direct naar inhoud van Artikel 1 Begrippen
Plan: Buitengebied
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0018.BP090Buitengebied-31va

Artikel 1 Begrippen

1.1 Aan- of uitbouw:

Een onderdeel van een gebouw dat in bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan de hoofdvorm.

1.2 Aanduiding:

Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de planregels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bouwen van deze gronden.

1.3 Aanduidinggrens:

De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.4 Agrarisch bedrijf:

Bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door het telen van gewassen en/of het houden van dieren.

1.5 Agrarisch verzorgend bedrijf:

Een niet-industrieel bedrijf, dat is gericht op het verlenen van diensten, het leveren van dieren of goederen aan agrarische bedrijven of dat is gericht op het verwerken of het opslaan van dieren of producten, die afkomstig zijn van agrarische bedrijven.

1.6 Agrarische activiteiten:

Het voortbrengen van producten door het telen van gewassen en het fokken van dieren en/of het houden van dieren.

1.7 Ander bouwwerk:

Elk bouwwerk, geen gebouw zijnde. Bijvoorbeeld een overkapping met ten hoogte één wand, of een vlaggenmast, lantaarnpaal, antennemast of pergola.

1.8 Bebouwing:

Eén of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.9 Bebouwingspercentage:

Een aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van een terrein aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd.

1.10 Bedrijf of beroep aan huis:

Een dienstverlenend of ambachtelijk bedrijf of beroep, dat in een woning wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.

1.11 Bedrijfsgebouw:

Een gebouw dat dient voor de uitoefening van een bedrijf.

1.12 Bedrijfsgerelateerd kantoor:

Een (deel van een) gebouw dat dient voor de uitoefening van administratieve werkzaamheden en/of andere werkzaamheden (zoals onderzoeks- en advieswerk) die behoren tot de normale uitoefening van een bedrijf of die een bedrijf ondersteunen in zijn werkzaamheden.

1.13 Bedrijfsvloeroppervlak:

De gezamenlijke vloeroppervlakte van verkoopruimten, magazijnen, bergingen, kantoren en verblijfsruimten en de overige voor de bedrijfsvoering benodigde vloeroppervlakte.

1.14 Bedrijfswoning / dienstwoning:

Een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar, gelet op de bestemming van het gebouw of terrein, noodzakelijk is.

1.15 Beperkt kwetsbaar object:

Een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een richtwaarde voor het risico c.q. een risico-afstand is bepaald, waarmee rekening moet worden gehouden.

1.16 Bestaand:

Hetgeen in ieder geval al sinds de eerste dag van terinzagelegging van het ontwerp van dit bestemmingsplan bestaat (26 november 2009), krachtens een vóór dat tijdstip reeds verleende vergunning of schriftelijke toestemming van het daartoe bevoegde bestuursorgaan in uitvoering is, of in uitvoering kan worden genomen, dan wel waarvoor de vergunning nadien moest worden verleend.

1.17 Bestaande vrijkomende gebouwen:

Gebouwen die hun oorspronkelijke functie hebben verloren of dreigen te verliezen, en behouden dienen te worden met het oog op verbetering van de leefbaarheid van het platteland, handhaving van het cultureel erfgoed en bijdrage aan verbetering van de kwaliteit van het landschap.

1.18 Bestemmingsgrens:

De grens van een bestemmingsvlak.

1.19 Bestemmingsplan:

De geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand "NL.IMRO.0018.BP090Buitengebied-31va" met de bijbehorende regels en bijlagen. Het plan gaat vergezeld van een plantoelichting.

1.20 Bestemmingsvlak:

Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.21 Bijgebouw:

Een gebouw dat zowel in bouwkundig als in functioneel opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen (hoofd)gebouw.

1.22 Bijzondere woonvorm:

Een gebouw of een complex van gebouwen voor de niet-zelfstandige huisvesting voor senioren of een bejaarden-, verpleeg- en/of verzorgingsinstelling met daaraan ondergeschikt sociale en medische voorzieningen.

1.23 Biomassavergisting:

Het opwekken van energie op een tuinbouwbedrijf of agrarisch bedrijf (biogaswinning). In geval van het agrarisch bedrijf vindt de activiteit plaats waarbij hetzij voor minimaal 50% gebruik wordt gemaakt van mest of co-substraten afkomstig van dit bedrijf, hetzij het produkt waaronder restprodukt voor minimaal 50% wordt gebruikt op dit bedrijf. In het geval van het tuinbouwbedrijf geldt dat de produkten waaronder de restprodukten van de installatie in de glastuinbouw wordt toegepast.

1.24 Boogstal:

Bouwwerk vergelijkbaar met een serrestal echter zonder tunnelframes. De stal is opgebouwd uit een onderbouw en bovenbouw met een kolomloze boogvormige overspanning.

1.25 Bouwen:

Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.26 Bouwgrens:

De grens van een bouwvlak.

1.27 Bouwlaag:

Een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder.

1.28 Bouwmarkt:

Detailhandel met een al dan niet geheel overdekt verkoopvloeroppervlak waarop het volledige assortiment van bouw- en doe-het-zelf producten uit voorraad wordt aangeboden zowel aan vakman als aan particulier.

1.29 Bouwperceel:

Een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de planregels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.30 Bouwperceelgrens:

De grens van een bouwperceel.

1.31 Bouwvlak:

Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de planregels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.32 Bouwwerk:

Elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond. Bouwwerken worden ingedeeld in twee groepen: gebouwen en andere bouwwerken.

1.33 Dak:

Iedere bovenbeëindiging van een gebouw.

1.34 Commerciële kamerverhuur:

Het aan aan één of meerdere personen bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was woonverblijf verschaffen, anders dan een huishouden per woning.

1.35 Cultuurhistorische waarde:

Belang in geschiedkundig opzicht met betrekking tot het ontstaan van het gebied, zoals ondermeer tot uitdrukking komt in het kavelpatroon, de waterhuishouding, de beplanting en de (voormalige) bebouwing.

1.36 Detailhandel:

Het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling voor verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.37 Detailhandel in volumineuze goederen:

Detailhandel die vanwege de aard en de omvang van de gevoerde artikelen een groot oppervlak nodig heeft voor de uitstalling, zoals de verkoop van auto's, boten, caravans, tuininrichtingsartikelen, grove bouwmaterialen, keukens en sanitair.

1.38 Dienstverlenend bedrijf en/of dienstverlenende instelling:

Een bedrijf of instelling waarvan de werkzaamheden bestaan uit het verlenen van economisch-administratieve en maatschappelijke diensten aan derden.

1.39 Dorpsgebied:

Een geometrisch bepaald vlak dat één gebied vormt vanuit stedenbouwkundig, landschappelijk en cultuurhistorisch oogpunt.

1.40 Eerste bouwlaag:

De bouwlaag op de begane grond.

1.41 Extensieve recreatie en toeristische activiteiten:

Dagrecreatie gericht op landschapsbeleving waarvoor een zeer gering voorzieningenniveau is benodigd.

1.42 Gebouw:

Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.43 Geluidsbelasting in dB:

Geluidsbelasting in Lden op een plaats en vanwege een bron over alle perioden van 07:00 - 19:00 uur, van 19:00 - 23:00 uur en van 23:00 - 07:00 uur, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder. Gemiddelde geluidsbelasting over de drie perioden van een etmaal.

1.44 Geluidsbelasting vanwege een industrieterrein:

De etmaalwaarde van het equivalenten geluidsniveau in dB(A) op een bepaalde plaats, veroorzaakt door de gezamenlijke inrichtingen aanwezig op het industrieterrein, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder.

1.45 Geluidsbelasting vanwege een weg:

De etmaalwaarde van het equivalente geluidsniveau in dB(A) op een bepaalde plaats, veroorzaakt door het gezamenlijke wegverkeer op een bepaald weggedeelte of een combinatie van weggedeelten, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder.

1.46 Geluidsgevoelige gebouwen:

Gebouwen die dienen voor bewoning of voor een functie als bedoeld in het Besluit geluidhinder.

1.47 Geluidzoneringsplichtige inrichting:

Een inrichting, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een geluidzone moet worden vastgesteld.

1.48 Gevellijn:

De denkbeeldige lijn op een bouwperceel die in het verlengde ligt van de gevel van het hoofdgebouw.

1.49 Groothandel:

Het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan wederverkopers, dan wel aan instellingen of personen ter aanwending in een andere bedrijfsactiviteit.

1.50 Hogere grenswaarde:

Een maximale waarde voor de geluidbelasting, zoals deze rechtstreeks kan worden afgeleid uit de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder.

1.51 Hoofdgebouw:

Een gebouw dat, gelet op de bestemming, als belangrijkste bouwwerk op een bouwperceel kan worden aangemerkt.

1.52 Horeca categorie 1:

Een horecabedrijf, waar meestal in hoofdzaak alcoholische drank wordt verstrekt, en waarvan de exploitatie doorgaans overlast voor het leefklimaat kan veroorzaken en een grote druk op de openbare orde met zich mee brengt, zoals cafés, bars, discotheken, dancings, nachtclubs, waaronder begrepen prostitutiebedrijven en erotisch getinte horeca.

1.53 Horeca categorie 2:

Een horecabedrijf, waar in hoofdzaak maaltijden worden verstrekt en waar doorgaans geen overlast voor het leefklimaat ontstaat, zoals restaurants, hotels en pensions.

1.54 Horeca categorie 3:

Een horecabedrijf, dat vooral is gericht op het overdag verstrekken van in hoofdzaak alcoholvrije dranken en eenvoudige etenswaren aan met name bezoekers van overige voorzieningen, zoals ijssalons, croissanterieën, lunchrooms, snackbars, cafetaria's en naar de aard en openingstijden daarmee gelijk te stellen horecabedrijven.

1.55 Horecabedrijf:

Een bedrijf waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt.

1.56 Houtteelt:

Bedrijfsmatig kweken van bomen voor de houtproductie op gronden die hier in principe tijdelijk voor worden gebruikt.

1.57 Intensieve veehouderij:

Niet-grondgebonden agrarische bedrijven die zelfstandig of als neventak geheel of nagenoeg geheel in gebouwen varkens, pluimvee, vleeskalveren en pelsdieren houden met uitzondering van het biologisch houden van dieren overeenkomstig de Landbouwkwaliteitswet.

1.58 Kantoor:

Een (deel van een) gebouw dat dient voor de uitoefening van administratieve werkzaamheden en werkzaamheden die verband houden met het doen functioneren van (semi-)overheidsinstellingen, het bankwezen en naar de aard daarmee gelijk te stellen instellingen.

1.59 Kampeermiddel:

Een tent, een tentwagen, een kampeerauto of een caravan.

1.60 Kap:

Een dak dat voor minder dan 50% in het horizontale vlak ligt.

1.61 Karakteristiek lint:

Een verzameling karakteristieke objecten in lintbebouwing (aaneengesloten bebouwing van één enkele rij panden en objecten aan weerszijden langs hoofdwegen of kanalen).

1.62 Karakteristiek object:

Een te beschermen bouwwerk of object van vroegere cultuur, bewoning of nijverheid, dat niet onder de Monumentenwet valt of als gemeentelijk monument is aangewezen.

1.63 Kas:

Een bouwwerk, niet zijnde een tunnelkas of een naar de aard daarmee vergelijkbaar bouwwerk, waarvan de wanden en het dak geheel of grotendeels bestaan uit glas of ander licht doorlatend materiaal, dienend tot het kweken van groente, vruchten, bloemen, bomen, struiken of planten.

1.64 Kwetsbaar object:

Een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde voor het risico c.q. een risico-afstand tot een risicovolle inrichting is bepaald, die in acht genomen moet worden.

1.65 Landschapswaarde:

De aan een gebied toegekende waarde, wat betreft het waarneembare deel van het aardoppervlak, welke waarde wordt bepaald door de herkenbaarheid en identiteit van de onderlinge samenhang en beïnvloeding van niet-levende en levende natuur.

1.66 Maatschappelijke voorzieningen:

Educatieve, sociaal-medische, sociaal-culturele, levensbeschouwelijke, sport- en recreatieve voorzieningen en voorzieningen voor openbare dienstverlening, en ondergeschikte detailhandel ten dienste van deze voorzieningen.

1.67 Manege:

Een bedrijf met een publieksgericht karakter, gericht op het bieden van gelegenheid aan derden tot het berijden en verzorgen van paarden en/of pony's. De bedrijfsactiviteiten bestaan uit instrueren, verhuren van paarden en/of pony's, het organiseren van wedstrijden en/of andere evenementen, alsmede het exploiteren van pensionstalling, horeca (kantine, foyer en dergelijke), logies en/of verenigingsaccommodatie. Daarnaast kunnen de bedrijfsactiviteiten bestaan uit het houden, weiden, stallen, africhten, trainen en/of berijden van paarden en/of pony's, alsmede de handel in paarden en/of pony's.

1.68 Mantelzorg:

Het bieden van zorg aan een ieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak, op vrijwillige basis en buiten organisatorisch verband.

1.69 Mestopslag:

Opslag van mest voor een agrarisch bedrijf, in een bouwwerk zoals een mestbassin of opslag anders dan in een bouwwerk (mestzak en daarmee gelijk te stellen voorzieningen).

1.70 Minicamping:

Een terrein voor het plaatsen/geplaatst houden van maximaal 15 kampeermiddelen tegelijk, in de periode tussen 1 maart en 1 oktober.

1.71 Natuurlijke waarde:

De aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door de onderlinge samenhang en beïnvloeding van de levende en niet-levende natuur, zoals geologische, geomorfologische, bodemkundige en biologische elementen.

1.72 Nevenactiviteiten:

Aan de agrarische hoofdactiviteit ondergeschikte activiteiten die niet rechtstreeks de uitoefening van de agrarische bedrijfsvoering betreffen.

1.73 Nissenhut:

Loods (ook bekend als romneyloods) met een halfcirkelvormige doorsnede, opgebouwd uit metalen spanten met een T- of buisprofiel en afgedekt met dunne staalplaten op gordingen. Gebouwtype dat demontabel en verplaatsbaar is.

1.74 Nutsvoorziening:

Voorzieningen voor algemeen nut, zoals afvalinzameling, elektriciteit, gas, (tele)communicatie en dataverkeer, openbaar vervoer en water. Het gaat hierbij om andere bouwwerken zoals antennes, bakken, borden, containers, hekken, kastjes, palen, zuilen en wat met deze objecten te vergelijken is. Onder nutsvoorziening wordt ook verstaan een schakelstation, een rioolwaterzuiveringsinstallatie, een telecommunicatiestation, een transformatorstation en aardgaslocaties van de NAM.

1.75 Ondergeschikte bouwonderdelen:
  • a. balkons, entreeportalen en ingangspartijen, erkers, galerijen, luifels, en veranda's, alle samen over maximaal de halve gevelbreedte;
  • b. funderingen, hellingbanen, stoepen, stoeptreden, plinten, alle niet hoger dan 1 meter;
  • c. liftschachten, trappen(huizen), schoorstenen en ventilatiekanalen, alle samen over maximaal een kwart van de gevelbreedte;
  • d. gevel- en kroonlijsten, gevelversieringen, kozijnen, pilasters, en overstekende daken;

en naar aard en omvang hiermee gelijk te stellen bouwonderdelen.

1.76 Paardenhouderij:

Een complex van bebouwing en gronden (waaronder rijbakken) slechts gericht op het houden, weiden, stallen, africhten, trainen en/of berijden van paarden en/of pony's, alsmede de handel in paarden en/of pony's. De activiteiten zijn, anders dan een manege, niet gericht op het (laten) instrueren van derden, het verhuren van paarden en/of pony's, het organiseren van wedstrijden en/of andere evenementen, horeca, logies en/of verenigingsaccommodatie. Het exploiteren van pensionstalling is een ondergeschikte activiteit.

1.77 Passantenhaven:

Haven voor doorreizende (recreatie)vaartuigen.

1.78 Peil:
  • a. Voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  • b. Voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter plaatse van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw.
1.79 Pensionstalling:

Het bieden van gelegenheid aan derden om hun paarden en/of pony's in pension te houden, stallen en te weiden met gebruikmaking van de aanwezige voorzieningen.

1.80 Plaatselijke verhogingen:

Afzuig-/luchtbehandelinginstallaties, luchtkokers, liftkokers, lichtkappen/-koepels, meetapparatuur, schoorstenen, en zend-/ontvangstinstallaties en naar aard en omvang hiermee gelijk te stellen bouwonderdelen bovenop een bouwwerk.

1.81 Plan:

Het bestemmingsplan "Buitengebied" van de gemeente Hoogezand-Sappemeer. Het plan bestaat uit deze planregels en de plankaart. Het plan gaat vergezeld van een plantoelichting.

1.82 Plangebied:

Het gebied waarop dit bestemmingsplan betrekking heeft.

1.83 Plankaart:

De geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand "NL.IMRO.0018.BP090Buitengebied-31va". Analoog verbeeld in de vorm van een kaart met bijbehorende verklaring die aangeeft op welk gebied deze planregels van toepassing zijn.

1.84 Planregels:

De in de Wet ruimtelijke ordening, in het bijbehorende Besluit ruimtelijke ordening en in de Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen (SVBP2008) bedoelde regels van dit bestemmingsplan die bepaald gebruik en bebouwing van het plangebied toelaten.

1.85 Productiegebonden detailhandel:

Detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, geteeld, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie.

1.86 Rijbak:

Een afgebakend deel van een perceel dat wordt gebruikt voor hippische activiteiten, al dan niet met omheining en/of bodembedekking van zand, houtsnippers en dergelijke.

1.87 Risicovolle inrichting:

Een inrichting bij welke ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde danwel richtwaarde voor het risico c.q. een risico-afstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten.

1.88 Seksinrichting:

De voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig is, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Bijvoorbeeld een prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotische massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar.

1.89 Serrestal:

Een foliestal met boogconstructie en tunnelframes met dakbedekking bestaande uit één of twee lagen kunststof folie met daaroverheen een schaduwdoek. De gevels bestaan uit een lage keerwand met daarboven een windbreekgaas of een ventilatiegordijn.

1.90 SVBP2008:

Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen, behoort tot de ministeriële regeling die aansluit bij de Wet ruimtelijke ordening en het Besluit ruimtelijke ordening.

1.91 Theeschenkerij:

Een aan de bestemming ondergeschikte galerie en horecabedrijf waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt. De activiteiten zijn vooral gericht op tuinrecreatie en het overdag verstrekken van in hoofdzaak alcoholvrije dranken en eenvoudige etenswaren aan met name bezoekers van de bestemming en/of passerende recreanten.

1.92 Tuinbouwbedrijf:

Een bedrijf dat overwegend of alleen is gericht op het voortbrengen van producten door het telen en kweken van tuinbouwgewassen, op open grond of in kassen, waarbij gebruik gemaakt kan worden van biomassavergisting.

1.93 Tuinbouwgewassen:

Groenten, vruchten, bloemen, sierplanten, bomen niet zijnde bosbouw, bollen of zaden.

1.94 Tuincentrum:

Een bedrijf, dat is gericht op het voortbrengen van producten door het telen van gewassen, alsmede op het verkopen en het leveren van gewassen en andere goederen voor het inrichten van tuinen.

1.95 Tuinrecreatie:

Het in ondergeschikte mate aan de bestemming openstellen van een erf voor publiek voor dagrecreatie in de vorm van een showtuin, theeschenkerij, beeldentuin en daarmee te vergelijken activiteiten.

1.96 Tunnelkas:

Elke constructie van hout, metaal of ander materiaal, welke met plastic of in gebruik daarmee overeenstemmend materiaal is afgedekt en dient als teeltondersteuning voor bedekte teelten.

1.97 Volwaardige intensieve veehouderij:

Een intensieve veehouderij die per 1 januari 2009 beschikte over een milieuvergunning voor het houden van ten minste het aantal dieren zoals aangegeven in de toelichting van dit plan.

1.98 Voorgevel:

De naar de weg gekeerde gevel van een gebouw;

  • of als een perceel is gelegen op een hoek van een openbare weg, fiets- of voetpad, de naar de openbare weg, fiets- of voetpad gekeerde gevels. Burgemeester en wethouders wijzen één of meerdere gevels als zij- of achtergevel aan als deze gevel(s) vanuit stedenbouwkundig oogpunt niet als voorgevel zijn aan te merken en de beeldkwaliteit door de aanwijzing gehandhaafd kan blijven;
  • of als een perceel met tegenovergestelde zijden grenst aan een openbare weg, fiets- of voetpad, die als zodanig door BW aan te wijzen gevel.
1.99 Voorgevelrooilijn:

De evenwijdig aan de as van de weg gelegen lijn, welke;

  • langs een wegzijde met een regelmatige of nagenoeg regelmatige ligging van de voorgevels van de bestaande bebouwing, zoveel mogelijk aansluitend aan de ligging van de voorgevels van de bestaande bebouwing, een zoveel mogelijk gelijkmatig beloop van de rooilijn overeenkomstig de richting van de weg heeft;
  • langs een wegzijde zonder een regelmatige of nagenoeg regelmatige ligging van de voorgevels van de bestaande bebouwing, en waarlangs mag worden gebouwd, gelegen is op 10 meter uit de as van de weg bij een wegbreedte tot 10 meter, of gelegen is op 15 meter uit de as van de weg bij een wegbreedte vanaf 10 meter.
1.100 Voorkeursgrenswaarde:

De maximale waarde voor de geluidsbelasting, zoals deze rechtstreeks kan worden afgeleid uit de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder.

1.101 VAB:

Vrijgekomen agrarische bebouwing welke hun oorspronkelijke functie hebben verloren of dreigen te verliezen, en behouden dienen te worden met het oog op verbetering van de leefbaarheid van het platteland, handhaving van het cultureel erfgoed en bijdrage aan verbetering van de kwaliteit van het landschap. Gebouwen worden als VAB aangemerkt indien zij in het bestemmingsplan Buitengebied uit 1993 een agrarische bedrijfsbestemming hadden en deze bestemming is komen te vervallen in dit bestemmingsplan.

1.102 Vrijloopstal:

Traditionele veestal, boog- of serrestal zonder ligboxen met een gecombineerd lig- en loopoppervlak.

1.103 Winkel:

Een gebouw, dat een ruimte omvat, welke door zijn indeling kennelijk bedoeld is te worden gebruikt voor de detailhandel.

1.104 Woning:

Een complex van ruimten bedoeld voor de huisvesting van een huishouding, of een samenhangende groep van huishoudens zonder dat hierbij sprake is van meervoudige woningen.