direct naar inhoud van Artikel 4 Bedrijf
Plan: Zevenhuizen
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0022.BPZH10BEHE1-VA01

Artikel 4 Bedrijf

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijven die zijn genoemd in Bijlage 1 Staat van Bedrijfsactiviteiten - functiemenging onder de categorieën A en B;
  • b. een houtbewerkingsbedrijf, ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van bedrijf - houtbewerkingsbedrijf’;
  • c. een loon- en grondverzetsbedrijf, ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van bedrijf - loon- en grondverzetsbedrijf’;
  • d. een schildersbedrijf, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - schildersbedrijf';

met uitzondering van geluidszoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en/of vuurwerkbedrijven;

  • e. bedrijfswoningen;
  • f. aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij een bedrijfswoning;

met daaraan ondergeschikt:

  • g. wegen, straten en paden;
  • h. parkeervoorzieningen;
  • i. groenvoorzieningen;
  • j. nutsvoorzieningen;
  • k. water;

met de daarbijbehorende:

  • a. tuinen, erven en terreinen;
  • b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

4.2 Bouwregels
4.2.1 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. een gebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. een bedrijfswoning mag uitsluitend worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijfswoning’;
  • c. ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijfswoning’ mag ten hoogste één bedrijfswoning worden gebouwd met een inhoud van ten hoogste 1.000 m3;
  • d. ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot-, bouwhoogte en maximum bebouwingspercentage (%) ’ mag het bebouwingspercentage van het bouwperceel ten hoogste het aangegeven percentage bedragen;
  • e. ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte (m)’ danwel 'maximale goot- en bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)' mogen de goot- en bouwhoogte van een gebouw ten hoogste de aangegeven hoogte bedragen;
  • f. onverminderd het bepaalde in sub e. mag de goot- en bouwhoogte van een bedrijfswoning niet meer bedragen dan respectievelijk 6 m en 9 m.
4.2.2 Aan- en uitbouwen en bijgebouwen

Voor het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen, niet zijnde bedrijfsgebouwen, bij bedrijfswoningen gelden de volgende regels:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen mag ten hoogste 70 m² bedragen;
  • b. aan- en uitbouwen en bijgebouwen dienen ten minste 3 m achter de voorgevelrooilijn van de bedrijfswoning te worden gebouwd;
  • c. de goot- en bouwhoogte van een aan- of uitbouw of een bijgebouw mag ten hoogste de goot- en bouwhoogte van het hoofdgebouw bedragen, met dien verstande dat:
    • 1. de goothoogte van een aan- of uitbouw of een bijgebouw ten hoogste 3 m bedraagt;
    • 2. de bouwhoogte van een aan- of uitbouw of een bijgebouw ten hoogste 5,5 m bedraagt;
  • d. de afstand van aan- of uitbouwen en bijgebouwen tot de perceelgrens dient ten minste 1 m te bedragen, tenzij het gebouw op de erfgrens wordt geplaatst.
4.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag ten hoogste 2 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen voor de voorgevelrooilijn ten hoogste 1 m mag bedragen;
  • b. de oppervlakte van overkappingen mag ten hoogste 30 m² bedragen;
  • c. de bouwhoogte van een overkapping mag ten hoogste 3 m bedragen;
  • d. overkappingen dienen achter de voorgevelrooilijn te worden gebouwd;
  • e. de bouwhoogte van reclamemasten mag ten hoogste 6 m bedragen;
  • f. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste 10 m bedragen.

4.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen, ten behoeve van een goede woonsituatie, een goede milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing.

4.4 Afwijken van de bouwregels

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van:

  • a. het bepaalde in lid 4.2.1 sub e. in die zin dat de goot- en/of bouwhoogte van een gebouw wordt verhoogd;
  • b. het bepaalde in lid 4.2.2 sub a. in die zin dat de gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen wordt vergroot tot ten hoogste 100 m² indien de oppervlakte van het bouwperceel ten hoogste 600 m² bedraagt en na de toepassing van deze afwijkingsbevoegdheid:
    • 1. de gezamenlijke oppervlakte van gebouwen per bouwperceel niet meer bedraagt dan 200 m², dan wel de bestaande bebouwing indien deze groter is dan 200 m²;
    • 2. het bebouwingspercentage van het bouwperceel ten hoogste 50% bedraagt;
  • c. het bepaalde in lid 4.2.2 sub a. in die zin dat de gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen wordt vergroot tot 70 m² vermeerderd met 5% van de oppervlakte van het bouwperceel tot ten hoogste 150 m² indien de oppervlakte van het bouwperceel ten minste 600 m² bedraagt en na de toepassing van deze afwijkingsbevoegdheid:
    • 1. de gezamenlijke oppervlakte van gebouwen per bouwperceel niet meer bedraagt dan 300 m², dan wel de bestaande bebouwing indien deze groter is dan 300 m²;
  • d. het bepaalde in lid 4.2.2 sub b. in die zin dat aan- en uitbouwen en bijgebouwen minder dan 3 m achter de voorgevelrooilijn of op de voorgevelrooilijn worden gebouwd;
  • e. het bepaalde in lid 4.2.2. sub c. in die zin dat de goot- of bouwhoogte van (gedeelten van) een aan- of uitbouw wordt vergroot tot ten hoogste de goot- of bouwhoogte van het hoofdgebouw, mits:
    • 1. de afstand van de aan- of uitbouw tot de perceelgrens ten minste 3 m bedraagt.

4.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijven die niet zijn genoemd in Bijlage 1 Staat van Bedrijfsactiviteiten - functiemenging onder de categorieën A en B, tenzij de gronden ter plaatse zijn aangeduid als ‘specifieke vorm van bedrijf - houtbewerkingsbedrijf’ of ‘specifieke vorm van bedrijf - loon- en grondverzetsbedrijf’, in welk geval tevens de aangeduide bedrijven zijn toegestaan;
  • b. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor de uitoefening van detailhandel, tenzij het detailhandel betreft die ten dienste staat van en ondergeschikt is aan de in lid 4.1 genoemde doeleinden;
  • c. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen bij een bedrijfswoning voor bewoning;
  • d. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van mantelzorg;
  • e. het gebruik van een bedrijfswoning ten behoeve van een niet op hetzelfde terrein gelegen bedrijf.

4.6 Afwijken van de gebruiksregels

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van:

  • a. het bepaalde in lid 4.5 sub a. in die zin dat tevens bedrijven worden gevestigd die naar de aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met bedrijven die zijn genoemd in Bijlage 1 Staat van Bedrijfsactiviteiten - functiemenging onder de categorieën A en B, mits:
  • b. het bepaalde in lid 4.5 sub b. in die zin dat de gronden en bouwwerken worden gebruikt voor de uitoefening van productiegebonden detailhandel, mits:
    • 1. het geen detailhandel in voedings- en genotmiddelen betreft;
  • c. het bepaalde in lid 4.5 sub d. in die zin dat aan- of uitbouwen of bijgebouwen bij een bedrijfswoning worden gebruikt ten behoeve van mantelzorg, mits:
    • 1. de zorgbehoefte objectief aannemelijk is gemaakt;
    • 2. is aangetoond dat in het hoofdgebouw geen mogelijkheden zijn voor mantelzorg;
    • 3. mantelzorg plaatsvindt op een oppervlakte van ten hoogste 70 m²;
    • 4. de oppervlakte aan aan- en uitbouwen en bijgebouwen inclusief de oppervlakte ten behoeve van mantelzorg ten hoogste 300 m² bedraagt;
    • 5. het bijgebouw een ruimtelijke eenheid vormt met de woning;
    • 6. verzekerd is dat na beëindiging van de mantelzorg de daarvoor aangewende oppervlakte niet als zelfstandige woning in gebruik wordt genomen.

4.7 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, het plan wijzigen in die zin dat:

  • a. de aanduiding(en) ‘specifieke vorm van bedrijf - houtbewerkingsbedrijf’ en/of ‘specifieke vorm van bedrijf - loon- en grondverzetsbedrijf’ word(t)(en) verwijderd, mits:
    • 1. de betreffende functie ter plaatse is beëindigd.