direct naar inhoud van 5.4 Water
Plan: Buitengebied
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0018.BP090Buitengebied-31va

5.4 Water

Bij de voorbereiding van de Nota van Uitgangspunten (de beleidsmatige basis voor dit bestemmingsplan) als ook bij de voorbereiding van het bestemmingsplan zelf, is intensief overleg gevoerd met het waterschap Hunze en Aa's. Bij de voorbereidende besprekingen over de waterparagraaf van dit bestemmingsplan is verder een provinciale vertegenwoordiger aangeschoven. In overleg met deze gesprekspartners is de volgende opzet van de waterparagraaf voor het bestemmingsplan voor het buitengebied afgesproken:

  • 1. Beschrijving van het waterrelevant beleid (rijksbeleid, POP en Nationaal- en Regionaal Bestuursakkoord water, gemeentelijke visie);
  • 2. Beschrijven van het waterhuishoudkundig systeem, grond en oppervlaktewaterkwantiteit, wateroverlast, verdroging en grond- en oppervlaktewaterkwaliteit;
  • 3. Beschrijving van de beïnvloeding van het systeem, zoals riolering buitengebied en overstorten en bijvoorbeeld grondwaterwinning alsmede nieuwe ontwikkelingen;
  • 4. Inpassen ruimte voor water, zoals bergingsgebieden;
  • 5. Veiligheid; liggen er boezemwateren binnen het gebied en hoe wordt er omgegaan met kaden;
  • 6. Afspraken over het dempen van sloten en het compenseren hiervan;
  • 7. Aangeven of er nu knelpunten in het watersysteem zijn en deze benoemen;
  • 8. Aangeven dat bij toekomstige ontwikkelingen gekeken zal worden naar de mogelijkheden om kleinschalige bergingsmogelijkheden voor water te realiseren.

Hieronder wordt puntsgewijs op het bovenstaande ingegaan. Daarna wordt kort ingegaan op de belangrijkste waterhuishoudkundige gevolgen van het glastuinbouw gebied.

5.4.1 Waterrelevant beleid

Het beleid beschreven in de Vierde Nota Waterhuishouding, aangaande de waterhuishoudkundige inrichting van stedelijk gebied richt zich op een duurzamer en gezonder gebruik van watersystemen. Concreet worden de volgende beleidsvoornemens genoemd:

  • Gebieden zelfvoorzienend maken door waterconservering te stimuleren en waterbuffering te bevorderen. Langs deze weg kan een bijdrage worden geleverd aan het voorkomen van wateroverlast en het vergroten van het oppervlak natte natuur. Op deze manier worden problemen minder afgewenteld op naastgelegen gebieden, maar worden oplossingen binnen de stroomgebieden gezocht. Een bijkomend voordeel is dat bestaande problemen met betrekking tot verdroging en gebiedsvreemd water worden beperkt.
  • Combineren van natuurherstelprojecten met mogelijkheden voor een vergrote waterconservering. hiermee kan de invloed van aanvoer van gebiedsvreemd water worden beperkt.
  • Vermindering/vertraging van de bodemdaling door verandering van functies en het treffen van maatregelen, andere keuzes voor de inrichting en het gebruik van het gebied, vastleggen van de bij de functie behorende grondwatersituatie en het waterbergend vermogen.
  • Provincies en gemeenten wordt gevraagd met ruimtelijke planning de verdrogingsbestrijding te ondersteunen en te voorkomen dat het areaal verdroogd gebied toeneemt. Waterschappen moeten in het beheersplan aangeven hoe zij de gewenste grondwatersituatie voor de diverse bestemmingen, en voor de verdroogde natuurgebieden in het bijzonder, door hun beheer willen realiseren.
  • Versterking van waterconservering en veerkracht van het watersysteem door het toestaan van peilfluctuaties of langdurig hoge peilen.

Naar aanleiding van de wateroverlast eind jaren negentig van de vorige eeuw heeft de Commissie Waterbeheer 21ste eeuw opdracht gekregen advies uit te brengen over de waterhuishoudkundige inrichting van Nederland. Hevige regenval leidde in het najaar van 1998 tot flinke schade in Zuidwest- en Noordoost-Nederland. Polders moesten onder water worden gezet om elders bij steden en dorpen dijkdoorbraken te voorkomen. De oorzaak is het steeds intensiever gebruik van grond voor landbouw, natuur en verstedelijking. Klimaatveranderingen, zeespiegelstijging en bodemdaling zullen deze problemen nog vergroten. Om veiligheid te creëren en schade door wateroverlast en droogte te voorkomen, kiest de commissie bij de keuze van maatregelen voor een drietrapsstrategie:

  • 1. Overtollig water zo veel mogelijk bovenstrooms vasthouden in de bodem en in oppervlaktewater.
  • 2. Zonodig water tijdelijk bergen in retentiegebieden langs de waterlopen waarvoor ruimte moet worden gecreëerd.
  • 3. Pas als 1 en 2 te weinig opleveren, water afvoeren naar elders of, als dat niet kan, het water bij zeer extreme omstandigheden gecontroleerd opvangen in daarvoor aangewezen gebieden.

De commissie constateerde verder dat een gezamenlijke aanpak van de verschillende overheden dringend noodzakelijk is.

Het Regionaal Bestuursakkoord Water is in 2005 door de diverse gemeenten en andere overheden vastgesteld. Het akkoord heeft tot doel bestuurlijke overeenstemming te bereiken over de regionale wateraanpak. In dit akkoord wordt extra ruimte gevraagd voor de opvang en de berging van water.

In het Provinciaal Omgevingsplan heeft de provincie gebieden aangewezen binnen het territorium van het waterschap Hunze en Aa's, die bij extreme natte perioden dienen als waterberging. De bergingsgebieden in de gemeente Hoogezand-Sappemeer zijn inmiddels gerealiseerd (zie Hoofdstuk 3).

In 2006 is de brede beleidsvisie Gemeentelijk Waterplan door de gemeenteraad vastgesteld. Het doel van het waterplan is het water op een goede manier in te passen in de ruimtelijke ordening waardoor een duurzaam watersysteem ontstaat. Water wordt dan ook vanaf het begin van het planproces als mede-ordenend principe meegenomen. Ruimtelijke ontwikkelingen die gevolgen kunnen hebben voor de waterhuishouding worden alleen opgenomen in dit bestemmingsplan als daarover overeenstemming is bereikt met waterschap.

5.4.2 Waterhuishoudkundig systeem

Afwatering

Binnen het plangebied liggen twee boezemsystemen, de Duurswoldboezem die op de Eems bij Delfzijl afwatert en het Eemskanaal Dollardboezem die op de Eems bij Delfzijl en Nieuwe Statenzijl afwatert. De Duurswoldboezem bestaat in hoofdlijnen uit het Slochterdiep en het Afwateringskanaal Duurswold met het Schildmeer hier middenin. De gebieden van de gemeente Hoogezand-Sappemeer die ten noorden van het Winschoterdiep liggen wateren hierop af. Deze gebieden liggen binnen verschillende polders en wateren via gemalen af op dit boezemsysteem. De oppervlaktewaterpeilen liggen relatief laag en liggen tussen - 3,55 meter en -0,20 meter ten opzichte van NAP. In alle polders worden verschillende zomer en winterpeilen voor de oppervlaktewaterstanden aangehouden, daarbij liggen de winterpeilen in principe lager dan zomerpeilen voor het oppervlaktewater, afhankelijk van de hoogteligging van het maaiveld, de grondslag en de functie van het gebied.

De Eemskanaal Dollardboezem wordt gevormd door het zuidelijk deel van de Hunze, het Zuidlaarder- en Foxholstermeer, de Leinewijk, het Drentsche Diep, het (Oude) Winschoterdiep, het Kieldiep en het Borger- en Tripscompagniesterdiep. Het gebied ten zuiden van het Winschoterdiep watert af op deze boezem. Deels direct via het Kiel- en Borgercompagniesterdiep op het Winschoterdiep en deels via het Zuidlaardermeer en/ of het Drentsche diep. Het hele gebied bestaat uit polders die worden bemalen door verschillende gemalen. Ook hier gelden verschillende zomer- en winterpeilen voor de oppervlaktewaterstanden. Afhankelijk van de hoogteligging, grondslag en functie in het gebied varieren de peilen tussen +1,35 meter en -1,20 meter NAP (boezemsysteem noord en zuid).

Zuivering afvalwater

Voor het afvalwater van de gerioleerde gebieden vindt de zuivering plaats in de rioolwaterzuiveringsinstallatie Hoogezand, net ten noorden van het Winschoterdiep. Vanaf 2008 vindt de zuivering van het afvalwater van het westelijk deel van de gemeente plaats in de nieuwe rioolwaterzuiveringsinstallatie in Foxhol. In het buitengebied van de gemeente liggen echter nog percelen die niet aangesloten zijn op de riolering. Een groot deel van deze percelen zijn reeds aangesloten op het riool of voorzien van een IBA (Individuele Behandeling van Afvalwater). De komende jaren zal dit ook voor het resterende kleine aantal percelen gebeuren. Hierdoor zal er geen ongezuiverd afvalwater meer worden geloosd op het oppervlaktewater.

5.4.3 Beïnvloeding systeem

De zoutwinning van Nedmag heeft voornamelijk betrekking op het grondgebied van de gemeenten Veendam en Menterwolde. Volgens de huidige prognoses is er slechts sprake van een lichte bodemdaling aan de oostkant van de zoutwinning. Het gaat daarbij om enkele centimeters.

afbeelding "i_NL.IMRO.0018.BP090Buitengebied-31va_0038.jpg"

Bodemdaling door zoutwinning

De effecten van de zoutwinning zijn in het gebied van dit bestemmingsplan gering. Met het waterschap is overleg gepleegd over de locaties in het buitengebied waar de gemeente op beperkte schaal een invulling met woningbouw wil toestaan. Toetsing aan de waterkansenkaart levert voor de uitwerkingslocatie Laveiweg goede resultaten op en een basis om verdere plannen te ontwikkelen. Bij uitvoering van de genoemde woningbouwplannen wordt aandacht besteed aan het watersysteem ter plaatse en wordt zoveel mogelijk gehandeld overeenkomstig de gemeentelijke watervisie.

5.4.4 Ruimte voor water

De van provinciewege aangewezen grootschalige bergingsgebieden worden met dit bestemmingsplan vastgelegd. Hierboven en in het beleidsdeel werd hier al aandacht aan besteed. Bij de nieuwe ontwikkelingen die dit plan mogelijk maakt zal aandacht worden besteed aan het opnemen in de concrete planvorming van kleinschalige bergingsgebieden. Gedacht wordt aan de uitwerking van het woongebied langs de Laveiweg.

5.4.5 Boezemkering

De boezemkaden verkrijgen in dit bestemmingsplan bescherming door het toekennen van een dubbelbestemming.

5.4.6 Dempen sloten en compensatie

Het beleid van het waterschap ter zake houdt in, dat slootdemping in landbouwgebied en bebouwd gebied wordt toegestaan mits compenserende bergingsmaatregelen worden getroffen. Uitzondering vormen droge gebieden (grondwatertrap VI, VII en VIII) waar geen problemen ontstaan met de hogere grondwaterstanden die worden veroorzaakt door het dempen van sloten. Het beleid van het waterschap ziet slechts toe op het waterhuishoudkundig systeem; dempingen en compensatie dienen ook conform bepalingen uit dit bestemmingsplan te zijn.

In natuurgebied mogen van het waterschap sloten worden gedempt. Voorwaarde is dat na het dempen van sloten de maatgevende afvoer in de nieuwe situatie niet groter is dan de huidige maatgevende afvoer. Daarnaast mogen omliggende functies niet nadelig worden beïnvloed door de verhoging van grondwaterstanden ten gevolge van het dempen van sloten.

5.4.7 Knelpunten in het watersysteem

In het zuidelijke deel van het buitengebied zijn geen noemenswaardige knelpunten bekend. In de omgeving rond Westerbroek is er sprake van een knelpunt in het watersysteem. Het waterschap zoekt in samenwerking met de eigenaar van de betreffende gronden (Natuurmonumenten), naar mogelijkheden ter verlichting van deze problematiek.

5.4.8 Kleinschalige bergingsmogelijkheden

Bij nieuwe ontwikkelingen in het buitengebied zal per afzonderlijke ontwikkeling worden bekeken of er mogelijkheden zijn binnen de plannen kleinschalige bergingsmogelijkheden voor water te realiseren zijn.

5.4.9 Glastuinbouw

Waterhuishouding

Omzetting van de bestaande akkerbouwpercelen naar glastuinbouwpercelen zal betekenen dat de mogelijkheden om neerslag in de bodem vast te houden binnen het plangebied geringer worden. Dit kan onder meer resulteren in een grotere piekafvoer van oppervlaktewater uit het gebied. In het voorkeursalternatief is rekening gehouden met de realisatie van 15% waterberging oftewel 35 hectare. Uit een indicatieve berekening is naar voren gekomen dat ongeveer 29 hectare waterberging nodig is.

Waterkwaliteit

De effecten die optreden op de waterkwaliteit worden hoofdzakelijk veroorzaakt door de lozing van voedingsstoffen en gewasbeschermingsmiddelen op het oppervlaktewater. Deze lozingen worden gereguleerd via de Wet verontreiniging oppervlaktewater. Het voorkeursalternatief voorziet in extra oppervlaktewater met natuurvriendelijke oevers, waardoor enige zuivering op natuurlijke wijze zal plaatsvinden.

Grondwater

Door de plaatsing van kassen zal de aanvoer van hemelwater naar het grondwater sterk worden beperkt, waardoor uiteindelijk sprake zal zijn van een lagere grondwaterstand. Een permanent lagere grondwaterstand in zettingsgevoelige gebieden kan gevolgen hebben voor zettingsgevoelige bouwwerken en verhardingen. Door kleinschalige infiltratie toe te passen en het kunstmatig hoog houden van het waterpeil kan dit effect worden beperkt. Om de effecten van de grondwaterdaling afdoende te kunnen bepalen zal een grondwateronderzoek worden uitgevoerd.