direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Marum Buitendorpen
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0025.BPBD17BEHE1-VA01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Achtergrond

Dit bestemmingsplan voorziet in een actuele planologische regeling voor de dorpen Boerakker, de Wilp, Noordwijk, Nuis, Niebert en Jonkersvaart, verder te noemen de zes 'buitendorpen'.

Naast een overwegend conserverende regeling voor het merendeel van de dorpsbebouwing, moet rekening worden gehouden met ontwikkelingen binnen de bestaande dorpsbebouwing: mantelzorg/zorgwonen, functieverandering, het beleid aangaande paardenbakken, bed & breakfast, maatschappelijke voorzieningen (functieveranderingen/verbredingen en uitbreidingen) en bedrijvigheid (ontwikkelingen, knelpunten en wensen). Voor zover plaatselijk nieuwe woningbouw wordt voorzien dient afstemming plaats te vinden op de nieuwe regionale Woonvisie Westerkwartier en de gemeentelijke planlijsten. Daarnaast is er binnen het Westerkwartier nieuw beleid voor cultuurhistorie en archeologie vastgesteld; ook dit wordt opgenomen in het nieuwe bestemmingsplan. Het bestemmingsplan voorziet in hoofdzaak in een regeling voor de bestaande situatie. Daarnaast wordt een aantal nieuwe (perceelsgebonden) ontwikkelingen die zich in de kern hebben voorgedaan (of nóg voordoen) meegenomen.

Qua systematiek dient het nieuwe bestemmingsplan voor Marum-dorp, zoals dat in december 2016 door de gemeenteraad is vastgesteld, als uitgangspunt voor het nieuwe bestemmingsplan voor de buitendorpen.

1.1.1 Vigerende plannen

Voor de buitendorpen gelden momenteel nog verschillende bestemmingsplannen. Zo geldt voor de dorpen Nuis-Niebert-Jonkersvaart een bestemmingsplan uit 2007 en voor de kernen Boerakker-Noordwijk een bestemmingsplan uit 2008. Daarnaast gelden enkele ontwikkelingsgerichte plannen. Ook de bestemmingsplannen De Wilp en De Wilp-Wilpstervaart II moeten in 2018 geactualiseerd zijn. De bedoeling is deze plannen met dit op te stellen bestemmingsplan in één keer te herzien. Zo wordt aan de actualisatieplicht van de Wet ruimtelijke ordening voldaan.

1.2 Plangebied

De begrenzingen van het plan worden in hoofdzaak bepaald door de bestemmingsplannen die nu nog geldend zijn voor de dorpen. Daarnaast wordt de buitenbegrenzing afgestemd op het bestemmingsplan Buitengebied 2010 (inclusief de partiële herziening daarop van 2014). Op onderdelen zijn grenscorrecties ten opzichte van de vigerende regelingen noodzakelijk gebleken. Bovendien moet in de begrenzing van met name de dorpsgebieden Nuis en Niebert, afstemming worden gezocht op het provinciaal inpassingsplan voor het nationaal natuurnetwerk, inclusief waterberging en inrichting. Dat plan is momenteel in ontwikkeling. Naar de huidige stand van zaken zullen er binnen de plangrenzen van de kernen Nuis en Niebert geen belemmeringen/aanwijzingen hoeven te worden opgenomen die vanuit het hiervoor te maken PIP voortvloeien.

afbeelding "i_NL.IMRO.0025.BPBD17BEHE1-VA01_0001.jpg"

Figuur: begrenzing plangebied Marum buitendorpen

1.3 Leeswijzer

In deze plantoelichting wordt ingegaan op de achtergronden van en de uitgangspunten

voor dit nieuwe bestemmingsplan. Na deze inleiding (hoofdstuk 1) wordt ingegaan op de volgende onderwerpen:

  • het rijks-, provinciale en gemeentelijke beleid als kader voor dit bestemmingsplan (hoofdstuk 2);
  • de randvoorwaarden vanuit het milieu-, water- en omgevingsbeleid (hoofdstuk 3);
  • een beschrijving van de bestaande situatie (hoofdstuk 4);
  • een beschrijving van de planuitgangspunten (hoofdstuk 5);
  • een toelichting op de bestemmingen (hoofdstuk 6);
  • een beschrijving van de uitvoerbaarheidsaspecten (hoofdstuk 7).

Hoofdstuk 2 Beleidskader

2.1 Rijksbeleid

2.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte 2040

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte 2040 is op 13 maart 2012 in werking getreden. De structuurvisie geeft een totaalbeeld van het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid op rijksniveau en is de 'kapstok' voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties. Om de bestuurlijke drukte te beperken brengt het Rijk de ruimtelijke ordening zo dicht mogelijk bij burgers en bedrijven, laat het meer over aan gemeenten en provincies en komen de burgers en bedrijven centraal te staan. Het Rijk kiest voor een selectievere inzet van rijksbeleid op nationale belangen dan voorheen. De ontwikkelingen in het plangebied raakt geen van de onderscheiden rijksbelangen. De structuurvisie is via regels verankerd in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening. Deze geeft voor het plangebied geen direct bindende regels.

2.1.2 Ladder voor duurzame verstedelijking

Voor de ruimtelijke ontwikkeling van stedelijke functies gaat de SVIR uit van de Ladder voor duurzame verstedelijking. De “Ladder voor duurzame verstedelijking” is vastgelegd in het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.1.6. lid 2 Bro). Deze ladder is bedoeld om zuinig om te gaan met de beschikbare ruimte, de behoefte goed in beeld te brengen en deze regionaal af te wegen. Deze ladder bestaat dan ook uit de volgende drie treden:

  • 1. er wordt beschreven dat de voorgenomen stedelijke ontwikkeling voorziet in een actuele regionale behoefte;
  • 2. indien uit de beschrijving, bedoeld in onderdeel a, blijkt dat sprake is van een actuele regionale behoefte, wordt beschreven in hoeverre in die behoefte binnen het bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan worden voorzien door benutting van beschikbare gronden door herstructurering, transformatie of anderszins, en;
  • 3. indien uit de beschrijving, bedoeld in onderdeel b, blijkt dat de stedelijke ontwikkeling niet binnen het bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan plaatsvinden, wordt beschreven in hoeverre wordt voorzien in die behoefte op locaties die, gebruikmakend van verschillende middelen van vervoer, passend ontsloten zijn of als zodanig worden ontwikkeld.

Deze Ladder is van toepassing op nieuwe stedelijke ontwikkelingen. De definitie hiervan is weergegeven in artikel 1.1.1 lid 1 onder i Bro: een ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen. Onder 'andere stedelijke voorzieningen' vallen sociale en culturele voorzieningen en voorzieningen in het onderwijs.

Aangezien het hier om een conserverend plan gaat waar uitsluitend kleine, veelal perceelsgebonden ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt, is de Ladder voor duurzame verstedelijking niet van toepassing.

2.2 Provinciaal beleid

2.2.1 Omgevingsvisie

Het provinciaal ruimtelijk beleid is verwoord in de Omgevingsvisie provincie Groningen 2016-2020. De Omgevingsvisie bevat de integrale lange termijnvisie van de provincie op de fysieke leefomgeving. Uit deze Omgevingsvisie vloeien richtlijnen en voorschriften voort, die zijn vastgelegd in de provinciale Omgevingsverordening. Hiermee werkt het omgevingsbeleid (ruimtelijke ordening, water, mobiliteit en milieu) door in plannen van gemeenten en waterschappen.

De provincie wil stedelijke ontwikkelingen zo veel mogelijk laten plaatsvinden binnen bestaand stedelijk gebied, omdat de provincie het grote contrast tussen het stedelijk gebied en het buitengebied, dat zo bepalend is voor de identiteit van de provincie, wil behouden en versterken. Dit in lijn met de 'ladder voor duurzame verstedelijking'.

Er wordt gericht beleid gevoerd op de leefbaarheid: van de kleine dorpen tot de stedelijke kernen. Met een aantrekkelijke leefomgeving, snel internet en goede bereikbaarheid moeten zowel de stedelijke kernen als de dorpen leefbaar blijven. Veel aandacht wordt gegeven aan dorpen en de bereikbaarheid van voorzieningen. De provincie ondersteunt en biedt veel ruimte aan ontwikkelingen van onderop om de leefbaarheid en sociale cohesie in de provincie te versterken. Deze complexe vraagstukken, in de dorpen en de steden, vragen om maatwerk: een gezamenlijke aanpak van gemeenten, woningbouwcorporaties, diverse andere organisaties en burgers. Bij de stedelijke kernen richt de provincie zich op het in stand houden en versterken van de sterke regionale functie van deze kernen.

2.2.2 Omgevingsverordening provincie Groningen 2016

Ter uitvoering van het beleid uit het POP hebben Provinciale Staten op 1 juni 2016 de provinciale Omgevingsverordening vastgesteld. De verordening bevat onder meer algemene regels omtrent de inhoud van bestemmingsplannen en de daarbij behorende toelichting. Deze regels moeten bewerkstelligen dat provinciale ruimtelijke belangen doorwerken op het lokale niveau. Dat betekent dat gemeenten zich bij het opstellen van (nieuwe) bestemmingsplannen moeten houden aan de bij de provinciale verordening gestelde regels. Specifiek voor dit plan zijn de volgende onderwerpen van belang:

1. Oppervlakte van woningen in het buitengebied (Artikel 2.13.8)

In het plangebied komen percelen voor die in de provinciale verordening tot de als 'buitengebied' aangemerkte gronden voorkomen. Een bestemmingsplan dat betrekking heeft op het buitengebied bevat regels over de oppervlakte van woningen en bijbehorende bouwwerken, niet zijnde overkappingen. Deze regels zorgen er in elk geval voor dat de gezamenlijke grondoppervlakte van de woning en bijbehorende bouwwerken, niet zijnde overkappingen, niet groter is dan 300 m², of dat deze grondoppervlakte de bestaande oppervlakte voor zover groter dan 300 m², niet mag overstijgen.

De percelen waar bovenstaande van toepassing op is, zijn als zodanig aangeduid. In de regels is bepaald dat de maximum oppervlakte van woning en bijbehorende bouwwerken hier 300 m2 mag bedragen.

2 Bos- en natuurgebieden buiten het Natuur Netwerk Nederland (Artikel 2.47)

Op een perceel gelegen in De Wilp is sprake van een aangeduid bosgebied wat buiten het Natuur Netwerk Nederland (NNN) valt. De Verordening geeft aan dat een bestemmingsplan dat betrekking heeft op dergelijke gronden , niet in een wijziging voorziet van de bestemming of wijziging van de regels voor het gebruik van de grond, als door die wijziging significant afbreuk wordt gedaan aan het areaal van de gronden die tot het bos- of natuurgebied behoren of aan de actuele natuurlijke, landschappelijke en cultuurhistorische waarden van het bos- of natuurgebied.

In het bestemmingplan is ten behoeve van deze regeling een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden opgenomen binnen de bestemming 'Bos', ter bescherming van de natuurlijke, landschappelijke en cultuurhistorische waarden van het bos- of natuurgebied.

4. Bescherming landschap en kernkarakteristieken: Houtsingelgebied Zuidelijk Westerkwartier (Artikel 2.55.1)

Een bestemmingsplan dat betrekking heeft op de op (bij de verordening behorende) kaart 7 aangegeven houtsingelgebied Zuidelijk Westerkwartier bevat regels gericht op bescherming van de herkenbare verkaveling en de houtsingels. Ook bevat het in elk geval een verbod op het kappen of rooien van houtsingels, als dat niet gebeurt voor normaal onderhoud.

Alle dorpen van dit plangebied worden in z'n geheel tot het houtsingelgebied gerekend. Ter bescherming van de herkenbare verkaveling en de houtsingels is hiertoe in de betreffende bestemmingen een specifieke regeling opgenomen (Waarde - Houtsingelgebied).

5. Bescherming landschap en kernkarakteristieken: Glaciale ruggen en Reliëfinversie (Artikel 2.57.1 en 2.57.2)

Een bestemmingsplan dat betrekking heeft op de op glaciale ruggen dan wel op reliëfinversie stelt regels gericht op bescherming van het reliëf en de herkenbaarheid daarvan.

Deze regeling in de verordening is van toepassing op de dorpen Nuis en Niebert. Ter bescherming van het daar voorkomende reliëf zijn de dubbelbestemmingen 'Waarde - Glaciale ruggen' en 'Waarde - Dekzandruggen' opgenomen. Voor de dekzandrug is daarbij specifiek geregeld dat het afgraven, egaliseren en afschuiven van de dekzandrug wordt uitgesloten.


6. Bescherming landschap en kernkarakteristieken: Kanalen en wijken (Artikel 2.54)

Een bestemmingsplan dat betrekking heeft op de (bij de verordening behorende) op kaart 7 aangegeven kanalen en wijken bevat regels gericht op bescherming van de herkenbaarheid van de kanalen- en wijkenstructuur.

De betreffende kanalen en wijken zijn gelegen in De Wilp en Jonkersvaart. Deze waterlopen zijn onder de bestemming 'Water' gebracht. In de Omgevingsverordening zijn deze watergangen in het kader van de bescherming van landschap en kernkarakteristieken aangeduid als 'kanalen en wijken'. Om de herkenbaarheid van de betreffende kanalen en wijken voldoende te beschermen zijn deze waterlopen tevens voorzien van een dubbelbestemming (Waarde - Kanalen en wijken).

afbeelding "i_NL.IMRO.0025.BPBD17BEHE1-VA01_0002.jpg"

Figuur: Fragment kaart 7 'Landschap' (Bron: Provinciale Verordening 2016)

2.3 Gemeentelijk beleid

2.3.1 Structuurvisie Marum

De structuurvisie Marum (vastgesteld 1 maart 2010) is opgesteld als beleidskader voor de komende 10 tot 15 jaar. Hoe gaat Marum om met haar bestaande waarden. Welke waarden worden versterkt. Hoe worden kansen die er zijn verzilverd. Ook kiest de gemeente ervoor bepaalde sterke punten verder te ontwikkelen en zo haar eigen profiel te versterken.

Marum is een zelfbewuste gemeente die het goede biedt van het platteland met de voorzieningen van grote stedelijke kernen op korte afstand. De gemeente is gelegen in een fraai landschap en heeft als woongemeente haar plek op de kaart. Ook bedrijvigheid is sterk ontwikkeld nabij de snelweg A7, van moderne bedrijvigheid tot traditionele bedrijven in de landbouw en ambachtelijke bedrijven. De detailhandel is met de concentratie in het kader van het komplan Marum sterk in kracht toegenomen. Op het gebied van toerisme en recreatie is Marum vooral sterk in cultuurhistorie en kleinschalige voorzieningen.

Er zal met de visie gewerkt worden aan de balans tussen landschap en natuur enerzijds en ontwikkelingen op het gebied van wonen, toerisme en werken anderzijds. Zo zal Marum ook richting het jaar 2020 haar karakter behouden en een levendige groene gemeente kunnen zijn tussen de kernen Drachten en Groningen. Ontwikkelingen qua wonen en werken zijn met name voorzien in aansluiting op de bestaande kernen waarbij de nadruk ligt op het dorp Marum. Om de kleine kernen levendig te houden zijn ook hier op een beperkte schaal ontwikkelingen voorzien. Met het project "levendige linten" kan ook in aansluiting op de kleine dorpen ontwikkeling plaatsvinden in de bestaande bebouwing. ( Project 'levendige linten': Bestaande linten waaronder Jonkersvaart zijn bij uitstek geschikt voor de ontwikkeling van ambachtelijke bedrijven in het buitengebied. Het terugtrekken van de landbouw maakt ruimte voor nieuwe bedrijfjes die passen op het platteland en de lokale economie en werkgelegenheid versterken.)

Marum maakt in deze visie een duidelijke keuze voor een eigen positie in de regio. Kleinschalige ontwikkelingen passen meer bij Marum dan grootschalige. Het ontwikkelen van het toerisme, ambachtelijke bedrijvigheid en detailhandel passen bij Marum. Grote snelweggebonden bedrijvigheid en uitgestrekte nieuwbouwwijken passen in deze visie niet. Alleen het dorp Marum kan nog een grotere groei doormaken. Door deze keuze te maken kiest Marum voor haar eigen kracht, een zelfbewuste plattelandsgemeente die haar sterke waarden (landschap en ondernemerschap) bewaakt en zich duurzaam ontwikkeld op een verantwoord tempo. Bij ontwikkeling gaat het dan ook meer om kwaliteit dan kwantiteit. Een ontwikkeling past alleen als het de kwaliteit van Marum en de andere dorpen versterkt.

2.3.2 Regionale woonvisie Westerkwartier (2014)

Voor de regio Westerkwartier is eind 2014 een regionale woonvisie Ruimte om te wonen; Woonvisie Westerkwartier 2015-2020 in ontwerp gereedgekomen. De gemeenteraad van Marum heeft op 18 maart 2015 de nieuwe Woonvisie Westerkwartier 2015-2020 vastgesteld. Ook door de andere gemeenteraden in het Westerkwartier is tot vaststelling overgegaan zodat er een gemeenschappelijk regionaal woonbeleid voor het Westerkwartier ligt. In de Woonvisie (en het woningmarktonderzoek dat eraan ten grondslag ligt) is een raming voor de woningbehoefte opgesteld, zowel voor de kortere termijn (2015-2020) als voor de langere termijn (2021-2025). Voor de beoogde woningbouw wordt gewerkt met zogenaamde 'bandbreedtes', dit om te kunnen inspelen op zich voor doende ontwikkelingen en onderling ook wisselingen te kunnen aanbrengen. Met dit bestemmingsplan wordt beoogd op goede wijze in te spelen op het gewenste programma voor Marum.

De visie die centraal staat is: ruimte om te wonen. Daarin ligt niet alleen besloten dat het Westerkwartier fysiek de ruimte biedt, maar ook de mogelijkheid om woonwensen waar te maken en ruimte voor bewoners om initiatief te nemen. Om dit te kunnen bieden zijn de volgende vier speerpunten opgesteld:

  • 1. de woning op de juiste plek;
  • 2. wonen betaalbaar houden;
  • 3. ook met een zorgvraag veilig en comfortabel wonen;
  • 4. en bewoners nemen initiatief;

Deze speerpunten worden hieronder kort toegelicht.

Woonwensen

Wat betreft de woonwensen: er moet ruimte zijn om in alle dorpen zoveel mogelijk de woonwensen te vervullen, waar mogelijk in de bestaande woningvoorraad en –omgeving. Daar waar woonwensen binnen de bestaande omgeving niet in te vullen zijn, is nieuwbouw nodig. Het gaat hierbij in de meeste gevallen niet om grote projecten, maar om maatwerk. Bij maatwerk gaat het vooral om particulier opdrachtgeverschap en incidenteel vervanging van gezinswoningen voor (een kleiner aantal) seniorenwoningen. Daarnaast moet het betaalbaar zijn voor alle inkomensgroepen. Het beslag van de woonlasten op het totale budget moet acceptabel zijn. Binnen de gemeente Marum is de plancapaciteit te ruim voor de realisatie tot 2020, maar een deel van de plannen zal in de periode 2020-2025 gereed komen. Ook na 2020 is er vraag naar meer woningen. Over de hele periode 2014-2025 sluiten plancapaciteit en vraag op elkaar aan.

Zorgvraag

Verder gaat de visie in op de zorgvraag. In de grote dorpen is het ondertussen haalbaar om mensen met een intensieve zorgvraag een zelfstandige woning te bieden. Als gevolg van het scheiden van de zorg in alle dorpen ontstaat er ook in de kleinere dorpen voldoende massa om wonen in combinatie met zorg aan te bieden. Dit krijgt structuur door een afstemming tussen gemeenten en corporaties.

Initiatieven

Naast de mogelijkheid om initiatief te nemen voor kleinschalige woningbouwprojecten, is het voor de bewoners mogelijk om voorzieningen te beginnen in de dorpen. Het gaat hier bijvoorbeeld om voorzieningen voor mantelzorg, kinderopvang en klussendiensten.

2.3.3 Welstandsnota gemeente Marum (2013)

De gemeente Marum heeft welstandsbeleid geformuleerd in de Welstandsnota Marum (2013). Daarmee wil zij aan burgers duidelijkheid geven over de koers die de gemeente vaart met haar welstandstoezicht. De raad heeft een proef uitgevoerd met het welstandsvrij verklaren van de gehele gemeente; deze proef is geëvalueerd. De gemeente is in beginsel welstandsvrij, met uitzondering van vergunningplichtige bouwactiviteiten aan cultuurhistorisch waardevolle gebouwen (= karakteristiek aangeduide panden). Voor het plangebied geldt voor het overige geen specifiek welstandsbeleid.

Hoofdstuk 3 Omgevingsaspecten

3.1 Ecologie

Op 1 januari 2017 is de nieuwe Wet natuurbescherming in werking getreden. Deze wet vervangt 3 wetten: de Natuurbeschermingswet 1998, de Boswet en de Flora- en faunawet. Bij de voorbereiding van een ruimtelijk plan dient onderzocht te worden of de Wet natuurbescherming (Wnb) en het beleid van de provincie ten aanzien van de bescherming van dier- en plantensoorten en de bescherming van het Natuurnetwerk Nederland de uitvoering van het plan niet in de weg staan. Hierbij wordt onderscheid gemaakt in gebiedsbescherming en soortenbescherming.

De bescherming van Natura 2000-gebieden en Beschermde Natuurmonumenten is geregeld in de Wet natuurbescherming. Indien ontwikkelingen (mogelijk) leiden tot aantasting van de natuurwaarden binnen deze gebieden, moet een vergunning worden aangevraagd. Daarnaast moet rekening worden gehouden met het beleid ten aanzien van de Ecologisch Hoofdstructuur (EHS), thans genoemd Natuurnetwerk Nederland. Daarnaast worden een groot aantal van nature in Nederland thuis horende beschermde planten en dieren met de wet beschermd. Datzelfde geldt voor een groot aantal uitheemse plantensoorten. De wet wil schadelijke handelingen ten aanzien van de beschermde dieren en planten verbieden.

3.1.1 Gebiedsbescherming

Toetsing en uitgangspunten bestemmingsplan

Op bijgaande figuur zijn de gebieden met natuurwaarden weergegeven. Deze gronden bevinden zich in hoofdzaak buiten de plangrens van dit bestemmingsplan. Het plangebied zelf kent vanuit oogpunt van gebiedsbescherming dan ook geen bijzondere status. Daar waar gebieden met natuurwaarden deel uit maken van dit bestemmingsplan zijn deze gebieden onder een passende regeling gebracht.

Binnen dit bestemmingsplan worden de NNN-gebieden van een beschermende bestemming voorzien. (Bestemming Natuur- Agrarisch). De agrarische gronden bij Niebert die deel uit maken van het Natuurnetwerk Nederland zijn onder deze bestemming gebracht.

Gezien de aard en de omvang van de voorgestelde ontwikkelingen en de afstand van het plangebied tot beschermde gebieden, kan worden gesteld dat dit bestemmingsplan geen (significante) effecten op de natuurwaarden in de omgeving heeft.

afbeelding "i_NL.IMRO.0025.BPBD17BEHE1-VA01_0003.jpg"

Figuur: Fragment kaart 6 (Natuur) Omgevingsverordening Groningen, 2016 (donkergroen: NNN-Natuurgebieden)

3.1.2 Soortenbescherming

Toetsing en uitgangspunten bestemmingsplan

Vanuit het oogpunt van soortbescherming wordt opgemerkt dat het plan primair betrekking heeft op de gebieden met bestaande dorpsbebouwing en enkele nader in te vullen locaties. Vanuit oogpunt van ecologie is in de bestaande dorpsbebouwing naar verwachting geen sprake van (bijzondere) waarden die zou kunnen worden aangetast. Voor zover dit bestemmingsplan nieuwe ontwikkelingen mogelijk maakt, betreft dit de incidentele invulling binnen het bestaande bebouwingspatroon en de ontwikkelingsruimte die aanwezige functies hebben gekregen. Gelet op het huidige gebruik en de ligging te midden van bestaande functies, wordt geen significante invloed op beschermde soorten te verwachten. Geconcludeerd mag worden dat de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan op grond van de soortenbescherming niet in het geding is.

In voorkomende gevallen zal sectoraal - naast het bestemmingsplan - een ontheffingsprocedure op grond van de Wet natuurbescherming worden gevolgd, terwijl voor meer algemene soorten het Rijk via een Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB) een algemene vrijstelling geldt. Voor deze soorten hoeft in het kader van het bestemmingsplan dus niet meer afzonderlijk een vrijstelling te worden aangevraagd

3.2 Cultuurhistorie

Toetsingskader en beleid

De rol van cultuurhistorie in de ruimtelijke ordening is de laatste jaren sterk toegenomen. Bij het opstellen van plannen moeten cultuurhistorische waarden tijdig in beeld worden gebracht. Het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) stelt in dat verband specifieke eisen aan het opstellen van ruimtelijke plannen. Waar mogelijk moeten cultuurhistorische waarden worden behouden of versterkt. Cultuurhistorie is daarmee een sturend onderdeel geworden in de ruimtelijke ordening.

Toetsing en uitgangspunten bestemmingsplan

In het plangebied is sprake van cultuurhistorische waarden in de vorm van enkele rijksmonumenten, een aantal karakteristieke panden. Monumenten zijn onder de dubbelbestemming 'Waarde - Rijksmonument' gebracht. Karakteristieke panden zijn aangeduid ('karakteristiek').

In het rapport Archeologie en cultuurhistorie in de Westerkwartiergemeenten Grootegast, Leek, Marum en Zuidhorn, deel B Cultuurhistorie zijn de cultuurhistorisch bepalende waarden in beeld gebracht. Onderstaand kaartje is een fragment voor het plangebied en omgeving.

afbeelding "i_NL.IMRO.0025.BPBD17BEHE1-VA01_0004.jpg"

Figuur: Fragment Cultuurhistorische waardenkaart Westerkwartier (Vestigia Amersfoort, maart 2014)

Van belang zijnde cultuurhistorische aspecten in het plangebied zijn met name de wijken (donkerblauwe lijnen), historische dorpskernen/-linten ( oranje), historische bospercelen (donkergroen, niet in plangebied gelegen) en borgterreinen (paars).

Het borgterrein is onder de dubbelbestemming 'Waarde - Cultuurhistorie' gebracht.

3.3 Archeologie

Toetsingskader en beleid

De kern van Monumentenwet is dat, wanneer de bodem wordt verstoord, archeologische resten intact moeten blijven (in situ). Wanneer dit niet mogelijk is, worden archeologische resten opgegraven en elders bewaard (ex situ). De Erfgoedwet heeft de Monumentenwet 1988 vervangen als het gaat om gebouwde monumenten en archeologie. Daarnaast gaat de Erfgoedwet ook over roerend erfgoed. Onderdelen van de Monumentenwet die de fysieke leefomgeving betreffen, zoals vergunningen, gaan naar de Omgevingswet die naar verwachting in 2021 van kracht wordt.

De archeologische waarden zijn in eerste instantie in beeld gebracht op de AMK (Archeologische monumentenkaart in de provincie Groningen, Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek, 2001). Daarnaast hebben de gemeenten in het Westerkwartier archeologiebeleid vastgesteld. Gezamenlijk is een onderzoek gedaan naar de archeologische (verwachtings)waarden in het gebied (Archeologie en Cultuurhistorie in de Westerkwartiergemeenten Grootegast, Marum, Leek, Zuidhorn, Vestigia, Amersfoort, 10-03-2014). Op grond van onderzoek naar de ontstaansgeschiedenis van het landschap zijn voor de regio Westerkwartier een archeologische verwachtingenkaart en een archeologische beleidsadvieskaart gemaakt.

Toetsing en uitgangspunten bestemmingsplan

Binnen of nabij het plangebied komen geen archeologische monumenten voor. Wel komen gebied met middelhoge tot lage archeologische waarden voor. De archeologische waarden- en verwachtingskaart van de gemeente Marum laat zien dat binnen het plangebied zich de waarde archeologie 3 t/m 6 bevinden. Voor zover nodig voorziet het bestemmingsplan in passende dubbelbestemmingen voor het thema 'archeologie'. Het bestemmingsplan is daarmee uitvoerbaar.

afbeelding "i_NL.IMRO.0025.BPBD17BEHE1-VA01_0005.png"  
afbeelding "i_NL.IMRO.0025.BPBD17BEHE1-VA01_0006.jpg"  

Figuur: Fragment Archeologische beleidskaart (bron: Vestigia)

3.4 Water

3.4.1 Toetsingskader en beleid

De watertoets vormt een onderdeel van de startovereenkomst Waterbeleid in de 21e eeuw, een gezamenlijk stuk van de VNG, de provincies, het Rijk en de Unie van Waterschappen. In het kader daarvan dient in de totstandkoming van ruimtelijke plannen rekening te worden gehouden met de belangen van het water. Er moet voldoende ruimte zijn voor waterberging. Daarnaast zijn de kwaliteitsaspecten van belang.

Waterschappen hebben op grond van de Waterwet (2009) een belangrijke taak met betrekking tot het waterbeheer, zowel aangaande de waterkwantiteit als de waterkwaliteit. Wat betreft het beleidskader bevat de Omgevingsvisie Groningen 2016-2020 het actuele provinciale beleidskader. Voldoende en schoon oppervlakte- en grondwater is voor allerlei functies van belang. Samen met de waterschappen en gemeenten is de Provincie verantwoordelijk om dat ook werkelijk te realiseren. De provincie stelt doelen vast voor de kwaliteit en hoeveelheid water voor verschillende functies, beschermen het grondwater, stellen eisen aan het gebruik van specifieke wateren en houden rekening met mogelijke toekomstige ontwikkelingen (zoals energiewinning). Schoon water is van belang als drinkwater en voor de biodiversiteit, maar heeft ook een belangrijke recreatieve functie als het gaat om zwemwater en vaarwegen.

Het waterschap Noorderzijlvest (beherend waterschap in het plangebied) heeft zijn beleid uiteengezet in het Waterbeheerprogramma 2016-2021. Volgens de Kaderrichtlijn Water (KRW) moet er gebruik worden gemaakt van inrichtingsmaatregelen die zo min mogelijk afbreuk doen aan de kwaliteit van het oppervlaktewater (slibfilters, infiltratiebermen, olieafscheiders).

3.4.2 Toetsing en uitgangspunten bestemmingsplan

Toetsing van het bestemmingsplan aan het waterbeleid is onder te verdelen in de thema's waterkwantiteit en waterkwaliteit.

Waterkwantiteit:

In de toekomstige waterhuishoudkundige situatie is er de noodzaak om de mogelijkheden voor waterberging in de waterhuishoudkundige systemen te vergroten. Algemeen is bij toename van het verhard oppervlak compensatie nodig in de vorm van waterberging. Het Waterschap Noorderzijlvest hanteert daarvoor normen, opgenomen in de Beleidsnotitie Water en ruimte (2013).

Het waterschap Noorderzijlvest hanteert als richtlijn dat bij een toename van het verhard/bebouwd oppervlak van meer dan 750 m² in bebouwd gebied er compenserende maatregelen nodig zijn (bebouwd gebied). In het buitengebied betreft het situaties van meer dan 2500 m². Als men onder deze norm blijft, is een vrijstelling van toepassing, zij het dat wel voorkomen moet worden dat overlast door het afstromende hemelwater plaatsvindt. Voorts wijst de Beleidsnotitie Water en Ruimte op het belang van een bepaalde drooglegging. Een oppervlakte aan te dempen watergangen moet zoveel mogelijk in de vorm van oppervlaktewater gecompenseerd te worden. Voor het overige mag de compensatie (tevens) gezocht worden in de vorm van wateropvang met vertraagde waterafvoer.

Vertaald naar dit bestemmingsplan wordt van het volgende uitgegaan:

  • Het bestemmingsplan is primair van een conserverend karakter; er worden geen wezenlijke veranderingen in de waterhuishouding voorzien. Het voorliggende plan voorziet over het algemeen in perceelsgebonden ontwikkelingen die beperkte toename van oppervlakteverharding teweeg brengen (veelal < 750 m²). In voorkomende gevallen zal een wateradvies worden gevraagd. Bij meer ingrijpende vernieuwingen zal de watertoets worden doorlopen. Dat zal bijvoorbeeld het geval zijn bij het toepassing geven aan de wijzigingsprocedures, die in het bestemmingsplan zijn opgenomen.
  • er wordt rekening gehouden met voldoende waterbergende capaciteit. Met name vindt dit plaats in de vorm van het vastleggen van hoofdwatergangen en de capaciteit van de waterpartijen in de verschillende groengebieden in de woonbuurten, maar ook langs de randen van het plan. Daarmee wordt het water in het gebied vastgehouden c.q. geborgen.
  • de bestemmingen langs de watergangen bieden voldoende mogelijkheden voor onderhoud vanaf de kant (geen bebouwde bestemmingen, maar overwegend openbare groenbestemmingen).

Waterkwaliteit

Bij de realisering van het rioleringsstelsel wordt rekening gehouden met de aanleg van een zogenaamd "gescheiden stelsel", overeenkomstig de wensen van het waterschap. Daarbij wordt het hemelwater naar het gebiedseigen oppervlaktewater afgevoerd. Eén en ander op grond van het waterbeleid van de gemeente Marum.

Voor de uitvoering van werkzaamheden aan wateren zal van tevoren een ontheffing van de Keur van het Waterschap Noorderzijlvest worden aangevraagd. In het kader van het formele overleg wordt het waterschap betrokken bij het bestemmingsplan. Gezien de aard van dit bestemmingsplan (overwegend conserverend) vormt het aspect 'water' geen belemmering voor de uitvoering van dit bestemmingsplan.

3.5 Bodem

Toetsingskader en beleid

Met het oog op een goede ruimtelijke ordening dient in geval van ruimtelijke ontwikkelingen te worden aangetoond dat de bodem geschikt is voor het beoogde functiegebruik. Dat geldt in het bijzonder voor gevoelige functies als het wonen. Ter plaatse van locaties die verdacht worden van bodemverontreiniging moet ten minste verkennend bodemonderzoek worden uitgevoerd. Verdachte plekken met betrekking tot de kwaliteit van de bodem dienen in het kader van de Wet bodembescherming bij ruimtelijke plannen en projecten te worden gesignaleerd vanuit een goede ruimtelijke ordening.

Toetsing en uitgangspunten bestemmingsplan 

Binnen het plangebied zijn meerdere bodemonderzoeken uitgevoerd, die mede samenhingen met de grondverwerving in eerdere en recente procedures. Daaruit is gebleken dat de bodemsituatie vanuit oogpunt van milieuhygiëne geen probleem voor de woningbouw oplevert. Ingeval van overigens nieuwe ontwikkelingen, die met dit bestemmingsplan worden mogelijk gemaakt, zal per concreet geval bodemonderzoek worden uitgevoerd. Bij de aanvraag om de respectievelijke omgevingsvergunningen zullen de relevante (verkennende) bodemonderzoeken worden overlegd. Op voorhand zijn er geen aanwijzingen van sterke verontreinigingen.

3.6 Geluid

In de voorliggende plansituatie is sprake van twee vormen van geluid waarmee rekening moet worden gehouden: het inrichtingslawaai en het wegverkeerslawaai.

3.6.1 Wegverkeerslawaai

Op grond van de Wet geluidhinder, zoals die per 1/1/2007 geldt, hebben alle wegen een wettelijke geluidzone, met uitzondering van woonerven en wegen waarvoor een maximum snelheid van 30 km/uur geldt. Dit geldt evenwel niet voor rijkswegen, zoals de A7. Daarvoor geldt het systeem van geluidproductieplafonds op basis van hoofdstuk 11.3 van de Wet Milieubeheer. Met deze geluidproductieplafonds worden de maximale geluidniveaus langs rijkswegen geregeld. Op de bouw van woningen in zones langs rijkswegen is nog wel de Wet geluidhinder van toepassing; dit bestemmingsplan voorziet evenwel niet in nieuwe woningbouw nabij de rijksweg.

Bij zoneplichtige wegen is uitgangspunt de geluidbelasting binnen de zone op een aanvaardbaar niveau te houden. Voor dat aanvaardbare niveau geeft de wet normen. De voorkeursgrenswaarde bedraagt 48 dB. Indien niet aan de voorkeursgrenswaarde kan worden voldaan, kan het bevoegd gezag - in de meeste gevallen de gemeente - hogere grenswaarden vaststellen. Hiervoor geldt een bepaald maximum, de uiterste grenswaarde genoemd. Bij de vaststelling van hogere grenswaarden moet worden afgewogen of bronmaatregelen of maatregelen in de overdrachtssfeer kunnen worden getroffen.

Toetsing en uitgangspunten bestemmingsplan

Ten aanzien van het wegverkeerslawaai wordt opgemerkt dat voor de dorpen een 30 km zonering geldt, zodat er geen sprake is van een formele geluidszonering. In het bestemmingsplan wordt in beginsel uitgegaan van de aanwezige situering van de bestaande woningen. Er worden in principe geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt, anders dan het herbestemmen van bestaande plannen.

Ook vanuit een goede ruimtelijke ordening is er in dit bestemmingsplan maar sprake van geringe verkeersintensiteit, in hoofdzaak bestaande uit bestemmingsverkeer.

3.6.2 Inrichtingslawaai

In Noordwijk bevindt zich aan de Noorderweg 27 een zuivelfabriek van Friesland Campina. Het terrein van de zuivelfabriek in Noordwijk is een gezoneerd bedrijventerrein. De betekenis van de geluidszone is dat de geluidsbelasting van deze inrichting buiten de geluidszone niet meer mag zijn dan 50 dB(A).

Voor de zuivelfabriek is in 2005 een akoestisch onderzoek verricht in het kader van de Wet milieubeheer. Er hebben nadien geen wijzigingen in de bedrijfsvoering plaatsgevonden die aanleiding vormen om de geluidsbelasting opnieuw te onderzoeken. Ten aanzien van het inrichtingslawaai en de geluidszonering van het bedrijventerrein geldt dat de bestaande zone in het nieuwe bestemmingsplan is gehandhaafd. De geluidszone is op de verbeelding opgenomen (geluidzone-industrielawaai).

3.7 Luchtkwaliteit

Toetsingskader en beleid

In hoofdstuk 5 van de Wet milieubeheer zijn de grenswaarden op het gebied van de luchtkwaliteit vastgelegd. Daarbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk in het bijzonder de grenswaarden voor stikstofdioxide (NO2) en fijnstof (PM10) van belang.

Projecten die in zeer beperkte mate bijdragen aan de luchtverontreiniging, zijn op grond van het Besluit niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen) vrijgesteld van toetsing aan de grenswaarden. Op grond van de Regeling Niet in betekenende mate (luchtkwaliteitseisen) zijn (onder andere) de volgende projecten vrijgesteld van toetsing:

  • woningbouwlocaties met niet meer dan 1.500 nieuwe woningen bij één ontsluitingsweg en 3.000 nieuwe woningen bij twee ontsluitingswegen:
  • kantoorlocaties met een bruto vloeroppervlak van niet meer dan 100.000 m2 bij één ontsluitingsweg en 200.000 m2 bij twee ontsluitingswegen;
  • projecten die minder dan 3% van de (toekomstige) grenswaarde voor stikstofdioxide of fijnstof bijdragen. Dit komt overeen met 1,2 µg/m3.

Toetsing en uitgangspunten bestemmingsplan

Dit bestemmingsplan heeft primair een regeling voor bestaande woon- en werkgebieden ten doel. Daarnaast worden plaatselijk in ontwikkeling zijnde locaties afgerond. Ook deze zijn in relatie tot de luchtkwaliteitseisen beperkt van omvang.

Het bestemmingsplan maakt geen woningbouw mogelijk die boven de grens van de regeling “in betekenende mate” bijdraagt aan verslechtering van de luchtkwaliteit. Overigens blijkt uit de Rapportages Luchtkwaliteit van de Provincie Groningen, dat met uitzondering van de gemeente Groningen er geen sprake is van overschrijding van luchtkwaliteitsnormen in het ommeland.

3.8 Externe veiligheid

Toetsingskader en beleid

Het externe veiligheidsbeleid heeft vorm gekregen in de risicobenadering. Op grond van deze benadering worden grenzen gesteld aan de risico's, waarbij wordt gelet op de kwetsbaarheid van de omgeving. Daarbij worden twee verschillende normen gehanteerd: het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Ten aanzien van het plaatsgebonden risico geldt een kans van 10-6 per jaar als grenswaarde. Dit betekent dat binnen de zogenaamde PR 10-6-contour geen nieuwe kwetsbare objecten mogen worden toegestaan. Voor ontwikkeling van nieuwe beperkt kwetsbare objecten geldt deze norm als streefwaarde.

Nieuwe ontwikkelingen binnen invloedsgebied, die een toename teweeg brengen van het groepsrisico, moeten worden verantwoord ten opzichte van deze oriënterende waarde. Door deze verantwoordingsplicht zal een bestuurlijke afweging en keuze worden gemaakt waarin de nieuwe ontwikkeling wordt afgewogen tegen aspecten als risico's, zelfredzaamheid, bestrijdbaarheid, bereikbaarheid en economische belangen.

Op risicovolle inrichtingen is het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) van

toepassing. Op basis van het Besluit externe veiligheid transportroutes moet rekening

worden gehouden met het zogenaamde basisnet voor het vervoer van gevaarlijke

stoffen. Uitgangspunt van het basisnet is dat door het vastleggen van veiligheidszones de gebruiksruimte voor het vervoer van gevaarlijke stoffen en ruimtelijke ontwikkelingen op elkaar kunnen worden afgestemd. Het rijk stelt het basisnet vast voor de rijksinfrastructuur. In de gemeente Marum ligt in de vorm van de A7 infrastructuur die deel uitmaakt van het basisnet. Provincies kunnen een eigen basisnet vastleggen en de Provincie Groningen heeft dan ook gedaan.

Voor het transport van gevaarlijke stoffen via buisleidingen zijn de normen voor externe veiligheid in het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) vastgelegd. De regels voor buisleidingen zijn op basis van het Bevb uitgewerkt in de Ministeriële regeling externe veiligheid buisleidingen. Het Bevb stelt verplicht om bij onder andere het vaststellen van een bestemmingsplan rekening te houden met de externe veiligheidsaspecten.

Met betrekking tot het vervoer van gevaarlijke stoffen (over weg, water of spoor) is het Provinciaal Basisnet Groningen van belang. Het provinciaal Basisnet Groningen is het antwoord op de Nota Vervoer gevaarlijke stoffen waarin een borging van risicoafstanden als gevolg van transporten van gevaarlijke stoffen wordt aangekondigd. Het doel is om deze transportroutes vast te leggen en een systeem te creëren waarbij rekening kan worden gehouden met de dynamiek van transport en toekomstige groei. Om dit te bereiken zijn in de Omgevingsverordening provincie Groningen 2016 rondom een aantal aangewezen transportroutes (de grotere weg-, spoor- en waterinfrastructuur) veiligheidszones opgenomen. Onderstaand worden de zones weergegeven:

  • Veiligheidszone 1 provinciale wegen: zone langs wegen in verband met plaatsgebonden risico (PR max) provinciale wegen. Gemeten vanaf het midden van de buitenste wegkanten;
  • Veiligheidszone 2 invloedsgebied provinciaal basisnet Groningen: Bevat een nadere verantwoording van het groepsrisico en biedt inzicht in de manier waarop rekening is gehouden met het advies van de Veiligheidsregio Groningen. De zone wordt gemeten vanaf de buitenrand van de transportroute;
  • Veiligheidszone 3 transport: Veiligheidszone rondom wegen en spoorwegen in verband met de bescherming van minder zelfredzame personen. Deze zone is bepaald op 30 meter gemeten vanaf de buitenste wegkanten van de wegen vanaf de buitenste spoorstaven van de spoorbundel voor het doorgaand verkeer.

Voor de gemeente Marum is de volgende infrastructuur opgenomen in het provinciaal basisnet: de N388 en de N980. Hier zijn de bovengenoemde veiligheidszones 2 en 3 van toepassing. De hierboven genoemde veiligheidszone 1 is van toepassing op de N46 van Groningen naar de Eemshaven en heeft derhalve geen gevolgen voor dit plangebied.

3.8.1 Risicovolle inrichtingen

Ten behoeve van de uitbreiding van Friesland Campina te Noordwijk is in 2014 een bestemmingsplan vastgesteld. Hierin is weergegeven dat Friesland Campina geen Bevi-inrichting is en dat het bedrijf ook in de nieuwe situatie beneden de grens blijft waar sprake is van een Bevi-inrichting. In de milieuvergunning is dat vastgelegd en ook in de planologische regeling wordt daarvan uitgegaan. Meer specifiek zijn in het kader van de milieuvergunning voorschriften vanuit oogpunt van externe veiligheid aan de inrichting gesteld.

3.8.2 Transportroute gevaarlijke stoffen

Binnen het plangebied komen langs de provinciale wegen N388 en N980. zones voor in verband met plaatsgebonden risico (PR max) provinciale wegen. Het gaat om:

Veiligheidszone 2 invloedsgebied provinciale wegen.

‘Veiligheidszone 2 invloedsgebied provinciale wegen' bevat een nadere verantwoording van het groepsrisico en biedt inzicht in de manier waarop rekening is gehouden met het advies van de Veiligheidsregio Groningen. De veiligheidszone 2 invloedsgebied provinciaal basisnet Groningen wordt gemeten vanaf de buitenrand van de transportroute.

Veiligheidszone 3 transport

Uit de provinciale omgevingsverordening volgt verder dat voor dit bestemmingsplan van toepassing is 'Een bestemmingsplan voorziet niet in de bouw van nieuwe objecten of het gebruik van bestaande objecten voor minder zelfredzame personen binnen de op kaart 3 (van de Verordening) aangegeven 'veiligheidszone 3 transport'. De veiligheidszone 3 transport is in het bestemmingsplan vertaald in een specifieke regeling, namelijk de algemene aanduidingsregel 'veiligheidszone - vervoer gevaarlijke stoffen'.

De betreffende zones van de provinciale weg N980 nabij Noordwijk en van de provinciale weg 388 bij Boerakker op de verbeelding weergegeven. 

afbeelding "i_NL.IMRO.0025.BPBD17BEHE1-VA01_0007.jpg"

 Figuur: Veiligheidszone 2 invloedsgebied provinciale wegen, in roze weergegeven De hartlijn binnen het roze gebied is de veiligheidszone 3 (bron: Omgevingsverordening Groningen 2016)

Groepsrisico provinciale weg N980 en provinciale weg N388

De N388 vanaf de A7 richting Grijpskerk is een transportroute voor vervoer van gevaarlijke stoffen. De N388 is gelegen nabij de westelijke grens van Boerakker. Ten behoeve van het bestemmingsplan Boerakker - woningbouwlocatie Hoofdweg 14 is in 2015 een advies externe veiligheid uitgebracht in relatie tot de provinciale weg N388. (Omgevingsdienst Groningen, datum 29-06-2015). Voor de provinciale weg N388 is in dat kader een risicoberekening van het plaatsgebonden risico en het groepsrisico gemaakt als gevolg van een calamiteit met een wegtransport. Uit het resultaat van de berekening komt naar voren dat voor de situatie waar aan beide kanten van de provinciale weg N 388 het aantal personen is ingevoerd, het groepsrisico ruim onder de oriënterende waarde ligt.

Ten behoeve van de uitbreiding van Friesland Campina te Noordwijk is in 2014 een bestemmingsplan opgesteld. Over de externe veiligheid heeft de gemeente Marum advies ingewonnen van het Steunpunt Externe Veiligheid (Steunpunt externe veiligheid Groningen, datum 25 maart 2013). Daaruit komt -in relatie tot het transport van gevaarlijke stoffen over de N980- het volgende naar voren: Het Steunpunt constateert dat er ter plaatse geen sprake is van plaatsgebonden risico van 10-6 jaar. Dat betekent dat er geen beperkingen gelden ten aanzien van het plaatsgebonden risico. Voorts is vastgesteld dat bij het transport over de provinciale weg N980 de oriëntatiewaarde van het groepsrisico niet wordt overschreden.

3.8.3 Risicovolle transportleidingen

Transport van gevaarlijke stoffen via buisleidingen (bijvoorbeeld in de vorm van hogedrukaardgastransport) komt in het bestemmingsplan niet voor.

3.8.4 Advies veiligheidsregio Groningen

Het bestemmingsplan wordt in het kader van het vooroverleg voorgelegd aan de Veiligheidsregio Groningen. Het advies van de veiligheidsregio gaat in op:

- de regels en toelichting van het voorontwerp-bestemmingsplan;

- de aspecten 'beheersbaarheid' en 'zelfredzaamheid'.

Met betrekking tot de regels en toelichting is het advies om regels en toelichting in overeenstemming te brengen met de provinciale omgevingsverordening. Dit is verwerkt in het ontwerp-bestemmingsplan.

Beheersbaarheid' en zelfredzaamheid

Ten aanzien van de aspecten 'beheersbaarheid' en 'zelfredzaamheid' wordt geen aanleiding gezien voor maatregelen ten aanzien van de bereikbaarheid voor hulpdiensten. Ook wordt geen aanleiding gezien voor maatregelen ten aanzien van de bluswatervoorzieningen.

Het zelfredzame vermogen voor externe veiligheid speelt alleen een rol in relatie met het vervoer van gevaarlijke stoffen over de N980 door Noordwijk en de N388 langs Boerakker. De provincie heeft met de Veiligheidszone 3 rond provinciale wegen al een maatregel genomen om minder zelfredzame personen te beschermen. Daarnaast maakt het bestemmingsplan in veiligheidszone 2 rond de N980 en de N388 geen nieuwe functies voor verminderd zelfredzame personen mogelijk. Op grond van het voorgaande geeft het aspect zelfredzaam vermogen geen aanleiding tot het treffen van verdere maatregelen.

Het plangebied is beoordeeld op de mogelijkheden voor ontvluchten van het mogelijke rampgebied. Hierbij zijn de vluchtmogelijkheden van de risicobronnen af beoordeeld. Het plangebied en met name de directe omgeving van de risicobronnen bieden voldoende vluchtmogelijkheden, die van de risicobronnen wegleiden. Het aspect ontvluchtingsmogelijkheden geeft geen aanleiding tot het treffen van maatregelen.

Ten slotte adviseert de Veiligheidsregio ten aanzien van het aspect zelfredzaamheid om de bevolking bij een ramp op een andere wijze te alarmeren (calamiteitenzenders, NL-Alert, , geluidswagens, social media enz.).

Het advies van de veiligheidsregio is als bijlage 5 opgenomen bij de toelichting van dit bestemmingsplan.

Hoofdstuk 4 Bestaande situatie

4.1 Ontstaansgeschiedenis

De gemeente Marum vormt samen met de gemeente Leek de streek Vredewold: een zandgebied dat gedurende de ijstijden en daarna is ontstaan. Tijdens de op een na laatste ijstijd, het Saalien, die circa 200.000 jaar gelegen begon, was geheel Noord-Nederland met ijs bedekt. Het ijs sleepte allerlei materiaal met zich mee, zoals zand, leem en keien. Over een groot gebied werd een compact, lemig materiaal afgezet dat rijk is aan stenen: de zogenaamde keileem. Dit werd afgezet in de vorm van langgerekte plateaus of ruggen. Uiteindelijk verdween het ijs uit Nederland en gedurende de laatste ijstijd, het Weichselien (circa 70.000 jaar gelegen), bereikte het ijs ons land niet. In deze tijd was in Nederland wel sprake van een koud, toendra-achtig klimaat, waarbij de ondergrond permanent was bevroren. Grote massa's fijn zand werden aangevoerd in deze barre weersomstandigheden en zo werd de bodem bedekt met een meer of minder dikke laag dekzand. Plaatselijk ontstonden dekzandruggen of -opwelvingen in het landschap, zoals de dekzandruggen Marum-Nuis-Niebert en Noordwijk-Lucaswolde en de dekzandopwelving bij Keuningswijk. Omstreeks 10.000 jaar geleden kwam een einde aan de laatste ijstijd. Het holoceen brak aan, een warmere periode waarin de zeespiegel steeg. Door het vochtiger worden van het klimaat en het stijgen van het grondwater kwam in de laaggelegen gebieden met een slechte waterafvoer veen tot ontwikkeling.

4.1.1 Bewoningsgeschiedenis

Het oudste dorp in de gemeente is Marum, dat voor het jaar 1000 is ontstaan en enkele kenmerken van een esdorp heeft. Vanaf het jaar 1000 vond bewoning plaats op de dekzandruggen Nuis-Niebert en Noordwijk-Lucaswolde. De hoogveengebieden kwamen eerst niet voor bewoning in aanmerking. Vanaf de zestiende eeuw kwam hier verandering in en werd begonnen met de ontginning van het hoogveen voor de winning van turf. In het gebied ten zuiden van de lijn Marum-Niebert kwamen twee wijkenstelsels tot ontwikkeling, één westelijk en één oostelijk, die door de dekzandopwelving van Keuningswijk van elkaar werden gescheiden. Vanuit een hoofdkanaal werden zijkanalen en wijken gegraven, waardoor een veenkoloniale structuur ontstond. Langs de waterwegen kwam bewoning tot stand.

Het oostelijke wijkenstelsel werd ontsloten vanuit Leek, door het in 1558 gegraven Leeksterhoofddiep. Het westelijke wijkenstelsel werd ontsloten vanuit de Wilpstervaart. Omstreeks 1850 werden beide wijkenstelsels met elkaar verbonden via de Jonkersvaart. Rond 1900 werd het hoogveen bij Keuningswijk en Boerakker nog ontgonnen.

4.2 Landschappelijke context

Het landschap rond Marum, Nuis en Niebert en tussen Noordwijk en Boerakker is

voornamelijk onderdeel van het coulissenlandschap van het Zuidelijk-Westerkwartier.

Dit type landschap wordt van oorsprong gekenmerkt door smalle langgerekte kavels die

worden gescheiden door houtsingels. Op de lagere gronden ontbreken de houtsingels

en is er sprake van een open landschapstype. In de gemeente Marum is dit type beekdallandschap gelegen rond het Oude Diep. Een vierde landschapstype wordt gevormd door de voormalige veengebieden in het zuiden van de gemeente. Dit verveningslandschap is ontstaan dankzij de vervening die zowel vanuit Leek als vanaf Friesland plaatsvond bij De Wilp en Jonkersvaart. Het landschap wordt gekenmerkt door de Jonkersvaart en de Wilpstervaart. De wijk langs de Oosterweg en de wijk langs de Meester Nennstiehlweg, het Plantsoen en de Van Akenweg zijn gedempt.

Qua structuur is rond De Wilp een relatief gesloten landschap met houtsingels ontstaan, rond Jonkersvaart is er sprake van een open landschap. Het vijfde landschap is ontstaan toen de heide- en hoogveengebieden werden ontgonnen. Het gaat dan men name om het westelijk deel van de gemeente dat gelegen is rond de buurtschap De Haar. Zie voor de vijf landschapstypen bijgaand figuur.

afbeelding "i_NL.IMRO.0025.BPBD17BEHE1-VA01_0008.png"   afbeelding "i_NL.IMRO.0025.BPBD17BEHE1-VA01_0009.png"  

Figuur: Landschapstypen gemeente Marum ( Bron: Structuurvisie Marum 2010)

4.3 Ligging en bereikbaarheid

Boerakker ligt in het noordoosten van de gemeente. Via de N388 richting Grootegast is het dorp ontsloten op de A7. De Noorderweg vormt een secundaire verbinding met Leek. De Hooiweg verbindt het dorp met Lucaswolde en Noordwijk.

De Wilp is gelegen op een afstand van circa 3 km ten zuiden van de hoofdkern Marum, aan de grens van de provincie Friesland. Als hoofdontsluiting fungeert de noord-zuid lopende doorgaande route Marum-De Wilp-Bakkeveen. Via Marum is het dorp bereikbaar vanaf de A7.

Noordwijk ligt in het noorden van de gemeente. Via de Noorderweg is het dorp ontsloten op de A7. Deze weg vormt tevens de verbinding met Marum en Kornhorn. De Hooiweg verbindt het dorp met Lucaswolde en Boerakker.

Nuis is gelegen op een afstand van circa 2,5 km ten oosten van de hoofdkern Marum. Het dorp is gelegen in het dorpenlint tussen Marum en Leek. Als hoofdontsluiting fungeert de verbindingsroute tussen Marum en Leek, die ter plaatse Nieuweweg heet. Via Marum is het dorp eenvoudig bereikbaar vanaf de A7.

Niebert is gelegen op een afstand van circa 4 km ten oosten van de hoofdkern Marum. Het dorp is gelegen in het dorpenlint tussen Marum en Leek. Als hoofdontsluiting fungeert de verbindingsroute tussen Marum en Leek, die ter plaatse Molenweg heet. Via de Boerakkerweg is het dorp eenvoudig bereikbaar vanaf de A7.

Jonkersvaart is op een afstand van circa 2,5 km gelegen ten zuidoosten van de hoofdkern Marum. Vanuit Marum is het dorp bereikbaar via de Lindsterlaan en de Zuiderhoeksweg.

4.4 Groen

In de meeste dorpen is over het algemeen weinig openbaar groen aanwezig. Wel is aan de randen van de bebouwde kom het van oorsprong aanwezige landschapsgroen nadrukkelijk aanwezig. De singels en kleine omzoomde percelen maken het landschap rond het dorp Boerakker zeer karakteristiek. In De Wilp is openbaar groen aanwezig in de vorm van de gedempte vaarten. In de recentere woonuitbreidingen aan de oostzijde van het dorp Nuis zijn wel groenvoorzieningen in het straatprofiel aangebracht. Voorts is ook hier aan de randen van de bebouwde kom het van oorsprong aanwezige landschapsgroen nadrukkelijk aanwezig. In Niebert is eveneens weinig openbaar groen aanwezig. Daarentegen is er veel privé-groen. Het openbare groen in het dorp Jonkersvaart bestaat uit de boombeplanting langs de vaart.

4.5 Voorzieningen en bedrijvigheid

De meeste dorpen hebben nog een aantal voorzieningen die van groot belang zijn voor de woon- en leefkwaliteit van het dorp. In Boerakker betreft dit het dorpshuis De Oomkegast, twee kerkelijke verenigingsgebouwen en de sportvoorzieningen. In Boerakker is daarnaast enige bedrijvigheid aanwezig in de vorm van een melkrundveehouderij.

In de De Wilp zijn het dorpshuis Op de Welle en het verenigingsgebouw Mienskip, de bibliotheek (gevestigd in het dorpshuis) en de sport- en winkelvoorzieningen van belang. De Wilp beschikt over een sportcomplex met tennisvelden, voetbalvelden en een ijsbaan. Daarnaast zijn in het dorp twee basisscholen gevestigd, alsmede een kinderdagverblijf. Voor voortgezet onderwijs is de jeugd aangewezen op kernen als Leek, Drachten en Groningen. In De Wilp is verder enige niet agrarische bedrijvigheid gevestigd bijvoorbeeld een stukadoorsbedrijf en een autobedrijf. Daarnaast zijn in en rondom het dorp meerdere agrarische bedrijven gevestigd en zijn er kleinere vormen van detailhandel (supermarkt, kringloopwinkel) en aan huis verbonden beroepen aanwezig.

In Noordwijk gaat het om het dorpshuis De Weme (multifunctioneel gebouw) en de sportvoorzieningen. Daarnaast is enige bedrijvigheid aanwezig in de vorm van een melkrundveehouderij. Voorts is hier een zuivelfabriek (Friesland Campina) en een aannemersbedrijf gevestigd.

Het dorp Nuis herbergt een dorpshuis en de korfbalvereniging. Daarnaast is in het dorp een nieuwe brede school gevestigd. De brede school biedt mogelijkheden voor buitenschoolse opvang en sociaal- culturele voorzieningen. Voor voortgezet onderwijs is de jeugd aangewezen op kernen als Leek, Drachten en Groningen. In Nuis is enige bedrijvigheid gevestigd in de vorm van onder meer een taxibedrijf, autoschadebedrijf en opslag van goederen (archeologisch depot).

Niebert heeft een dorpshuis, het sportterrein en de brandweerkazerne. Ook zijn in Niebert enige bedrijven gevestigd die zijn gerelateerd aan het agrarisch ondernemerschap, zoals een reparatiebedrijf voor tractoren. Voorts zijn in Niebert gevestigd een bedrijf op het gebied van keukeninrichting, en de verkoop en verhuur van aanhangers.

Jonkersvaart bestaat voor het overgrote deel uit woonbebouwing. Daarnaast is in het dorp een basisschool gevestigd. Voor voortgezet onderwijs is de jeugd aangewezen op kernen als Leek, Drachten en Groningen.

4.6 Kenschets per dorp

4.6.1 Boerakker

Het gebied rond Boerakker is onderdeel van de opstrekkende verkaveling vanuit Niebert. Het gebied rond het dorp is als een van de laatste gebieden in de gemeente Marum ontgonnen. Boerakker is daardoor het jongste dorp van de gemeente. Pas rond 1900 begon er enige clustering van bebouwing plaats te vinden. Met de bouw van de kerk en het verenigingsgebouw in 1930 wordt Boerakker een echt dorp. Langs de Hoofdweg, de Hoge Tilweg en de Noorderweg breidde het dorp zich in de vorm van lintbebouwing uit. In de jaren tachtig van de vorige eeuw werd aan de zuidwestzijde van de kern een kleine uitbreiding gepleegd. Langs de straat De Olde Ee werden naast woningen ook het dorpshuis De Oomkegast en de openbare basisschool gebouwd. Boerakker telt (op 1 januari 2017) 635 inwoners.

Ruimtelijke structuur

Boerakker heeft een heldere opbouw bestaande uit een hoofdlint (Hoofdweg) met daaraan gekoppeld twee zijtakken (Hoge Tilweg en Noorderweg) die een bajonet vormen. Deze lintenstructuur vormt de identiteit van Boerakker. De richting van de Hoofdweg is eveneens de heersende landschapsrichting in het gebied rond Boerakker. Aan de lintenstructuur staat de meest karakteristieke bebouwing van het dorp. Nabij de T-kruising met de Noorderweg is de kerk gelegen, die zeer bepalend is voor het dorpsbeeld. Op de hoek met de Noorderweg staan verder een bijzonder woonhuis en een boerderij die qua schaal opvalt tussen de woonhuizen. Het beeld van de Hoofdweg wordt verder bepaald door de strakke voorgevellijn en de nokrichting haaks op de weg. Het profiel van de Hoofdweg is relatief smal en geeft de weg een gesloten kleinschalig karakter. Aan zowel de zuidzijde als aan de noordzijde is vanaf de komgrens het profiel in het buitengebied zeer groen dankzij oude boombeplanting langs de weg. Vanaf de Hoofdweg staan langs de Noorderweg eerst nog enkele woningen die voor de Tweede Wereldoorlog zijn gebouwd. Verder kent de weg voor een groot deel een jongere bebouwing. Het straatprofiel is eerst relatief smal en loopt, naarmate de woningen verder van de weg staan, over in een ruimer profiel. In het buitengebied wordt de Noorderweg groen van karakter dankzij de boomsingels die hier langs de weg staan.

In de zuidwestelijke hoek van de Hoofdweg en de Hoge Tilweg ligt een nieuwbouwbuurt uit de jaren tachtig. Vrijstaande woningen, twee-onder- een-kapwoningen en rijtjeswoningen zijn hier langs een sterk slingerende straat gebouwd. De buurt wordt verder bepaald door de aanwezigheid van het dorpshuis en de toegang naar het sportveld. De basisschool alhier is inmiddels omgevormd naar een woonhuis. De boerderij, die is ingepast in het straatverloop, is beeldbepalend voor de entree van de woonbuurt vanaf de Hoofdweg.

afbeelding "i_NL.IMRO.0025.BPBD17BEHE1-VA01_0010.jpg"

Figuur: Luchtfoto Boerakker en omgeving (Bron: Google maps)

4.6.2 De Wilp

Het dorp De Wilp is aan het eind van de achttiende eeuw ontstaan als veenkoloniale nederzetting. Om het hier aanwezige hoogveen te ontginnen, werd de Wilpstervaart gegraven met haaks daarop diverse wijken. De kolonisatie van het gebied voltrok zich in oostelijke richting. In 1820 was de kolonisatie al gevorderd tot over de provinciegrens in de richting De Linde; het huidige De Wilp ontstond. Rond 1850 bestond De Wilp uit wat verspreid liggende woningen en boerderijen langs de verschillende wijken. Behalve bedrijvigheid in de vorm van turfgraverij is er in deze periode ook een korenmolen.

Na 1850 breidde het dorp zich uit in de vorm van lintbebouwing, vooral langs de noord-zuid lopende doorgaande route; Meester Nennstiehlweg-Plantsoen-Van Akenweg. De bebouwing bestond hier voornamelijk uit eenvoudige woonhuizen uit de jaren twintig en dertig. De huizen stonden vrij dicht op elkaar. Hier en daar stond een luxer pand. Rond 1920 werd aan de Meester Nennstiehlweg een zuivelfabriek gebouwd. Verdere uitbreiding vond plaats in de vorm van lintbebouwing aan de Oosterweg. Behalve woningen en boerderijen werd hier een gereformeerde kerk met pastorie (1923) neergezet. Na 1940 is een aantal wijken gedempt, waaronder de wijk langs de Oosterweg en de wijk langs de Meester Nennstiehlweg, het Plantsoen en de Van Akenweg. Hier bevinden zich nu grasperken met bomen. De Wilp is de tweede grote kern in de gemeente en telt (op 1 januari 2017) 1670 inwoners.

Ruimtelijke structuur

De ruimtelijke structuur van De Wilp wordt gekenmerkt door de noordzuid en oost-west lopende wijkenstructuur. Tussen de watergangen van de Hoofdwijk en de Oosterweg (thans gedempt) is door uitbreiding in oostelijke richting sinds 1945 een dorpskom ontstaan. Ook de woonuitbreiding tussen de Akkermanswijk en de Boelewijk, ten noorden van de Oosterweg, heeft bijgedragen aan de komvorming. Het wegenpatroon van de recente woonuitbreiding Wilpstervaart wijkt af van de oorspronkelijke lineaire structuur. De gedempte vaarten langs de Oosterweg, de Meester Nennstiehlweg en het Plantsoen met hun groene en open inrichting verwijzen duidelijk naar de ontstaansgeschiedenis van het dorp en dragen zo bij aan de veenkoloniale karakteristiek van De Wilp.

afbeelding "i_NL.IMRO.0025.BPBD17BEHE1-VA01_0011.jpg"

Figuur: Luchtfoto De Wilp en omgeving (Bron: Google maps)

4.6.3 Noordwijk

Noordwijk is ontstaan als een wegdorp op een kleine dekzandrug. Rond 1850 bestond Noordwijk uit een kleine bebouwingsconcentratie, bestaande uit een iets hoger gelegen witgepleisterd kerkje uit de achttiende eeuw en enkele woningen en boerderijen. In de tweede helft van de negentiende eeuw en begin twintigste eeuw vond uitbreiding plaats in de vorm van lintbebouwing langs het bestaande wegenpatroon: de noord-zuid lopende Noorderweg en de west-oost lopende Westerweg en Oosterweg. De bebouwing bestond uit eenvoudige arbeiders- en burgerwoningen en enkele boerderijen. Voorts werd een zuivelfabriek gebouwd. Noordwijk telt (op 1 januari 2017) 448 inwoners.

Ruimtelijke structuur

De ruimtelijke structuur van Noordwijk wordt bepaald door de Hoofdweg, bestaande uit de Wester- en Oosterweg, die de licht slingerende dekzandrug volgt. De zandrug wordt gekruist door de weg van Marum naar Doezum en Grootegast. Ter hoogte van dit kruispunt heeft de bebouwing zich verdicht. Vanaf 1900 is de bebouwingsconcentratie bij het kruispunt van de Noorder-, Wester- en Oosterweg gegroeid met een school en een zuivelfabriek. ( De school is inmiddels gesloten). Verdichting van de Wester- en Oosterweg heeft plaatsgevonden met vrijstaande woningen en winkels. In oostelijk en westelijke richting dunt het bebouwingslint uit. De boerderijen zijn van het kop-romptype, veel voorkomend in het aangrenzende gebied van de Friese Wouden. De beplanting bestaat uit houtsingels en hoge boombeplanting die de Hoofdweg begeleidt.

Na 1945 zijn een dorpshuis en sportvelden aangelegd. De concentratie rond het kruispunt van bebouwing en voorzieningen is heden ten dage nog duidelijk herkenbaar. Aan de zuidkant van de Westerweg is een nieuwbouwwijk ontstaan. De Nederlands-hervormde kerk aan de Westerweg 2 is aangewezen en beschermd conform de Monumentenwet 1988.

afbeelding "i_NL.IMRO.0025.BPBD17BEHE1-VA01_0012.jpg"

Figuur: Luchtfoto Noordwijk en omgeving (Bron: Google maps)

4.6.4 Nuis

In het begin van de negentiende eeuw stond behalve de dertiende eeuwse kerk vrijwel geen bebouwing aan de huidige hoofdweg (Nieuweweg). Wel lag een paar honderd meter ten zuiden van de Nieuweweg een strook met boerderijen (Oudeweg). Tussen de bebouwing werd in 1813 het omgrachte landhuis de Coendersborg gebouwd. Na 1850 werden aan weerszijden van de Nieuweweg woningen en boerderijen gebouwd. De panden stonden afwisselend met de nok loodrecht of evenwijdig aan de kavelrichting. Ten oosten van de kerk ontstond een vrij dicht bebouwingslint, dat verder in oostelijke richting dunner werd. Ten westen van de kerk, aan de zuidkant van de weg, bleef het gebied onbebouwd, waardoor vrij zicht bestond op de Coendersborg. Voorts kwam langs een aantal dwarswegen bebouwing tot stand. Na 1945 is de bebouwing langs de hoofdweg op beperkte schaal verder aangevuld. Oude panden werden vervangen of ingrijpend gemoderniseerd. Tussen de Nieuweweg en de Oudeweg is voorts een nieuwbouwwijk gerealiseerd, waarbij gebruik is gemaakt van het bestaande wegenpatroon. Het dorp telt (op 1 januari 2017) 747 inwoners.

Ruimtelijke structuur

De hoofdstructuur van Nuis is helder van opzet. Als hoofdontsluitingsweg fungeert de Nieuweweg. Via de verschillende noord-zuid lopende verbindingswegen wordt vanaf de Nieuweweg de oude bebouwingsstrook langs de Oudeweg bereikt. Deze verbindingswegen volgen de landschapsrichting. Aan de oostzijde van het dorp vormt de Offeringalaan de meest recente woonuitbreiding. De woningen alhier bestaan uit een laag met kap. Net als het merendeel van de dorpsbebouwing zijn de woningen ook hier overwegend vrijstaand. Aan de Offeringalaan staan halfvrijstaande woningen. Aan de Coenderslaan en Fossemalaan bevinden zich ook geschakelde woningen.

4.6.5 Niebert

Niebert is, net als Nuis, een wegdorp met kleinschalige bebouwingselementen. In het midden van de negentiende eeuw bestaat Niebert uit wat bebouwing, waaronder een veertiende-eeuwse kerk en een korenmolen, langs de van zuidwest naar noordoost lopende hoofdweg (Molenweg). Na 1950 breidde het dorp zich uit in de vorm van lintbebouwing aan weerszijden van de Molenweg. Vooral de noordkant van de weg werd bebouwd. Deze bebouwing bestond uit vrijstaande woningen, boerderijen en winkels.

De panden stonden afwisselend met de nok evenwijdig aan of loodrecht op de kavelrichting. Een deel van de bebouwing stond met de nok scheef op de kavelrichting. De korenmolen is in 1899 vervangen. Het dorp telt (op 1 januari 2017) 663 inwoners.

Ruimtelijke structuur Niebert

Zoals hiervoor reeds is vermeld, is Niebert een wegdorp. De bebouwing aan de noordzijde van de Molenweg is gesitueerd in lijn met de noord-zuid gelegen verkavelingsstructuur, waardoor de bebouwing scheef is geplaatst ten opzichte van de weg. De meeste bebouwing aan de zuidzijde van de Molenweg is van recentere datum en staat hoofdzakelijk loodrecht op de Molenweg. De nokrichting is gevarieerd. Aan de westzijde van het dorp zijn in het lint nog enkele open ruimten. Ten zuiden van de Molenweg is na 1945 in verschillende fasen een woonuitbreiding ontstaan, waardoor sprake is van een bescheiden komvorming. In tegenstelling tot de overige vrijstaande bebouwing, zijn de meeste woningen in deze uitbreiding geschakeld. Doordat deze woonuitbreiding is ontstaan in de loop van meerdere decennia, is het straatbeeld zeer gevarieerd. De wegenstructuur alhier heeft geen relatie met de landschapsrichting of de loop van de Molenweg. Ten zuiden van deze uitbreiding liggen het sportterrein en het gemeenschapscentrum.

afbeelding "i_NL.IMRO.0025.BPBD17BEHE1-VA01_0013.jpg"

Figuur: Luchtfoto Nuis en Niebert en omgeving

4.6.6 Jonkersvaart

Zoals in paragraaf 4.1.1 Bewoningsgeschiedenis reeds is beschreven, werden het oostelijke

wijkenstelsel en het westelijke wijkenstelsel omstreeks 1850 met elkaar verbonden via de Jonkersvaart. Langs de vaart ontstond bebouwing, bestaande uit woningen en boerderijen. De Jonkersvaart is een hoofdwatergang die een belangrijke functie heeft voor wateraanvoer, waterafvoer en berging. Daarnaast wordt de Jonkersvaart gebuikt voor recreatie. Jonkersvaart telt (op 1 januari 2017) 240 inwoners.

Ruimtelijke structuur

Jonkersvaart bestaat uit bebouwing, bestaande uit woningen en boerderijen langs en aan weerszijden van een rechte, van oost naar west lopende, vaart. De sluis en brug direct ten oosten van het dorp uit omstreeks 1915 in de Jonkersvaart zijn beeldbepalend. De woonbebouwing bestaat uit één laag met (hoge) kap en is gesitueerd op een afstand van circa 10 m van de weg. De nokrichting is gevarieerd. De vaart wordt aan weerszijden begeleid door bomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0025.BPBD17BEHE1-VA01_0014.jpg"

Figuur: Luchtfoto Jonkersvaart en omgeving (Bron: Google maps)

Hoofdstuk 5 Planuitgangspunten

5.1 De gewenste ruimtelijke structuur

Het bestemmingsplan heeft in hoofdzaak betrekking op bestaand bebouwd gebied van de zes zogenaamde 'buitendorpen'. Binnen dit gebied legt de gemeente met dit bestemmingsplan het accent op behoud binnen de kenmerkende ruimtelijke structuur van de dorpen met waar mogelijk ruimte voor kwaliteitsverbetering. Eerder zijn deze in hoofdstuk 4 Bestaande situatie weergegeven. Deze kenmerken verdienen met dit bestemmingsplan bescherming. Het gaat om:

  • de cultuurhistorisch waardevolle elementen (Borgterrein) alsmede een aantal karakteristieke panden;
  • de landschappelijke structuur met name van de houtsingelstructuur die plaatselijk doorloopt tot in het plangebied;
  • de waardevolle water- en groenelementen.

De aanwezige cultuurhistorisch en landschappelijk waardevolle elementen in het plan

worden van een beschermende regeling voorzien. Ook een aantal karakteristieke panden worden met het plan beschermd.

5.2 De gewenste ruimtelijk-functionele structuur

In hoofdlijnen is de visie op de ruimtelijke structuur in de Structuurvisie Marum-2010 weergegeven. Gelet op het globale karakter zijn er geen directe aanwijzingen voor dit bestemmingsplan uit af te leiden. Het perspectief voor de dorpen moet geplaatst worden in de situatie waarin de bevolking op termijn tendeert naar stabilisatie. Ook de bevolkingssamenstelling gaat wijzigen met een groter aandeel ouderen en een afnemend aandeel jongeren. Dat betekent dat bestaande plannen worden afgerond, maar geen nieuwe uitleglocaties worden toegevoegd. Binnen de beschreven perspectieven worden de uitgangspunten hierna per thema uitgewerkt.

5.2.1 Wonen

Algemeen

In de buitendorpen staat behoud van de woonfunctie en van de huidige kwaliteit van het wonen voorop. Het plan biedt ruimte voor kwaliteitsverbetering en (individuele) aanpassingen van woningen aan de eisen van de tijd. Daarmee wordt ruimte geboden om in te spelen op veranderende behoeftepatronen, getoetst aan het algemeen belang. Dat betekent dat een perceelsgebonden ontwikkeling van woningen mogelijk is, mits passend in het bebouwingspatroon en mits de bewoningssituatie in de omgeving niet in het gedrang komt. Direct aan het wonen verwante activiteiten, zoals mantelzorg, werk aan huis en in aangewezen gevallen ook bed en breakfast worden positief benaderd en kunnen in dat licht tot een verbreding van de woonfunctie leiden.

Mantelzorgwoningen

Ruimte voor mantelzorg kan op verschillende manieren worden gerealiseerd:

  • een inpandige, geheel of gedeeltelijke zelfstandige wooneenheid,
  • een wooneenheid die in een aanbouw of bijgebouw gerealiseerd wordt of:
  • een mobiele eenheid (zelfstandige mantelzorgwoning/chalet). Deze mobiele en aangepaste kant-en-klare woningen worden in de achtertuin geplaatst. Deze mantelzorgwoningen zijn makkelijk te plaatsen en ook weer makkelijk weg te halen wanneer er geen zorg meer nodig is; ze nemen gemiddeld 55 m² in beslag.

In het verleden was het noodzakelijk dat voor regeling van mantelzorgwonen het bestemmingsplan een regeling bevatte. Ten behoeve van mantelzorgvoorzieningen heeft de wetgever echter sinds 01-11-2014 de mogelijkheden verruimd. Op grond van het Besluit Omgevingsrecht zijn er (vergunningvrij) mogelijkheden voor het verlenen van mantelzorg. Dit kan in de vorm van bijgebouwen, dan wel in de vorm van een functieverruiming op het perceel. (Bijlage II bij het Besluit Omgevingsrecht definieert huisvesting in verband met mantelzorg als huisvesting in of bij een woning van een huishouden van maximaal twee personen, van wie ten minste een persoon mantelzorg verleent aan of ontvangt van een bewoner van de woning).

Verder is de mantelzorgwoning gelijk gesteld aan een bijbehorend bouwwerk bij een

hoofdgebouw. Een mantelzorgwoning krijgt de uitzondering, dat deze niet functioneel

ondergeschikt hoeft te zijn aan het hoofdgebouw. Er worden dus tijdelijk twee zelfstandige woningen toegestaan op één perceel. Wanneer de zorgbehoefte ten einde komt,

moet de mantelzorgwoning wel weer zodanig worden aangepast, dat deze functioneel

ondergeschikt wordt aan het hoofdgebouw (dan wel worden verwijderd).

Onder verwijzing naar de mogelijkheden voor vergunningvrij bouwen wordt in dit bestemmingsplan geen specifieke regeling voor mantelzorgwoningen opgenomen. Wel moet erop gewezen worden dat het Besluit Omgevingsrecht een aantal criteria geeft voor deze vorm van mantelzorgwonen. Zo moet de zorgbehoefte aanwezig zijn. De gemeente Marum sluit in het bestemmingsplan aan bij deze regeling voor vergunningvrij bouwen. Gelet op het naar verwachting zeer incidentele karakter, het belang van de specifieke doelgroep en de tijdelijkheid van deze voorziening, wordt het mantelzorgwonen met dit bestemmingsplan mogelijk gemaakt.

Lopende plannen voor woningbouw

Hoewel binnen het plangebied als geheel het accent op de bestaande woongebieden ligt, zijn er ook enkele locaties waar woningbouw in ontwikkeling is. Het gaat specifiek om de invulling en afronding van twee nieuwbouwlocatie in Nuis (inbreiding aan de Coenderslaan) en in Jonkersvaart (woningbouw aan de noordzijde tussen huisnummers 18 en 22). Deze ontwikkelingen zijn meegenomen in dit bestemmingsplan.

Wonen in combinatie met werk/beroep aan huis

In de buitendorpen staat de woonfunctie voorop en zijn nieuwe bedrijfsmatige functies en ook voorzieningen vanwege ruimtegebrek en verkeersoverlast ongewenst. Het bestemmingsplan voorziet daar dan ook niet in. In het bestemmingsplan wordt wel rekening gehouden met het bieden van mogelijkheden voor beroep of werk aan huis.

5.2.2 Bedrijvigheid

Wat betreft de bedrijvigheid is er vanouds sprake van het voorkomen van bedrijfsmatige activiteiten in de buitendorpen. Het beleid is er met dit bestemmingsplan op gericht de aanwezige bedrijven in beginsel te handhaven. Dit gelet op hun economische betekenis en de bijdrage ervan aan de functiemenging in de dorpskommen.

Omdat het in de huidige situatie vooral om relatief kleinschalige bedrijvigheid gaat, ligt het accent op een zo goed mogelijke ruimtelijke en milieuhygiënische inpassing. De ruimtelijke inpassing vindt met behulp van bouwregels plaats en de milieuhygiënische inpassing door gebruiksregels en door gebruikmaking van de regelgeving op grond van de Wet Milieubeheer.

In het bestemmingsplan is de aard van de toelaatbare bedrijvigheid beperkt tot de

bedrijven die binnen de woonomgeving aanvaardbaar zijn. Dit zijn bedrijven die in

de milieucategorieën 1 en 2 vallen. Bedrijven uit een hogere milieucategorie zijn specifiek aangeduid. Op grond van de Wet Milieubeheer kunnen via de milieuvergunning waar nodig specifieke voorwaarden worden gesteld.

In de buitendorpen komen ook nog enkele agrarische bedrijven voor. Het bestemmingsplan is er op gericht deze bedrijven in beginsel te handhaven. Voor vrijkomende agrarische bedrijven wordt een nieuwe functie mogelijk gemaakt (zoals wonen en lichte bedrijvigheid). Hiertoe is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen.

Aan huis verbonden beroepen/werken aan huis

Er wordt in dit plan rekening gehouden met het gemeentelijk beleid voor aan-huis-verbonden beroepen / werken-aan-huis. De regeling daarvan is gebaseerd op de wens om binnen zekere randvoorwaarden hiervoor ruimte te bieden; dit aansluitend op het huidige beleid van de gemeenteraad van Marum.

De criteria voor aan huis verbonden beroepen of bedrijven zijn de volgende:

  • de woonfunctie moet in ruimtelijke en functionele zin voorop blijven staan;
  • de aan-huis-verbonden activiteiten voor beroep of bedrijf mogen uitsluitend inpandig worden verricht;
  • het gebruik mag geen afbreuk doen aan het woonkarakter van de omgeving, hetgeen betekent: er mag geen detailhandel plaatsvinden behalve voor zover direct verbonden met de aan huis-verbonden bedrijfsmatige activiteit;
  • het moet gaan om kleinschalige bedrijfsactiviteiten, waartoe een lijst van bedrijvigheid in de bijlage 2 Voorbeeldlijst Aan-huis-verbonden beroepen en bedrijven bij de planregels is opgenomen. Deze bedrijvenlijst geeft een beeld van de aard van de kleinschalige bedrijvigheid waarop wordt gedoeld. Verder is een definitie van aan-huis-verbonden-beroep of bedrijf in de planregels opgenomen.
5.2.3 Verkeer, groen en water

Voor de verkeerssituatie worden in de buitendorpen geen grote veranderingen voorzien; het vastleggen van de bestaande verkeersstructuur is dan ook uitgangspunt van het bestemmingsplan. Afgezien van de doorgaande wegen, hebben de straten in de dorpen het karakter van woonstraten en zijn daarop ook ingericht. Het bestemmingsplan biedt de ruimte voor gewenste verkeerskundige aanpassingen of inrichtingsmaatregelen aan wegen of straten.

Binnen het plangebied zijn met name die groenelementen apart bestemd (en daarmee vastgelegd) die bijdragen aan de landschappelijke structuur dan wel een beeldbepalende betekenis hebben. Overig buurtgroen is binnen de algehele woonbestemming meegenomen. Ook in de provinciale Omgevingsverordening is dit gebied als onderdeel van het houtsingelgebied aangegeven, waarbij de provincie van gemeenten vraagt hiervoor in hun bestemmingsplannen een beschermende regeling te treffen. Met dit bestemmingsplan wordt hieraan gevolg gegeven waarbij onder meer het kappen van bomen is verboden. Gelet op een goed beheer, geldt deze bepaling niet voor het normaal onderhoud van houtsingels. (Deze regeling aangaande het kappen heeft niet betrekking op individuele bomen op erven; hiervoor is op grond van de Algemene Plaatselijke Verordening Marum geen aparte vergunning nodig).

Voor waterpartijen en waterlopen geldt eveneens dat daar waar het water vanuit het ruimtelijk beeld, dan wel vanwege zijn functie in de waterhuishouding bescherming verdient, is het apart bestemd. Overig water is binnen de algehele woonbestemming meegenomen.

5.3 Algemene uitgangspunten

Meer algemeen is in het plangebied rekening gehouden met de volgende zaken:

  • Gemeentelijk beleid paardenbakken verwerken; onder voorwaarden toestaan waarbij ook rekening moet worden gehouden met een aantal merendeels bestaande paardenbakken (af te leiden van de luchtfoto's van 2015).
  • Woningbouwcorporatie Wold en Waard heeft aangegeven dat er geen herstructureringsplannen in de kernen worden voorzien; het accent zal liggen op renovatie/energiebesparende maatregelen. Eventueel bekende inbreidingslocaties zijn per dorp genoemd.
  • Uitgangspunten voor de toelaatbaarheid van logies met ontbijt (B&B) opnemen: De regeling voor het beleid bed and breakfast omvat het onder voorwaarden toestaan van bed and breakfast in vrijstaande bijgebouwen bij (bedrijfs)woningen. De gebouwen die het betreffen moeten voldoen aan het bouwbesluit, waar de brandveiligheidseisen onderdeel van uitmaken.
  • Er komen geen (volwaardige) agrarische bedrijven voor waar sprake is van eventuele ontwikkelingen en perspectieven.
  • Er zijn geen actuele milieu- en/of handhavingsknelpunten bekend.
  • Vanuit het verkeersbeleid spelen er geen nieuwe ontwikkelingen waarmee rekening moet worden gehouden.

5.4 Monumenten en overige karakteristieke bebouwing

Monumenten

In het plangebied van de zes buitendorpen komend de volgende rijksmonumenten voor:

  • Nederlands-hervormde kerk, Westerweg 2 te Noordwijk.
  • De Nederlands hervormde kerk aan de Nieuweweg 29 te Nuis.
  • Het Molenhuis, Molenweg 64 te Niebert.
  • Korenmolen, Molenweg 62 te Niebert (het betreft een zeskante bovenkruier met stelling uit 1899).
  • Nederlands hervormde kerk, Molenweg 90 te Niebert.

Net buiten het dorp Niebert bevindt zich het Iwema Steenhuis. Het steenhuis dateert van het einde van de veertiende eeuw of het begin van de vijftiende eeuw. Dit steenhuis is nooit tot een borg uitgegroeid, maar werd het voorhuis van een boerderij. Het huis is in de negentiende eeuw verbouwd. Bijbehorende landgoed en tuin zijn in 2000 en 2001 gerestaureerd, waarbij wandelpaden zijn aangelegd. Tevens zijn stinzenplanten en oude fruitrassen in de hoogstamfruitboomgaard aangeplant. Het gehele complex is in bezit van Het Groninger Landschap.

Net buiten het dorp Nuis bevindt zich het landhuis Coendersborg. Op het landgoed zijn wandel- en fietsroutes uitgezet. Bij de borg is tevens een klein museum gevestigd.

De rijksmonumenten worden beschermd door de Erfgoedwet (voorheen door de Monumentenwet). In het bestemmingsplan zijn de monumenten voorzien van een dubbelbestemming.

Karakteristieke bebouwing

In het kader van het Monumenten Inventarisatie Project is een lijst samengesteld van in de gemeente voorkomende karakteristieke bebouwing. Deze lijst kan als basis dienen voor het aanwijzen van (gemeentelijke) monumenten. (Het Monumenten Inventarisatie Project, afgekort M.I.P., is een landelijk project van de Nederlandse Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed dat tussen 1986 en 1995 werd uitgevoerd. Het doel van het project was om per gemeente de waardevolle gebouwen en andere monumenten in woord en beeld te beschrijven, zodat er meer zicht kwam op monumentenzorg en cultuurgeschiedenis.)

De karakteristieke panden -die in het kader van het Monumenten Inventarisatie Project werden geïnventariseerd- zijn in de vigerende plannen op de verbeelding aangeduid als “stedenbouwkundig karakteristiek”. Deze aanduidingen zijn in deze actualisatie overgenomen ( aanduiding 'karakteristiek'). In de regels is een regeling opgenomen gericht op het streven naar de instandhouding van de karakteristieke hoofdvorm.

Hoofdstuk 6 Juridische regeling

6.1 Algemeen

In de voorgaande hoofdstukken zijn de functies in het plangebied toegelicht en de ontwikkelingen daarbinnen, het programma voor de toekomst en de ruimtelijke uitgangspunten. Dit beleid krijgt zijn juridische vertaling in bestemmingen. Deze geven aan voor welke doeleinden/functies de gronden zijn bestemd en regelen de bebouwings- en gebruiksmogelijkheden binnen het plangebied.

Het bestemmingsplan is opgezet overeenkomstig de Wet ruimtelijke ordening en het Besluit ruimtelijke ordening. Daarbij hoort een juridische regeling die is opgezet overeenkomstig de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP, 2012). Deze standaard geeft bindende standaarden voor de opbouw van de planregels en de verbeelding (plankaart). Het bestemmingsplan is opgezet conform deze landelijke standaarden. Meer inhoudelijk is de regeling opgezet conform de elders in de gemeente toegepaste bestemmingen. Daarbij wordt opgemerkt dat in de bestemmingen de nodige flexibiliteit is opgenomen binnen de ruimtelijke hoofdopzet.

6.2 Toelichting op de bestemmingen

6.2.1 Agrarisch

De agrarische cultuurgronden in het plangebied zijn onder de bestemming 'Agrarisch' gebracht. Het gaat om de in hoofdzaak onbebouwde gronden. Bebouwing wordt hier niet mogelijk gemaakt De agrarische schuur in Jonkersvaart die binnen deze bestemming voorkomt is op de verbeelding aangeduid. Binnen de bestemming 'Agrarisch' zijn de hobbymatige paardenbakken aangeduid.

6.2.2 Agrarisch - Agrarisch bedrijf

Binnen de bestemming 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf' vallen gronden met een agrarische functie. Het betreft zowel bebouwde als onbebouwde gronden. De locaties van de bedrijven zijn:

  • De Wilp ( Oude Molenweg 19, Jan Gosseswijk 1A).
  • Noordwijk (Oosterweg 5).
  • Boerakker (Hoge Tilweg 20).

De agrarische bedrijven zijn primair op basis van de aanwezige situatie bestemd. Wel wordt de ruimte geboden voor functieverandering en -verbreding. Ook opslag van kuilvoer en mest dient binnen de agrarische bouwpercelen plaats te vinden. De agrarische gronden dragen veelal bij aan de afwisseling van bebouwde en onbebouwde functies.

Er is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om het agrarisch bedrijf te kunnen wijzigen in 'Wonen', in geval de agrarische bedrijfsbestemming wordt beëindigd.

Binnen de bestemming 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf' zijn de hobbymatige paardenbakken aangeduid.

6.2.3 Bedrijf

De voornamelijk individuele bedrijfslocaties binnen het plangebied van de zes buitendorpen zijn onder een bestemming ' Bedrijf' gebracht. In het bestemmingsplan wordt de aard van de bedrijvigheid geregeld. Binnen deze bestemming zijn bedrijven tot maximaal milieucategorie 2 geregeld. Aanvullend krijgt een meer specifieke regeling van milieuaspecten zijn beslag op grond van de Wet Milieubeheer. Daarnaast is binnen de bestemming een aantal specifieke zaken geregeld: een luchttechnisch bedrijf, de zuivelfabriek, het bezoekerscentrum en een autoschade bedrijf zijn specifiek aangeduid. Deze bedrijven zijn namelijk hoger dan milieucategorie 2.

De zuivelfabriek heeft een geluidszone, zie hiervoor de gebiedsaanduiding 'geluidzone-industrie'.

Binnen deze bestemming mogen geen nieuwe bedrijfswoningen worden gerealiseerd.

6.2.4 Bos

Binnen het plangebied komt bij De Wilp een bosgebied voor. Deze boszone is overeenkomstig de aanwezige situatie als 'Bos' bestemd. De planregeling is gericht op behoud. Naast bos en bebossing is dagrecreatief medegebruik toegestaan. Wegen en paden, parkeervoorzieningen en waterlopen zijn eveneens in de bestemmingsomschrijving opgenomen. Er moet een omgevingsvergunning worden aangevraagd voor een aantal werkzaamheden zoals het ophogen, afgraven en egaliseren van gronden. Ook het rooien en kappen van het bos is uitsluitend met een vergunning toegestaan.

6.2.5 Groen

Groenvoorzieningen in de vorm van parkgebieden, groenzones, en overig beeldbepalend groen is onder de bestemming ' Groen’ gebracht. Behoud staat voorop. Naast groenvoorzieningen zijn voet- en fietspaden en incidentele en periodieke evenementen toegestaan.

6.2.6 Maatschappelijk

De aanwezige maatschappelijke voorzieningen zijn met de gelijknamige bestemming

Maatschappelijk' geregeld. Het bestemmingsplan voorziet over het algemeen in een regeling die afgestemd op de aanwezige ruimtelijke situatie met perceelsgerichte ontwikkelingsruimte. In functionele zin wordt ruimte geboden voor functie-uitwisseling/-verbreding, daar waar de behoefte zich daarvoor aandient.

De begraafplaatsen bij de kerken in Nuis, Niebert zijn specifiek aangeduid binnen de bestemming 'Maatschappelijk'. De brandweerkazerne in Niebert is eveneens aangeduid, omdat dit niet past binnen de algemene functieomschrijving.

6.2.7 Maatschappelijk - Begraafplaats

De vrijliggende begraafplaats in De Wilp is onder de bestemming 'Maatschappelijk - Begraafplaats' gebracht.

6.2.8 Natuur - Agrarisch

De agrarische gronden bij Niebert die deel uit maken van het Natuurnetwerk Nederland zijn onder de bestemming 'Natuur - Agrarisch' gebracht. De bestemmingsomschrijving ziet toe op het agrarisch grondgebruik, met uitzondering van een boom- en/of sierkwekerij, houtteelt- of fruitteeltbedrijf. Daarnaast staat het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de natuurlijke en landschappelijke waarden voorop. De gronden die zijn ingericht voor natuur mogen niet worden omgezet in agrarische gronden. Het gebruik voor agrarische doeleinden respectievelijk natuurdoeleinden mag geen onevenredige nadelige gevolgen mag hebben voor de andere functie;

6.2.9 Sport

De bestemming ‘Sport’ komt in alle dorpen in het plangebied voor, met uitzondering van de kern Jonkersvaart. De bestaande bebouwing is vastgelegd middels een bouwvlak. De ijsbaan in De Wilp is aangeduid.

6.2.10 Verkeer

Wegen met een doorgaande verkeersfunctie zijn onder de bestemming ' Verkeer' geregeld. Binnen de verkeersbestemming gaat het in beginsel om een onbebouwde bestemming. Voor kleinere bebouwing in de vorm van wachthuisjes (abri's) e.d. is een specifieke regeling getroffen. Daarnaast is rekening gehouden met bijbehorende voorzieningen. Overige wegen en straten zijn binnen de bestemmingen ‘Woongebied' inbegrepen. De verkeersfunctie is over het algemeen hier relatief beperkt, met name tot bestemmingsverkeer.

6.2.11 Water

Waterpartijen en waterlopen met een functie in de waterhuishouding dan wel met een functie in het ruimtelijk beeld zijn met de bestemming ‘ Water' vastgelegd. De wijken en kanalen met een cultuurhistorische betekenis (Provinciale verordening) zijn eveneens onder deze bestemming gebracht. De bestemmingsomschrijving ziet toe op waterberging, bermen, beplanting en oevers. Ook is recreatief medegebruik toegestaan.

6.2.12 Woongebied

De bestaande woonbuurten met bijbehorende voorzieningen (woonstraten, groenvoorzieningen, voetpaden, parkeerplaatsen) zijn onder de bestemming ‘Woongebied’ geregeld. De bestemming is globaal van karakter. Grote veranderingen worden hier niet verwacht, daarom is ingezet op een bestemming die globaal van karakter is en uitgaat van de bestaande situatie aangaande de bebouwings- en de ontsluitingsstructuur. Daar waar sprake is van een karakteristieke situering/

hoofdvorm is de regeling meer specifiek (aanduiding 'karakteristiek'). Per woning geldt de reguliere bijgebouwenregeling die ook in de andere kernen voor de gemeente wordt toegepast. Daarbij wordt uitgegaan van maximaal 80 m² te bouwen bijgebouwen. Wel kennen de planregels daarbij bepalingen die een goede verhouding moeten bewerkstelligen tussen bebouwde en onbebouwde ruimtes, zodat maximaal 50% van het totale erf mag worden bebouwd. Daarnaast is ruimte voor aan-huis-verbonden beroep of een bedrijfsmatige activiteit voor zover deze kleinschalig is en passend is in de omgeving. De criteria zijn hieronder nader aangegeven:

De criteria voor aan huis verbonden beroepen of bedrijven zijn de volgende:

  • de woonfunctie moet in ruimtelijke en functionele zin voorop blijven staan;
  • de aan-huis-verbonden activiteiten voor beroep of bedrijf mogen uitsluitend inpandig worden verricht;
  • het gebruik mag geen afbreuk doen aan het woonkarakter van de omgeving, hetgeen betekent dat er geen detailhandel mag plaatsvinden behalve voor zover direct verbonden met de aan huis-verbonden bedrijfsmatige activiteit;
  • het moet gaan om kleinschalige bedrijfsactiviteiten, waartoe een lijst van bedrijvigheid in de bijlage bij de planregels is opgenomen. Deze bedrijvenlijst geeft een beeld van de aard van de kleinschalige bedrijvigheid waarop wordt gedoeld. Verder is een definitie van aan-huis-verbonden-beroep of bedrijf in de planregels opgenomen.
6.2.13 Waarde - Archeologie

Op grond van het archeologiebeleid zoals in paragraaf 3.3 Archeologie toegelicht, zijn in het

bestemmingsplan enkele dubbelbestemmingen Waarde – Archeologie opgenomen,

namelijk 3 t/m 6. De essentiële verschillen tussen de andere dubbelbestemmingen hebben te maken met de drempelwaarde wanneer archeologisch onderzoek gevoerd moet

worden:

Dubbelbestemming:   Onderzoek nodig bij bouwactiviteiten
vanaf:  
Onderzoek nodig bij werkzaamheden
voor een oppervlakte
vanaf (*):  
     
Waarde - Archeologie 3   50 m², geen dieptegrens   50 m² en zodra dieper dan 50 cm  
Waarde - Archeologie 4   500 m², geen dieptegrens   500 m² en zodra dieper dan 50
cm  
Waarde - Archeologie 5   1000 m², geen diepte grens   1.000 m² en zodra dieper dan 50
cm  
Waarde - Archeologie 6   5000 m², geen dieptegrens   5.000 m² en zodra dieper dan 50
cm  

(*): onderzoek noodzakelijk, tenzij normaal onderhoud en/of normale exploitatie

6.2.14 Waarde - Cultuurhistorie

Het borgterrein bij Niebert is onder de bestemming 'Waarde - Cultuurhistorie' gebracht. Het voormalig borgterrein is van cultuurhistorisch belang. Het bestemmingsplan treft met een dubbelbestemming een beschermende regeling. Door het opnemen van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden wordt voorkomen dat er in de gebieden activiteiten plaatsvinden die onevenredig afbreuk kunnen doen aan de visuele herkenbaarheid van het (voormalig) borgterrein.

6.2.15 Waarde - Dekzandruggen

Ter hoogte van Nuis en Niebert is sprake van de aanwezigheid van glaciale ruggen dan wel reliëfinversie. Ter bescherming van de dekzandruggen is de dubbelbestemming ' Waarde - Dekzandruggen'op de betreffende gronden gelegd. De bestemmingsomschrijving ziet toe op de bescherming van het reliëf, al dan niet in combinatie met stuifzandreliëf, en de herkenbaarheid daarvan. Het afgraven, egaliseren en afschuiven van de dekzandrug wordt uitgesloten.

6.2.16 Waarde - Glaciale ruggen

Ter hoogte van Nuis en Niebert is sprake van de aanwezigheid van glaciale ruggen dan wel reliëfinversie. Ter bescherming van deze waarden is de dubbelbestemming 'Waarde - Glaciale ruggen' op de betreffende gronden gelegd. De bestemmingsomschrijving ziet toe op de bescherming van het reliëf en de herkenbaarheid van de glaciale ruggen.

6.2.17 Waarde - Houtsingelgebied

Alle dorpen van dit plangebied worden in z'n geheel tot het houtsingelgebied gerekend. Ter bescherming van de herkenbare verkaveling en de houtsingels is hiertoe in de betreffende bestemmingen een specifieke regeling opgenomen. ('Waarde - Houtsingelgebied'). De bestemming ziet toe op de bescherming van de herkenbare verkaveling en de houtsingels. Ondermeer het kappen en rooien van houtsingels is niet toegestaan.

6.2.18 Waarde - Kanalen en wijken

In De Wilp en Jonkersvaart bevinden zich waterlopen die in de Omgevingsverordening in het kader van de bescherming van landschap en kernkarakteristieken aangeduid zijn als 'kanalen en wijken'. Om de herkenbaarheid van de betreffende kanalen en wijken voldoende te beschermen zijn deze waterlopen voorzien van een dubbelbestemming 'Waarde - Kanalen en wijken'.

6.2.19 Waarde - Rijksmonument

De rijksmonumenten in het plangebied zijn onder de bestemming 'Waarde - Rijksmonument' gebracht. Het gaat om:

  • de kerk in Noordwijk;
  • de kerk in Niebert.
  • de molen in Niebert;
  • het Molenhuis, Molenweg 64 in Niebert
  • de kerk in Nuis.

6.3 Toelichting op de algemene aanduidingsregels

In dit bestemmingsplan komen de volgende algemene aanduidingsregels voor:

Geluidszone - industrie

Rondom de zuivelfabriek van Friesland Campina te Noordwijk bevindt zich een geluidszone. De zonegrens geeft het gebied aan waarbinnen in principe geen geluidgevoelige nieuwe bebouwing in de vorm van bijvoorbeeld woningen mag worden opgericht. Geluidgevoelige bestaande bebouwing binnen de zone mag in principe geen hogere geluidsbelasting hebben dan 55 dB(A).

De bestaande geluidszone is op de verbeelding aangegeven. De regels aangaande de geluidszone zijn in het bestemmingsplan vastgelegd.

Overige zone - gezoneerd industrieterrein

De locatie Friesland Campina betreft een gezoneerd industrieterrein. Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - gezoneerd industrieterrein' zijn de gronden aangewezen als gezoneerd industrieterrein. Op een gezoneerd industrieterrein mogen bedrijven gezamenlijk een bepaalde geluidsnorm niet overschrijden. Bij vestiging, wijziging of uitbreiding van de activiteiten op een gezoneerd industrieterrein moeten alle bedrijven een akoestisch rapport indienen bij de gemeente.

Veiligheidszone vervoer gevaarlijke stoffen

Binnen het plangebied komen zones langs provinciale wegen voor in verband met plaatsgebonden risico (PR max) provinciale wegen. Het gaat om veiligheidszone 3 transport. De betreffende zones (van 30 meter) zijn nabij Noordwijk en Boerakker op de verbeelding weergegeven. Binnen de 'veiligheidszone - vervoer gevaarlijke stoffen' is het niet toegestaan om nieuwe objecten te bouwen en/of bestaande objecten voor minder zelfredzame personen te gebruiken.

Hoofdstuk 7 Uitvoerbaarheid

Wettelijk bestaat de verplichting om inzicht te geven in de uitvoerbaarheid van

een bestemmingsplan. Hierbij wordt een onderscheid gemaakt in de maatschappelijke

en de economische uitvoerbaarheid.

7.1 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Het voorontwerp bestemmingsplan 'Marum Buitendorpen' heeft van 19 mei 2017 tot en met 29 juni 2017 ter inzage gelegen. Tevens is in het kader van het vooroverleg ex artikel 3.1.1. Bro het voorontwerp bestemmingsplan 'Marum Buitendorpen' toegezonden naar de provincie Groningen, het Waterschap Noorderzijlvest, de Omgevingsdienst Groningen (omgevingsveiligheid) en de Veiligheidsregio Groningen, met het verzoek binnen de aangegeven termijn desgewenst te reageren. Een reactie is ingediend door Gedeputeerde Staten van Groningen, het Waterschap Noorderzijlvest, de Omgevingsdienst Groningen en de Veiligheidsregio Groningen.

Ook zijn binnen deze periode vier inspraakreacties binnengekomen. Het betreft de volgende percelen:

  • Jonkersvaart 30-30A, Jonkersvaart
  • Van Akenweg 71, De Wilp
  • Begraafplaats Nuis, zuidkant
  • Oudemolenweg 25, De Wilp.

Aan de reacties kan worden meegewerkt.

In de nota 'Overleg en inspraak"zijn de binnengekomen overleg- en inspraakreacties samengevat weergegeven en voorzien van een gemeentelijke beantwoording. De nota 'Overleg en inspraak' is als bijlage 1 bij de toelichting van dit bestemmingsplan opgenomen. De overlegreacties zijn eveneens afzonderlijk als bijlage bij de toelichting opgenomen.

Het ontwerp-bestemmingsplan heeft vanaf 17 november 2017 gedurende zes weken ter inzage gelegen. Tijdens deze termijn heeft een ieder de mogelijkheid gehad een zienswijze in te dienen. Er zijn t geen zienswijzen kenbaar gemaakt.

Het bestemmingsplan is op 21 februari 2017 door de raad van de gemeente Marum vastgesteld.

7.2 Economische uitvoerbaarheid

Het weergeven van de economische uitvoerbaarheid door middel van een cijfermatige opzet is voor dit bestemmingsplan als geheel niet te geven. Het onderhavige plan is immers in eerste instantie een actualisering van aanvulling op c.q. verbetering van een bestaand beoordelings- en toetsingskader voor verdere ontwikkeling in het plangebied. Bovendien geldt dat de ontwikkelingen die zich in het plangebied nog zullen voordoen voor het merendeel particuliere initiatieven betreffen, welke voor rekening van de initiatiefnemer komen.

7.3 Grondexploitatie

De Grondexploitatiewet (onderdeel van de Wet ruimtelijke ordening) stelt een gegarandeerd kostenverhaal verplicht bij het opstellen van bestemmingsplannen waarin bepaalde bouwplannen mogelijk worden gemaakt.

Een exploitatieplan is verplicht, tenzij het verhalen van kosten al anderszins is verzekerd, het bepalen van een tijdvak of fasering niet noodzakelijk is en het stellen van eisen en regels over werken en werkzaamheden in het exploitatiegebied niet noodzakelijk is. In dat geval dient de gemeenteraad tegelijk met vaststelling van het bestemmingsplan expliciet en gemotiveerd te besluiten om géén exploitatieplan vast te stellen.

In de situatie van dit plangebied wordt afgezien van het vaststellen van een exploitatieplan. Het gaat hierbij primair om een conserverend bestemmingsplan in een gebied met bestaande functies. Incidenteel biedt het plan ruimte voor enkele nieuwe ontwikkelingen. Voor zover er geen sprake was van gegroeide rechten volgens het vigerende plan, zijn deze gebonden aan toepassing van een afzonderlijke wijzigingsbevoegdheid. In het kader van de hiervoor benodigde procedure zal de grondexploitatie van de concrete plansituatie aan de orde komen.