wordt door de gemeente onderzoek uitgevoerd voordat de grond wordt uitgegeven. De kosten voor het opsporen en verwijderen van ontplofbare oorlogsresten kunnen voor 68% bij het Rijk worden gedeclareerd. Deze regeling loopt via het Ministerie van BZK waarbij de bijdragen worden verstrekt via het Gemeentefonds. De kosten die voor vergoeding vanuit de suppletieregeling in aanmerking komen zijn samengevat en als richtlijn toegevoegd als bijlage 2 van de beleidsregel Omgaan met Ontplofbare Oorlogsresten. Als de grond is verkocht of de grondeigenaar wil op een later moment bijvoorbeeld een serre bouwen, dan moet de eigenaar zelf de kosten van het verrichten van onderzoek dragen.