Plan: | De Laren |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0034.BP1ELMN01-vg02 |
In het kader van dewatertoetsis overleg geweest met het waterschap Zuiderzeeland en er is advies verkregen. Dit advies is gebruikt voor het plan en is verwerkt in deze waterparagraaf.
Het watersysteem van het plangebied is een voortzetting van het reeds bestaande watersysteem in Almere-Haven. Dit watersysteem is, omdat het al eerder is ontworpen, met andere richtlijnen tot stand gekomen dan een 'nieuw' watersysteem dat dient te voldoen aan de eisen die nu conform het Waterbeleid in de 21eeeuw aan een watersysteem worden gesteld.
Het stedelijk watersysteem in Almere-Haven is in de zeventiger jaren ontworpen met 3% van het bruto stedelijk gebied als open water bij een verhardingspercentage van 50%. Als norm werd een maximale peilstijging van 50 cm gehanteerd bij een situatie die zich eens in de 10 jaar voordoet. Het watersysteem loost onder vrij verval op de Hoge Vaart.
Het maaiveld heeft een hoogte van -4.00 m NAP tot – 2.00 m NAP. Op het te bebouwen gebied is het oorspronkelijke maaiveld, opgehoogd met 1 meter zand. De oorspronkelijke ondergrond, het holocene sediment, is circa 2 tot 5 meter dik en bestaat uit klei en veen . Onder deze laag bevindt zich een pleistoceen, watervoerend, zandpakket.
De grondwaterstroming in dit 1e watervoerende pakket wordt sterk bepaald door de lage polderpeilen en de hoge peilen van de Heuvelrug. Hierdoor is in het plangebied is een kwelstroom aanwezig die zoet maar nutriënt- en ijzerhoudend kan zijn. Bij de aanleg van de grachten in Almere-Haven is de waterbodem met een afdichtende laag bedekt om deze sterk te verminderen.
De dijkse kwel stroomt middels drainage uit in het grachtenstelsel van Almere Haven en zorgt naast een aanvulling van het systeem in droge perioden voor een verbetering van de kwaliteit van het oppervlaktewater.
De door De Laren slingerende gracht vormt een duidelijk aanwezig structurerend element. De gracht, die voor de afwatering van de wijk zorgt, is over het algemeen vrij breed en geeft een afwisselend beeld te zien. Door de vele bochten ontstaat op sommige plaatsen een schilderachtig karakter.
De gracht bij de Laren is aangelegd volgens onderstaand principeprofiel:
Het streefpeil van de gracht bij de Laren ligt, afgezien van peilfluctuaties, op een streefpeil van -4.80 m NAP zoals in het betreffende peilbesluit is vastgelegd. Deze gracht maakt een onderdeel van het grachtenstelsel van Almere-Haven Dit stelsel watert uiteindelijk via stuwen af op de Lange Wetering. De Lange wetering , met een streefpeil van - 5.2 m NAP, maakt op haar beurt onderdeel uit van het afwateringsgebied van de Hoge Vaart.
In het Beheerplan Stadswateren Almere 1998-2002 wordt de gracht in het bijzonder aangegeven als een "wijkgebonden water" Het accent van deze watergang ligt dan op de parkfunctie. Dit betekent dat er sprake is van een mengeling van verblijf-, natuur- en esthetische functies. Het water biedt de bewoners mogelijkheden "voor de deur" te vissen, picknicken of te kanoën.
In het waterplan Almere wordt geconcludeerd dat onder normale omstandigheden het watersysteem van Almere-Haven ruim voldoende gedimensioneerd is om neerslag af te voeren. Uit modelberekeningen, die voor het Waterplan zijn uitgevoerd, bleek dat ook in de nattere perioden met een herhalingstijd van eens in de 100 jaar de capaciteit van het watersysteem voldoende is .
In recenter onderzoek (Stuwoptimalisatie Almere Haven) is nog een keer bevestigd dat het watersysteem dusdanig is gedimensioneerd dat bij een situatie die eens per honderd jaar voorkomt, het peil in de gracht niet boven het maaiveld zal uitstijgen. . Tevens is berekend dat bij een situatie die eens in de 10 jaar voorkomt de waterstand minder dan de norm van 0.4m zal stijgen.
Het watersysteem is dus voldoende gedimensioneerd om een wateroverlastsituatie te voorkomen. In deze nattere perioden zal echter de afvoer van het watersysteem van Almere-Haven de afvoernorm van 1.5 l/sec/ha op het watersysteem van de Hoge Vaart kunnen overschrijden.
Ontwikkeling de Laren.
Bij de ontwikkeling van de Laren dient het watersysteem van Almere-Haven wat kwantiteit en kwaliteit betreft te verbeteren en in ieder geval niet te verslechteren, het “Stand- Still principe”. Om negatieve effecten van de toename aan nieuwe verharding op het watersysteem van Almere-Haven te voorkomen, moet er dus rekening gehouden worden met een vergroting van de capaciteit van het watersysteem. Immers door het vergroten van de hoeveelheid waterberging in het plangebied worden peilstijgingen in het grachten verminderd in plaats van vergroot.
De volgende vuistregel voor watercompensatie wordt door het waterschap gehanteerd
Elke netto toename aan verharding moet gecompenseerd worden door de aanleg van waterberging met eenminimaal oppervlakte aan open water van 5 % van de netto toename aan verharding.
De netto toename aan nieuwe verharding in het plan bedraagt 65000 m2. Er wordt met de realisatie van de eilanden conform het ontwikkelingsplan, 8500 m2 aan oppervlaktewater, waterberging, verkregen. Dit is dus ruim meer dan de benodigde 5 %.
De wijze van aanleg van de waterpartijen zal, mede vanwege de genoemde kwelintensiteit, met waterschap Zuiderzeeland worden besproken.
De kwaliteit van het oppervlaktewater wordt verbeterd door de nieuw te realiseren waterpartijen ronde de eilanden zoveel mogelijk natuurvriendelijk in te richten.
Riolering.
Er is in het plangebied een gescheiden stelsel aangelegd. Het gescheiden stelsel bestaat uit twee buizenstelsels: een stelsel (het DWA) waarbij het afvalwater via vrijvervalleidingen en rioolgemalen wordt getransporteerd naar de rioolwaterzuiveringsinstallatie (RWZI op de Vaart) van waar het gezuiverde water wordt geloosd op de Lage Vaart.
Het andere stelsel (HWA-stelsel) voert hemelwater van verharde oppervlaktes (daken, wegen, parkeerplaatsen etc.) en eventueel drainagewater (het drainagesysteem is gekoppeld aan het regenwaterriool) af naar het oppervlaktewater. Het komt via uitstroombakken van het hemelwaterriool in het oppervlaktewater terecht.
Dit geldt tevens voor het door de neerslag meegevoerde vuil (diffuse bronnen!) dat daarmee een bedreiging vormt voor de kwaliteit van het oppervlaktewater en de waterbodem (verontreinigde bagger!).