direct naar inhoud van 3.7 Bodem en watersysteem
Plan: Film-, Park-, Dans-, Verzetswijk en Lumièrepark
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0034.BP2FHKNRS01-vg01

3.7 Bodem en watersysteem

3.7.1 Bodem

Oorspronkelijk bestaat de bodem van het bestemmingsplangebied uit holocene klei-, zavel- en veenlagen, gelegen op een pleistoceen zandpakket. Historisch gezien is er geen reden om te veronderstellen dat er verontreinigingen in het gebied aanwezig zijn. Dit wordt mede bevestigd door de in dit gebied uitgevoerde verkennende bodemonderzoeken. Deze onderzoeken zijn opgenomen in het bodeminformatiesysteem NAZCA van de gemeente Almere.

In al deze onderzoeken zijn geen noemenswaardige verhogingen aangetroffen. Slechts plaatselijk lichte overschrijdingen die geen bezwaar geven voor de huidige of voorgenomen bestemming. Voor afvoer van grond moet rekening worden gehouden dat deze niet geheel vrij is van verhoogde gehalten en derhalve als categorie 1 kan worden bestempeld. Grondverzet moet worden afgestemd met het Bevoegd Gezag (gemeente Almere).

Bodemopbouw en maaiveldligging.

Het maaiveld ligt op ca. 3.5/4.0 m- NAP. Met name het Lumierepark is lager gelegen. De bodem bestaat uit lichte klei. Deze klei behoort tot de holocene deklaag, die op de pleistocene zandlagen (het watervoerende pakket) is gelegen. De begindiepte van het pleistoceen is weergegeven in de onderstaande kaart. Het stedelijk gebied is integraal opgehoogd met 1m zand.

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP2FHKNRS01-vg01_0025.jpg"

          Diepte t.o.v. NAP  
                   4 - 6  
                   6 - 7  
                   7 - 8  
                   8 - 9  
                   9 - 10  
                   10 - 12  
                   > 12  

De bodem in het gehele gebied van Almere zal naar verwachting nog verder dalen. Deze daling wordt met name veroorzaakt door de verdere rijping van klei en oxydatie van veen. De verwachting is dat tot 2050 in dit gebied de bodem nog ongeveer 30 tot 35 cm gedaald is.

De bodem in het gehele gebied van Almere zal naar verwachting nog verder dalen. Deze daling wordt met name veroorzaakt door de verdere rijping van klei en oxydatie van veen. De verwachting is dat tot 2050 in dit gebied de bodem nog ongeveer 30 tot 35 cm gedaald is.

3.7.2 Waterhuishouding

Watertoets

Ruimte maken voor water in plaats van ruimte onttrekken aan water. Dat is de kern van het waterbeleid voor de 21e eeuw. De watertoets is een van de instrumenten om dit te bereiken. Het doel van de watertoets is waarborgen dat bij dit plan de waterhuishoudkundige doelstellingen expliciet en op evenwichtige wijze in beschouwing worden genomen.

In het kader van deze verplichte watertoets is de beslisboom uit het Waterkader van Waterschap Zuiderzeeland gevolgd. Op basis hiervan is gebleken dat het voorliggende plan de reguliere procedure gevolgd dient te worden. Deze waterparagraaf is de resultante van dit proces en opgesteld aan de hand van het Waterkader, het vooroverleg en het pre-wateradvies (als bijlage toegevoegd) van Waterschap Zuiderzeeland.

Watersysteem algemeen

Het watersysteem in het plangebied is een onderdeel van het watersysteem van Almere-Stad.

Aspecten van zowel oppervlaktewater als geohydrologie hebben een belangrijke rol gespeeld bij het waterhuishoudkundig ontwerp van het watersysteem van Almere-Stad. Naast het ontwerp van het grachtenstelsel binnen het stedelijke gebied speelde het vraagstuk hoe de aansluiting van het stedelijk water op de Hoge Vaart tot stand diende te komen. Er wordt hier een beschrijving gegeven van het watersysteem, als onderdeel van het watersysteem van Almere-Stad en het watersysteem van de Hoge Vaart en de waterketen.

Het gerealiseerde watersysteem is met de richtlijnen/criteria tot stand gekomen die toen golden. Hier wordt aangegeven of dit watersysteem "Wb21 (Waterbeheer 21e eeuw)- en KRW(Kaderrichtlijn Water) proof" is.

Grondwatersysteem


Kwel

Stijghoogtenverschillen tussen het watervoerende, pleistocene, pakket en het freatische grondwater veroorzaken in het gebied doorgaans een overdruk in het watervoerende pakket. Er kan met name op plekken waar de weerstand van de holocene deklaag minder is kwel ontstaan.

Door het graven van de Hoge Vaart, het Weerwater en overige waterpartijen is de holocene laag verstoord, waardoor de kwel aanzienlijk hoger ligt dan in de overige delen van het plangebied.


Grondwaterkwaliteit

De kwaliteit van het kwellende water onder het Weerwater is redelijk tot goed.

Oppervlaktewatersysteem: Almere Stad

Het watersysteem in het plangebied maakt onderdeel uit van het watersysteem van geheel Almere-Stad. Het watersysteem van Almere-Stad (streefpeil = -5.50 NAP) is voor de afwatering afhankelijk van de Hoge Vaart en wordt middels het vijzelgemaal Leeghwater (3 m3/s) op de Hoge Vaart (streefpeil - 5.20 m NAP) uitgemalen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP2FHKNRS01-vg01_0026.jpg"

Bij het ontwerpen van het open water zijn voor Almere-Stad de volgende normen gehanteerd:

  • 1. 7% open water
  • 2. 0.4 a 0.5 m peil peiloverschrijding in de grachten bij een frequentie van 1 x per 10 jaar
  • 3. De toelaatbare grachtafstanden lopen uiteen van 400 tot 1100 m
  • 4. De stroomsnelheid in de watergangen bedraagt onder maatgevende omstandigheden maximaal 0.3 m/s
  • 5. De maximale afvoer vanuit het stedelijk gebied is gesteld op 1.5 l/s/ha

Het plangebied bevat een aantal met elkaar verbonden waterpartijen met een ontwerpdiepte van minimaal 1.2 m. Deze grachten hebben een waterpeil van - 5.5 m -NAP. Het hele watersysteem van Almere- Stad is voor de afwatering afhankelijk van afvoer naar de Hoge Vaart. Door de toename van berging en vertraging van afstromend water in de wijken van Almere-Stad kan grotendeels worden voorkomen dat grote hoeveelheden water binnen een korte periode moeten worden uitgemalen. Door vertraging worden de overschotten verspreid, waardoor het gemaal Leeghwater voldoende capaciteit blijft houden en peilstijgingen kunnen worden voorkomen. Bij normale omstandigheden is het peil van Almere-Stad voldoende te beheersen met behulp van gemaal Leeghwater.

Oppervlaktewaterpeil

Het peil van -5.50 m NAP is vastgelegd in "Peilbesluit stedelijk gebied gemeente Almere". Het peil in de grachten en weerwater is naast de ontwateringsnormen ook bepaald door de noodzaak om bepaalde verkeersaders dieper te leggen.

Drooglegging

Gezien de grote drooglegging wordt voldoende afwateringsmogelijkheid van de drainage verkregen. De drooglegging moet zodanig zijn dat een piekbui in het gebied kan worden geborgen zonder dat er wateroverlast optreedt en tevens dat vastgestelde ontwateringsdiepten realiseerbaar zijn. Hoe hoger het oppervlaktewaterpeil echter kan worden ingesteld, des te meer de aanwezige kwel, die voedselrijk, brak en ijzerhoudend is en de waterkwaliteit negatief beïnvloed, teruggedrongen wordt.

Profielen

In het watersysteem kunnen de grachten worden onderscheiden in de hoofdvaarroute en overige grachten. De grachten in de hoofdvaarroute zijn 15 tot 25 m breed en hebben een ontwerpdiepte van 1.5 m. Bij deze grachten ligt conform het Waterplan Almere de nadruk op de recreatiefunctie.

De overige grachten zijn in het algemeen tot 15 m breed en hebben een ontwerpdiepte van 1.2 m . De sloten en greppels hebben als functie de afvoer van overtollige neerslag naar het grachtensysteem en hier ligt het accent op natuur.

Oeverinrichting

Het grootste deel van de oevers is voorzien van beschoeiing. Het aandeel natuurvriendelijke oevers is gering (ca. 7%).

Hoge verblijftijden

Door de ruime dimensionering van het watersysteem zijn de verblijftijden in het water met name in de zomer hoog.

Wateroverlast

Wateroverlast wordt met name in de parken langs de Veluwedreef en in Verzetswijk geconstateerd. Ook waren er in het verleden problemen met drainage in Danswijk, maar deze zijn verholpen.

Natte perioden

Uit de berekeningen uitgevoerd voor het Waterplan Almere, bleek dat bij extreme neerslag situaties (Westlandbui) peilstijgingen voorkomen van net boven de 0.5 m eens per 10 jaar. Voor de toekomst wordt echter verwacht dat de neerslag toeneemt, zowel in hoeveelheid als in intensiteit. Dit betekent dat er vaker hoge peilstijgingen zullen optreden , en dat het langer duurt voordat dit water is weggepompt. Uit berekeningen van een neerslagsituatie met een herhalingstijd van meer dan 100 jaar bleek dat de peilstijgingen aanzienlijk zijn, maar beperkt blijven tot onder het maaiveld en derhalve acceptabel zijn.

Droge perioden

In de praktijk zijn vanaf 1998 tot heden , in langdurige droge perioden, peildalingen gemeten tot 0.15 m. In toekomstige drogere perioden kan de uitzakking nog groter worden en kan het inlaten van water noodzakelijk zijn. Bij de voor de toekomst voorspelde grotere verdampingsoverschotten in de zomer zal het watertekort groter worden.

In het waterplan Almere is de maatregel opgenomen om te onderzoeken of water uit Almere-Haven is te gebruiken om naar Almere Stad te laten stromen.

Door de ruime dimensionering van het watersysteem zijn de verblijftijden in het water met name in de zomer hoog. Wanneer water van een matige kwaliteit lange tijd stilstaat kan overlast optreden in de vorm van stankoverlast, zuurstofloosheid, opeenhoping van drijfvuil, algengroei etc.


Waterkwaliteit oppervlaktewater

Het water is van een relatief goede kwaliteit en het doorzicht voldoet veelal aan de norm. De watergangen zijn in 2003/2004 gebaggerd. Hierdoor is de waterkwaliteit verbeterd. Ook het beheer conform het rietbeheerplan, het niet gebruiken van onkruidbestrijdingsmiddelen en het onderhoud van de uitstroombakken van het hemelwaterriool (zie onder waterketen), hebben een positief effect op de waterhuishouding.

Ecologie Weerwater

De vegetatie op de oevers is soortenarm; riet is (vrijwel) de enige soort die voorkomt. Door steile onderwatertaluds in combinatie met het feit dat circa 90 % van de oevers verhard is, is de vegetatie op en langs de oevers slecht ontwikkeld. De onvoldoende ontwikkeling van water- en oeverplanten vertaalt zich door in de macrofauna- en vissamenstelling. Macrofaunasoorten van kale bodems en vissoorten van open water overheersen. Waterplantenminnende soorten ontbreken nagenoeg.

Oppervlaktewatersysteem Hoge Vaart

Het watersysteem van Almere is voor de afwatering afhankelijk van de peilen in de Hoge Vaart. Het watersysteem in Oostelijk en Zuidelijk Flevoland is opgezet met 2 vaarten, de Hoge en Lage Vaart.

De Hoge Vaart vormt een verbinding tussen het Markermeer bij Almere en het Ketelmeer bij Ketelhaven. Daarnaast is de Hoge Vaart verbonden met de Hoge Dwarsvaart die uitkomt bij het Veluwemeer, waar water kan worden uitgemalen. Bij het ontwerp van de polders is uitgegaan van een gemiddelde afvoercapaciteit van 1.5 l/s/ha van deze watersystemen. Naast een hoofdfunctie voor het waterbeheer, de afwatering, heeft de Hoge Vaart een primaire rol voor de beroepsscheepvaart, een belangrijke natuurfunctie en een functie voor de recreatievaart.

De Hoge Vaart heeft een streefpeil van 5.2 m - NAP, vastgesteld in "Peilbesluit Hoge Vaart". De Hoge Vaart heeft een ontwerpdiepte van 3 m met een ontwerp bodembreedte van 16-30 m.

Waterkwaliteit Hoge Vaart

Het water in de Hoge Vaart is van een relatief goede kwaliteit en voldoet aan de normen voor stikstof en doorzicht Dit komt mede omdat de Hoge Vaart een deel van de zoete regionale kwel van de Veluwe afvangt. De kwel treedt voornamelijk op plekken waar de weerstand van de holocene deklaag door vergraven sterk verminderd is.

Ecologie Hoge Vaart

De vegetaties op de oevers zijn soortenarm ; riet is (vrijwel) de enige soort die voorkomt. Doordat de oevers beschoeid zijn met een damwand, is de vegetatie op en langs de oevers slecht ontwikkeld Er komen hier niet of nauwelijks waterplanten voor. Macrofaunasoorten van kale bodems en vissoorten van open water overheersen. Waterplantenminnende soorten ontbreken nagenoeg.