direct naar inhoud van Regels
Plan: Parapluherziening ontplofbare oorlogsresten
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0034.BPPAR08-on01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

Link naar de toelichting op de Inleidende regels

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan

het bestemmingsplan Parapluherziening ontplofbare oorlogsresten met identificatienummer NL.IMRO.0034.BPPAR08-on01 van de gemeente Almere;

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

1.3 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;

1.4 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

Artikel 2 Werkingssfeer en toepassingsbereik

2.1 Werkingssfeer

Dit plan heeft betrekking op de volgende bestemmingsplannen van de gemeente Almere:

1. Bestemmingsplan Almere Poort Oost en Duin, NL.IMRO.0034.BP4ABCDEG01-vg01

2. Bestemmingsplan Almere Poort West en Pampushout, NL.IMRO.0034.BP4EFHJKM01-vg01

3. Bestemmingsplan Almere Poort, NL.IMRO.00340000BP4alg01-

4. Bestemmingsplan Almere Pampus, NL.IMRO.0034.BPalg05-vg01

5. Bestemmingsplan Kromslootpark, NL.IMRO.00340000BP1Q01-

2.2 Toepassingsbereik

De regels van bestemmingsplan worden toegevoegd aan de regels van de bestemmingsplannen genoemd in lid 2.1.

Hoofdstuk 2 Herzieningsregels

Link naar de toelichting op de Herzieningsregels

Artikel 3 Veiligheidszone - hoog verdacht gebied ontplofbare oorlogsresten

3.1 Omschrijving aanduiding

Ter plaatse van de aanduiding Veiligheidszone - hoog verdacht gebied ontplofbare oorlogsresten geldt dat die gronden, naast de andere aangewezen bestemmingen, tevens bestemd zijn voor de bescherming van het woon-, leef- en verblijfsklimaat in verband met de mogelijke aanwezigheid van ontplofbare oorlogsresten in de bodem.

3.2 Bouwregels

Ten aanzien van het oprichten van bebouwing gelden de volgende regels:

  • a. Bij een aanvraag voor een omgevingsvergunning voor het oprichten van een bouwwerk waarbij dieper wordt gegraven dan de naoorlogs aangebrachte grondophoging dient de aanvrager aan te geven op welke wijze de risico's voor het woon-, leef- en verblijfsklimaat teniet gedaan worden. Dit kan door het indienen van:
    • 1. een Projectgebonden Risicioanalyse, indien nodig gevolgd door
    • 2. detectieonderzoek, en indien nodig gevolgd door een
    • 3. benadering, en indien nodig
    • 4. ruiming.
  • b. De maatregelen zoals bedoeld onder a dienen niet te worden uitgevoerd als:
    • 1. de bodemingreep aantoonbaar plaatsvindt in een naoorlogs aangebrachte grondophoging;
    • 2. de bodemingreep aantoonbaar plaatsvindt in een naoorlogs aangebrachte grondophoging en in waterkeringen en watergangen.
    • 3. de bodemingreep zich binnen een locatie bevindt waarbinnen de als mogelijk verdacht aangemerkte bodemlaag in de naoorlogse periode is ontgraven, afgevoerd en/of voorzien is van nieuwe bodem;
    • 4. de bodemingreep zich in horizontale en verticale zin beperkt tot een bodemlaag die na 1945 aantoonbaar is geroerd, mits die werkzaamheden met een visuele controle zijn uitgevoerd.
  • c. Alle onder a genoemde onderzoeken moeten worden uitgevoerd conform het Certificatieschema voor het Opsporen van ontplofbare oorlogsresten.
  • d. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die mogen worden opgericht krachtens een reeds verleende vergunning.
3.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
  • a. Het is verboden ter plaatse van de aanduiding 'Veiligheidszone - hoog verdacht gebied ontplofbare oorlogsresten' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren die dieper reiken dan de naoorlogs aangebrachte grondophoging
    • 1. het ontgronden, vergraven, afgraven, egaliseren, diepploegen, woelen en mengen en ophogen van gronden;
    • 2. het heien;
    • 3. het aanleggen van bodemenergiesystemen.
  • b. Het verbod als bedoeld onder a is niet van toepassing indien de aanvrager kan aangeven op welke wijze de risico's het woon-, leef- en verblijfsklimaat teniet gedaan worden.. . Dit kan door het indienen van:
    • 1. een Projectgebonden Risicoanalyse, indien nodig gevolgd door
    • 2. detectieonderzoek, en indien nodig gevolgd door een
    • 3. benadering, en indien nodig
    • 4. ruiming.
  • c. De maatregelen zoals bedoeld onder b dienen niet te worden uitgevoerd als:
    • 1. De bodemingreep aantoonbaar plaatsvindt in een naoorlogs aangebrachte grondophoging;
    • 2. de bodemingreep zich binnen een locatie bevindt waarbinnen de als mogelijk verdacht aangemerkte bodemlaag in de naoorlogse periode is ontgraven, afgevoerd en/of voorzien is van nieuwe bodem;
    • 3. de bodemingreep zich in horizontale en verticale zin beperkt tot een bodemlaag die na 1945 aantoonbaar is geroerd, mits die werkzaamheden met een visuele controle zijn uitgevoerd.
  • d. Het verbod als bedoeld onder a is tevens niet van toepassing op de volgende werken en/of werkzaamheden:
    • 1. werken en werkzaamheden, waarmee rechtens is of mag worden begonnen op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan;
    • 2. werken en werkzaamheden die mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.
  • e. Alle onder b genoemde onderzoeken moeten worden uitgevoerd conform het Certificatieschema voor het Opsporen van ontplofbare oorlogsresten.

Hoofdstuk 3 Overgangs- en slotregels

Link naar de toelichting op de Overgangs- en slotregels

Artikel 4 Overgangsrecht

4.1 Overgangsrecht bouwwerken

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

  • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  • b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

4.2 Afwijking overgangsrecht bouwwerken

Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van lid 4.1 een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.

4.3 Uitzondering overgangsrecht bouwwerken

Lid 4.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

4.4 Overgangsrecht gebruik

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

4.5 Ander strijdig gebruik

Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 4.4, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

4.6 Onderbreken gebruik onder overgangsrecht

Indien het gebruik, bedoeld in lid 4.4, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

4.7 Uitzondering overgangsrecht gebruik

Lid 4.4 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 5 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan Parapluherziening ontplofbare oorlogsresten.

vastgesteld door de raad van de gemeente Almere op

de griffier, de voorzitter.