direct naar inhoud van 5.9 Water
Plan: Meridiaanpark, Bosrandpark en Oostrandpark
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0034.BP3APQ01-vg02

5.9 Water

In deze paragraaf wordt aangegeven hoe en op welke wijze gevolg is gegeven aan de Watertoets.

Doel van deze watertoets is het waarborgen dat waterhuishoudkundige doelstellingen in beschouwing zijn genomen bij dit plan. Voor het goed doorlopen van een Watertoets is de inbreng, "het advies" van de waterbeheerder, het waterschap Zuiderzeeland bij deze actualisatie essentieel.

De waterhuishouding in het plangebied en de te nemen maatregelen worden op basis van het rapport "Waterhuishouding Almere Buiten", het rapport "Maatregelen watersysteem Almere Buiten", het ontwikkelingsplan De Meridiaan en het advies van het Waterschap (gesprek met J. Eerens ) beschreven.

Waterhuishouding.

In het plangebied zijn 2 peilgebieden te onderscheiden, die door een stuw nabij de spoorlijn van elkaar zijn gescheiden. Het gebied met het hogere peil maakt onderdel uit van het peilgebied van Almere Buiten. Het gebied met het lagere peil staat rechtstreeks in contact met de Lage Vaart en maakt onderdeel uit van dit peilgebied.

Het noordelijk deel van het plangebied met het hogere peil van Almere Buiten.

Het oppervlaktewater in het plangebied maakt onderdeel uit van het watersysteem van geheel Almere-Buiten. Omdat er behalve neerslag geen andere wateraanvoer is en er lekverliezen uit het watersysteem van Almere Buiten optreden, kan in de zomerperiode een verlaging ten opzichte van het streefpeil optreden. De schommelingen die als gevolg hiervan optreden blijven overigens binnen de tolerantie van het peilbesluit. De waterbodem is doorgaans kleiig/venig.

Maatgevend voor de inrichting van het openbaar gebied (vloerpeilen weghoogten) is een maximale peilstijging van de Lage Vaart van 1.20 m tot een peil van 5.0 m -NAP. Het Lage Vaartwater kan immers ook over de vaste stuw(en) het woongebied instromen.

Uit de berekeningen blijkt dat weliswaar de genormeerde peilstijgingen niet worden overschreden, maar dat dit gepaard gaat met afvoeren vanuit geheel Almere-Buiten naar de Lage Vaart die groter zijn dan de nu geldende afvoer van 1.5 l/sec/ha.

Het oppervlaktewaterpeil in Almere Buiten is hoger ingesteld dan het peil in de Lage Vaart. Dit voorkomt dat de kwel, die voedselrijk, brak en ijzerhoudend is, de oppervlaktewater kwaliteit te veel negatief kan beïnvloeden. De stijghoogte in het 1e watervoerende pakket bedraagt gemiddeld NAP -5.3m. Bij deze overwegingen is een peil van - 5.8 m. NAP ingesteld .Daarnaast krijgt het water bij een gestuwd systeem geen import van water uit de Lage Vaart, dat rijk aan nutriënten, algen, mest en bestrijdingsmiddelen is.

Het zuidelijk deel van het plangebied met het peil van de Lage Vaart

Het oppervlaktewater in het zuidelijk deel van het plangebied staat rechtstreeks in contact met de Lage Vaart. Het heeft het zelfde streefpeil als deze Vaart . Omdat de Lage Vaart een van de bemalen hoofdvaarten is, kunnen hier door de aanvoer van hemelwater uit het gehele te ontwateren gebied (Zuidelijk en Oostelijk Flevoland), grote peilschommelingen optreden. Er moet rekening gehouden worden met een peilstijging van ca. 1.2 m. t.o.v. het streefpeil van - 6.20 NAP. Vergroting van de waterberging draagt hier direct bij aan het oplossen van de wateropgave voor Zuidelijk en Oostelijk Flevoland.

De waterkwaliteit van de Lage Vaart is slecht tot matig. Vooral nutriënten spelen hierbij een rol. Bij stilstaand water is de kans groot op algenbloei.

Dit deel van het plangebied is goed geschikt om natuurvriendelijke oevers te realiseren. Een moerassig gebied met veel water(loopjes) is hier mogelijk, doordat het o.a. door de peilschommelingen voldoende in beweging zal zijn.

Het verschil in peil tussen het noordelijk en zuidelijk deel en de afvoer via een stuw kan een mogelijkheid bieden om hier een waterspeelplek te realiseren.

Inrichting van het plangebied

Om de waterkwaliteit/waterkwantiteit in het plangebied en daarmee voor het gehele watersysteem in Almere-Buiten, te verbeteren, is het nodig een aantal maatregelen te nemen. Op basis van bovengenoemde rapporten zijn voor het plangebied naar oordeel van het Waterschap en de gemeente in ieder geval de volgende maatregelen in beeld:

  • Het vergroten van berging en verbetering v/d kwaliteit.
  • Door middel infiltratie, de realisatie van extra water en aanleg natuurvriendelijke oevers
  • Het baggeren van de grachten en het uitvoeren van goed maaibeleid

De watergangen in Almere Buiten bieden nu doorgaans een saai en utilitair beeld. Door het aanbrengen van differentiatie in de ruimtelijke inrichting van de grachten en plassen wordt dit beeld verlevendigd. De grachten kunnen zo een meer eigen karakter krijgen.

Door het maken van natuurvriendelijke oevers kan de eenvormigheid van de watergangen worden omgezet naar veelvormigheid en variatie. De oevers van de wateren in het plangebied hebben veelal geen natuurvriendelijke inrichting . Een deel van de watergangen in het plangebied zou een dergelijke inrichting kunnen krijgen met een afgestemd beheer en onderhoud. Dit met het oog op het toewerken naar een duurzaam waterbeheer.

Het ligt hierbij voor de hand dat de realisatie van de benodigde voorzieningen waar mogelijk worden gecombineerd met het vergroten van de ecologische potenties.

Waterkwaliteit

Uit onderzoek en de bestaande gegevens blijkt dat de te verwachten waterkwaliteit in geheel Almere-Buiten inclusief plangebied matig is. Vooral in droge perioden kan de kwaliteit extra verslechteren mede doordat er geen aanvoer van water is voorzien, er weinig doorstroming is en de waterdiepte is afgenomen. Daarbij zal door de grootte van het watersysteem, de verblijftijden in het water met name in de zomer hoog zijn. Daarbij kan in droge perioden, zonder aanvullende maatregelen, het streefpeil niet worden gehandhaafd.

Hierdoor zal een overmatige algengroei en een laag zuurstofgehalte kunnen optreden en daarmee zijn er problemen te verwachten voor het leven in het water er treedt vissterfte op, de aanblik ervan verslechterd en er treedt stankoverlast op.

Om de waterkwaliteit te verbeteren zijn hier het verdiepen, baggeren, van de grachten en de aanleg van natuurvriendelijke oevers de voor de hand liggende opties

Waterpeil 

De in dit bestemmingsplan mogelijk gemaakte ontwikkelingen hebben geen negatief effect op het waterpeil in het gebied.

Natuurvriendelijke oevers

Een natuurvriendelijke oever is toegankelijk voor fora en fauna. Door het maken van natuurvriendelijke oevers krijgen de eenvormige watergangen in het Meridiaanpark veelvormigheid en variatie. De huidige oevers zijn veelal niet natuurvriendelijk, want een harde beschoeiing is een belemmering voor de groei van natuurlijk groen en een obstakel voor dieren. Met het oog op een duurzaam waterbeheer krijgt een deel van de watergangen in het plangebied natuurvriendelijke oevers, met een afgestemd beheer en onderhoud. Het ligt voor de hand dat de realisatie van deze oevers waar mogelijk wordt gecombineerd met andere ecologische verbeteringen.

Het Waterschap

Het Waterschap heeft een budget beschikbaar gesteld waar natuurlijke oevers van zijn gerealiseerd. Hierbij zijn enkele randvoorwaarden gesteld. Vooral belangrijk is dat de aanleg van de natuurvriendelijke oevers de ecologische kwaliteit van de oever en het watersysteem moet verhogen: er dient een optimale afweging gemaakt te worden tussen de ecologie van de oever, bosrand en watergang. Verder moet bij het ontwerp rekening worden gehouden dat de oevers toegankelijk blijven voor onderhoud, tenzij er voor begrazing wordt gekozen. Door uitbreiding van de Keur is nieuwe regelgeving van het waterschap ook van toepassing voor steigers, vlonders en oeverconstructies.

Riet

Rietkragen zijn deel van een natuurvriendelijke oever, en in het poldersfeergebied in het Meridiaanpark reeds aanwezig, soms te uitbundig, want riet heeft de neiging tot woekeren. Daarom is een rietbeheerplan opgesteld om de rietkraag in toom te houden. In samenspraak met bewoners zijn er stukken aangewezen die één à twee keer per jaar gefaseerd worden gemaaid, wat betekent dat het riet wat lager wordt en zich niet zo ver ontwikkelt in het water. Ook zijn er stukken die maar eens in de twee jaar worden gedaan. Ook de vele rietoevers zullen onder dit regime vallen. Waar het riet blijft staan, zal de strook bij voorkeur twee meter breed zijn. Er zitten amfbieën en andere flora en fauna die er gedijen en daarom krijgt de natuur wat meer de vrije hand. Tussen 15 maart en 1 september wordt hoog riet niet gemaaid om de vogels die er broeden niet te verstoren. Vogelaars hebben bij tellingen in 2009 en 2010 al geconstateerd dat dit nieuwe beleid een gunstig effect op de broedvogelbevolking heeft gehad.