direct naar inhoud van Artikel 5 Water
Plan: Bedrijventerreinen Hoogezand-West
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0018.BP092HzWest-30va

Artikel 5 Water

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor de hoofdfuncties:

  • a. oever;
  • b. water;
  • c. waterberging;
  • d. waterweg;

en voor de ondergeschikte functies:

  • e. brug;
  • f. gemaal, stuw;
  • g. groen, groenvoorzieningen;
  • h. nutsvoorziening;
  • i. sluis;
  • j. speelvoorziening;
  • k. waterkering.

5.2 Bouwregels
5.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. er mogen alleen gebouwen worden opgericht voor het waterbeheer en/of het vaarverkeer;
  • b. gebouwen zijn toegelaten tot een bouwhoogte van 3 meter, uitgezonderd:
    • 1. plaatselijke verhogingen, deze zijn toegelaten tot ten hoogste 10% van de oppervlakte van het in het betreffende bouwperceel gelegen bouwvlak, en tot ten hoogste een kwart van de maximale hoogte van het betreffende gebouw met een maximum van 1 meter;
    • 2. waar de bestaande eerder toegelaten bouwhoogte groter is, daar geldt die hoogte als maximum.
  • c. een gebouw is toegelaten tot een grootte van 20 m2.

5.2.2 Licht- en vlaggenmasten

Licht- en vlaggenmasten zijn toegelaten tot 6 meter hoogte.

5.2.3 Overige andere bouwwerken

Overige andere bouwwerken zijn toegelaten tot 5 meter hoogte.

5.3 Nadere eisen
5.3.1 Bevoegdheid

Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, met het doel om bij te dragen aan een sociaal en verkeersveilige invulling, aan een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld, en aan de gebruiksmogelijkheden van de omliggende percelen.

5.3.2 Procedure

Voordat toepassing gegeven wordt aan deze bevoegdheid voor het stellen van nadere eisen zal belanghebbenden gedurende twee weken de gelegenheid geboden worden hun zienswijzen omtrent het voornemen naar voren te brengen.

5.4 Ontheffing van de bouwregels
5.4.1 Bevoegdheid

Burgemeester en Wethouders kunnen, mits hierbij

  • geen sprake is van verslechtering van de samenhang van het straat- en bebouwingsbeeld, en
  • sprake is van een goede woonsituatie (lichttoetreding, uitzicht en privacy), en
  • sprake is van een sociaal en verkeersveilige invulling, en
  • geen sprake is van verslechtering van de milieusituatie, en
  • geen sprake is van een onevenredige beperking van de gebruiksmogelijkheden van de omliggende percelen,

ontheffing verlenen van:

  • a. de op de plankaart of in de planregels gegeven maten, afmetingen en percentages, tot ten hoogste 10% van die maten, afmetingen en percentages, behalve waarvoor hiernavolgend andere maten en percentages genoemd worden;
  • b. de planregels en toestaan dat bouwgrenzen worden overschreden, als een meetverschil daartoe aanleiding geeft.
  • c. het bepaalde in artikel 5.2.1 en toestaan dat openbare nutsgebouwtjes, telefooncellen en naar aard daarmee gelijk te stellen gebouwtjes worden gebouwd, mits
    • 1. de inhoud per gebouwtje ten hoogste 50 m3 is;
    • 2. de hoogte van de gebouwtjes ten hoogste 4 meter is.
  • a. het bepaalde in artikel 5.2.3 en toestaan dat overige andere bouwwerken, uitgezonderd reclamemasten, tot een hoogte van 10 meter worden gebouwd.

5.4.2 Procedure

Voordat toepassing gegeven wordt aan deze bevoegdheid voor het verlenen van ontheffing, zal belanghebbenden gedurende twee weken de gelegenheid geboden worden hun zienswijzen omtrent het voornemen naar voren te brengen. Een ontheffing kan onder beperkingen verleend worden en aan een ontheffing kunnen voorschriften worden verbonden.

5.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van gronden voor het storten van puin en afvalstoffen;
  • b. het gebruik van gronden voor de opslag van schroot, afbraak- en bouwmaterialen, anders dan voor de uitvoering van krachtens de bestemming toegelaten bouwactiviteiten, werken en werkzaamheden;
  • c. het gebruik van gronden voor de stalling en opslag van (aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken) vaar-, vlieg- of voertuigen;
  • d. het gebruik van gronden als standplaats voor kampeermiddelen;