direct naar inhoud van 4.2 Ecologie
Plan: Noorderplassen Oost en West
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0034.BP2X08-vg01

4.2 Ecologie

Toetsingskader

Ten aanzien van het thema ecologie wordt gekeken naar de volgende toetsingscriteria:

  • gevolgen voor de instandhoudingsdoelen voor de aangrenzende Natura 2000-gebieden;
  • gevolgen voor de wezenlijke kenmerken en waarden van de EHS;
  • gevolgen voor de (leefgebieden van) zwaarbeschermde soorten.

Gebiedsbescherming - Natuurbeschermingswet 1998

De bescherming van de natuur is in Europees verband vastgelegd in de Vogelrichtlijn (VR) en de Habitatrichtlijn (HR); de aldus beschermde gebieden vormen samen Natura 2000. Nederland heeft de richtlijnen voor gebiedsbescherming geïmplementeerd in de Natuurbeschermingswet 1998 (Nbwet). De Nbwet heeft betrekking op de Vogel- en Habitatrichtlijngebieden die Nederland bij de Europese Commissie heeft aangemeld en beschermde natuurmonumenten. Ruimtelijke ingrepen die in of nabij deze gebieden plaatsvinden, moeten worden getoetst op hun effecten op de instandhoudingsdoelen die voor deze gebieden zijn vastgelegd. Significant negatieve effecten op deze instandhoudingsdoelen vereisen het doorlopen van de ADC-toets, hetgeen in de praktijk betekent dat de meeste projecten geen doorgang kunnen vinden aangezien er vaak wel 'Alternatieven' zijn en een 'Dwingende reden van groot openbaar belang' niet kan worden aangetoond. Significant negatieve effecten dienen dus te worden voorkomen, zonodig na het treffen van mitigerende maatregelen.

Gebiedsbescherming - Ecologische Hoofdstructuur

De Ecologische Hoofdstructuur (EHS) is in 1990 in het leven geroepen om de achteruitgang van de natuur in Nederland een halt toe te roepen. Het Rijk en de provincies hebben spelregels afgesproken met betrekking tot de planologische en kwalitatieve bescherming van de EHS, welke zijn verwerkt in de 'Spelregels EHS' (LNV, 2007). In de EHS geldt het 'nee, tenzij' principe. Dit houdt in dat ingrepen waarbij de oppervlakte of de wezenlijke kenmerken en waarden van de EHS significant worden aangetast niet zijn toegestaan, tenzij er geen alternatieven zijn en er sprake is van een groot openbaar belang.

De beslissing of een ingreep in de EHS kan doorgaan, hangt dus naast de instandhouding van het aantal hectares EHS, in eerste instantie af van de mate van aantasting van de wezenlijke kenmerken en waarden (wk&w) van het gebied. Deze waarden zijn in de provincie Flevoland per gemeente per deelgebied beschreven.

Boswet: herplantplicht

Houtopstanden groter dan 10 are (0,1 ha) of rijbeplantingen van meer dan 20 bomen die zijn gelegen buiten de bebouwde kom, worden in principe beschermd door de Boswet (de bebouwde kom wijkt daarbij af van de bebouwde kom die is opgenomen in de Verkeerswet). Bij de kap van een dergelijke oppervlakte geldt een herplantplicht en een meldingsplicht. De kap van houtopstanden moet een maand van tevoeren worden gemeld bij de Dienst Regelingen. De provincie ziet toe op de naleving van de herplantplicht. De linde, paardenkastanje, Italiaanse populier en treurwilg vallen niet onder de Boswet.

Soortbescherming - Flora- en faunawet

De bescherming van de natuur is in Europees verband vastgelegd in de Vogelrichtlijn (VR) en de Habitatrichtlijn (HR). Beide richtlijnen dragen zorg voor zowel gebiedsbescherming als soortenbescherming. Nederland heeft de richtlijnen voor soortenbescherming geïmplementeerd in de Flora- en faunawet (Ffwet). Welke soorten planten en dieren wettelijke bescherming genieten, is vastgelegd in een aantal bij de Ffwet behorende besluiten en regelingen.

De Ffwet bevat onder meer verbodsbepalingen met betrekking tot het aantasten, verontrusten of verstoren van beschermde dier -en plantensoorten, hun nesten, holen en andere voortplantings- of vaste rust of verblijfplaatsen. Voor de meeste soorten kan, onder een aantal voorwaarden, ontheffing in het kader van deze wet worden verkregen. Voor de soorten die voorkomen in bijlage IV van de Europese Habitatrichtlijn kan echter geen ontheffing in het kader van de Flora- en faunawet worden verkregen voor het motief ruimtelijke inrichting, aangezien de Habitatrichtlijn dit motief niet noemt. Voor deze soorten dient overtreding van de verbodsbepalingen van de Flora- en faunawet dus geheel te worden voorkomen, al dan niet door het treffen van maatregelen.

Toetsingskader en uitgangspunten voor het bestemmingsplan

Gebiedsbescherming

Natura 2000-gebieden

Het plangebied wordt aan de noordzijde begrensd door de Oostvaardersdijk met daarachter het Natura 2000-gebied Markermeer en IJmeer. Dit gebied kwalificeert zich als Habitatrichtlijngebied vanwege het voorkomen van het habitat kranswierwateren en het voorkomen van de soorten Rivierdonderpad en Meervleermuis. De status als Vogelrichtlijngebied hangt samen met het voorkomen van grote aantallen van de soorten lepelaar, brandgans, nonnetje, dwergmeeuw, visdief, zwarte stern, fuut, aalscholver, grauwe gans, smient, krakeend, slobeend, krooneend, tafeleend, kuifeend, topper, brilduiker, grote zaagbek en meerkoet.

Aan de noordoostzijde ligt het Natura 2000-gebied Lepelaarplassen. Dit Natura 2000-gebied kwalificeert zich als Vogelrichtlijngebied vanwege de grote aantallen van de soorten lepelaar, nonnetje, kluut, aalscholver, grauwe gans, krakeend, pijlstaart, slobeend, tafeleend, kuifeend en grutto.

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP2X08-vg01_0004.jpg"

Figuur Ligging van het plangebied ten opzichte van de Natura 2000-gebieden Markermeer en IJmeer en Lepelaarplassen

Ontwikkelingsmogelijkheden

Het onderstaande figuur geeft een beeld van de beoogde ontwikkelingen in het plangebied. Zoals uit deze figuur blijkt is er geen sprake van ruimtebeslag binnen Natura 2000. Gevolgen voor de instandhoudingsdoelen van de beide Natura 2000-gebieden kunnen worden veroorzaakt door:

  • Eventuele recreatieve uitloop vanuit de kleine jachthaven in de centrale "Baai" van maximaal 200 ligplaatsen. Dit zal leiden tot extra vaarbewegingen op de Noorderplassen.
  • Eventuele verstoring door ophogen van maximum bouwhoogte op enkele plekken in de wijk: appartementen Havenkom en Isla Bonita (zie paragraaf 2.2).

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP2X08-vg01_0005.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP2X08-vg01_0006.png"

Figuur Ontwikkelingsmogelijkheden binnen het plangebied

Extra vaarbewegingen

Extra vaarbewegingen vanuit de nieuwe jachthaven zullen vrijwel geheel beperkt blijven tot de Noorderplassen. Deze plassen bieden aantrekkelijk vaarwater dicht bij huis (de meeste gebruikers van de jachthaven zullen uit de woonwijk zelf komen). Slechts weinig recreanten zullen vanuit de woonwijk de moeite nemen om vanuit de Noorderplassen een lage brug te passeren om via de Hoge Vaart naar de Zuidersluis en de Oostvaardersdijk te varen. De enkele boot die wel via deze route het Natura 2000-gebied Markermeer bereikt voegt zich daar bij de grote aantallen recreatieschepen op het Markermeer en valt bij deze aantallen geheel in het niet.

Recreatieve verstoring van watervogels op het Markermeer als gevolg van deze paar extra boten is niet aannemelijk. Uit onderstaand figuur blijkt dat op het IJsselmeer al ruim tien jaar sprake is van een tegengestelde trend: het aantal ligplaatsen en boten neemt toe terwijl het aantal vaarbewegingen afneemt. De boten worden steeds groter en luxueuzer en het varen als recreatieve activiteit wordt steeds minder belangrijk. Boten in een jachthaven worden in toenemende mate als drijvende caravan gebruikt. Op en rond het Markermeer zal deze trend niet anders zijn. Concreet betekent dit dat de enkele boten die vanuit de Noorderplassen het Markermeer bereiken, een verwaarloosbare invloed zullen hebben op de neergaande trend in het aantal vaarbewegingen op het Markermeer. Daarmee kan ook elk eventueel verstoringseffect op de hier aanwezige watervogels worden uitgesloten.)

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP2X08-vg01_0007.jpg"

Figuur Aantal ligplaatsen, boten en passanten in het IJsselmeergebied (Bron: Waterrecreatie Advies (2008): “Jachthaven Muiden, second-opinion significante effecten Natura 2000”)

Extra vaarbewegingen op de Noorderplassen zullen evenmin merkbaar zijn in de aangrenzende Lepelaarplassen. Als gevolg van de tussenliggende dijk en de begroeiing aan de zuidzijde van de Lepelaarplassen en op het dijkje zullen beweging en geluid nauwelijks doordringen tot dit gebied, mede gezien de snelheidslimiet op het water van 6 km per uur. Ten opzichte van de bestaande landrecreatie op het binnendijks gelegen Lepelaarpad is de aanvullende verstoring vanaf het water bovendien verwaarloosbaar klein.

Extra bouwhoogte

Het is uitgesloten dat eventuele verstoringseffecten van de hogere bebouwing tot in de Natura 2000-gebieden doordringen, vanwege de grote afstand tot deze natuurgebieden (minimaal 500 meter). Daarom kunnen alleen effecten als gevolg van externe werking optreden. Dit zal met name het geval zijn bij soorten die een ecologische relatie hebben met de Noorderplassen (direct grenzend aan Isla Bonita). Dit geldt voor de aalscholver, de lepelaar, de grauwe gans en het nonnetje. Lepelaars en grauwe ganzen foerageren op de Natte Graslanden en aalscholvers en nonnetjes op de Noorderplassen (de laatste overigens in zeer kleine aantallen).

Er is weinig bekend over de precieze afstand die vogelsoorten houden ten opzichte van bebouwing. Van ganzen (over het algemeen een soortgroep die relatief gevoelig is voor optische verstoring) is uit waarnemingen bekend dat ze in de winter foerageren tot op 200 meter van gebouwen, hetgeen gedurende de winter afneemt tot 100 meter (bron: Bureau Waardenburg). In Almere is een trend zichtbaar waarbij grauwe ganzen langs watergangen in woongebieden fourageren (persoonlijke waarneming T. Eggenhuizen) en dus in het geheel ongevoelig lijken voor nabijgelegen bebouwing. Dit is nog ruim minder dan de afstand tussen de Natte Graslanden en de voorziene bebouwing op de kop van het Isla Bonita. Negatieve effecten als gevolg van optische verstoring op grauwe gans en aalscholver zijn dan ook uit te sluiten.

De eventuele verstoring van het foerageergebied van aalscholvers en nonnetjes (de Noorderplassen) zal relatief zeer gering zijn. Voor beide soorten geldt in het Natura 2000-gebied Markermeer en IJmeer een behouddoelstelling. Een eventuele verstoring van de foerageergebieden van beide soorten (onbekend is of beiden überhaupt gevoelig zijn voor hoge gebouwen) zal enkele tienden van promillen bedragen van het totale foerageergebied aan de noordzijde van de Oostvaardersdijk. Eventuele verstoringseffecten zijn dan ook verwaarloosbaar klein en verre van significant.

De Provincie Flevoland (bevoegd gezag Natuurbeschermingswet) heeft bevestigd dat zij kan instemmen met bovenstaande conclusies ten aanzien van de effecten op Natura 2000.

Gevolgen voor de Ecologische hoofdstructuur (EHS)

In onderstaande figuur is de ligging van het plangebied ten opzichte van de EHS weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP2X08-vg01_0008.jpg"

Figuur Ligging van het plangebied t.o.v. EHS

Ten zuiden van de Oostvaardersdijk ligt de kwelzone, een ecologische verbindingszone met waterpartijen, ruigtes en rietland. Centraal in het gebied bevindt zich een nieuwe woonwijk. Hier wordt nog volop gebouwd. Delen van de woonwijk die al klaar zijn liggen buiten de grenzen van het deelgebied. In en rond de woonwijk ligt een aantal waterpartijen. In de Noorderplassen ligt een schiereiland, 'Isla Bonita' geheten. Op dit schiereiland zijn enkele waterpartijen, grasland, rietland en opslag van jonge bomen aanwezig. Het deel van Pampushout dat binnen het deelgebied Noorderplassen West valt bestaat voornamelijk uit jong loofbos. In het deel van Pampushout dat ten noorden van de Hoge Wetering ligt worden stroken met jong bos afgewisseld met kleine villawijken en bouwterreinen.

Op regionale schaal zijn de Kwelzone en de Natte Graslanden een belangrijk gebied voor weidevogels en als broed-, foerageer-, overwinterings- en ruigebied voor vele vogelsoorten die zijn aangewezen als beschermde soort in omringende Natura 2000-gebieden (Markermeer & IJmeer, Oostvaardersplassen, Lepelaarplassen). Op nationale schaal is het een belangrijk onderdeel van de natte as.

In de Kwelzone dient verruiging tegengegaan te worden door extensief en selectief delen van het riet te maaien. De Natte Graslanden moeten hun functie als foerageergebied voor vogels uit de Lepelaarplassen en Oostvaardersplassen blijven vervullen. Hiervoor moet het zeer open en grazige karakter behouden blijven, wat bereikt kan worden door extensieve begrazing.

Het Pampushout moet zich ontwikkelen tot een 'stadsbos van hoogwaardige kwaliteit'. Op lokale schaal is dit bijzonder, omdat het een groot areaal (440 ha) bos betreft binnen de stadsgrenzen. Op regionale schaal vervult het Pampushout een belangrijke functie als stapsteen/corridor voor bosgebonden soorten tussen Oostvaardersplassen en Lepelaarplassen enerzijds en het oude land of de Almeerderhout anderzijds.

De ecologische effecten op Lepelaarplassen zijn identiek aan de hierboven beschreven effecten voor het Natura 2000-gebied Lepelaarplassen. Relevant zijn de gevolgen voor de EHS-gebieden Kwelzone, Natte Graslanden en Pampushout.

Ook voor de EHS geldt dat alleen eventuele effecten te verwachten zijn als gevolg van de extra waterrecreatie en de toegenomen bouwhoogte. Het betreft hier dus externe werking. Volgens de rijksoverheid kent de EHS geen externe werking, doch GS van Flevoland hebben een besluit genomen dat de externe werking op EHS ook getoetst moet worden. Deze toetsing wordt hieronder beschreven.

Extra vaarbewegingen

Extra vaarbewegingen op de Noorderplassen zullen niet merkbaar zijn in de Pampushout en de Kwelzone en nauwelijks merkbaar zijn op de aangrenzende Natte Graslanden. Als gevolg van de tussenliggende dijk zullen beweging en geluid nauwelijks doordringen tot de EHS, mede gezien de snelheidslimiet op het water van 6 km per uur. Ten opzichte van de bestaande landrecreatie op het binnendijks gelegen Lepelaarpad is de aanvullende verstoring vanaf het water bovendien verwaarloosbaar klein.

Extra bouwhoogte

Voor alle EHS-gebieden geldt dat eventuele verstoring als gevolg van extra bouwhoogte verwaarloosbaar is ten opzichte van de eventuele verstoring die de bestaande bouwhoogte veroorzaakt. Daarnaast is het voor veel doelsoorten van de EHS de vraag of deze sowieso gevoelig zijn voor dit aspect.

Bouwplannen Pampushout

In het noordwestelijke deel van het plangebied zijn een aantal bouwplannen voorzien die vallen binnen de begrenzing van het EHS-gebied Pampushout. Het betreft hier bouwmogelijkheden die in het geldende bestemmingsplan 'De Lepelaar' ook werden geboden, maar niet specifiek waren afgebakend (groot bestemmingsvlak Bijzondere Doeleinden met een bouwpercentage van 4%). Het nieuwe bestemmingsplan maakt bebouwing niet direct mogelijk, maar via een wijzigingsbevoegdheid (artikel 4 lid 4.5) en bakent de mogelijkheden af. Door de bouwmogelijkheden te beperken tot een afstand van 75 meter ten opzichte van het prioritaire EHS-gebied de Kwelzone, worden mogelijke effecten ten opzichte van het geldende bestemmingsplan beperkt. In onderstaande figuur wordt aangegeven in welk gebied nieuwbouw aan de orde kan zijn. Het betreft een gebied met een oppervlakte van 5,4 hectare. Het gebied dat daadwerkelijk kan worden bebouwd is kleiner, omdat er maximaal 250 m2 horeca kan worden gebouwd. Met de provincie is afgesproken dat de realisatie van nieuwe bebouwing binnen de EHS mogelijk is door op een andere plek nieuwe natuurwaarden te realiseren (zie Bijlage 12 Notitie saldobenadering EHS). Het ontwerp wijzigingsplan zal te zijner tijd met het ontwerpbesluit herbegrenzing EHS ter inzage worden gelegd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP2X08-vg01_0009.png"

Figuur Bouwmogelijkheden binnen de EHS

Boscompensatie

Bij het kappen van de bos in het Pampushout is compensatie op grond van de Boswet aan de orde. In de onderstaande figuur wordt aangegeven in welk gebied het kappen van houtopstanden aan de orde kan zijn. Het betreft een gebied met een oppervlakte van 2,2 hectare. Het gebied dat daadwerkelijk kan worden bebouwd is kleiner, omdat er maximaal 250 m2 horeca kan worden gebouwd. Daarnaast is er een mogelijkheid opgenomen voor het aanleggen van een watergang, waarvoor circa 0,5 hectare bomen moet verdwijnen. De te kappen houtopstanden kunnen worden gecompenseerd door binnen het openbaar groen van Noorderplassen West nieuwe bomen aan te planten.

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP2X08-vg01_0010.png"

Figuur Gebied waarbinnen houtopstanden kunnen worden gekapt

Soortenbescherming

Ecologisch veldonderzoek 2011

In het voorjaar en de zomer van 2011 zijn de aanwezige broedvogels, vissen, amfibieën, vleermuizen en beschermde planten geïnventariseerd in het plangebied en omgeving. Het rapport is opgenomen als Bijlage 5 Ecologisch Veldonderzoek.

Belangrijkste conclusie van het veldonderzoek is dat geen vaste rust-, verblijfs- en voortplantingsplaatsen van soorten van bijlage IV van de Habitatrichtlijn zijn aangetroffen. Wel zijn verspreid over het hele gebied foeragerende vleermuizen aanwezig. Verder is het opvallend dat van de 19 vastgestelde broedvogels er maar liefst twaalf voorkomen op de 'Rode Lijst van de Nederlandse Broedvogels'. Het betreft Woudaap, Koekoek, Veldleeuwerik, Boerenzwaluw, de Huiszwaluw, Graspieper, Gele kwikstaart, Nachtegaal, Snor, Matkop en Kneu. Het bevestigt het beeld dat braakliggende terreinen zeer rijk kunnen zijn aan soorten van onkruidrijke (pionier)milieus en dat er van woongebieden slechts een beperkte verstorende werking uitgaat, hetgeen blijkt uit de broedgevallen van roerdomp, woudaap en snor in de smalle moeraszone aan de noordzijde van de wijk.

Gevolgen voor beschermde soorten

De effecten voor de afzonderlijke soortengroepen zijn als volgt:

Flora

In het gebied zijn in 2011 alleen groeiplaatsen van de rietorchis aangetroffen langs de zuidrand van Isla Bonita. Deze groeiplaatsen worden niet bebouwd en kunnen bij een juist beheer (maaien en afvoeren in de nazomer) behouden blijven.

Vissen

Verspreid in het gebied zijn de kleine modderkruiper en de rivierdonderpad aangetroffen. De laatste soort is ook aanwezig op de locatie waar de jachthaven ontwikkeld wordt. Met inachtneming van de juiste maatregelen tijdens de bouwwerkzaamheden kunnen individuen tijdig uitwijken. Het potentiële leefgebied van deze soort in de Noorderplassen is zeer groot en de gunstige staat van instandhouding komt niet in gevaar.

Broedvogels

Verspreid in het gebied zijn vele bijzondere broedvogels van de rode lijst aanwezig. Vooral soorten van onkruidrijke en/of braakliggende terreinen (gele kwikstaart, kneu, veldleeuwerik, oeverzwaluw) zullen plaatselijk verdwijnen aangezien deze locaties uiteindelijk zullen worden bebouwd. De extra mogelijkheden die het op te stellen bestemmingsplan zal bieden zal daarop overigens geen aanvullend effect hebben. Met inachtneming van het broedseizoen tijdens de bouwwerkzaamheden vindt geen overtreding van de Flora- en faunawet plaats. Overigens verdient het aanbeveling om voor de verschillende kolonies oeverzwaluwen een blijvende broedwand aan het water in te richten en te onderhouden.

Vleermuizen

Verspreid in het gebied zijn foeragerende dwerg-, ruige dwerg-, meer- en rosse vleermuizen waargenomen alsmede laatvliegers. Vaste verblijfplaatsen zijn niet aangetroffen. Ondanks het geleidelijk volbouwen van het plangebied zal de functie als foerageergebied waarschijnlijk behouden blijven; woongebieden kennen veelal een zeer gevarieerde en bloemrijke groeninrichting met een groot aanbod aan insecten tot gevolg. Ook de afwisseling van groen, gebouwen, water en oevers biedt in potentie een zeer geschikt vleermuisbiotoop. De extra mogelijkheden die het op te stellen bestemmingsplan biedt zal hierop geen aanvullend effect hebben.