direct naar inhoud van REGELS
Plan: Leek Centrum 2013
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0022.BPLE13BEHE1-VA01

REGELS

Hoofdstuk 1 INLEIDENDE REGELS

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan:

het bestemmingsplan Leek Centrum 2013 met identificatienummer NL.IMRO.0022.BPLE13BEHE1-VA01 van de gemeente Leek;

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

1.3 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.5 afhaalpunt:

een locatie waar de consument uitsluitend via internethandel bestelde goederen kan afhalen of retourneren, waar uitsluitend logistiek en opslag van bestelde goederen gedurende een korte periode plaatsvindt en waarbij geen sprake is van uitstalling ten verkoop en/of overige activiteiten;

1.6 atelier:

een werkruimte bestemd voor een kunstenaar en/of ambachtsman of -vrouw, waarin al dan niet als ondergeschikte nevenactiviteit detailhandel plaatsvindt;

1.7 bar:

een horecabedrijf dan wel een onderdeel van een horecabedrijf waar de bedrijfsuitoefening hoofdzakelijk is gericht op het tegen vergoeding verstrekken van dranken, met een in het algemeen hoge bezoekersfrequentie gedurende de avond, waarbij de bedrijvigheid zich voornamelijk binnen de lokaliteit voltrekt;

1.8 bar/dancing:

een bar, waar tevens gelegenheid wordt geboden tot dansen, en naar de aard en invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen horecabedrijven zoals discotheken en nachtclubs;

1.9 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

1.10 bebouwingspercentage:

een op de verbeelding aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van een terrein aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd;

1.11 bestaand:

ten aanzien van de bij of krachtens de Woningwet aanwezige bouwwerken en de werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden, en het overige gebruik bestaand ten tijde van het inwerkingtreden van het bestemmingsplan;

1.12 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.13 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.14 bijgebouw:

een gebouw dat een gebruikseenheid vormt met en dienstbaar is aan een, op hetzelfde bouwperceel gelegen, hoofdgebouw, maar daarmee niet in directe verbinding staat;

1.15 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;

1.16 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

1.17 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.18 bouwperceelgrens:

een grens van een bouwperceel;

1.19 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;

1.20 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct, hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.21 cultuurhistorische waarde:

de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis van dat bouwwerk of dat gebied heeft gemaakt;

1.22 dak:

iedere bovenbeëindiging van een gebouw;

1.23 dakopbouw:

de bovenste bouwlaag van een hoofdgebouw waarbij de oppervlakte maximaal 30% van de basisoppervlak van het hoofdgebouw bedraagt;

1.24 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.25 dienstverlening:

het beroepsmatig verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden, met uitzondering van prostitutie, waarbij onderscheid kan worden gemaakt in:

a. administratieve, financiële en zakelijke dienstverlening e.d.:

het verrichten van administratieve en daarmee gelijk te stellen werkzaamheden, al dan niet met daaraan ondergeschikte baliewerkzaamheden;

b. publieksgerichte dienstverlening:

dienstverlening door een bedrijf of instelling dat in hoofdzaak zoals stomerijen, wasserettes, kappers, pedicures, makelaars, reis- en uitzendbureaus, e.d.;

1.26 erker:

een hoek- of rondvormig uitgebouwd deel van een hoofdgebouw, bouwkundig bestaande uit een 'lichte' constructie met een overwegend transparante uitstraling;

1.27 erotisch getinte vermaaksfunctie:

een vermaaksfunctie welke is gericht op het doen plaatsvinden van voorstellingen en/of vertoningen van porno-erotische aard, waaronder begrepen een seksbioscoop, een seksclub en een seksautomatenhal;

1.28 evenement:

een publieke activiteit met een tijdelijk, plaatsgebonden en van het reguliere gebruik afwijkend karakter, plaatsvindend in de open lucht of in tijdelijke onderkomens en in het algemeen bedoeld ter ontspanning en/of vermaak, waaronder begrepen commerciële, culturele, religieuze, recreatieve en/of

sportieve, of daarmee gelijk te stellen activiteiten zoals markten, braderieën, beurzen, kermissen, festiviteiten, wedstrijden, bijeenkomsten, festivals, e.d..

1.29 gebouw:

elk bouwwerk dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.30 geluidsbelasting:

de geluidsbelasting vanwege een weg, een industrieterrein en/of een spoorweg;

1.31 geluidsbelasting vanwege het wegverkeer:

de etmaalwaarde van het equivalente geluidsniveau in dB op een bepaalde plaats, veroorzaakt door het gezamenlijke wegverkeer op een bepaald weggedeelte of een combinatie van weggedeelten, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder;

1.32 geluidsgevoelige objecten:

gebouwen bedoeld voor bewoning, andere geluidsgevoelige objecten of terreinen zoals bedoeld in de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder;

1.33 hogere grenswaarde:

een bij een bestemmingsplan in acht te nemen maximale waarde voor de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten, die hoger is dan de voorkeurgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder;

1.34 horecabedrijf en/of -instelling:

een bedrijf waar bedrijfsmatig dranken en etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies worden verstrekt, al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie, met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie;

1.35 hoofdgebouw:

Een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.

1.36 internethandel:

handel in goederen en/of diensten die plaatsvindt via het internet

1.37 kampeermiddel:

een tent, een tentwagen, een kampeerauto, een caravan of een stacaravan, dan wel enig ander voertuig of onderkomen ten behoeve van recreatief nachtverblijf. dat is bedoeld om te kunnen worden verplaatst;

1.38 kap:

een dak dat voor minder dan 50% in het horizontale vlak ligt;

1.39 karakteristiek gebouw:

een gebouw dat vanwege haar cultuurhistorie of architectuur opvalt en waarvan het beleid is om de verschijningsvorm te behouden bij verandering of uitbreiding;

1.40 maatschappelijke voorzieningen:

educatieve, sociaal-medische, sociaal-culturele, levensbeschouwelijke voorzieningen en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, alsook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen;

1.41 mantelzorg:

langdurige zorg die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende, door personen uit diens directe omgeving, waarbij zorgverlening rechtstreeks voortvloeit uit de sociale relatie en de gebruikelijke zorg van huisgenoten elkaar overstijgt;

1.42 markt:

de markt, bedoeld in artikel 160, eerste lid, aanhef en onder h van de Gemeentewet en/of de jaarlijkse warenmarkt;

1.43 meetverschil:

een door feitelijke terreininrichting aanwezig verschil tussen het beloop van lijnen in het veld en een aangegeven bestemmings- of bouwgrens;

1.44 met het wonen verenigbare functies:

a.zakelijke en persoonlijke dienstverlening: 

het bedrijfsmatig verlenen van diensten aan bedrijven of personen zoals administratiekantoor, advocatenkantoor, reisbureau, artsenpraktijk, schoonheidssalon, kapsalon, en dergelijke, al dan niet met hieraan ondergeschikte detailhandel;

b. praktijkpand, praktijkruimte, kantoor, atelier: 

een gebouw of een gedeelte van een gebouw dat door de indeling en inrichting bestemd is als beroeps- of bedrijfsmatige werkruimte voor medische, administratieve, artistieke, ambachtelijke en daarmee gelijk te stellen beroepen, al dan niet in combinatie met hieraan ondergeschikte detailhandel;

c. internethandel zonder bezoekmogelijkheid:

een gebouw of gedeelte van een gebouw dat door indeling en inrichting bestemd is als ruimte voor het uitoefenen van internethandel zonder fysieke bezoekmogelijkheid voor klanten;

mits de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en de ruimtelijke uitwerking of uitstraling met de woonfunctie in overeenstemming is;

1.45 overkapping:

elk bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat een overdekte ruimte vormt zonder dan wel met ten hoogste één wand

1.46 nutsvoorzieningen:

voorzieningen ten behoeve van het openbaar nut zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling, telefooncellen en apparatuur voor telecommunicatie;

1.47 pand:

De kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is.

1.48 peil:
  • a. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst:
    • 1. de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  • b. in andere gevallen:
    • 1. de gemiddelde hoogte van het aansluitende maaiveld;
  • c. indien op of over het water wordt gebouwd:
    • 1. het Normaal Amsterdams Peil (of een ander plaatselijk aan te houden waterpeil);
1.49 prostitutie:

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;

1.50 restaurant:

een horecabedrijf dat gericht is op het verstrekken van dranken en etenswaren die ter plekke worden genuttigd;

1.51 seksinrichting:

een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf,

waaronder begrepen een erotische-massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.52 standplaats:

het vanaf een vaste plaats op een openbare en in de openlucht gelegen plaats te koop aanbieden, verkopen of afleveren van goederen dan wel diensten, gebruikmakend van fysieke middelen, zoals een kraam, een wagen of een tafel;

1.53 uitbouw:

een gebouw dat in directe verbinding staat met het hoofdgebouw en dat een uitbreiding van een ruimte in dat gebouw vormt;

1.54 voorgevel:

de gevel van het hoofdgebouw die door zijn aard, functie, constructie dan wel gelet op uitstraling ervan als belangrijkste gevel kan worden aangemerkt;

1.55 voorgevelrooilijn:

een denkbeeldige lijn die strak loopt langs de naar de openbare weg gekeerde gevel(s) van een hoofdgebouw voor zover op dat deel van de openbare weg voorgevels zijn gericht;

1.56 voorkeursgrenswaarde:

de bij een bestemmingsplan in acht te nemen maximale waarde voor de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten, zoals deze rechtstreeks kan worden afgeleid uit de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder;

1.57 weg:

alle voor het openbaar rij- of ander verkeer openstaande wegen of paden, daaronder begrepen de daarin gelegen bruggen en duikers, de tot de wegen of paden behorende bermen en zijkanten, alsmede de aan de weg liggende parkeergelegenheden;

1.58 woning:

een complex van ruimten, uitsluitend voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden;

1.59 woonhuis:

een gebouw dat één woning omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden;

1.60 woonschip:

een vaartuig dat uitsluitend of in hoofdzaak wordt gebezigd als, of te oordelen naar zijn constructie of inrichting uitsluitend of in hoofdzaak bestemd is tot, een als hoofdverblijf geldend dag- en/of nachtverblijf van één of meer personen;

1.61 zorgwoning:

een individuele, maar niet-zelfstandige wooneenheid met bijbehorende voorzieningen, bestemd voor de huisvesting van een persoon of een samenwonende groep van personen onder begeleiding of met zorg van professionele zorgverleners

Artikel 2 Wijze van meten

2.1 Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

1. de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2. de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

3. de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

4. de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

5. de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

6. de afstand tot de perceelsgrens:

vanaf de kortste afstand van enig punt van een bouwwerk tot de perceelgrens.

2.2 Plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- of kroonlijsten en erkers

Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen binnen bouwvlakken of bestemmingsvlakken worden ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- of kroonlijsten en erkers buiten beschouwing gelaten, mits de bouw- c.q. de bestemmingsgrens met niet meer dan 1,50 m wordt overschreden.

2.3 Dakopbouwen

Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van de bouwhoogte van een bouwwerk worden dakopbouwen als ondergeschikte bouwonderdelen aangemerkt, mits de bouwhoogte van een bouwwerken met niet meer dan 1,50 m wordt overschreden.

2.4 Meetverschillen

Bij toepassing van het bepaalde in het plan ten aanzien van het bouwen binnen bouwvlakken of bestemmingsvlakken, worden afwijkingen ten gevolge van meetverschillen buiten beschouwing gelaten, mits dat meetverschil, mede gelet op de aard en omvang van hierdoor toegelaten of toe te laten (bouw)werken of werkzaamheden, als van zeer beperkte betekenis moet worden aangemerkt.

Hoofdstuk 2 BESTEMMINGSREGELS

Artikel 3 Centrum - Kernwinkelgebied

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Centrum - Kernwinkelgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. gebouwen ten behoeve van:
    • 1. detailhandel;
    • 2. ateliers;
    • 3. dienstverlening, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'dienstverlening';
    • 4. horecabedrijven van categorie 1, zoals opgenomen in bijlage 1;
    • 5. horecabedrijven van categorie 2, zoals opgenomen in bijlage 1, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'horeca';
    • 6. woningen, uitsluitend op de verdieping(en);
    • 7. zorgwoningen met de daarbij behorende voorzieningen, ter plaatse van de aanduiding 'zorgwoning';

met daaraan ondergeschikt:

  • b. wegen, straten en paden;
  • c. groenvoorzieningen;
  • d. nutsvoorzieningen;
  • e. parkeervoorzieningen;
  • f. speelvoorzieningen;
  • g. water;

met de daarbij behorende:

  • h. tuinen, erven en terreinen;
  • i. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

en tevens voor:

  • j. markt, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'markt';
  • k. standplaats, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel-standplaats;
  • l. periodiek evenement in de vorm van een jaarmarkt.

Ter plaatse van de aanduiding ''wonen' is wonen op de begane grond toegestaan.

Ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' heeft de bebouwing kenmerken die beschermd dienen te worden.

3.2 Bouwregels
3.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van de in lid 3.1 sub a. genoemde gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. een gebouw wordt binnen het bouwvlak gebouwd;
  • b. de onderlinge afstand van niet aaneengebouwde gebouwen bedraagt ten hoogste 3,00 m;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' bedraagt de bouwhoogte van een gebouw ten hoogste de aangegeven hoogte;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte, maximum bouwhoogte (m)' bedraagt de bouwhoogte van een gebouw ten hoogste de aangegeven hoogte;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'minimum dakhelling (graden)' bedraagt de dakhelling ten minste het aangegeven percentage danwel komt overeen met de bestaande dakhelling indien deze lager is;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' bedragen de goot- en bouwhoogte en dakhelling de bestaande goot- en bouwhoogte en dakhelling;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - blinde gevel' worden de tweede en derde bouwlaag van een gebouw voorzien van een blinde gevel.
3.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt ten hoogste 2,00 m, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen voor de voorgevelrooilijn ten hoogste 1,00 m bedraagt;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, bedraagt ten hoogste 5,00 m;
  • c. de bouwhoogte van een brandtrap, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - brandtrap', bedraagt ten hoogste 10,00 m.
3.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen, ten behoeve van een goede woonsituatie, de milieusituatie, de sociale veiligheid, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing.

3.4 Afwijken van de bouwregels

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, kan met een omgevingsvergunning afgeweken worden van:

  • a. het bepaalde in artikel 3.2.1, sub a, ten behoeve van een overkapping of daarmee vergelijkbare constructie ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - entree', met dien verstande dat de maximale bouwhoogte 7,00 m bedraagt;
  • b. het bepaalde in lid 3.2.1, sub c en d, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - hoogteaccent toegestaan', met dien verstande dat de maximale goot- en bouwhoogte respectievelijk 13,00 en 16,00 meter bedragen.
3.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

a. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een afhaalpunt.

Artikel 4 Centrum - Randgebied

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Centrum - Randgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. gebouwen ten behoeve van:
    • 1. dienstverlening;
    • 2. detailhandel, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel';
    • 3. woningen, al dan niet in combinatie met ruimte voor met het wonen verenigbare functies;
    • 4. zorgwoningen met de daarbij behorende voorzieningen, ter plaatse van de aanduiding 'zorgwoning';
    • 5. (ondergronds) parkeren;
    • 6. horecabedrijven van categorie 1, zoals opgenomen in bijlage 1, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'horeca';

met daaraan ondergeschikt:

  • b. wegen, straten en paden;
  • c. groenvoorzieningen;
  • d. nutsvoorzieningen;
  • e. parkeervoorzieningen;
  • f. speelvoorzieningen;
  • g. water;
  • h. evenementen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'evenemententerrein';

en tevens voor:

  • i. standplaats, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel-standplaats';
  • j. handel in goederen via internet, niet zijnde een afhaalpunt, mits ondergeschikt aan een sub a onder 1 of 3 tot en met 6 bedoelde hoofdfunctie en mits niet voorzien van een bezoekmogelijkheid voor klanten;
  • k. periodiek evenement in de vorm van een jaarmarkt;

met de daarbij behorende:

  • l. tuinen, erven en terreinen;
  • m. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

Ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' heeft de bebouwing kenmerken die beschermd dienen te worden.

4.2 Bouwregels
4.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van de in lid 4.1 sub a. genoemde gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. een gebouw wordt binnen het bouwvlak gebouwd;
  • b. de onderlinge afstand van niet aaneengebouwde gebouwen bedraagt ten hoogste 3,00 m;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' bedraagt de bouwhoogte van een gebouw ten hoogste de aangegeven hoogte, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - terugliggende bouwlaag' de afstand van de vierde bouwlaag tot de bouwgrens ten minste 2,00 m bedraagt;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte, maximum bouwhoogte (m)' bedraagt de bouwhoogte van een gebouw ten hoogste de aangegeven hoogte;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'minimum dakhelling (graden)' bedraagt de dakhelling ten minste het aangegeven percentage danwel komt deze overeen met de bestaande dakhelling;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' bedragen de goot- en bouwhoogte en dakhelling de bestaande goot- en bouwhoogte en dakhelling.
4.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt ten hoogste 2,00 m, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen voor de voorgevelrooilijn ten hoogste 1,00 m bedraagt;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, bedraagt ten hoogste 5,00 m.
4.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen, ten behoeve van een goede woonsituatie, de milieusituatie, de sociale veiligheid, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing.

4.4 Afwijken van de bouwregels

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, kan met omgevingsvergunning afgeweken worden van:

  • a. het bepaalde in lid 4.2.1, sub c ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding- hoogteaccent toegestaan', met dien verstande dat de maximale bouwhoogte 16,00 m bedraagt.
4.5 Specifieke gebruiksregels
4.5.1 Algemeen

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel, tenzij het de gronden betreft ter plaatse van de aanduiding:
    • 1. 'detailhandel', in welk geval detailhandel is toegestaan;
    • 2. 'specifieke vorm van detailhandel - standplaats', in welk geval een standplaats is toegestaan;
  • b. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van horeca, tenzij het de gronden betreft ter plaatse van de aanduiding 'horeca', in welk geval horecabedrijven van categorie 1 zijn toegestaan;
  • c. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor met het wonen verenigbare functies, zodanig dat:
    • 1. het bedrijfsvloeroppervlak ten behoeve van een met het wonen verenigbare functie meer bedraagt dan 30% van het vloeroppervlak van de gebouwen op een bouwperceel met een maximum van 50 m²;
    • 2. er detailhandel plaatsvindt, tenzij het detailhandel betreft die ten dienste staat van en ondergeschikt is aan met het wonen verenigbare functies;
    • 3. de functie een zodanig verkeersaantrekkende werking heeft waardoor verkeersmaatregelen noodzakelijk zijn;
  • d. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een afhaalpunt.
4.5.2 Evenementen

Voor de gronden ter plaatse van de aanduiding 'evenemententerrein' gelden de volgende regels:

  • a. het maximaal aantal evenementen dat mag plaatsvinden op de betreffende gronden bedraagt 1 per jaar;
  • b. het totaal aantal dagen van de duur van het onder a. bedoelde evenement bedraagt 8 dagen, inclusief de dagen die nodig zijn voor het op- en afbouwen.
4.6 Afwijken van de gebruiksregels

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, kan met omgevingsvergunning afgeweken worden van:

  • a. het bepaalde in lid 4.5.1, sub a en toestaan dat de gronden en bouwwerken worden gebruikt ten behoeve van detailhandel;
  • b. het bepaalde in lid 4.5.1, sub b en toestaan dat de gronden en bouwwerken worden gebruikt ten behoeve van horecabedrijven van categorie 1 en 2, zoals opgenomen in bijlage 1;
  • c. het bepaalde in lid 4.5.1, sub d en toestaan dat de gronden en bouwwerken worden gebruikt ten behoeve van een afhaalpunt.

Artikel 5 Groen

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groenvoorzieningen;

met daaraan ondergeschikt:

  • b. paden;
  • c. nutsvoorzieningen;
  • d. speelvoorzieningen;
  • e. water;

met de daarbij behorende:

  • f. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
5.2 Bouwregels
5.2.1 Gebouwen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

5.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende regel:

  • a. de bouwhoogte bedraagt ten hoogste 3,00 m.
5.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen, ten behoeve van de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing.

5.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van de gronden ten behoeve van parkeervoorzieningen.

Artikel 6 Maatschappelijk

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. gebouwen ten behoeve van:
    • 1. sociale, culturele, medische, religieuze en onderwijsinstellingen;
    • 2. detailhandel, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel';
    • 3. een woning, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'wonen';

met daaraan ondergeschikt:

  • b. paden;

met de daarbij behorende:

  • c. terreinen;
  • d. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

Ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' heeft de bebouwing kenmerken die beschermd dienen te worden.

6.2 Bouwregels
6.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van de in lid 6.1 sub a. genoemde gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. een gebouw wordt binnen een bouwvlak gebouwd;
  • b. de onderlinge afstand van niet aaneengebouwde gebouwen bedraagt ten hoogste 3,00 m;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte, bouwhoogte (m)' bedragen de goot- en bouwhoogte van een gebouw ten hoogste de aangegeven hoogte;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'minimum dakhelling (graden)' bedraagt de dakhelling ten minste het aangegeven percentage danwel komt overeen met de bestaande dakhelling;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' bedragen de goot- en bouwhoogte en dakhelling de bestaande goot- en bouwhoogte en dakhelling.
6.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, geldt de volgende regel:

  • a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3,00 m.
6.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen, ten behoeve van een goede woonsituatie, de milieusituatie, de sociale veiligheid, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing.

6.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, worden in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor de uitoefening van detailhandel, tenzij het gronden betreft ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel', in welk geval detailhandel is toegestaan;
  • b. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een horecabedrijf.
6.5 Afwijken van de gebruiksregels

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, kan met omgevingsvergunning afgeweken worden van:

  • a. het bepaalde in lid 6.4. sub b en toestaan dat de gronden en bouwwerken worden gebruikt ten behoeve van horecabedrijven van categorie 1, zoals opgenomen in bijlage 1.

Artikel 7 Verkeer

7.1 bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen en straten;
  • b. paden;
  • c. sloten, bermen en beplanting;
  • d. water;

met daaraan ondergeschikt:

  • e. groenvoorzieningen;
  • f. nutsvoorzieningen;
  • g. parkeervoorzieningen;

met de daarbij behorende:

  • h. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

en tevens voor:

  • i. periodiek evenement in de vorm van een jaarmarkt.
7.2 Bouwregels
7.2.1 Gebouwen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

7.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van lichtmasten en verkeersgeleiders bedraagt ten hoogste 6,00 m;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan rechtstreeks ten behoeve van de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer, bedraagt ten hoogste 5,00 m.
7.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen, ten behoeve van de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing.

Artikel 8 Water

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. waterlopen en waterpartijen;
  • b. waterberging;
  • c. bermen en beplanting;
  • d. oevers;

met daaraan ondergeschikt:

  • e. groenvoorzieningen;
  • f. nutsvoorzieningen;

met de daarbij behorende:

  • g. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder bruggen, dammen en/of duikers.
8.1 Bouwregels
8.1.1 Gebouwen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

8.1.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende regel:

  • a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3,00 m.
8.2 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen, ten behoeve van een goede waterhuishouding en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing.

8.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van de gronden als ligplaats voor (woon)schepen.

Artikel 9 Wonen

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. gebouwen ten behoeve van:
    • 1. wonen, al dan niet in combinatie met ruimte voor met het wonen verenigbare functies;
    • 2. zorgwoning met de daarbij behorende voorzieningen, ter plaatse van de aanduiding 'zorgwoning';
    • 3. detailhandel, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel';
    • 4. horecabedrijven van categorie 1, zoals opgenomen in bijlage 1 en/of een café, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'horeca';
    • 5. houtverwerkingsbedrijf, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - houtverwerkingsbedrijf';

met daaraan ondergeschikt:

  • b. groenvoorzieningen;
  • c. nutsvoorzieningen;

met de daarbij behorende:

  • d. aan- en uitbouwen en bijgebouwen;
  • e. tuinen en erven;
  • f. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

Ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' heeft de bebouwing kenmerken die beschermd dienen te worden.

9.2 Bouwregels
9.2.1 Hoofdgebouwen
  • a. een hoofdgebouw wordt binnen een bouwvlak gebouwd;
  • b. de onderlinge afstand van niet aaneengebouwde gebouwen bedraagt ten hoogste 3,00 m, danwel de bestaande afstand indien deze groter is;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte, maximum bouwhoogte (m)' bedraagt de bouwhoogte van een gebouw ten hoogste de aangegeven hoogte;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'minimum dakhelling (graden)' bedraagt de dakhelling ten minste het aangegeven percentage danwel komt overeen met de bestaande dakhelling.
9.2.2 Aan- en uitbouwen en bijgebouwen

Voor het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen per hoofdgebouw bedraagt ten hoogste 70 m²;
  • b. aan- en uitbouwen en bijgebouwen worden ten minste 3,00 m achter de voorgevelrooilijn gebouwd;
  • c. de goot- en bouwhoogte van een aan- of uitbouw of een bijgebouw bedraagt ten hoogste de goot- en bouwhoogte van het hoofdgebouw, met dien verstande dat:
    • 1. de goothoogte van een aan- of uitbouw of een bijgebouw ten hoogste 3,00 m bedraagt;
    • 2. de bouwhoogte van een aan- of uitbouw of een bijgebouw ten hoogste 5,50 m bedraagt;
  • d. de afstand van aan- of uitbouwen en bijgebouwen tot de perceelgrens ten minste 1,00 m bedraagt, tenzij het gebouw in de erfgrens wordt geplaatst.
9.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt ten hoogste 2,00 m, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen voor de voorgevelrooilijn ten hoogste 1,00 m bedraagt;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3,00 m;
  • c. de oppervlakte van overkappingen per hoofdgebouw bedraagt ten hoogste 30 m²;
  • d. overkappingen worden achter de voorgevelrooilijn gebouwd.
9.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen, ten behoeve van een goede woonsituatie, de milieusituatie, de sociale veiligheid, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing.

9.4 Afwijken van de bouwregels

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van:

  • a. het bepaalde in lid 9.2.2 sub a in die zin dat de gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen wordt vergroot tot ten hoogste 100 m² indien de oppervlakte van het bouwperceel ten hoogste 600 m² bedraagt en na de toepassing van deze afwijkingsbevoegdheid:
    • 1. de gezamenlijke oppervlakte van gebouwen per bouwperceel niet meer bedraagt dan 200 m², dan wel de bestaande bebouwing indien deze groter is dan 200 m²;
    • 2. het bebouwingspercentage van het bouwperceel ten hoogste 50% bedraagt;
  • b. het bepaalde in lid 9.2.2 sub a in die zin dat de gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen wordt vergroot tot 70 m² vermeerderd met 5% van de oppervlakte van het bouwperceel tot ten hoogste 150 m² indien de oppervlakte van het bouwperceel ten minste 600 m² bedraagt en na de toepassing van deze afwijkingsbevoegdheid:
    • 1. de gezamenlijke oppervlakte van gebouwen per bouwperceel niet meer bedraagt dan 300 m², dan wel de bestaande bebouwing indien deze groter is dan 300 m²;
  • c. het bepaalde in lid 9.2.2, sub b. in die zin dat aan- en uitbouwen en bijgebouwen minder dan 3,00 m achter de voorgevelrooilijn of op de voorgevelrooilijn worden gebouwd;
  • d. het bepaalde in lid 9.2.2, sub c. in die zin dat de goot- of bouwhoogte van (gedeelten van) een aan- of uitbouw wordt vergroot tot ten hoogste de goot- of bouwhoogte van het hoofdgebouw, mits:
    • 1. de afstand van de aan- of uitbouw tot de perceelgrens ten minste 3,00 m bedraagt.
9.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor met het wonen verenigbare functies, zodanig dat:
    • 1. het bedrijfsvloeroppervlak ten behoeve van een met het wonen verenigbare functie meer bedraagt dan 30% van het vloeroppervlak van de gebouwen op een bouwperceel met een maximum van 50 m²;
    • 2. de functie ernstige of onevenredige hinder oplevert voor de woonomgeving en afbreuk doet aan het woonkarakter van de omgeving;
    • 3. er detailhandel plaatsvindt, tenzij het detailhandel betreft die ten dienste staat van en ondergeschikt is aan met het wonen verenigbare functies;
    • 4. de functie een zodanig verkeersaantrekkende werking heeft waardoor verkeersmaatregelen noodzakelijk zijn;
  • b. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor bewoning;
  • c. het gebruik van aan- en uitbouwen en bijgebouwen ten behoeve van mantelzorg.
9.6 Afwijken van de gebruiksregels
  • a. Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van a. het bepaalde in lid 9.5, sub b en c, in die zin dat aan- en uitbouwen en/of bijgebouwen worden gebruikt ten behoeve van mantelzorg, mits:
    • 1. de zorgbehoefte objectief aannemelijk is gemaakt;
    • 2. is aangetoond dat in het hoofdgebouw geen mogelijkheden zijn voor mantelzorg;
    • 3. mantelzorg plaatsvindt op een oppervlakte van ten hoogste 70 m²;
    • 4. de oppervlakte aan aan- en uitbouwen en bijgebouwen inclusief de oppervlakte ten behoeve van mantelzorg ten hoogste 300 m² bedraagt;
    • 5. het bijgebouw een ruimtelijke eenheid vormt met de woning;
    • 6. verzekerd is dat na beëindiging van de mantelzorg de daarvoor aangewende oppervlakte niet als zelfstandige woning in gebruik wordt genomen.

Hoofdstuk 3 ALGEMENE REGELS

Artikel 10 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 11 Algemene gebruiksregels

11.1 Algemeen

Tot een gebruik, strijdig met de gegeven bestemmingen, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van de gronden voor de opslag van (aan het oorspronkelijk verkeer onttrokken) voer-, vaar- of vliegtuigen, anders dan in het kader van de bedrijfsvoering;
  • b. het gebruik van de gronden voor de opslag van schroot, afbraak- en bouwmaterialen, grond, bodemspecie en puin en voor het storten van vuil, anders dan in het kader van de bedrijfsvoering;
  • c. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting;
  • d. het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen.

Artikel 12 Algemene afwijkingsregels

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van:

  • a. afwijkingen ten aanzien van de aanduidingen en in de regels gegeven maten, afmetingen en percentages, tot ten hoogste 10% van die maten, afmetingen en percentages;
  • b. de bestemmingsregels en toestaan dat niet voor bewoning bestemde bouwwerken ten behoeve van openbaar nut zoals wachthuisjes, telefooncellen en naar de aard en omvang daarmee gelijk te stellen bouwwerken worden gebouwd, met uitzondering van verkooppunten van motorbrandstoffen, voor zover deze bouwwerken een bouwhoogte hebben van ten hoogste 3,50 m en een oppervlakte van ten hoogste 60 m²;
  • c. de bestemmingsregels en toestaan dat straatmeubilair zoals lichtmasten en verkeersinstallaties, wordt geplaatst met een bouwhoogte van ten hoogste 15,00 m;
  • d. de bestemmingsregels en toestaan dat abri's, kunstwerken, vlaggenmasten, en daarmee gelijk te stellen bouwwerken worden geplaatst;
  • e. de bestemmingsregels en toestaan dat voorzieningen ten dienste van het ontvangen en zenden van telecommunicatiesignalen worden geplaatst, voor zover deze voorzieningen van geringe horizontale afmetingen zijn en mits de bouwhoogte ten hoogste 15,00 m bedraagt voor antennes voor privégebruik en ten hoogste 40,00 m voor antennes voor gemeenschappelijk gebruik;
  • f. de bestemmingsregels en toestaan dat duurzame energievoorzieningen op dorpsniveau (biomassa/warmtepomp) worden geplaatst.

Artikel 13 Algemene wijzigingsregels

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, kunnen burgemeester en wethouders met in achtneming van het bepaalde in artikel 3.6, lid 1 sub a van de Wet ruimtelijke ordening het plan wijzigen in die zin dat:

  • a. de op de verbeelding aangegeven aanduidingen 'dienstverlening' en 'wonen' binnen de bestemming 'Centrum-Kernwinkelgebied' worden geschrapt, mist de huidige functie ter plaatse is beëindigd;
  • b. de op de verbeelding aangegeven aanduiding 'detailhandel' binnen de bestemming 'Centrum-Randgebied' wordt geschrapt, mist de huidige functie ter plaatse is beëindigd;
  • c. de op de verbeelding aangegeven aanduidingen 'detailhandel', 'horeca' en 'specifieke vorm van bedrijf - houtverwerkingsbedrijf' binnen de bestemming 'Wonen' worden geschrapt, mist de huidige functie ter plaatse is beëindigd.

Artikel 14 Overige regels

14.1 Uitsluiting aanvullende werking Bouwverordening

De voorschriften van de Bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het gestelde in artikel 9 lid 2 van de Woningwet buiten toepassing, behoudens ten aanzien van de volgende onderwerpen:

  • a. het bouwen bij hoogspanningsleidingen en ondergrondse hoofdtransportleidingen;
  • b. de parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden;
  • c. de ruimte tussen bouwwerken.

Hoofdstuk 4 OVERGANGS- EN SLOTREGELS

Artikel 15 Overgangsrecht

15.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • b. Het bevoegd gezag kan eenmalig omgevingsvergunning verlenen van sublid a. voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het sublid a. met maximaal 10%.
  • c. Sublid a. is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
15.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in sublid a., te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
  • c. Indien het gebruik, bedoeld in sublid a., na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
  • d. Sublid a. is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 16 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het Bestemmingsplan Leek Centrum 2013 van de gemeente Leek.

Behorende bij het besluit van de raad van de gemeente Leek van 19 februari 2014.