Inhoudsopgave
Artikel 3 Agrarisch met waarden
Artikel 6 Algemene gebruiksregels
Artikel 7 Algemene afwijkingsregels
Artikel 9 Anti-dubbeltelbepaling
Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels
Hoofdstuk 1 Inleidende regels
Artikel 1 Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder:
-
plan:
het Bestemmingsplan Meerweg 189 te Haren met identificatienummer NL.IMRO.0017.BPPMW18916INBR-VA01 van de gemeente Haren;
-
bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels;
-
aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
-
aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
-
aan-huis-verbonden beroep:
een beroep, dat in of bij een woning met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend en dat is gericht op het verlenen van diensten;
-
aan- of uitbouw:
een gedeelte van een hoofdgebouw, aangebouwd aan het hoofdgebouw en dat qua afmetingen en uiterlijke verschijningsvorm ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;
-
bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
-
bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak;
-
bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
-
bewoning:
de huisvesting van één afzonderlijk huishouden;
-
bijgebouw:
een gebouw, behorende bij een op hetzelfde bouwperceel gelegen (hoofd)gebouw en dat ruimtelijk ondergeschikt is aan dat (hoofd)gebouw;
-
bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;
-
bouwgrens:
de grens van een bouwvlak;
-
bouwlaag:
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;
-
bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
-
bouwperceelgrens:
de grens van een bouwperceel;
-
bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;
-
bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct, hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
-
dak:
iedere bovenbeëindiging van een gebouw;
-
detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
-
gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
-
hoofdgebouw:
een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkste is;
-
kap:
een afdekking onder een hoek van meer dan 5° met het horizontale vlak, met dien verstande dat de dakhelling van ondergeschikte delen van het bouwwerk 0° mag zijn;
-
kleinschalige bedrijfsmatige activiteit:
de in de Beleidsnotitie met betrekking tot het uitoefenen van bedrijfsmatige activiteiten in panden met een woondoeleindenbestemming (2001) genoemde bedrijvigheid, dan wel naar de aard en invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen bedrijvigheid, die door haar beperkte omvang in of bij een woning met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend;
-
landschappelijke waarden:
waarden in verband met de verschijningsvorm van een gebied en de aanwezigheid van waarneembare structuren en/of elementen in dat gebied;
-
natuurlijke waarden:
de aan een gebied toegekende waarden in verband met de geologische, bodemkundige en biologische elementen voorkomende in dat gebied;
-
overig bouwwerk:
een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;
-
overkapping:
elk bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat een overdekte ruimte vormt met ten hoogste één wand;
-
peil:
voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst:
-
de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst:
-
de hoogte van het terrein ter plaatse van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
-
woning:
een ruimte of complex van ruimten, blijkens zijn indeling en inrichting geschikt en bestemd voor de huisvesting van één huishouden.
Artikel 2 Wijze van meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
-
de dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
-
de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel; dakkapellen en dakopbouwen van ondergeschikte aard (gerelateerd aan het bij de woning of ander gebouw behorend dakvlak) worden hierbij niet meegerekend;
-
de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
-
de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
-
de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de bouw- c.q. bestemmingsgrens met niet meer dan 0,7 m wordt overschreden.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch met waarden
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Agrarisch met waarden’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
agrarische cultuurgrond en groen;
-
het behoud, herstel en/of ontwikkeling van de landschappelijke en natuurwetenschappelijke waarden van de gronden;
-
waterhuishoudkundige doeleinden, waaronder kaden en dijken mede zijn begrepen;
met daaraan ondergeschikt:
-
recreatief medegebruik;
met de daarbij behorende:
-
voet-, fiets- en ruiterpaden;
-
openbare nutsvoorzieningen;
-
water.
3.2 Bouwregels
-
Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.
-
Voor het bouwen van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
-
er mogen geen mestsilo's en sleufsilo’s worden gebouwd;
-
de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 2 m bedragen.
3.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de natuurlijke en landschappelijke waarden die zijn omschreven in het eerste lid, afwijken van het bepaalde in lid 3.2, sub b, onder 2 en toestaan dat de hoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, wordt vergroot tot ten hoogste 5.00 m.
3.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijde, of van werkzaamheden
-
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
-
het graven, verdiepen, uitbaggeren, dempen of verbreden van sloten, vaarten en naar de aard daarmee gelijk te stellen waterlopen;
-
het scheuren, frezen of op andere manier ingrijpend wijzigen van het plantendek;
-
het ophogen, afgraven, diepploegen of op een andere manier ingrijpend wijzigen van de bodemstructuur;
-
het planten, rooien of kappen van opgaand houtgewas en struikgewas;
-
het aanbrengen of aanleggen van oppervlakteverhardingen, paden en/of parkeervoorzieningen;
-
het aanleggen en/of verharden van fiets-, voet- en ruiterpaden;
-
het aanleggen van drainage of op een andere manier ingrijpend wijzigen van de waterhuishouding;
-
het aanleggen van onder- en/of bovengrondse energie- en/of andersoortige nutsleidingen.
-
Het onder a vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die:
-
het normale onderhoud betreffen;
-
op basis van het voorheen geldende plan niet vergunningplichtig waren en die reeds in uitvoering zijn ten tijde van de inwerkingtreding van het plan;
-
mogen worden uitgevoerd krachtens een ten tijde van de inwerkingtreding van het plan reeds verleende vergunning;
-
op archeologisch, dan wel ecologisch onderzoek zijn gericht, dat noodzakelijk is in verband met de ontwikkeling van het natuurgebied.
-
De onder a genoemde vergunning kan slechts worden verleend, mits:
-
geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke en de natuurlijke waarden;
-
geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de waterhuishouding van het gebied en de omliggende percelen, c.q. de gebruiksmogelijkheden daarvan.
Artikel 4 Wonen
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Wonen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor wonen, al dan niet in combinatie met ruimte voor aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteiten met de daarbij behorende tuinen en erven, met dien verstande dat niet meer dan één woning is toegestaan.
4.2 Bouwregels
-
Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:
-
een hoofdgebouw zal vrijstaand worden gebouwd;
-
een hoofdgebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
-
de goothoogte van het hoofdgebouw bedraagt ten hoogste 4 m;
-
de dakhelling van een hoofdgebouw mag niet minder dan 30° bedragen;
-
de dakhelling van een hoofdgebouw mag niet meer dan 60° bedragen;
-
de oppervlakte van het hoofdgebouw bedraagt ten hoogste 100 m2.
-
Voor het bouwen van aan-, uitbouwen en bijgebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:
-
de aan-, uitbouwen en bijgebouwen dienen ten minste 5 m achter de voorgevel van het hoofdgebouw te worden gebouwd;
-
de gezamenlijke oppervlakte van de aan-, uitbouwen en bijgebouwen per woning mag ten hoogste 70 m2 bedragen, met inachtneming van de volgende regels:
-
de gezamenlijke oppervlakte mag ten hoogste 100% van de oppervlakte van het hoofdgebouw bedragen;
-
de gezamenlijke oppervlakte mag ten hoogste 50% van de oppervlakte van het bouwperceel, verminderd met de oppervlakte van het hoofdgebouw, bedragen;
-
de goothoogte van een bijgebouw mag niet meer dan 3 m bedragen;
-
de dakhelling van een bijgebouw mag niet minder dan 30° bedragen;
-
de dakhelling van een bijgebouw mag niet meer dan 60° bedragen.
-
Voor het bouwen van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
-
er mogen uitsluitend vergunningsvrije erf- en perceelscheidingen worden gebouwd;
-
de bouwhoogte van andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 5 m.
4.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen, ten behoeve van:
-
een harmonieus straat- en bebouwingsbeeld;
-
een goede woonsituatie;
-
de verkeersveiligheid;
nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van gebouwen en overige bouwwerken.
4.4 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in:
-
lid 4.2, sub a, onder 1:
ten behoeve van een vergroting van de oppervlakte naar 150 m2, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
-
het straat-en bebouwingsbeeld;
-
de woonsituatie;
-
lid 4.2, sub a, onder 3:
en toestaan dat de goothoogte van de hoofdgebouwen wordt vergroot tot 6 m, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
-
het straat-en bebouwingsbeeld;
-
de woonsituatie;
-
lid 4.2, sub a, onder 4 en sub b, onder 4:
en toestaan dat de dakhelling van ondergeschikte delen van een hoofdgebouw en/of van een bijgebouw wordt verlaagd tot 0°, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het straat-en bebouwingsbeeld; -
lid 4.2, sub a, onder 5:
en toestaan dat de dakhelling van hoofdgebouwen wordt verhoogd tot 80°, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het straat-en bebouwingsbeeld; -
lid 4.2, sub b, onder 2:
en toestaan dat de gezamenlijke oppervlakte van de aan-, uitbouwen en bijgebouwen per woning wordt vergroot tot ten hoogste 100 m2, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
-
het straat-en bebouwingsbeeld;
-
de woonsituatie.
4.5 Specifieke gebruiksregels
Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in elk geval wordt begrepen het gebruik van:
-
het gebruik van vrijstaande bijgebouwen als zelfstandige woning of zomerhuis;
-
het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen;
-
het gebruik van meer dan een derde deel van de gezamenlijke gebruiksoppervlakte van de woning ten behoeve van aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteiten;
-
het gebruik van gronden voor detailhandel.
4.6 Afwijken van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in:
-
lid 4.5, sub a:
en toestaan dat de gronden en bouwwerken in combinatie met wonen worden gebruikt voor de uitoefening van een agrarisch neven- of hobbybedrijf, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de woonsituatie; -
lid 4.5, sub b:
en toestaan dat de gronden worden gebruikt als standplaats voor kampeermiddelen, mits het aantal kampeermiddelen op een bouwperceel niet meer dan vijf bedraagt.
Hoofdstuk 3 Algemene regels
Artikel 5 Algemene bouwregels
De bouwgrenzen mogen in afwijking van de bestemmingen in deze regels, uitsluitend worden overschreden door:
-
tot gebouwen behorende dakoverstekken, stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, funderingen, balkons, erkers, serres, entreeportalen, veranda's en afdaken, mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 1,50 m;
-
andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 1,00 m.
Artikel 6 Algemene gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met de bestemmingen, wordt in ieder geval gerekend:
-
het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen;
-
het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een prostitutiebedrijf;
-
het splitsen van een woning in meerdere woningen.
Artikel 7 Algemene afwijkingsregels
Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de sociale veiligheid, de milieusituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van:
-
de bij recht in de regels gegeven aantallen, maten, afmetingen en percentages, tot ten hoogste 10% van die aantallen, maten, afmetingen en percentages;
-
de bestemmingsregels ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, in die zin dat de bouwhoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van reclamemasten en reclamezuilen, wordt vergroot tot ten hoogste 10,00 m;
-
het bepaalde ten aanzien van de maximale bouwhoogte van gebouwen in die zin dat de bouwhoogte van de gebouwen ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers en lichtkappen wordt vergroot, mits:
-
de maximale oppervlakte van de vergroting ten hoogste 10% van het betreffende bouwvlak zal bedragen;
-
de vergroting leidt tot een hoogte welke ten hoogste 1,25 maal de maximale (bouw)hoogte van het betreffende gebouw zal bedragen.
-
het bepaalde ten aanzien van het bouwen van gebouwen binnen het bouw- c.q. bestemmingsvlak in die zin dat de grenzen van het bouw- c.q. bestemmingsvlak naar de buitenzijde worden overschreden door:
-
plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen en schoorstenen;
-
gevel- en kroonlijsten en overstekende daken;
-
één erker per (hoofd)gebouw over maximaal de halve gevelbreedte met een diepte van ten hoogste 1,50 m;
-
ingangspartijen, luifels, balkons en galerijen;
-
mits de bouwgrens met niet meer dan 1,50 m wordt overschreden.
Artikel 8 Overige regels
8.1 Afstemming welstand
Voor zover de regels in het bestemmingsplan met betrekking tot:
-
de voorgeschreven goothoogte en bouwhoogte;
-
de plaatsing op het bouwperceel:
ruimte bieden voor verschillende mogelijkheden voor het realiseren van gebouwen, is deze ruimte tevens bedoeld voor het kunnen stellen van voorwaarden op basis van de welstandstoets. Het beeldkwaliteitsplan geldt hiervoor tevens als toetsingskader zoals opgenomen als bijlage bij de toelichting.
Eisen met betrekking tot kapvormen, dakhellingen en de nokrichting worden voor zover nodig gesteld in het kader de welstandstoets.
Artikel 9 Anti-dubbeltelbepaling
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels
Artikel 10 Overgangsrecht
10.1 Overgangsrecht bouwwerken
-
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
-
gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
-
na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
-
Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in sublid a. een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het sublid a. met maximaal 10%.
-
Sublid a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
10.2 Overgangsrecht gebruik
-
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
-
Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in sublid a., te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
-
Indien het gebruik, bedoeld in sublid a., na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
-
Sublid a. is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 11 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het Bestemmingsplan Meerweg 189 te Haren van de gemeente Haren.