Bijlage 3 Regels voor de bestemming Waarde - Archeologie 2
Artikel XX Waarde - Archeologie 2
XX.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van de ter plaatse te verwachten archeologische waarden,
met dien verstande dat
voor zover de hier bedoelde gronden samenvallen met een andere bestemming, primair het bepaalde in de navolgende leden geldt. De bepalingen van de andere bestemming(en) zijn uitsluitend van toepassing voorzover deze niet strijdig zijn met het bepaalde ten aanzien van de dubbelbestemming;
XX.2 Bouwregels
-
a. Op de in lid XX.1 bedoelde gronden mogen ten behoeve van de in lid XX.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd die voor aanvullend definitief archeologisch onderzoek dan wel voor een inrichting die recht doet aan de archeologische betekenis van het terrein, noodzakelijk zijn.
XX.3 Afwijking van de bouwregels
-
a. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6, lid 1 onder c van de Wet ruimtelijke ordening, om in afwijking van het bepaalde in lid XX.2 een omgevingsvergunning te verlenen voor bouwwerken ten behoeve van de samenvallende bestemmingen.
-
b. Een omgevingsvergunning zal alleen worden verleend indien op basis van archeologisch onderzoek, zoals gesteld in de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie, is vastgesteld dat:
-
1. De archeologische waarden in voldoende mate zijn zeker gesteld;
-
2. Er geen archeologische waarden aanwezig zijn;
-
3. De archeologische waarden hierdoor niet worden geschaad.
-
c. Aan de omgevingsvergunning kunnen de volgende voorschriften worden verbonden:
-
1. de verplichting tot het doen van opgravingen; en/of
-
2. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden; en/of
-
3. de verplichting de oprichting van het bouwwerk te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg;
-
4. De opgravingen en/of de te treffen maatregelen en/of de archeologische begeleiding dient c.q. dienen te voldoen aan de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie en aan door burgemeester en wethouders bij de te verlenen vergunning te stellen kwalificaties en eisen.
XX.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
-
a. Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Waarde - Archeologie 2' , zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden) de volgende werken, voor zover geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
-
1. het ophogen van de bodem;
-
2. het verlagen van de bodem of het afgraven van gronden waarvoor geen ontgrondingvergunning is vereist;
-
3. het uitvoeren van grondwerkzaamheden dieper dan 0,5 meter ten opzichte van het maaiveld, waartoe ook gerekend wordt egaliseren, aanleggen van drainage en ontginnen, woelen, mengen, diepploegen;
-
4. het rooien van bos of boomgaard waarbij de stronken worden verwijderd;
-
5. het beplanten en het aanleggen van bos of boomgaard;
-
6. het wijzigen van het waterpeil;
-
7. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, paden of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
-
8. het aanleggen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatie- of andere leidingen en daarmee verband houdende constructies;
-
9. het graven, verbreden en dempen van grachten, vijvers en andere wateren.
-
b. Het verbod als bedoeld in lid XX.4 sub a is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:
-
1. het normale onderhoud van de gronden betreffen;
-
2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
-
3. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende bouw- of omgevingsvergunning voor het aanleggen;
-
4. worden uitgevoerd in het kader van archeologisch onderzoek, zoals gesteld in de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie.
-
c. Een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden zal alleen worden verleend indien op basis van archeologisch onderzoek, zoals gesteld in de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie, is vastgesteld dat:
-
1. de archeologische waarden in voldoende mate zijn zeker gesteld;
-
2. de archeologische waarden hierdoor niet worden geschaad.
-
d. Aan de vergunning kunnen de volgende voorwaarden worden gekoppeld:
-
1. de verplichting tot het doen van opgravingen; en/of
-
2. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden; en/of
-
3. de verplichting de uitvoering van het werk c.q. de werkzaamheid te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg;
-
4. De opgravingen en/of de te treffen maatregelen en/of de archeologische begeleiding dient c.q. dienen te voldoen aan de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie en aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties en eisen.