a. Indien niet met toepassing van een andere bepaling van deze regels afgeweken kan worden, zijn burgemeester en wethouders bevoegd, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 lid 1 onder c, van de Wet ruimtelijke ordening, een omgevingsvergunning te verlenen in afwijking van de desbetreffende bepalingen van dit bestemmingsplan, ten behoeve van:
1. afwijkingen van maten (waaronder percentages) met ten hoogste 10%;
2. de bouw van reclameobjecten met inbegrip van aankondigingsborden, reclamemasten, gevel- en lichtreclames en gebouwaanduidingen met dien verstande dat, de reclameobjecten geen onevenredige afbreuk doen aan de ruimtelijke situatie en de beeldkwaliteit ter plaatse;
3. het toelaten van horecabedrijven die voorkomen in een categorie hoger dan algemeen toelaatbaar in de bij deze regels behorende bijlage 1 Staat van Horeca-activiteiten, indien en voorzover het betrokken horecabedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere maatgevende milieuaspecten) geacht kan worden te behoren tot de algemeen toelaatbare categorieën van de bij deze regels behorende bijlage 1 Staat van Horeca-activiteiten;
4. het toelaten van gebouwen voor opslag van materiaal en gereedschap ten behoeve van het onderhoud van het openbare gebied, met dien verstande dat maximaal 3 gebouwen in het plangebied zijn toegestaan met een maximum oppervlak van in totaal 100 m².
b. Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid a wordt niet verleend, indien daardoor onevenredig afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.