direct naar inhoud van Artikel 10 Agrarisch met waarden - Natuur
Plan: Buitengebied Marum
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0025.BPBG09BEHE1-VA01

Artikel 10 Agrarisch met waarden - Natuur

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ' Agrarisch met waarden - Natuur ' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het agrarisch grondgebruik, met uitzondering van een boom- en/of sierkwekerij, een houtteelt- of een fruitteeltbedrijf;
  • b. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de natuurlijke en landschappelijke waarden;
  • c. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de cultuurhistorische waarden zoals die ter plaatse voorkomen;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'houtsingel' voor het behoud, het herstel en de ontwikkeling van houtsingels;
  • e. infrastructurele voorzieningen zoals deze bestonden op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerpplan;
  • f. voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, waaronder begrepen voorzieningen ten behoeve van het vasthouden, bergen, aan- en afvoeren van water, niet zijnde voorzieningen ten behoeve van ijsbanen of siervijvers;
  • g. natuurvriendelijke oeverzones van 5 m breed aan weerszijden van een watergang;
  • h. voorzieningen ten behoeve van extensief recreatief medegebruik, zoals wandel-, fiets- en ruiterpaden, zoals deze bestonden op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerpplan;
  • i. bos- en/of natuurelementen met een oppervlakte van minder dan 2 hectare;
  • j. ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone-bosontwikkeling' voor houtteelt en bos;

met daarbijbehorende bouwwerken, geen gebouw zijnde - geen windturbines zijnde - en andere-werken.

10.2 Bouwregels

Op de voor ' Agrarisch met waarden - Natuur ' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

10.2.1 Gebouwen

Op deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd, met dien verstande dat stallen en schuren die legaal aanwezig zijn op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerpplan of die op dat moment gebouwd mogen worden, mogen worden gehandhaafd naar de omvang die zij op dat moment hadden op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp-bestemmingsplan.

10.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor een bouwwerk, geen gebouw zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van mag niet meer dan 1,50 m bedragen;
  • b. kuilvoerplaten, sleufsilo's en voorzieningen ten behoeve van de opslag van mest zijn niet toegestaan;
  • c. teeltondersteunende voorzieningen zijn niet toegestaan.
10.3 Nadere eisen
10.3.1 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:

  • a. de verkeersveiligheid;
  • b. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • c. de landschappelijke en/of de natuurlijke waarden;
  • d. de cultuurhistorische waarden zoals die ter plaatse voorkomen;
  • e. de waarde van een ter plaatse voorkomende dubbelbestemming of de aanduiding 'houtsingel'.
10.3.2 Procedure

Bij de gebruikmaking van de bevoegdheid tot het stellen van nadere eisen is de procedure als genoemd in 44.1 van toepassing.

10.4 Aanlegvergunning
10.4.1 Verbod

Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de in de Bijlage 1 Tabel aanlegvergunningen genoemde werken of werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren, indien en voor zover bij de bestemming Agrarisch met waarden - Natuur of bij de aanduiding 'houtsingel' (voor zover van toepassing) en de betreffende werken of werkzaamheden een "A" is vermeld.

10.4.2 Uitzonderingen

Het in 10.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die het normale onderhoud en/of de normale exploitatie betreffen.

10.5 Wijzigingsbevoegdheid
10.5.1 Wijziging

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming Agrarisch met waarden - Natuur wijzigen:

  • a. ten behoeve van natuurontwikkeling, met dien verstande dat:
    • 1. grondverwerving plaatsvindt op basis van vrijwilligheid;
    • 2. verhoging van het waterpeil in natuurgebieden pas aan de orde is als grotere aaneengesloten waterhuishoudkundig beheersbare gebieden zijn verworven;
    • 3. verhoging van het waterpeil in natuurgebieden niet mag leiden tot vernatting van aangrenzende landbouwgronden;
    • 4. in beginsel geen hydrologische bufferzones buiten de ecologische hoofdstructuur worden ingesteld;
    • 5. realisatie van de ecologische hoofdstructuur niet mag leiden tot beperkingen op aangrenzende landbouwgronden;
  • b. in een agrarische bedrijfsbestemming ten behoeve van wijziging van de vorm van het bestemmingsvlak van de agrarische bedrijfsbestemming, indien en voor zover:
    • 1. de gronden grenzen aan een agrarische bedrijfsbestemming en de wijziging plaatsvindt in dezelfde agrarische bedrijfsbestemming;
    • 2. de gronden niet de dubbelbestemming Waarde - Open gebied, Waarde - Pingoruïne of Waarde - Verkaveling hebben;
    • 3. gelijktijdig de agrarische bedrijfsbestemming wordt gewijzigd in een aansluitende agrarische gebiedsbestemming;
    • 4. de oppervlakte van het bestemmingsvlak van de agrarische bedrijfsbestemming na wijziging niet is vergroot;
10.5.2 Afwegingskader

Bij toepassing van de wijzigingsbevoegdheid vindt een evenredige belangenafweging plaats als bedoeld in 43.2 Afwegingskader wijziging .

10.5.3 Procedure

Voor een besluit tot wijziging geldt de procedure als genoemd in artikel 3.9a lid 1 van de Wet ruimtelijke ordening.