Plan: | Leek - Woningbouwlocatie Midwolderweg (voormalige kwekerij) |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0022.BPLE14HERS1-VA01 |
Aan de Midwolderweg in Leek was voorheen een kwekerij gevestigd. De gronden van de kwekerij zijn al lange tijd niet meer als zodanig in gebruik. Op het perceel zijn momenteel twee woningen aanwezig. Inmiddels zijn de bedrijfsgebouwen van de kwekerij gesloopt.
De eigenaar van de gronden heeft het voornemen om op deze gronden woningen te realiseren. In de nieuwe situatie mogen in totaal vier ruime vrijstaande woningen worden gebouwd. Dit bestemmingsplan voorziet hierin.
In figuur 1 is de ligging van het plangebied weergegeven.
Figuur 1: Ligging plangebied
Het plangebied betreft de locatie aan de Midwolderweg 23 e.o. (de voormalige kwekerij) in Leek. Het gebied is opgenomen in de beheersverordening 'Leek - Woonwijken en Bedrijventerreinen Diepswal, Leek en Leeksterhout', vastgesteld op 19 juni 2013. In figuur 2 is een fragment van de verbeelding van de beheersverordening weergegeven. In deze beheersverordening is integraal het vigerende bestemmingsplan van toepassing verklaard. Het plangebied heeft voor het grootste deel de bestemming 'Kwekerij' en een klein deel de bestemming 'Woongebied'. Deze bestemmingen zijn gebaseerd op de tot dusver bestaande situatie en biedt geen ruimte voor de gewenste invulling van het plangebied. Daarom is besloten tot het opstellen van een bestemmingsplan. Op basis daarvan kunnen de benodigde omgevingsvergunningen worden verleend en de gewenste nieuwbouw worden gerealiseerd.
Figuur 2: Fragment van de beheersverordening 'Leek - Woonwijken en Bedrijventerreinen Diepswal, Leek en Leeksterhout'
In hoofdstuk 2 van dit bestemmingsplan wordt het beleidskader beschreven dat relevant is voor dit plan. Daarbij wordt ingegaan op het beleid van de provincie en de gemeente. In hoofdstuk 3 staan de uitgangspunten van het bestemmingsplan centraal: het programma voor de nieuw te bouwen woningen, de ruimtelijke opzet en de verkeerssituatie. De omgevingsaspecten waaraan de situatie is getoetst worden beschreven in hoofdstuk 4. De juridische regeling wordt beschreven in hoofdstuk 5. in hoofdstuk 6 wordt de uitvoerbaarheid van het plan toegelicht. In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de maatschappelijke- en economische uitvoerbaarheid.
Dit hoofdstuk behandelt het beleid dat betrekking heeft op dit bestemmingsplan. Gezien de aard van het plan (kleinschalige binnenstedelijke ontwikkeling) is het rijksbeleid niet van belang. Er wordt ingegaan op het beleid van de provincie en de gemeente dat betrekking heeft op de genoemde ontwikkeling en het plangebied.
Het provinciaal ruimtelijk beleid is verwoord in het Provinciaal omgevingsplan Groningen (POP) dat opgesteld is voor de periode 2009-2013, met een doorkijk naar 2020. Voor het plangebied geldt de aanduiding 'bestaand bebouwd gebied'. Op grond van het rijksbeleid, neergelegd in het besluit Algemene regels ruimtelijke ordening (AmvB Ruimte), hebben provincies de taak om in een provinciale verordening het zogenaamde 'bestaand bebouwd gebied' aan te wijzen.
Achtergrond daarbij is de toepassing van de zogenaamde ladder voor duurzame verstedelijking: in dat kader moet eerst gekeken worden naar intensivering, revitalisering en herstructurering van bestaand bebouwd gebied, voordat nieuwe stedelijke bestemmingen worden ontwikkeld. Toepassing van de benadering volgens die ladder voor duurzame verstedelijking is ook verankerd in het Besluit ruimtelijke ordening.
Dit bestemmingsplan voldoet aan het provinciaal beleid: de nieuwe woningbouw vindt plaats binnen het bestaand bebouwd gebied en is te beschouwen als een goede vorm van herstructurering.
Overigens worden, conform recente jurisprudentie van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State, vier nieuwe woningen niet gezien als stedelijke ontwikkeling waarop de ladder voor duurzame verstedelijking van toepassing is.
Voor de realisering van de nieuwe woningen is het gemeentelijk woningbouwbeleid van belang. Dit is neergelegd in de Woonvisie Leek 2010-2015. Dit betreft de Leekster uitwerking van de Regionale Woonvisie Westerkwartier 2009-2015.
Met deze gemeentelijke woonvisie wil de gemeente Leek haar visie geven op het wonen. De woonvisie richt zich ondermeer op het kwantitatieve en kwalitatieve woningbehoefte, sturing geven aan de ontwikkelingen op de woningmarkt en aandacht vestigen op de leefbaarheid in de kernen en wijken (behoud van voorzieningen). De nadruk van deze woonvisie ligt bij de kwalitatieve woningbehoefte.
Ten aanzien van het thema duurzaamheid is de doelstelling van het energieakkoord Noord Nederland het uitgangspunt als het gaat om de bouw van nieuwe woningen.
Door de gemeenteraad van Leek is in januari 2004 de Welstandsnota vastgesteld. De welstandscriteria voor het gebied waarin deze locatie zich bevindt staat omschreven in hoofdstuk 5.4 (Verbindingszones en uitvalswegen). Als beleid geldt dat de huidige bebouwing niet of nauwelijks een relatie heeft met het verleden, is het mogelijk om het gebied te veranderen. Gestuurd wordt op kwaliteitsverbetering van de afzonderlijke woningen. De woningen kunnen vrijstaand gesitueerd worden waarbij de hoofdvorm tot één laag met een grote kap hierbij geen probleem is.
Binnen het plangebied zijn de bedrijfsgebouwen van de voormalige kwekerij niet meer aanwezig en de twee bestaande woningen aan de Midwolderweg worden tezijnertijd gesloopt en gevolgd door nieuwbouw.
In totaal worden er vier nieuwe woningen gebouwd. De initiatiefnemer wil ruime vrijstaande woningen bouwen voor koopsector, gericht op het duurdere segment.
De te slopen woningen betreffen twee bestaande woningen waarvan één woning de voormalige bedrijfswoning van de kwekerij is. De woningen dateren uit eind jaren 20, begin jaren 30 van de vorige eeuw en voldoen niet aan de huidige woonwensen die de initiatiefnemer voor ogen heeft. Deze locatie leent zich goed om 4 ruime vrijstaande woningen te bouwen. Het lint wordt doorgetrokken en sluit aan bij de bestaande woningen aan de Midwolderweg.
In kwantitatieve zin gaat het dus om de bouw van vier nieuwbouwwoningen en de sloop van twee bestaande woningen. Deze woningen worden op de gemeentelijke planningslijst woningprogrammering Leek 2013-2030 ten laste gebracht van de woningen genoemd onder het project: kleine projecten. Deze planningslijst die in regionaal verband (regio Groningen-Assen) is afgestemd, wordt gehanteerd bij de uitvoering van het woonprogramma voor Leek.
Het terrein aan de Midwolderweg ligt in het noorden van de kern Leek en is aan de westzijde van de invalsweg Midwolderweg gesitueerd.
Een gegeven voor dit project wordt gevormd door de beschikbare kavels naast de twee bestaande kavels. Uitgangspunt is verder om binnen het bestaande lint terug te bouwen. Daarbinnen wordt in het ontwerp ingezet op een patroon van een rechte rooilijn. De ligging van de rooilijn is afgestemd op de geluidssituatie ten opzichte van de Midwolderweg, dit wordt nader besproken in paragraaf 4.6. De woningen worden vrijstaand gebouwd op ruime kavels. Een impressie van de te bouwen woningen is in figuur 3 opgenomen.
Figuur 3: Impressie nieuwbouw Midwolderweg (Architectenbureau Kranenborg Coevorden 2014)
De hoofdvorm zal bestaan uit woningen van één bouwlaag met een (grote) kap. De woningen krijgen een goothoogte van maximaal 5,5 meter en een bouwhoogte van maximaal 10 meter. Daarmee wordt aangesloten op de omliggende woonbestemmingen waar sprake is van één tot twee bouwlagen met kap.
De herontwikkeling van de locatie brengt enige extra parkeerbehoefte met zich mee. Het aantal woningen neemt toe van 2 naar 4. Deze woningen worden vrijstaand gebouwd. Uitgaande van een parkeernorm van 2 per woning, ontstaat er een parkeerbehoefte van 8 parkeerplaatsen. Deze parkeerplaatsen kunnen mede door de grootte van de kavels op eigen terrein gerealiseerd worden. De verkeersaantrekkende werking van de woningen is minimaal en kan goed via de bestaande parallelweg worden opgevangen.
De provincie Groningen heeft in haar verordening precies vastgelegd hoeveel woningen de gemeente Leek maximaal mag bouwen. Dit aantal wordt door de provincie de beschikbare nieuwbouwruimte genoemd. Deze ruimte is een optelsom van het aantal woningen dat ter vervanging van bestaande woningen gebouwd mag worden (vervanging) en het aantal woningen dat aan de bestaande voorraad mag worden toegevoegd (uitbreiding).
Elke gemeente in Nederland geeft aan het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) wijzigingen in de woningvoorraad door. Deze gegevens worden door het CBS gepubliceerd. Zodoende kan achteraf objectief en eenduidig de nog resterende woningbouwruimte worden vastgesteld. De gemeente Leek sluit bij deze werkwijze aan. Zoals onder paragraaf 3.1 opgemerkt, worden de woningen op de planningslijst van de gemeente Leek voor nieuwbouw verwerkt.
De gemeentelijk woonvisie schetst een samenhangend beeld van de gewenste ontwikkeling van woningen in de gemeente Leek tot 2015. De visie voor de gemeente Leek is opgesteld nadat de regionale woonvisie is vastgesteld door de vier gemeenten in het Westerkwartier (Grootegast, Leek, Marum en Zuidhorn) en de woningcorporaties Wold & Waard en Stichting Huisvesting Vredewold. De woonvisie voor Leek is in maart 2011 door de gemeenteraad vastgesteld.
Doelstelling uit de woonvisie zijn onder andere:
Het bestemmingsplan past binnen de doelstellingen van de Woonvisie Leek. Weliswaar verschuift mede op grond van het rijksbeleid de aandacht van volledige herstructurering naar renovatie, toch kan een plaatselijke herstructurering bijdragen aan een integrale buurtvernieuwing. Bovendien past herinvulling goed binnen de zogenaamde ladder voor duurzame verstedelijking, waar intensivering en herstructurering van stedelijke en dorpsgebieden voorop staat.
De met dit bestemmingsplan te slopen en nieuw te bouwen woningen worden in het gemeentelijk woonprogramma ingepast.
Naast het feit dat de ontwikkelingen in het plangebied binnen het overheidsbeleid tot stand moeten komen, moet ook rekening gehouden worden met de aanwezige functies in en rond het plangebied. Het uitgangspunt voor het bestemmingsplan is dat er een goede omgevingssituatie ontstaat. In dit hoofdstuk zijn de randvoorwaarden, die voortvloeien uit de omgevingsaspecten, beschreven.
Bij elk ruimtelijk plan dient, met het oog op de natuurbescherming, rekening te worden gehouden met de Natuurbeschemingswet en de Flora- en faunawet. Er wordt onderscheid gemaakt in gebiedsbescherming en soortenbescherming.
Met betrekking tot de gebiedsbescherming gaat het om de bescherming van gebieden die zijn aangewezen als onderdeel van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) en/of om gebieden die zijn aangewezen als Natura 2000-gebied.
De soortenbescherming vindt primair plaats via de Flora- en faunawet. Op grond van deze wet mogen er geen beschermde planten en dieren (en hun verblijfsplaatsen), die in de wet zijn aangewezen, verstoord worden. Onder voorwaarden is ontheffing van deze verbodsbepalingen mogelijk. Voor soorten die vermeld staan op bijlage IV van de Habitatrichtlijn en een aantal Rode-Lijst soorten zijn deze voorwaarden zeer streng.
De locatie behoort niet tot een Natura 2000 gebied. Het dichtst bijgelegen Natura 2000-gebied ligt op circa 2 km afstand van het plangebied. Het betreft hier het Natura 2000-gebied 'Leekstermeergebied'. In figuur 4 is het Natura 2000-gebied in relatie tot het plangebied weergegeven.
Figuur 4: Natura 2000
Gelet op de afstand tot het Natura 2000-gebied en het ontbreken van een ecologische relatie tussen dit Natura 2000-gebied en het plangebied zijn geen negatieve effecten te verwachten.
Wat betreft de gebiedsbescherming maakt het plangebied zelf geen deel uit van de EHS, maar een deel van de omgeving wel. De dichtstbijzijnde EHS-gebieden liggen ten oosten en westen van het plangebied. Het plangebied met de EHS gebieden is opgenomen in figuur 5. Ten oosten van de Midwolderweg ligt het Landgoed Nienoord. Een deel van het landgoed valt binnen de EHS. Ten westen ligt het Groevebos. Dit bos is ook onderdeel van de EHS. Gezien de aard en omvang van de voorgestelde ontwikkeling en de afstand van het plangebied tot de beschermde gebieden, kan worden gesteld dat dit bestemmingsplan geen significante effecten op de natuurwaarden in de omgeving heeft.
Figuur 5: EHS-gebieden
Wat betreft de soortbescherming vindt in het plangebied op termijn sloop en vervangende nieuwbouw plaats. Hoewel door de ligging er geen hoge ecologische verwachtingswaarde bestaat, is ecologisch onderzoek uitgevoerd naar eventueel aanwezige beschermde soorten (zie bijlage 5). De resultaten van het onderzoek hebben betrekking op de wijze waarop de sloop van de bestaande en de bouw van de nieuwe woningen plaats gaat vinden. Op dit moment is nog niet duidelijk wanneer de sloopwerkzaamheden plaats gaan vinden. Bij de beoordeling van de sloopmelding zal het aspect ecologie nader beschouwd worden.
Omdat het in totaal gaat om vier woningen op vier ruime kavels wordt niet dicht bij het Groevebos of de houtsingel aan de noordzijde van het plangebied gebouwd. Bij de uitvoering van dit bestemmingsplan wordt rekening gehouden met de conclusies en aanbevelingen uit het onderzoek. Zo nodig worden maatregelen getroffen, zodat de uitvoerbaarheid van het plan niet in het gedrang komt. Indien nodig vindt bij de uitvoering nader onderzoek plaats.
Voor alle soorten is in ieder geval de algemene zorgplicht van kracht. Bij verstoring van dieren tijdens de werkzaamheden moeten deze de gelegenheid krijgen te vluchten naar een nieuwe leefomgeving.
Cultuurhistorie
Bij het opstellen van plannen moeten cultuurhistorische waarden tijdig in beeld worden gebracht. Het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) stelt in dat verband specifieke eisen aan het opstellen van ruimtelijke plannen. Waar mogelijk moeten cultuurhistorische waarden worden behouden of versterkt. Cultuurhistorie is daarmee een sturend onderdeel geworden in de ruimtelijke ordening.
Het plangebied ligt niet in een gebied met aangewezen cultuurhistorische waarden. Elementen met cultuurhistorische waarden zijn de historische weg (Midwolderweg), het borgterrein Nienoord en het houtsingelgebied. Deze gebieden liggen ten oosten van het plangebied en blijven ongewijzigd. Bij de bebouwing is geen sprake van bijzondere cultuurhistorische waarden. De twee bestaande woningen hebben geen monumentale of andere beschermde status.
Archeologie
Ter bescherming van eventuele archeologische waarden in de bodem is de Monumentenwet van toepassing. De kern van deze wet is dat wanneer de bodem wordt verstoord, de archeologische resten intact moeten blijven.
De gemeenten in het Westerkwartier hebben gezamenlijk een onderzoek gedaan naar de archeologische (verwachtings)waarden in het gebied (Archeologie en Cultuurhistorie in de Westerkwartiergemeenten Grootegast, Marum, Leek, Zuidhorn, Vestigia, Amersfoort, 28-03-2013). De archeologische waarden- en verwachtingskaart laat zien dat het plangebied ligt in een gebied dat is aangeduid als categorie 5, terreinen met een middel hoge archeologische verwachtingswaarde. Algemeen geldt voor dergelijke gebieden een archeologische toets er een omgevingsvergunning nodig is voor de bouw met een grotere oppervlakte dan 1000 m².
In het plangebied is geen sprake van archeologische monumenten of van geregistreerde terreinen van hoge archeologische waarde. Om te kunnen beoordelen of archeologisch veldonderzoek noodzakelijk is, heeft de gemeente Leek bij Libau Steunpunt (te Groningen) een archeologisch bureauadvies gevraagd. (zie bijlage 1). Uit dit bureauonderzoek is gebleken dat de kans bestaat intacte archeologische resten aan te treffen. Een vervolgonderzoek is dan ook noodzakelijk. Dit vervolgonderzoek is uitgevoerd en opgenomen als bijlage 2. Uit het onderzoek blijkt dat verder vervolgonderzoek niet noodzakelijk wordt geacht.
Vanwege het grotere belang van het water in de ruimtelijke ordening, wordt van waterschappen een vroege en intensieve betrokkenheid bij het opstellen van ruimtelijke plannen verwacht. Bovendien is de watertoets een verplicht onderdeel in de ruimtelijke procedure geworden.
Waterschappen hebben op grond van de Waterwet een belangrijke taak met betrekking tot het waterbeheer. In een waterbeheerplan geven zij functies aan het water waarbij afstemming wordt gezocht met het ruimtelijk beleid. Als leidende principes voor een duurzaam waterbeheer geldt een tweetal 'tritsen':
Waterplan Regio West-Groningen
Samen met de betrokken gemeenten in het Westerkwartier en het waterschap Noorderzijlvest is Waterplan Regio West-Groningen opgesteld. In dit intergemeentelijke waterplan is een visie voor het jaar 2020 gegeven.
Het beheer van het watersysteem blijft gericht op veiligheid en functionaliteit. Het waterbeheer is gericht op integratie van aanwezige functies (als wonen, landbouw, natuur en recreatie). Het watersysteem wordt ingericht met zo min mogelijk technische ingrepen en de natuurlijke veerkracht is dan waar mogelijk hersteld, zodat ook extreme weersituaties kunnen worden opgevangen. Verder is het water goed bereikbaar voor recreanten, bewoners en vissers. De waterkwaliteit past bij de functie van het aanwezige water (c.q. aanwezige waterlopen). Uit ruimtelijk oogpunt is er aandacht voor de verscheidenheid in water en wordt de inrichting van de oevers op het karakter van de omgeving afgestemd. |
Met dit bestemmingsplan is enerzijds sprake van nieuwbouw, anderzijds is de bebouwing van de voormalige kwekerij gesloopt. De bebouwing ten opzichte van de huidige situatie neemt toe met twee woningen. Parkeren zal op eigen terrein plaats vinden. Daarmee zal de verharding iets toenemen.
Ten opzichte van de eerdere situatie neemt de oppervlakte dan ook met name toe door de omvang van de bebouwing en verharding met circa 1.500 m².
Bij een toename van verharding dient rekening te worden gehouden met voldoende watercompensatie.
Het Waterschap Noorderzijlvest hanteert daarvoor normen, opgenomen in de Beleidsnotitie Water en Ruimte (2006). Als vuistregel geldt dat het extra te realiseren wateroppervlak gelijk is aan 10% van de toename van het verhard oppervlak. Bij het creëren van de benodigde berging onderscheidt het waterschap een driedeling die achtereenvolgens moet worden doorlopen: 1 de waterberging wordt binnen hetzelfde plangebied gerealiseerd; 2 de waterberging wordt binnen hetzelfde peilgebied gerealiseerd; 3 de waterberging wordt in een aanliggend, benedenstrooms peilgebied gerealiseerd. |
Indien de toename onder de 750 m2 blijft, hoeft er geen extra waterberging te worden gerealiseerd, maar dient wel duidelijk te zijn dat plan past binnen een goede waterhuishouding. In overleg met het waterschap Noorderzijlvest is de procedure van de watertoets doorlopen. Het resultaat hiervan is opgenomen in bijlage 6. Omdat er sprake is van een toename aan verharding van ongeveer 1.500 m2 moet 150 m2 waterberging worden gerealiseerd. Om dit mogelijk te maken zullen de omliggende sloten worden verbreed. Bij de afwatering kan gebruik worden gemaakt van de aanliggende kavelsloten.
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is ruimtelijke afstemming tussen bedrijfsactiviteiten, voorzieningen en gevoelige functies (woningen) noodzakelijk. Bij deze afstemming kan gebruik worden gemaakt van de richtafstanden uit de basiszoneringslijst van de VNG-brochure “Bedrijven en milieuzonering” (2009). Een richtafstand wordt beschouwd als de afstand waarbij onaanvaardbare milieuhinder als gevolg van bedrijfsactiviteiten redelijkerwijs kan worden uitgesloten.
De nieuwe woningbouw vindt plaats aan de rand van een woongebied. Er zijn geen milieubelastende functies in de omgeving.
Met het oog op een goede ruimtelijke ordening dient in geval van ruimtelijke ontwikkelingen te worden aangetoond dat de bodem geschikt is voor het beoogde functiegebruik. Ter plaatse van locaties die verdacht worden van bodemverontreiniging, moet ten minste verkennend bodemonderzoek worden uitgevoerd
Ten behoeve van de nieuwbouw wordt bodemonderzoek uitgevoerd. (zie bijlage 3). Uit het onderzoek blijkt dat er vanuit milieuhygiënisch oogpunt gezien geen belemmeringen ten aanzien van het gebruik en de geplande ontwikkeling van de nieuwbouw van woningen in het plangebied. Er zijn wel enkele verhoogde gehalten aangetroffen, maar deze liggen onder het criterium voor nader onderzoek. Deze vormen echter geen aanleiding tot het instellen van een nader bodemonderzoek.
Op een deel van het terrein is een licht verhoogd gehalte aan barium aangetroffen. Hiervoor wordt in het onderzoek aanbevolen om peilbuis 1 (zie onderzoek) over een half jaar opnieuw te bemonsteren en het grondwatermonster te laten analyseren op het gehalte aan barium. Hiermee kan eventueel worden aangetoond dat het matig verhoogde gehalte aan barium in het grondwater een momentopname is geweest. In het kader van de omgevingsvergunningprocedure die wordt gevoerd als er concrete bouwplannen zijn voor het plangebied zal dit aspect nader aan de orde komen. Voor het bestemmingsplan zijn er geen belemmeringen voor de toegelaten woonfunctie in het plangebied.
In de Wet geluidhinder (Wgh) is bepaald dat elke weg in principe een zone heeft waar aandacht aan geluidhinder moet worden besteed. Dit geldt ook voor spoorwegen. Daarbij onderscheidt de Wgh geluidsgevoelige functies (zoals woningen) enerzijds en niet-geluidsgevoelige functies anderzijds.
Dit bestemmingsplan regelt deels vervangende nieuwbouw en de realisatie van twee nieuwe woningen. De parallelweg langs de Midwolderweg valt binnen een 30 km zone. Gelet daarop kan van een zonering op grond van de Wet geluidhinder worden afgezien.
Aandachtspunt is echter wel de ligging van de Midwolderweg zelf. Deze weg ligt op circa 25 meter ten oosten van het plangebied. Deze weg is een hoofdontsluitingsweg. Ten behoeve hiervan heeft akoestisch onderzoek plaatsgevonden (zie bijlage 4).
Uit het akoestisch onderzoek is gebleken dat de voorkeursgrenswaarde van 48 dB in het hele plangebied wordt overschreden, bij een waarneemhoogte van 4,5 meter. De contour van de maximale ontheffingswaarde van 63 dB ligt niet over het plangebied. Woningbouw is in het plangebied mogelijk door het treffen van geluidwerende voorzieningen.
Vanwege de overschrijding van de voorkeursgrenswaarde is parallel aan de bestemmingsplanprocedure een Procedure Hogere Waarde doorlopen. Het besluit is opgenomen in bijlage 7.
Een onderdeel van de Wet milieubeheer betreft de luchtkwaliteit. De wet is enerzijds bedoeld om de negatieve effecten op de volksgezondheid aan te pakken, als gevolg van te hoge niveaus van luchtverontreiniging. Anderzijds heeft de wet tot doel mogelijkheden te creëren voor ruimtelijke ontwikkeling, ondanks overschrijdingen van de Europese grenswaarden voor luchtkwaliteit.
Op grond van de algemene maatregel van bestuur 'Niet in betekenende mate' vormen luchtkwaliteitseisen geen belemmeringen voor projecten die niet in betekenende mate bijdragen aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Op grond van de Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen) zijn (onder andere) de volgende projecten vrijgesteld van toetsing:
Er zijn in de gemeente Leek geen knelpunten bekend wat betreft de luchtkwaliteit.
Dit plan betreft een functieverandering met een geringe toename van het aantal woningen. De verkeersaantrekkende werking daarvan draagt niet in betekenende mate bij aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Er zijn op dit punt geen belemmeringen voor dit bestemmingsplan.
Externe veiligheid gaat over het beheersen van de risico's die ontstaan voor de omgeving bij het gebruik, de opslag en het vervoer van gevaarlijke stoffen, zoals vuurwerk, LPG en munitie. Sinds een aantal jaren is er wetgeving over 'externe veiligheid' om de burger niet onnodig aan te hoge risico's bloot te stellen.
De normen voor externe veiligheid zijn voor risicovolle inrichtingen vastgelegd in onder andere het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi).
Wat betreft het vervoer van gevaarlijke stoffen wordt het toetsingskader gevormd door de Wet vervoer gevaarlijke stoffen, de Nota Risiconormering Vervoer Gevaarlijke Stoffen (RNVGS) en de Circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen. Per 1 juli 2012 is de regelgeving veranderd. Op basis van het Besluit externe veiligheid transportroutes moet rekening worden gehouden met het zogenaamde basisnet voor het vervoer van gevaarlijke stoffen. Uitgangspunt van het basisnet is dat door het vastleggen van veiligheidszones de gebruiksruimte voor het vervoer van gevaarlijke stoffen en ruimtelijke ontwikkelingen op elkaar kunnen worden afgestemd. Provincies kunnen een eigen basisnet vastleggen; dat is ook binnen de provincie Groningen het geval.
Inmiddels heeft de provincie Groningen het provinciaal basisnet (Veilig op weg, veiligheid rondom de weg, De uitwerking: Het provinciaal basisnet) vastgesteld. Dit is verwerkt in de provinciale Omgevingsverordening.
Risicovolle inrichtingen
Voor een inzicht in de externe risico's in de omgeving van het plangebied is de risicokaart Groningen geraadpleegd. Hieruit blijkt dat in de nabijheid van het plangebied geen risicovolle inrichtingen liggen, noch (planologisch) mogelijk worden gemaakt.
Transport gevaarlijke stoffen: provinciale weg N372
Het provinciale basisnet heeft betrekking op de wegen binnen de provincie Groningen, waarvan de provincie wegbeheerder is (als de N372). In tegenstelling tot wat bij externe veiligheid gebruikelijk is, namelijk de risicobenadering, wordt hier voor minder zelfredzame mensen gekozen voor de effectbenadering (van het grootst denkbare scenario van een calamiteit met de meeste vervoerde gevaarlijke stof). Om dat niveau van veiligheid te bereiken, is in het provinciale beleid vastgesteld, dat binnen 30 meter van alle transportassen geen nieuwe objecten mogen worden geprojecteerd waar sprake is van minder zelfredzame mensen.
Het plangebied Midwolderweg ligt voor een klein deel binnen deze afstand.
Over de N372 worden gevaarlijke stoffen vervoerd. omdat het plangebied binnen het invloedsgebied van de N372 is gelegen, is een verantwoording van het groepsrisico noodzakelijk. Ten behoeve hiervan is Steunpunt externe veiligheid Groningen (onderdeel van de Veiligheidheidsregio Groningen) advies gevraagd. Dit advies is opgenomen in bijlage 8. Daarnaast is het bestemmingsplan voorgelegd aan de Brandweer Groningen. Dit advies is opgenomen in bijlage 9.
Uit het advies van de brandweer blijkt dat het plangebied ligt in het invloedsgebied van de N372, daarom is een verantwoording van het groepsrisico noodzakelijk. Verder blijkt uit het advies dat na beoordeling van de bestrijdbaarheid en de zelfredzaamheid dat deze aspecten geen aanleiding geven tot het treffen van maatregelen. Uit het advies van het Steunpunt blijkt eveneens dat na beoordeling van zelfredzaamheid en bestrijdbaarheid er geen noodzaak is tot het treffen van maatregelen.
Conclusie is dat vanuit het oogpunt van externe veiligheid het groepsrisico voldoende is verantwoord en dat de restrisico's aanvaardbaar zijn. Vanuit het aspect externe veiligheid zijn er geen belemmeringen voor dit bestemmingsplan.
In de buurt van het plangebied lopen geen kabels of hogedrukleidingen die van belang zijn voor dit bestemmingsplan.
Dit bestemmingsplan gaat vergezeld van een verbeelding. Op de verbeelding is aan het perceel de bestemming 'Wonen - 6' gegeven. Dit is een bestemming die overeenkomstig de bestemminigsplansystematiek van de gemeente Leek is toegepast.
Uitgangspunten voor de planologische regeling zijn:
Wettelijk bestaat de verplichting om inzicht te geven in de uitvoerbaarheid van een bestemmingsplan. Hierbij wordt een onderscheid gemaakt in de maatschappelijke en de economische uitvoerbaarheid.
Conform de procedure uit de Wet ruimtelijke ordening is het bestemmingsplan gedurende zes weken ter inzage gelegd. Een ieder kan tijdens deze periode zienswijzen indienen bij de gemeenteraad. Parallel aan de bestemmingsplanprocedure wordt de procedure hogere waarden doorlopen. Voordat het bestemmingsplan door de gemeenteraad wordt vastgesteld dient de hogere grenswaarde door het college van burgemeester en wethouders te zijn vastgesteld.
Het bestemmingsplan is verder in het kader van het wettelijk verplichte vooroverleg aan de overlegpartners, zoals Provincie Groningen en het Waterschap Noorderzijlvest voorgelegd.
De binnengekomen zienswijzen zijn samengevat en voorzien van een gemeentelijke reactie. Deze Nota Zienswijzen en Commentaar is opgenomen als bijlage 10. De Nota van Wijzigingen, waarin de wijzigingen in het vastgesteld bestemmingsplan zijn opgenomen, is opgenomen als bijlage 11. Het bestemmingsplan is op 22 april 2015 door de raad van de gemeente Leek vastgesteld.
Ten aanzien van de economische uitvoerbaarheid kan worden geconstateerd dat het hier een bestemmingsplan betreft voor herstructurering van een voormalige kwekerij. De ontwikkeling hiervan vindt plaats door een particulier initiatiefnemer. De gemeente heeft hier geen financiële bemoeienis mee. Eventuele planschade komt voor rekening van de initiatiefnemer. Hiervoor wordt een planschadeovereenkomst gesloten. Hiermee is de economische haalbaarheid voldoende gewaarborgd en wordt het plan uitvoerbaar geacht.
De Grondexploitatiewet (onderdeel van de Wet ruimtelijke ordening) stelt een gegarandeerd kostenverhaal verplicht bij het opstellen van bestemmingsplannen waarin bepaalde bouwplannen mogelijk worden gemaakt.
Een exploitatieplan is verplicht, tenzij het verhalen van kosten al op een andere wijze is verzekerd, het bepalen van een tijdvak of fasering niet noodzakelijk is en het stellen van eisen en regels over werken en werkzaamheden in het exploitatiegebied niet noodzakelijk is. In dat geval dient de gemeenteraad tegelijk met de vaststelling van dit bestemmingsplan expliciet en gemotiveerd te besluiten om geen exploitatieplan vast te stellen. In dit geval zijn de kosten anderzins verzekerd. De kosten voor de ontwikkeling worden door de initiatiefnemer gedragen. Hiervoor wordt een overeenkomst afgesloten.