direct naar inhoud van 4.3 Gemeente
Plan: Film-, Park-, Dans-, Verzetswijk en Lumièrepark
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0034.BP2FHKNRS01-oh01

4.3 Gemeente

4.3.1 Duurzaamheid

Almere wil in 2030 de meest duurzame stad van Nederland zijn. In 2007 zijn op basis van de Cradle to cradle uitgangspunten zeven Almere Principles ontwikkeld. De principes dienen als leidraad bij de verdere ontwikkeling van de stad.

Almere kent een goede uitgangspositie om de schaalsprong vanuit duurzaamheids principes te benaderen. De keuze is ook niet los te zien van de historie van de stad. Almere is vanaf het begin bedacht en opgebouwd vanuit duurzaamheid. Dat bewijzen de blauwgroene structuur, het meerkernige stadsconcept, het gescheiden verkeerssysteem en de doordachte afvalstructuur. Omdat Almere daarnaast een jonge stad is, is de basiskwaliteit van gebouwen en omgeving hoog. Almere stelt duurzaamheideisen aan zowel de bestaande stad als aan de nieuw te bouwen stadsdelen. Het gaat niet alleen om de gebouwde omgeving, maar ook om de openbare ruimte, om beheer en om duurzame sociale en economische processen.

In bestemmingsplannen is duurzaamheid geen apart benoemd thema. Ruimtelijke oplossingen voor structurerende duurzaamheidsthema's zoals water, ecologie en verkeer worden in de betreffende delen uitgewerkt. Omdat een bestemmingsplan niet het meest geëigende middel is, worden niet tot weinig ruimtelijke thema's als energiebesparing, materiaalkeuze en gezondheidsaspecten hier niet in uitgewerkt. Deze aspecten krijgen in andere stadia van projectontwikkeling voldoende aandacht.

Almere Principles (2008)

De Almere Principles zijn bedoeld als een inspirerend richtsnoer voor iedereen die in de komende decennia betrokken is bij het doorontwerpen van Almere tot een duurzame stad. De Principles bestaan uit zeven uitgangspunten voor duurzame stedelijke ontwikkeling. De aanleiding voor het opstellen van de Almere Principles is de Schaalsprong, het doorgroeien naar een stad van 350.000 inwoners in 2030. De Principles zijn een beginselverklaring voor een ecologisch, sociaal en economisch duurzame toekomst van Almere. De zeven principles zijn:

  • 1. Koester diversiteit.
  • 2. Verbind plaats en context.
  • 3. Combineer stad en natuur.
  • 4. Anticipeer op verandering.
  • 5. Blijf innoveren.
  • 6. Ontwerp gezonde systemen.
  • 7. Mensen maken de stad.

4.3.2 Ruimtelijke ontwikkeling

Structuurplan Almere 2010 (2003)

Dit Structuurplan geeft de gewenste ruimtelijke ontwikkeling van Almere tot 2010 weer met een doorkijk tot 2030. Centraal staat de oorspronkelijke opgave van Almere als een volwaardige en evenwichtige stad met 250.000 inwoners. Het Structuurplan benoemt een aantal opgaven om te komen tot een kwaliteitsimpuls van de oorspronkelijke opgave. Er zijn negen opgaven die betrekking hebben op de verbetering van het raamwerk van groen en water, en van infrastructuur:

  • a. Kwaliteitsverbetering groenstructuur.
  • b. Betere benutting water.
  • c. Inhaalslag externe bereikbaarheid.
  • d. Verbetering interne bereikbaarheid.
  • e. Verdere uitbreiding en verdieping voorzieningenaanbod.
  • f. Meer verscheidenheid in woningen en woonmilieus.
  • g. Actief beheer bestaand stedelijk gebied.
  • h. Kwalitatieve werkgelegenheidsimpuls.
  • i. Ruimte voor startende en groeiende ondernemingen.


Kaderplan Bestaande Stad (2004)

Het Kaderplan Bestaande Stad werkt de doelstellingen uit het Structuurplan Almere 2010 verder uit. De gemeente geeft hiermee haar visie op de gewenste ontwikkeling van de bestaande stad tot 2015. Een belangrijk motto is meer diversiteit in woonmilieus om daarmee eenzijdige woonwijken tegen te gaan. De 'beeldkwaliteit' van de stad is ook een speerpunt: door efficiënt met ruimte en gebouwen om te gaan, streeft de gemeente naar een aantrekkelijke mix van bebouwing, groen en water per wijk. Ook kleinschalige bedrijvigheid en voorzieningen moet de aantrekkelijkheid en levendigheid van de stad vergroten. Organisaties en inwoners moeten daarbij de ruimte hebben om eigen initiatieven te kunnen nemen. In de wijken wordt hieraan invulling gegeven door in de bestemmingsplannen meer ruimte te bieden tot het vestigen van kleinschalige bedrijvigheid en voorzieningen, bijvoorbeeld langs toegangswegen en direct rond buurtcentra. Ook de verruiming van 25% naar 50 % voor de mogelijkheid om een beroep of bedrijfsactiviteit aan huis uit te oefenen, draagt bij aan deze doelstelling.


Programmaplan Almere Stad (2007)

In het Programmaplan Almere Stad is de Stadsdeelvisie Almere Stad vertaald naar een gebiedsgericht programmaplan. De hoofddoelen en opgaven van het Programmaplan Almere Stad zijn:

  • a. Een populair en bruisend stadscentrum (voorzieningen, functionaliteit en veiligheid).
  • b. Het vergroten van de stedelijke dynamiek van Almere Stad (samenhang en identiteit).
  • c. Het verbeteren van de leefbaarheid in aandachtswijk Stedenwijk (integrale wijkaanpak 2006 - 2009).
  • d. De potentie van groen en blauw benutten (Weerwater en stadsparken).
  • e. Het versterken van de vitaliteit woonwijken en bedrijventerreinen (leefbaarheid en voorzieningenstructuur).


Woonvisie "Almere 2.0 op weg naar 2030" (2009)

De WoonAgenda “Almere 2.0 - Op weg naar 2030” (2009) geeft het beleid van de gemeente ten aanzien van het wonen weer. De WoonAgenda wordt in het najaar van 2009 bestuurlijk vastgesteld.

Deze WoonAgenda zet in op vijf ambities / doelstellingen:

  • 1. Almere wordt de proeftuin van cradle-to-cradle bouwen: duurzaamheid wordt (nog meer dan voorheen) een leidend principe bij de ontwikkeling en het beheer van de bestaande en de nieuwe stad. Het blauwgroene casco blijft een sturend element.
  • 2. Almere wordt een gedifferentieerde stad: door toe- en invoeging van nieuwe woon- en werkmilieus wordt Almere een complete stad en wordt aantrekkelijk voor “nieuwe” doelgroepen (bijvoorbeeld studenten, creatievelingen en startende ondernemers).
  • 3. Wonen is betaalbaar en toegankelijk voor iedereen: Almere blijft functioneren als een emancipatiemachine en biedt dus voldoende betaalbare woningen (koop en huur) aan, goed verspreid over de verschillende stadsdelen.
  • 4. Almere is een zorgzame en leefbare stad: mensen de mogelijkheid bieden om zo lang mogelijk zelfstandig te wonen (voldoende aanpasbare woningen). Als dat niet meer lukt, zorgen voor voldoende, op de behoefte toegesneden woonzorgvoorzieningen.
  • 5. De eindgebruiker staat centraal: mensen moeten directe zeggenschap krijgen over de bouw van hun eigen woning. Daarnaast moeten bewoners meer te zeggen krijgen over de woonomgeving. De gemeente Almere wil corporaties en beleggers nog meer bij de stad betrekken (zowel fysiek, sociaal-maatschappelijk als economisch).

Voorts wordt in de WoonAgenda het volgende gesteld: 'eigen initiatieven worden ook toegejuicht als het de bestaande woningvoorraad betreft. Almere wil bewoners stimuleren om meer te doen met hun eigen woning: aanpassen, uitbreiden, verbouwen.' Ook: 'De toekomstwaarde van een woning wordt mede bepaald door de flexibiliteit waarmee het gebouw zich kan aanpassen aan nieuwe behoeften. Daardoor kan de bewoner in wisselende omstandigheden er langer blijven wonen.' Dit pleit voor flexibiliteit in het bestemmingsplan, waardoor volop mogelijkheden ontstaan voor het aanpassen, uitbreiden en verbouwen van woningen.

Meerjarenplan Startershuisvesting (2004)

Het is de uitdrukkelijke wens van de gemeenteraad om kleine, zelfstandige en goedkope woningen voor jongeren te bouwen. De aanpak hiervan is beschreven in het meerjarenplan startershuisvesting. In 2004 zijn de eerste 200 (tijdelijke) starterswoningen in Almere Buiten, Stad en Haven opgeleverd. Met het meerjarenplan wil het college ervoor zorgen dat ook in de komende jaren starterswoningen worden gebouwd.

Kadernota Grondbeleid (2009)

Voor de periode 2009-2030 formuleert de gemeente Almere de volgende specifieke doelen van het grondbeleid:

  • 1. Het faciliteren van de realisatie van de Almere Principles. Het grondbeleid moet bijdragen aan het realiseren van diversiteit, ecologisch gezonde systemen en de participatie van duurzame stakeholders en met name eindgebruikers en eindbeheerders vanaf de allereerste stadia.
  • 2. Het bevorderen van ruimtelijke kwaliteit. Het grondbeleid moet de basis leggen voor ruimtelijke kwaliteit, aansluitend bij de dynamische vraag van huishoudens en bedrijven.
  • 3. Het faciliteren van de stedelijke economie. Het grondbeleid dient een belangrijke bijdrage te leveren aan de ontwikkeling van de stedelijke economie door het creëren van ruimte voor een gedifferentieerde bedrijvigheid en werkgelegenheid in het kader van de stedelijke ontwikkeling en herstructurering.
  • 4. Het inspelen op de Schaalsprong. Dat omvat de bouw van 60.000 woningen in twintig jaar (gemiddeld 3.000 woningen per jaar) en de realisatie van de accommodatie voor 100.000 banen (gemiddeld 5.000 banen per jaar). Het grondbeleid moet er dus voor zorgen dat er tijdig aantrekkelijke en gedifferentieerde locaties worden aangeboden die aansluiten op de dynamische vraag van huishoudens en bedrijven. Voorts moet het grondbeleid eraan bijdragen dat de gevolgen voor de Schaalsprong voor de gemeente positief zijn.
  • 5. Het faciliteren van het programma voor de bestaande stad. Het gaat hierbij om het leveren van een bijdrage aan een gebiedsgerichte aanpak, gericht op een duurzame samenleving.
  • 6. Het veiligstellen van de betaalbaarheid van sociale woningen en maatschappelijk vastgoed. Een essentiële component van de stedelijke dynamiek is dat substantiële delen van de huur- en de koopwoningvoorraad betaalbaar en financieel bereikbaar zijn en blijven voor huishoudens met een bescheiden inkomen. De betaalbaarheid van sociale huur- en koopwoningen en maatschappelijk vastgoed is een punt van aandacht, niet alleen in de investeringsfase maar ook in de beheersfase. Dit heeft ingrijpende gevolgen voor het functionele grondprijsbeleid en gronduitgiftebeleid.
  • 7. Het faciliteren van particulier opdrachtgeverschap. Uit het vorige punt vloeit vooral dat het grondbeleid in een deel van de stedelijke ontwikkeling en herstructurering gunstige condities schept voor individueel en collectief particulier opdrachtgeverschap en mede-opdrachtgeverschap.
  • 8. Het beheersen van de financiële risico's en het benutten van financiële kansen. Het grondbeleid gaat noodzakelijkerwijze gepaard met financiële risico's voor de gemeente, marktpartijen en huishoudens. Het grondbeleid dient er mede op gericht te zijn dat de financiële risico's voor de gemeente adequaat worden beheerst, en voorts dat kansen op positieve exploitatieresultaten worden benut.

Naast deze doelen heeft de gemeenteraad ingestemd met een repertoire aan beleidsinstrumenten, bestaande uit verwervingsbeleid, kostenverhaal, kostenverevening en grondprijs- uitgiftebeleid.

Welstandsnota Almere (2007)

De Welstandsnota Almere bevat de criteria waarmee bouwplannen worden getoetst aan 'redelijke eisen van welstand'. Dat wil zeggen of een bouwplan architectonisch past in een omgeving. Als een bouwplan niet aan de welstandseisen voldoet, mag er geen bouwvergunning worden afgegeven. In het kader van de welstandsbeoordeling heeft de gemeente vier typen welstandscriteria opgesteld:

  • a. Loketcriteria: bouwwerken vallend onder de lichte bouwvergunningsprocedure. De loketcriteria worden namens B&W door een ambtenaar getoetst.
  • b. Genrecriteria: toets door de welstandscommissie aan de hand van een onderverdeling in genres: soorten of typen woon- en werkgebouwen.
  • c. Gebiedsspecifieke criteria: toets door de welstandscommissie en alleen van toepassing op een specifiek gebied.
  • d. Algemene criteria: gericht op architectonisch ontwerp. Toets door welstandscommissie bij reguliere bouwvergunningsplichtige bouwplannen en indien bouwplan niet aan loketcriteria voldoet.


De Welstandsnota Almere onderscheid voor de verschillende gebieden in Almere vier welstandniveaus:

  • a. Welstandsvrij.
  • b. Basistoets: in Almere is dit geldend voor 80% van het gemeentelijk grondgebied. Uitgangspunt is een basiskwaliteit van bebouwing, openbare ruimte en buitengebieden.
  • c. Basis plus toets: specifieke toets met extra criteria vanwege bijzondere ruimtelijke kenmerken, kwaliteit of ambitie.
  • d. Uitgebreide welstandstoets, geldend voor de meeste openbare delen van de stad waar een hoog kwaliteits- en ambitieniveau geldt.

Nota Kleine Bouw (2009)

In deze nota worden kaders benoemd voor de uitbreiding van woningen, het gebruik van woningen voor beroepen en bedrijven aan huis, bouwwerken nabij woningen en bedrijven, de oprichting van antennemasten e.d. Als een bouwplan aan de voorwaarden uit de nota voldoet, dan wordt medewerking verleend aan een bouwaanvraag, ook als deze niet past in het bestemmingsplan. Voor nieuwe bestemmingsplannen is het uitgangspunt dat de regeling uit de Nota hierin wordt overgenomen. Deze kaders scheppen duidelijkheid voor inwoners en bedrijven.

Samengevat regelt de nota de volgende bouw- en gebruiksmogelijkheden:

  • a. uitbreiding van of een bijgebouw bij woongebouwen;
  • b. uitbreiding van of een bijgebouw bij niet-woongebouwen (bijvoorbeeld winkels, scholen, bedrijfsgebouwen);
  • c. realiseren van gebouwen voor openbaar nut, openbaar vervoer of wegverkeer;
  • d. oprichten van bouwwerken, geen gebouwen zijnde (bijvoorbeeld schuttingen, kunstobjecten, overkappingen);
  • e. realiseren van een kas of bedrijfsgebouw van lichte constructie;
  • f. regeling met betrekking tot aan-huis-gebonden beroepen of kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten in huis;
  • g. oprichten van antenne-installaties.

4.3.3 Bereikbaarheid en mobiliteit

Beleidsplan Verkeersveiligheid (1997)

Het beleid inzake verkeersveiligheid is opgenomen in het Verkeersveiligheidsplan Gemeente Almere, Technische rapportage en in het Beleidsplan Verkeersveiligheid 1998-2003. In het beleidsplan wordt aangegeven vanuit welke visie en met welke doeleinden aan de verbetering van de verkeersveiligheid gewerkt gaat worden. De technische rapportage geldt als basis voor het Beleidsplan. Het bevat een inventarisatie van doel- en taakstellingen op zowel landelijk als provinciaal niveau en een inventarisatie en analyse van ongevalgegevens. Verder is er een toetsing van de huidige wegenstructuur opgenomen aan de uitgangspunten van het Duurzaam Veilig beleid. Tot slot worden maatregelen en activiteiten voor het terugdringen van de verkeersonveiligheid aangegeven op het gebied van infrastructuur, educatie, voorlichting, handhaving en organisatie. De hoofdlijnen van het beleid bestaan uit:

  • a. Continueren van de gescheiden verkeersstelsels, scheiding van langzaam en autoverkeer en het vrije busbaanstelsel met zijn eigen beveiliging.
  • b. Aanwijzen van de woon-/verblijfsgebieden tot 30 km/u-zones.
  • c. De snelheidslimiet op de lokale dreven vasthouden op 50 km/u.
  • d. Uitvoeren van een pakket aan maatregelen met name op de dreven, busbaankruisingen en fietsroutes om de veiligheid te verbeteren.
  • e. Intensiveren van verkeerseducatie, -voorlichting en -handhaving.


Deze maatregelen vormen het uitgangspunt voor de bestemmingsregeling voor de verkeersstructuur in dit plangebeid.

In 2006 heeft een evaluatie van het beleidsplan plaats gevonden. Op basis daarvan is een verkeersveiligheidsmanifest opgesteld met als uitwerking het thema verbetering van de veiligheid rond basisscholen.


Verkeersveiligheid rond Basisscholen (2001)

De verkeersdrukte rond basisscholen door de auto's van de ouders/verzorgers is een algemeen probleem. Het brengt de veiligheid van de kinderen in gevaar. Het volgende is daarom besloten:

  • a. De locatie van basisscholen in een vroeg stadium in de stedenbouwkundige plannen opnemen en daarbij de verkeerssituatie rond de school in de afweging nadrukkelijk meenemen. Dit geldt in het bijzonder voor zgn. educatieve steunpunten c.q. de brede school.
  • b. Het 'Handboek ontwerpen voor kinderen' als uitgangspunt nemen bij het ontwerpen van de schoolomgeving.
  • c. Verkeersproblemen rond bestaande basisscholen aanpakken in samenwerking met de school, ouders en omwonenden.


Fietsbeleidsplan 2000, "Pak de fiets" (2000)

Het fietsbeleidsplan Almere geeft aan welk (brom)fietsbeleid de gemeente Almere nastreeft. Het gaat om de volgende doelstellingen:

  • a. Integrale aanpak om de fietsvoorzieningen op peil te brengen en te houden.
  • b. Minimalisering van de verplaatsingsafstand door wonen, werken, winkelen, naar school gaan en recreëren zo dicht mogelijk bij elkaar te situeren.
  • c. De reistijdverhouding auto-fiets zo gunstig mogelijk voor de fiets te laten zijn (fiets rechtstreeks en auto's om). Met betrekking tot de kostenverhouding geldt hetzelfde (parkeerkosten).
  • d. Verbeteren van de combinatie fiets-openbaar vervoer, waardoor het openbaar vervoer op de langere afstand een beter alternatief voor de auto wordt.
  • e. Verbetering van de kwaliteit van het fietspadennetwerk, onder meer door doorstroomassen, dus de meest intensief bereden routes, te onderscheiden en deze een extra kwaliteitsimpuls te geven.
  • f. De verbindingen tussen de stadsdelen verbeteren, door onder meer de fietsroutes sociaal veiliger te maken.
  • g. Goede, tegen diefstal beveiligde, fietsenstallingen bij de winkelcentra, de recreatievoorzieningen en de knooppunten van openbaar vervoer.
  • h. Door communicatie het fietsen een beter imago te geven.

Doel van de gemeente is om het huidige gebruik van de fiets ten opzichte van andere middelen van vervoer, gelijk te houden.


Parkeerbeleidsplan (1999)

Het Parkeerbeleidsplan biedt gemeentebreed geldende richtlijnen bij het nemen van parkeermaatregelen. Dit geldt voor reguleringsmaatregelen in het stadscentrum, maar ook voor maatregelen in de bestaande stad en parkeervoorzieningen in plannen voor nieuw te ontwikkelen gebieden. De uitgangspunten van het beleid zijn:

  • a. Een goede bereikbaarheid.
  • b. Een aantrekkelijk stadscentrum.
  • c. Voldoende veilige en goed bereikbare parkeermogelijkheden.

Momenteel is er een nieuwe parkeervisie in voorbereiding.


Parkeernormen voor woningen (2001)

De geldende parkeernormen voor woningen in Almere zijn in 2001 opnieuw tegen het licht gehouden. De in het verleden vastgestelde parkeernorm van 1,25 parkeerplaats per woning leek niet meer te voldoen (uit het Parkeerbeleidsplan van 1999). De nieuwe parkeernorm is vastgesteld op gemiddeld 1,5 parkeerplaats per nieuw te bouwen eengezinswoning.

Momenteel is er een nieuwe parkeervisie in voorbereiding.

4.3.4 Werk in de stad

Economisch Actieplan Almere, 'Groei in goede banen' (2007)

In het Economisch Actieplan zijn vier pijlers van het economisch beleid geformuleerd:

  • a. Ontwikkeling van kansrijke marktsegmenten: actiever de markt benaderen gericht op bedrijven die de structuur van Almere versterken.
  • b. Beter benutten van bestaande bedrijvigheid: actief relatiemanagement gericht op branches, belangrijke individuele bedrijven en op een ondernemersvriendelijk vestigingsklimaat.
  • c. Kwaliteit van dienstverlening: bij nieuwe gebiedsontwikkeling en herziening van bestemmingsplannen doelgericht omgaan met bepalingen en in ondernemerscontacten transparant en facilitair zijn.
  • d. Verbeteren van het vestigingsklimaat: voldoende aanbod hebben van aantrekkelijke vestigingslocaties voor de verschillende doelgroepen van bedrijvigheid. Hiertoe zal een ruimtelijke structuurvisie en een ontwikkelingsperspectief worden opgesteld voor bedrijfslocaties in Almere tot 2020/2030.


Werken in de Wijk (2005)

Het gemeentelijk beleid Werken in de Wijk geeft meer flexibiliteit ten aanzien van het hebben van een bedrijf aan huis. Bedrijfjes aan huis brengen meer levendigheid in de wijk. Het beleid steunt zo goed mogelijk gewenste en inpasbare initiatieven voor de uitoefening van een bedrijf aan huis. 50% van het oppervlak van een woning mag bedrijfsruimte van aan huis gebonden beroepen zijn. Wel onder voorwaarde dat de woning bewoond wordt door degene die er werkt. Voor nieuwe uitleggebieden (bouwfronten) zijn meer mogelijkheden. Zoals de plinten dubbel bestemmen voor wonen en werken.


Detailhandel in Almere, 'Ruimte en diversiteit in winkelgebieden 2005-2010' (2004)

De Nota Detailhandel in Almere bevat het beleid over de detailhandelstructuur in Almere en de ontwikkeling van de winkelgebieden tot 2010. De detailhandelstructuur bestaat uit een sterk stadshart, sterke stadsdeelcentra in Almere Haven, Almere Buiten en een nieuw te ontwikkelen stadsdeelcentrum in Almere Poort. In de wijken zijn wijk- en buurtwinkelcentra en is beperkt verspreide detailhandel mogelijk.

Belangrijke uitgangspunten zijn een evenwichtige structuur (balans in vraag en aanbod) en de vestiging van detailhandel in of aansluitend aan de bestaande winkelgebieden. De gemeente hecht aan het laten voortbestaan van buurtwinkelcentra, aan een supermarkt in de nabije omgeving. Buurtwinkelcentra dienen voldoende trekkracht te houden. In bestaande buurtwinkelcentra is het onder gestelde voorwaarden mogelijk om buurtsupermarkten uit te breiden tot 1300-1500 m² bvo.

In bestemmingsplannen wordt aan dit beleid uitvoering gegeven middels een globale bestemmingsregeling voor buurt- en wijkcentra, waarbij voor een supermarkt het maximaal toegestane oppervlak is opgenomen.

Momenteel wordt er gewerkt aan een nieuwe nota detailhandel.


Horecanota Almere (2000)

De Horecanota Almere bevat een overzicht van het bestaande gemeentelijk horecabeleid in 2000. Wat betreft het ruimtelijke beleid wordt ten behoeve van de bestemmingsplannen een uniforme omschrijving van drie gedefinieerde typen horeca gehanteerd: licht, middel en zware horeca. Dit is als Staat van Horeca-activiteiten opgenomen in bestemmingsplannen.

Het beleid maakt een indeling van gebieden waar horeca kan worden toegevoegd of verminderd. Het gaat om de woongebieden, centra, Poort, Hout, bedrijventerreinen, kantoorgebieden, buitengebied, stadscorridors en parken. Zo is in woongebieden solitaire horeca alleen toegestaan als er sprake is van een geschikte locatie. In de buurt- en wijkcentra is vestiging van lichte en middelzware horeca mogelijk.

Gemeentelijke visie op het vestigingsbeleid (GVV) (januari 2010)

Om Almere te ontwikkelen tot een complete stad met een eigen economisch identiteit én daarmee de concurrentiepositie van de Randstad te versterken, is meer werkgelegenheid nodig voor een evenwichtige woonwerkbalans. Deze visie beoogt de economische ontwikkeling te versterken, de mobiliteit te beheersen, de infrastructuur efficiënt te gebruiken en de ruimtelijke kwaliteit en leefbaarheid te verbeteren. Hiermee kan Almere een gunstig vestigingsklimaat bieden voor bestaande en nieuwe bedrijven én haar inwoners voldoende, gevarieerde werkgelegenheid bieden. Hoofdpunten zijn:

  • 1. Almere Principles zijn vertrekpunt voor de ontwikkeling van toekomstige vestigingslocaties. De Principles zijn geoperationaliseerd naar uitgangspunten voor de vestigingsvisie. Deze zijn vertaald naar onderdelen voor een uitvoeringsprogramma, welke praktisch kan worden gekoppeld aan de levenscyclus van vestigingslocaties (fase van ontwikkeling, realisatie, beheer, herstructurering).
  • 2. programmering van vestigingslocaties gericht op voldoende (direct beschikbare, geplande en gereserveerde) voorraad. Voor het scheppen van 100.000 extra banen moeten verschillende typen vestigingslocaties worden aangeboden. Voor de lange termijn (2030) is 680 extra hectare voor bedrijventerreinen, 1 miljoen m2 extra kantoorvloeroppervlak en 250 hectare voor (grootschalige) voorzieningen gereserveerd.
  • 3. formuleren van uitgangspunten voor duurzame gebiedsontwikkeling. In nota's van uitgangspunten worden condities en randvoorwaarden voor duurzaamheid op maat vastgesteld. Hierbij geldt: (1) richtinggevende terreinquotiënt voor industriële en logistieke bedrijven (35-50 arbeidsplaatsen/ha); (2) benutten van mogelijkheden voor duurzame ontwikkeling (inhoud, procesgang, financiering); (3) meer aandacht voor mogelijkheden van tijdelijke natuur op braakliggende terreinen; (4) actief parkmanagement; (5) programmering van de herstructureringsopgave, gericht op tijdig anticiperen op verminderde kwaliteit van vestigingslocaties.
  • 4. faciliteren en stimuleren van functiemenging op vestigingslocaties. Uitgangspunt voor specifieke werkmilieus en binnenstedelijke bedrijventerreinen is dat bestaande bedrijven hiervan geen hinder in de bedrijfsvoering ondervinden. Functiemenging faciliteren en stimuleren door (1) hanteren van een kader en kaart voor functiemenging als basis voor nieuwe bestemmingsplannen; (2) in de bestaande stad én de ontwikkelingsgebieden ruimte bieden aan functiemenging (kleinschalige 'werkvlekken' of werkstrips bij entrees van woonwijken, of gebouwconcepten als bedrijfsverzamelgebouwen, kantorenvilla's en speciale woonwerk-woningen en woningen, etc.
  • 5. behoud van werkgelegenheid op bedrijventerreinen als uitgangspunt voor herstructurering en het uitwerken van het beheer en de herstructureringsopgave. Voorkomen moet worden dat de aanzuigende werking van nieuwe locaties leidt tot achteruitgang en zelfs leegstand. Uitgangspunt bij herstructurering is dat de werkgelegenheid op de bestaande terreinen behouden blijft; deze vormt een belangrijke basis voor de opgave van 100.000 extra banen. Voornemens zijn: (1) stimuleren van (duurzame) beheervormen op bestaande terreinen. Basis is een vast te stellen gemeentelijk standaardpakket voor onderhoud en beheer per bedrijventerrein. Ondernemers kunnen gebruik maken van de Experimentenwet BedrijfsInvesteringsZones; (2) een kwaliteitskaart met bijbehorend programma voor vestigingslocaties, in aansluiting op de actualisering van gebiedsprogramma's; (3) uitwerken van de herstructureringsopgave, omdat op termijn zwaardere vormen van herstructurering (revitalisering en herprofilering) niet volledig zullen worden voorkómen.


De visie is vertaald in een overzicht van typen vestigingslocaties, waarin is aangegeven of, en zo ja onder welke voorwaarden, functies als detailhandel (regulier, pdv en gdv), kantoor, voorzieningen, wonen e.d. mogelijk zijn. Analoog aan de provinciale beleidsregel "locatiebeleid stedelijk gebied 2008" wordt onderscheid gemaakt in centrummilieus (grootstedelijk en overig), gemengde woon-werkmilieus (gemengd wonen-werken en binnenstedelijk) en specifieke werkmilieus (kantoren, voorzieningen, regulier bedrijventerrein en industrieterrein).

4.3.5 Groene stad

Waterplan Almere (2005)

Het Waterplan geeft aan welke rol het binnendijks water binnen de stad speelt en wat er nodig is om die rol te vervullen. Bij herstructurering van de bestaande stad of nieuwbouw, geeft de watervisie richting aan de omgang met water. Een belangrijk onderdeel van de watervisie is de waterfunctiekaart waarop drie functies zijn weergegeven: een natuurlijke, recreatieve of stedelijke functie. De functie bepaalt hoe het water moet worden ingericht, beheerd en onderhouden.

Gemeente en Waterschap dragen de gezamenlijke verantwoordelijkheid voor het water in de stad. Het Waterplan biedt een kader voor deze samenwerking. Het waterplan is opgesteld om zowel de huidige knelpunten in het watersysteem op te lossen als te anticiperen op toekomstige veranderingen en kansen.

Toetsingskader Bouwen in het Groen (2009)

Voor toekomstige initiatieven in het groen heeft de gemeenteraad besloten deze te beoordelen aan de hand van de volgende leidraad:

  • a. Het blauwgroene karakter van Almere heeft een grote meerwaarde voor de stad: het bepaalt in hoge mate de kwaliteit van de leefomgeving, de attractiviteit van Almere als vestigingsplaats voor bedrijven, voorzieningen en hun werknemers en biedt ruimte aan maatschappelijke en culturele activiteiten;
  • b. Er zijn vijf typen groengebieden met elk een "eigen regime" met betrekking tot initiatieven in groen:
    • 1. Ecologische gebieden. In ecologische gebieden vinden geen 'rode' initiatieven plaats anders dan in bijzondere omstandigheden en uitsluitend ten behoeve van de functie 'natuur'. In alle overige groengebieden (2-5) geldt voor het 'bouwen in groen' dat maatwerk moet plaatsvinden en dat varieert per type groengebied.
    • 2. Het groene raamwerk in en om de stadsdelen. In het Structuurplan Almere uit 1983 zijn in het groene raamwerk zogenaamde 'landschapsontwikkelingszones' opgenomen. Deze zones binnen de kernen zijn altijd bedoeld voor o.a. de "aanleg van later deels tot woon - en/of recreatieve gebied te bestemmen bosgebieden" en "realisering van woongebieden met op het karakter van de zones (water + verbindingen naar het buitengebied) afgestemde bebouwing". Totdat de nieuwe structuurvisie gereed is zal terughoudend worden omgegaan met nieuwe initiatieven en zal in voorkomende situaties zorgvuldig worden afgestemd op het structuurvisietraject. Bestaande of in voorbereiding zijnde initiatieven zoals genoemd in de Stadskaart Almere 2007 zullen conform uitgevoerd worden.Ook in de toekomst hebben de verbindingsstructuren in de stad een groen karakter.
    • 3. Stadsparken. In stadsparken worden in principe geen 'rode' initiatieven gerealiseerd, anders dan voor punctuele voorzieningen (bijv. cultuur en vrije tijd) die het gebruik als stadspark ondersteunen. In parken vindt geen woningbouw plaats. De stadsparken zijn genoemd in de nota Almere Parkstad.
    • 4. Sportparken. Sportparken brengen sport dichtbij mensen. In sportparken mogen voorzieningen worden gerealiseerd die de sportfunctie van het park versterken. Voor een aantal sportparken zijn in de Stadskaart Almere 2007 reeds (voorgenomen) projecten opgenomen. Deze projecten zullen conform uitgevoerd worden.
    • 5. Groen in de wijk. Hierin kunnen 'rode' initiatieven een plaats krijgen, mits de meerwaarde daarvan voor de wijk, het stadsdeel of de stad kan worden onderbouwd. Op bovenwijks niveau gaat het om voorzieningen. De beoordeling van ontwikkelingen vindt plaats door de raad aan de hand van de volgende (onder 3.) genoemde criteria. In de Stadskaart Almere 2007 zijn enkele projecten benoemd binnen dit type groen (o.a. groenstrook langs Hoge Ring: Yoeri Egorovweg en restaurant Noorderplassen.)
  • c. Ingrepen in het groen moeten altijd een reden hebben en behoeven dan ook altijd een specifieke onderbouwing. Besluitvorming omtrent bebouwing in groen is daarmee maatwerk op basis van criteria. Onder deze criteria vallen in ieder geval:
    • 1. de toegevoegde waarde van een programma;
    • 2. de passendheid van een programma op een locatie en de relatie met de wijk;
    • 3. het belang van een voorziening voor het stadsdeel of de stad als geheel;
    • 4. de wijze waarop het verdienend vermogen van de locatie mede ten goede komt aan de kwaliteit van het openbaar gebied;
    • 5. de noodzaak van bereikbaarheid en (aanpassing van) infrastructuur;
    • 6. de beschikbaarheid van alternatieve locaties (alternatieven afwegen).

Parkennota 'Almere Parkstad' (2003)

De Nota Almere Parkstad geeft de beleidslijn aan ten aanzien van de parken in Almere. De inzet is om de groengebieden in de periferie en de stadsparken van Almere ruimtelijk en programmatisch zo veel mogelijk van elkaar te laten verschillen. De stadsparken onderscheiden zich door hun intensieve en bijzondere programma. Aan de Zuidoever is in aansluiting op de al aanwezige recreatieve voorzieningen een serie vermaaksattracties gedacht, het Lumièrepark krijgt een cultureel programma en het Beatrixpark omvat verschillende parkattracties.

In het Vroege Vogelbos speelt natuur een belangrijke rol, in het Fanny Blankers Koenpark ligt de nadruk op sport. In de buurt- en wijkparken wordt een veel extensiever programma nagestreefd.

Gezien het grote belang dat de parken hebben voor het groene aanzien van Almere, wordt er in beginsel niet in de parken gebouwd. Er gelden enkele uitzonderingen; in de meeste gevallen betreft het hier de stadsparken (Zuidoever Weerwater, Lumièrepark, Beatrixpark, Vroege Vogelbos/Beginbos en het Fanny Blankers Koenpark) waar een intensivering van het programma juist wenselijk is. In alle uitzonderingsgevallen moet de bebouwing bijdragen aan een beter functioneren van de parken alsmede aan een verhoging van de ruimtelijke kwaliteit van het park en de omgeving.

Voor alle parken zijn inrichtingsschetsen gemaakt welke zijn opgenomen in deze Parkennota.

Ecologisch Masterplan (2005)

In het Ecologisch Masterplan is het beleid gericht op de natuur in Almere. In het Masterplan zijn de volgende uitgangspunten benoemd:

  • 1. De aan water en moeras gebonden natuur wordt in oppervlak vergroot en in kwaliteit versterkt;
  • 2. De kwaliteit van het bestaande blauw en groen wordt beter afgestemd op de ontwikkelingen van de stad en de wensen van haar bewoners. Voor toekomstige uitbreidingsgebieden wordt de blauwgroene ontwikkeling tijdig en gelijkwaardig aan nieuwe rode ontwikkelingen gekoppeld;
  • 3. Het groen-blauwe casco wordt aangevuld met de drie ontbrekende schakels (ecologische slagaders);
  • 4. De brongebieden voor de natuur in de stad worden kwalitatief versterkt en planologisch veilig gesteld. Een brongebied is een gebied van waaruit soorten naast gelegen gebieden bevolken; bijvoorbeeld. de Lepelaarplassen zijn brongebied van vele rietvogels voor de grachten en parken van de stad);
  • 5. Op het niveau van de stadsdelen wordt een raamwerk aan leefgebieden gerealiseerd;
  • 6. Door in te zetten op het omvormen van regulier beheer naar gedifferentieerd beheer wordt de natuurkwaliteit van het openbaar groen vergroot;
  • 7. Initiatieven van bewoners om mee te doen aan het beheer van de directe woonomgeving, worden gefaciliteerd en gestimuleerd;
  • 8. De betrokkenheid van alle leeftijdsgroepen bij de natuur van Almere wordt bevorderd.

Het beleid van het Ecologisch Masterplan wordt op integrale wijze benaderd, d.w.z. met oog voor landschappelijke, recreatieve en ruimtelijke ontwikkelingen. Het masterplan betreft de 2e fase in het beleidsproces om te komen tot een sectorale visie op de natuur van Almere. Met het plan zijn de uitgangspunten door de raad vastgesteld die vervolgens richtinggevend zouden worden voor het op te stellen kaderplan. De uitvoering van deze derde fase heeft niet plaatsgevonden.

4.3.6 Veiligheid

Veiligheid Gebouwde Omgeving (checklist veiligheid in ruimtelijke planvormingsproces) (2003)

In de Kader Integraal Veiligheidsbeleid 2002-2005 worden alle facetten van sociale, fysieke en externe veiligheid onderscheiden. Eén van de thema's is de gebouwde omgeving en veiligheid. In de kadernota is gesteld dat de start van veiligheid begint bij de ontwikkeling van de stad, waarbij aangegeven is dat het noodzakelijk is het aspect van veiligheid in de fase van planontwikkeling structureel aan de orde te laten komen. Hoewel veiligheid in het ruimtelijk planvormingsproces van Almere (structuurplan, ontwikkelingsplan, bestemmingsplan, verkavelingsplan, inrichtingsplan) altijd al een aandachtspunt is geweest (direct of indirect), ontbrak een duidelijke checklist die alle aspecten van veiligheid (gericht op de omgeving) omvatte. Een veiligheidschecklist voorkomt dat in het ruimtelijk planvormingsproces bepaalde veiligheidsaspecten over het hoofd worden gezien en maakt eenduidige behandeling van het aspect veiligheid mogelijk.

De checklist omvat voor de aspecten sociale veiligheid, fysieke veiligheid en externe veiligheid een overzicht van aandachtspunten waarmee in het ruimtelijk planvormingsproces van Almere rekening gehouden moet worden. Bij de aandachtspunten wordt aangegeven op welke planfase het veiligheidspunt van toepassing is. Hierbij is een onderverdeling gemaakt in structuurplan, ontwikkelingsplan/bestemmingsplan, en verkavelingsplan/inrichtingsplan. De op ontwikkelingsplannen en bestemmingsplannen gerichte veiligheidspunten zijn ook van toepassing op ontheffingen van bestemmingsplannen en kunnen tevens gehanteerd worden voor herontwikkelingsplannen. De input voor de checklist is geleverd door de verschillende gemeentelijke diensten en Politie Flevoland.

De veiligheidspunten zijn van toepassing op het openbare en semi-openbaar gebied. Veiligheidspunten die betrekking hebben op het ontwerp van gebouwen vallen buiten de kaders van deze veiligheidschecklist (hiervoor geldt het Bouwbesluit).


Vuurwerknota 2005, ruimtelijke implementatie Vuurwerkbesluit (2005)

De Vuurwerknota 2005 is de ruimtelijke implementatie van het Vuurwerkbesluit uit 2002. De regels hebben betrekking op vervoer, opslag, verkoop en gebruik van vuurwerk. De meeste regels zijn technisch van aard en komen in het vergunningverlenings- of meldingstraject tot uitvoering. Er zijn ook regels die in nieuwe bestemmingsplannen, herzieningen, wijzigingen en vrijstellingen in acht genomen moeten worden.

Almere is niet aangewezen als opslaggebied voor professioneel vuurwerk. Het beleid geeft aan dat vuurwerkopslag en -verkoop kan plaats vinden in winkelcentra en op bedrijventerreinen. Verkoop en opslag vindt niet plaats in woongebieden en kleine winkelcentra met woningen erboven.

4.3.7 Sociale structuur, onderwijs en cultuur

Locatiebeleid Kinderopvang (1999)

Het Locatiebeleid Kinderopvang bevat een ruimtelijk kader voor de vestiging van bedrijven en voorzieningen in de kinderopvang. Hierin staat dat kinderopvangvoorzieningen bij voorkeur in een woongebied worden gevestigd. Daartoe dienen in de planontwikkeling voldoende geschikte locaties voor dit doel gereserveerd te worden.

In woonwijken dient bij de ontwikkeling van woonwerkeenheden en zelfstandige bedrijfsruimten rekening gehouden te worden met kinderopvangvoorzieningen. Alle vestigingen voor kinderopvang moeten voldoen aan de eisen die in de Verordening Kinderopvang zijn gesteld. Bovendien moeten zij voldoen aan verkeer- en parkeereisen.


Sociale Structuurschets, 'Almere mensenwerk' (2004)

De kern van de Sociale Structuurschets vormen de begrippen sociale dynamiek, sociale diversiteit en sociale samenhang. Centraal in de ambitie staat de ontwikkeling naar meer stedelijkheid en het bieden van ruimte aan sociale diversiteit en sociale dynamiek. Dat betekent een trendbreuk met de eenzijdige suburbane ontwikkeling, die tot op heden plaatsvond. Almere wil ruimte bieden aan en aantrekkelijk zijn voor mensen met verschillende leefstijlen en leeftijden, inkomens van hoog tot laag en voor mensen vanuit verschillende herkomstlanden. Sociale binding van de huidige inwoners aan de stad is cruciaal voor een duurzame, evenwichtige ontwikkeling van de toekomstige stad. Op basis van de sociale analyse van Almere zijn de volgende zes sociale ambities geformuleerd:

  • 1. meer jongeren in het straatbeeld;
  • 2. oog voor ouderen;
  • 3. meer stedelijkheid;
  • 4. kleur in de stad;
  • 5. aanpak “onvermijdelijke” stadsproblemen;
  • 6. groeimarkt vrije tijd voor stad en regio.

Samenhangend jeugdbeleid "Jonge stad, stad voor jongeren en jeugd" (2005)

De notitie “Jonge stad, stad voor jeugd en jongeren” geeft in de vorm van 2 programma's, “jeugdvoorzieningen” en “zorg voor jeugd”, aan wat de doelstellingen zijn voor het samenhangend jeugdbeleid op het gebied van de maatschappelijke voorzieningen in de periode 2005-2009.

Een van de ruimtelijk relevante doelstellingen is het voldoende en tijdig opleveren van onderwijshuisvesting in multifunctionele accommodaties. Kern van de gedachte is dat een samenhangend voorzieningenniveau op buurtniveau rond de school moet worden georganiseerd. Sociaal cultureel werk, peuteropvang, buitenschoolse opvang kunnen in een gebouw of samengestelde complexen verzorgd worden.

Verder moet in de ruimtelijke planontwikkeling rekening gehouden worden met voldoende ruimte voor kinderopvang.

Inrichting schoolpleinen (1999)

Op 30 maart 1999 heeft het college van burgemeester en wethouders kennis genomen van de "Rapportage Werkgroep schoolpleinen". Mede op basis van deze rapportage heeft het college besloten dat schoolpleinen zowel een wijkvoorziening als een voorziening voor de school dienen te zijn. Tevens is een regeling getroffen met de schoolbesturen over de verdeling van de kosten voor aanleg en onderhoud van de schoolpleinen.

Voor het plangebied betekent dit dat schoolpleinen expliciet als "speelterrein" worden toegevoegd aan de bestemmingsomschrijving van de bestemming "Maatschappelijk".

Beleidsnota Onderwijs 2005-2010 (2005)

Met deze Beleidsnota Onderwijs zet de gemeente in op een basispakket van onderwijsvoorzieningen en een verbreding van het Almeerse onderwijsaanbod. De Brede School kan daarin een rol vervullen. De Brede School is een samenwerking tussen onderwijs en andere maatschappelijke functies. De mogelijkheid om daar op in te spelen, moet de gemeente bieden.

Cultuurnota 2009-2012 (2008)

Deze cultuurnota vloeit voort uit een integrale toekomstvisie op vrije tijd. De Visie Vrije Tijd (2008) geeft richting aan de ontwikkelingen in vrijetijdsbeleid tot 2020 en biedt een breder kader voor de langere termijn.

De Cultuurnota gaat uit van het versterken van cultuur in de stad op drie schaalniveau's: de eigen woonomgeving, het niveau van de stad en het (boven)regionale niveau.

  • Eigen woonomgeving: Het is wenselijk dat zoveel mogelijk Almeerders dichtbij huis aan culturele activiteiten kunnen deelnemen. Dit betekent dat er op wijkniveau – waar mogelijk gekoppeld aan (brede) scholen – laagdrempelige activiteiten moeten zijn die aansluiten bij de interesses en wensen van de bewoners ter plekke. Afhankelijk van de locatie en de bevolkingssamenstelling kan het voorzieningenpakket per wijk overigens variëren.
  • Stedelijk niveau: Naast het laagdrempelige aanbod op wijkniveau zal de stedelijke culturele infrastructuur verder versterkt worden. Het gaat hier in de eerste plaats om versterking van de bestaande stedelijke instellingen op bestuurlijk gebied, maar ook op het vlak van marketing en publieksbereik. In de tweede plaats gaat het over de uitbreiding van de culturele infrastructuur om zo een complete stad te worden.
  • (Boven)regionaal niveau: Bij de volwaardige stad die Almere wil worden, hoort een duidelijke identiteit. Een identiteit die aansluit bij de sterke kanten en wervend is naar huidige – maar vooral ook toekomstige – bewoners en bezoekers. De nabijheid van Amsterdam is een sterk punt dat benut kan worden, maar Almere kan niet zonder eigen iconen. Die iconen creëer je echter niet bewust, maar die ontstaan in de loop der tijd. Almere heeft als nieuwe stad de kans anders en innovatief te zijn. Dit betekent dat het vrijetijdsaanbod voor iedereen duidelijk maakt: dáárvoor moet je in Almere zijn. Dat betekent in de eerste plaats dat we meer instellingen van landelijke bekendheid in de stad willen hebben, die publiek van buiten Almere trekken.


Bovenstaande visie leidt tot de volgende hoofddoelstelling van het Almeerse cultuurbeleid 2009-2012:

Het realiseren van een zo volledig mogelijk cultuuraanbod dat past bij de omvang van de stad. Met dit aanbod dragen wij bij aan de hechte, leefbare samenleving en versterken we de identiteit van de stad.

Sportnota 2009-2012 (2008)

Het sportbeleid vloeit voort uit een integrale toekomstvisie op vrije tijd. De Visie Vrije Tijd (2008) geeft richting aan de ontwikkelingen in vrijetijdsbeleid tot 2020 en biedt een breder kader voor de langere termijn.

De sportnota gaat uit van het versterken van sport in de stad op drie schaalniveau's: de eigen woonomgeving, het stedelijke niveau en het (boven)regionale profilering.

  • De eigen woonomgeving: Het is wenselijk dat elke Almeerder dichtbij huis kan sporten. Dit houdt in dat er op wijkniveau - waar mogelijk gekoppeld aan (brede) scholen - laagdrempelige voorzieningen voor meervoudig gebruik aanwezig moeten zijn. Denk aan gymzalen, sportief ingerichte schoolpleinen, sportzalen en multifunctionele playgrounds. In de uitvoering moet worden gekeken hoe activiteiten kunnen worden gebundeld en versterkt. Afhankelijk van de locatie, bebouwing en bevolkingssamenstelling kan het voorzieningenpakket per wijk variëren. Combinatie met onderwijshuisvesting biedt interessante mogelijkheden.
  • Naast het laagdrempelige aanbod op wijkniveau kan en moet het stedelijke sportvoorzieningenniveau worden versterkt. Een bundeling van voorzieningen en partijen middels de realisering van sportclusters, verdeeld over de stad, heeft daarbij voorkeur. Deze sportclusters bestaan uit combinaties van bijvoorbeeld sportverenigingen, commerciële sportaanbieders, zorginstellingen, wellness, kantoren van sportbonden, kinderopvang en sport- en beweegopleidingen. Dergelijke sportclusters sluiten aan op trends als commercialisering en individualisering.
  • (Boven)regionale profilering: Een grote publiekstrekker op het gebied van cultuur, sport of recreatie staat de komende jaren hoog op de agenda. De precieze invulling is nog niet duidelijk, maar is in ieder geval op het gebied van vrije tijd. Almere heeft als nieuwe stad de kans anders en innovatief te zijn. Dit betekent dat het vrijetijdsaanbod voor iedereen duidelijk maakt: dáárvoor moet je in Almere zijn.

In het verlengde van bovenstaande visie luidt de hoofddoelstelling van het Almeerse sportbeleid 2009-2012 als volgt:

  • het stimuleren van de deelname aan sport- en bewegingsactiviteiten,
  • het bevorderen van een sterke organisatorische sportinfrastructuur en
  • het ontwikkelen van een kwalitatief hoogwaardig sportaanbod.

Archeologienota 2009 (2009)

Almere voert een actief Archeologisch Monumentenzorg (AMZ) beleid, gericht op

  • 1. Het veiligstellen van de meest waardevolle vindplaatsen in de gemeente;
  • 2. Het zoveel mogelijk integreren van deze locaties in de diverse inrichtingsplannen;
  • 3. Het kenbaar en herkenbaar maken van de bijzondere geschiedenis van Almere aan het publiek.

De hoofdlijnen van het beleid inzake de archeologische monumentenzorg in Almere staan beschreven in de Archeologienota 2009. Op 18 juni 2009 heeft de raad de uitgangspunten van dit beleid vastgesteld, evenals de Archeologieverordening en de toelichting daarop. Dit beleid, de Archeologieverordening en toelichting zijn op 12 juli 2009 in werking getreden. De Archeologische Beleidskaart Almere (ABA) is als onderdeel van de door de raad vastgestelde beleidsuitgangspunten gelijktijdig in werking getreden.

Het beleid is een uitwerking van de Monumentenwet 1988.

De Archeologienota 2009 gaat in op het gemeentelijke selectiebeleid voor archeologie. Dit selectiebeleid richt zich in de eerste plaats op de zogenaamde selectiegebieden: gebieden die verwachtingsvol c.q. behoudenswaardig zijn. In de tweede plaats richt het beleid zich op het behoud van een representatief deel van behoudenswaardige vindplaatsen (scheepsresten en steentijdvindplaatsen). In de derde en laatste plaats richt het selectiebeleid zich op zorgvuldige omgang met toevalsvondsten. De selectiegebieden, behoudenswaardige vindplaatsen en gebieden die zijn vrijgesteld van archeologische verplichtingen zijn op de Archeologische Beleidskaart Almere aangegeven.

Voor selectiegebieden geldt een onderzoeksverplichting voorafgaand aan bodemverstorende werkzaamheden om zo eventuele behoudenswaardige vindplaatsen in kaart te brengen en deze vervolgens beleidsconform in te passen.

Om te zorgen dat het noodzakelijke onderzoek daadwerkelijk plaatsvindt worden selectiegebieden beschermd via het bestemmingsplan. In de Archeologieverordening (zie hieronder) is gesteld dat de onderzoeksplicht in selectiegebieden alleen geldt indien een plangebied voldoet aan de volgende twee condities:

  • 1. Het plangebied waarin de voorgenomen bodemingreep zal plaatsvinden heeft een oppervlakte van 100 m2 of groter;
  • 2. Het moet gaan om een bodemingreep dieper dan 50 cm beneden het maaiveld.

Voor gebieden die voldoen aan deze condities is een archeologievergunning vereist. Deze vergunning kan al dan niet tijdelijk en/of onder voorwaarden worden verleend. De vergunning moet geweigerd worden als de werkzaamheden de archeologische waarden aantasten of risico´s daarop kunnen opleveren.

Indien in een selectiegebied behoudenswaardige archeologische vindplaatsen worden vastgesteld, geldt het volgende.

De omgang met behoudenswaardige archeologische vindplaatsen is geregeld in de Archeologieverordening en behelst behoud in situ, door middel van inpassing, inrichting, monitoring en beheer.

Voor de inpassing geldt dat op het terrein waarbinnen zich de kern van de vindplaats bevindt geen andere inrichting is toegestaan dan die het behoud, beheer, onderzoek en beleefbaarheid ten dienste staat. Om de kern van de vindplaats ligt een zogenaamde bufferzone. Deze bufferzone is onderdeel van de behoudenswaardige vindplaats. Voor de bufferzone geldt dat er, in bepaalde gevallen, wel kleinschalige ingrepen kunnen worden toegestaan, zolang deze ingrepen recht doen aan de archeologische betekenis van het terrein.

Voor behoudenswaardige archeologische vindplaatsen die wettelijk zijn beschermd geldt dat, bij ingrepen die de site kunnen verstoren of wijzigen, een monumentenvergunning van de minister is vereist op grond van artikel 11 van de Monumentenwet 1988.

Het is altijd mogelijk dat in de bodem niet ontdekte archeologische waarden bij toeval te voorschijn komen (de zogenaamde toevalsvondsten). In Almere zal het dan waarschijnlijk meestal gaan om scheepsresten of vliegtuigwrakken. Indien dergelijke resten buiten het kader van een officieel archeologisch (voor)onderzoek worden aangetroffen, geldt een meldingsplicht op grond van artikel 53 van de Monumentenwet 1988. De meldingsplicht geldt voor heel Almere, dus ook voor gebieden buiten de selectiegebieden en buiten de behoudenswaardige vindplaatsen, evenals in gebieden waar het archeologische vooronderzoek is afgerond.

Nota Archeologische Monumentenzorg (2009)

De Nota Archeologische Monumentenzorg 2009 is het vervolg op voornoemde nota 'De Schatkamer van Almere'.

De Nota Archeologische Monumentenzorg 2009 bestaat uit twee delen: deel 1 over het Selectiebeleid archeologie 2008-2012 en deel 2 over het Programma Publiekbereik Archeologie. Bij de nota hoort de Archeologische Beleidskaart Almere 2009. Strekking van de nota is dat in de periode 2009-2012 het archeologiebeleid zich zal richten op intensiever archeologisch onderzoek binnen de selectiegebieden. Aldus hoopt men de afgelopen jaren ontstane tekorten aan behoudenswaardige vindplaatsen in te lopen. De onderzoeksplicht geldt alleen indien aan drie condities is voldaan:

  • a. Het plangebied waarin de voorgenomen bodemingreep zal plaatsvinden heeft een oppervlakte van 100 m2 of groter en
  • b. het plangebied betreft een terrein dat niet eerder bebouwd / overbouwd is geweest met bijvoorbeeld een weg of huizen en
  • c. het moet gaan om een bodemingreep dieper dan 50 cm.

De inzet van beschikbare middelen zal gerichter geschieden door te focussen op gebieden waarin zich representatief te achten prehistorische landschappelijke zones bevinden. De verwachting is dat dit doorgaans de hogere delen van het prehistorisch dekzandlandschap betreffen. Door deze stringentere selectie wordt in een kleiner oppervlak van de gemeente archeologisch vooronderzoek uitgevoerd dan in de afgelopen jaren het geval is geweest. Projecten buiten de geselecteerde gebieden zijn wat archeologie betreft vergunningsvrij, behalve scheepswrakken. De selectiegebieden staan aangegeven op de Archeologische beleidskaart.


Archeologieverordening (2009)

In de Archeologieverordening is vastgelegd hoe het college omgaat met archeologisch waardevolle terreinen en voor welke terreinen een onderzoeksverplichting dan wel een vrijstelling hiervan geldt. Archeologisch waardevolle terreinen zijn gebieden waarbinnen behoudenswaardige archeologische vindplaatsen vastgesteld zijn. De onderzoeksverplichting geldt voor gebieden waarbinnen behoudenswaardige archeologische waarden verwacht worden. Deze terreinen worden zgn. Selectiegebieden genoemd.

Beide typen terreinen zijn aangeduid op de digitaal te raadplegen 'Archeologische beleidskaart Almere' en worden beschermd door een aanlegvergunningstelsel. Binnen de genoemde gebieden zijn, op enkele uitzonderingen na, alle werkzaamheden / projecten archeologievergunningplichtig. De vergunning kan (al dan niet tijdelijk en/of onder voorwaarden) worden verleend. De vergunning moet geweigerd worden indien het project / het werk de archeologische waarden aantast of risico's daarvoor kan opleveren. Het beleid heeft tot doel de aangetroffen Steentijdvindplaatsen en scheepswrakken van voldoende kwaliteit te behouden in situ.

In de Archeologieverordening is dwingend opgenomen dat de waardevolle terreinen en selectiegebieden (als vermeld op de Archeologische Beleidskaart Almere) integraal in alle toekomstige ruimtelijke plannen en juridisch-planologische kaders moet worden overgenomen, met een met de verordening overeenkomende bescherming.

In bestemmingsplanvoorschriften is dit uitgewerkt in de dubbelbestemmingen "Waarde Archeologie 1" en "Waarde Archeologie 2". Terreinen van mogelijke archeologische waarden krijgen de bestemming "Archeologie 1" en Archeologisch waardevolle terreinen hebben de bestemming "Archeologie 2" en/ of "Archeologie 3".

In het onderhavige bestemmingsplan is alleen sprake van Waarde Archeologie 1. In voorkomend geval zou deze bestemming kunnen worden gewijzigd in categorie 2 0f 3.


'De (vrije) tijd van je leven!', Toekomstvisie Vrije Tijd Almere (2008)

De Toekomstvisie Vrije Tijd Almere geeft richting aan de ontwikkeling van een integraal vrijetijdsbeleid tot 2020, met doorkijkjes naar 2030. De visie heeft twee elkaar versterkende hoofddoelen. Het ene doel is het creëren van een hechte en leefbare samenleving. Het andere doel is het versterken van de identiteit van de stad. Dat laat zich vertalen in drie speerpunten:

  • a. Het huis uit, de wijk in.
  • b. Verbinden en versterken.
  • c. Volwaardige stad in de regio.


Het niveau van de wijk en woonomgeving leent zich het beste om een hechte samenleving te bereiken. Het bevorderen van contact en ontmoeting zal in Almere de belangrijkste opgave zijn. Het verfraaien, verbeteren en verlevendigen van die omgeving is daarvoor een middel.

Als het gaat om de identiteit van de stad zijn de sleutelwoorden 'versterken' en 'verbinden'. Dit houdt in:

  • a. Het aantrekkelijker maken van bestaande voorzieningen, stadsparken en natuurgebieden.
  • b. Het realiseren van een netwerk voor wandelen, fietsen, skeeleren en varen.
  • c. Daarnaast is op enkele punten een versterking van de stedelijke infrastructuur gewenst. Daarbij kunnen de kwaliteiten die de stad heeft verder worden uitgebouwd en benut. Vanuit een aantal thema's wordt een bovenregionale profilering voorgesteld die Almere op de kaart kan zetten.

4.3.8 Overig gemeentelijk beleid

Beleidslijn Gronduitgifte Tuinvergrotingen (2004)

Bij uitvoering van deze beleidslijn wordt uitgegaan van een gefaseerde wijkgerichte aanpak (uitgeefbare grond wordt per wijk vastgelegd op een uitgiftekaart). Uitgeefbare grond wordt verkocht tegen een marktconform tarief dan wel in bruikleen gegeven. Uitgeefbare grond waarin kabels en leidingen liggen of beeldbepalende bomen staan, of wanneer het reservegroen betreft, wordt uitsluitend in bruikleen gegeven. De resultaten van de wijkgerichte aanpak worden integraal verwerkt in de bestemmingsplannen.


Masten en Antennes t.b.v. het mobiele telefoonnet (1999)

Naast het nationale en provinciale antennebeleid heeft de gemeente ook een eigen 'antennebeleid'. Dit beleid houdt in dat zendmasten niet in woonwijken en natuurgebieden mogen worden geplaatst. Wel is plaatsing mogelijk op bedrijventerreinen, sportparken en langs hoofdinfrastructuur.

Nota Prostitutiebeleid Almere (2000)
In deze nota Prostitutiebeleid Almere is vastgelegd waar welke vorm van prostitutie is toegestaan. Iedere vorm van prostitutie is uitgesloten in woonwijken. Onder bepaalde voorwaarden is prostitutie op bedrijventerreinen en in centrumgebieden toegestaan. Zo dient het woon- en leefklimaat niet onevenredig aangetast te worden. Vestiging op een bedrijventerrein is gebonden aan extra voorwaarden:

  • a. Slechts één bedrijf per bedrijventerrein.
  • b. De afstand tot een woon/werkunit op een bedrijventerrein is minimaal 50 meter.

Coffeeshopbeleid gemeente Almere 2008 (2008)

Het Coffeeshopbeleid gemeente Almere 2008 bevat de uitgangspunten en criteria die worden gehanteerd bij de behandeling van de (aanvragen voor) vestiging van koffieshops in Almere.

Binnen de gemeente Almere worden maximaal vier gedoogbeschikkingen afgegeven voor het exploiteren van een coffeeshop. Voor de stadskern Almere Stad maximaal twee, voor de stadskern Almere Haven maximaal één en voor de stadskern Almere Buiten maximaal één. Als dit maximum van vier is bereikt worden verdere aanvragen op grond daarvan afgewezen.

Een coffeeshop kan slechts gevestigd worden op een locatie met een horecabestemming. Een coffeeshop valt onder Categorie I “ lichte horeca”. Vestigingscriteria ten aanzien van de locatie zijn onder andere:

  • geen vestiging van coffeeshops in woonwijken;
  • situering ten opzichte van scholen: de loopafstand dient minimaal 250 meter te zijn tussen een school en een coffeeshop
  • dermate gesitueerd dat maatschappelijke controle en controle door controlerende instanties mogelijk is;
  • vestiging aan de rand van industrieterreinen is toegestaan, tenzij geen controle mogelijk is;
  • vestiging in het centrum is toegestaan.