Inhoudsopgave
Artikel 4 Recreatie - Dagrecreatie
Artikel 5 Anti-dubbeltelbepaling
Artikel 6 Algemene gebruiksregels
Artikel 7 Algemene afwijkingsregels
Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels
Hoofdstuk 1 Inleidende regels
Artikel 1 Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder:
a. plan:
het bestemmingsplan Horeca De Lijte – Meerweg van de gemeente Haren;
b. bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0017.BPPLIJ14INBR-VA01 met de bijbehorende regels;
c. aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
d. aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
e. aan- of uitbouw:
een gedeelte van een hoofdgebouw, aangebouwd aan het hoofdgebouw en dat qua afmetingen en uiterlijke verschijningsvorm ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;
f. bebouwing:
één of meer gebouwen en/of overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
g. bedrijfsgebouw:
een gebouw, dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;
h. bedrijfswoning:
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bestemd voor (het gezin van) een persoon, wiens huisvesting daar, gelet op de bestemming van het gebouw of van het terrein noodzakelijk moet worden geacht;
i. bestaand:
1. bestaand gebruik:
het gebruik van de gronden en bouwwerken zoals aanwezig op het moment van de vaststelling van de verordening of kan worden gebruikt krachtens een omgevingsvergunning voor het gebruik, daaronder valt niet het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan;
2. bestaande bouwwerken:
bouwwerken die op het tijdstip van de vaststelling van de verordening worden gebouwd krachtens een verleende omgevingsvergunning voor het bouwen;
j. bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak;
k. bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
l. bijgebouw:
een gebouw, waarvan een essentieel kenmerk is dat het ondergeschikt is aan en ten dienste staat van een op hetzelfde perceel gelegen hoofdgebouw;
m. bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;
n. bouwgrens:
de grens van een bouwvlak;
o. bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
p. bouwperceelgrens:
de grens van een bouwperceel;
q. bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;
r. bouwwerk:
een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;
s. detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ter verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of aan wending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit en anders dan voor gebruik of verbruik van die goederen ter plaatse;
t. gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
u. hoofdgebouw:
één of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;
v. horeca:
het bedrijfsmatig verstrekken van dranken en etenswaren voor gebruik ter plaatse en/of bedrijfsmatig verstrekken van logies en/of het bedrijfsmatig exploiteren van zaalaccommodatie, met uitzondering van het exploiteren van bar-dancings, discotheken en nachtclubs;
w. landschappelijke waarden:
de aan een gebied toegekende waarden in verband met de waarneembare verschijningsvorm van dat gebied;
x. overig bouwwerk:
een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;
y. pand:
de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is;
z. peil:
1. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
2. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter plaatse van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
aa. platte afdekking:
een horizontale afdekking of een afdekking onder een hoek van maximaal 5° met het horizontale vlak;
bb. prostitutie:
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen voor of met een ander tegen vergoeding;
cc. prostitutiebedrijf:
een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte, waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, prostitutie wordt verricht. Onder prostitutiebedrijf worden in elk geval verstaan een sekstheater, een bordeel of een parenclub of een naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijf, al dan niet in combinatie met elkaar;
dd. seksinrichting:
een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden.
Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;
ee. transparant:
gemaakt van materialen die doorzichtig zijn dan wel zodanig gemaakt en geplaatst dat het doorzicht niet wordt belemmerd;
ff. vergunningvrij:
bouwwerken die zijn toegestaan op grond van het artikel 2 Besluit omgevingsrecht bijlage II:
gg. woning:
een ruimte of complex van ruimten, blijkens zijn indeling en inrichting geschikt en bestemd voor permanente bewoning:
1. bewoning: de huisvesting van één afzonderlijk huishouden;
2. permanente bewoning: bewoning als hoofdverblijf binnen de vaste woonplaats.
Artikel 2 Wijze van meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
a. de lengte, breedte en diepte van een gebouw:
tussen (de lijnen, getrokken door) de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van gemeenschappelijke scheidingsmuren);
b. de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen (de buitenste verticale projecties van) de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren);
c. peil:
de hoogte van het terrein van het bouwperceel ter plaatse van de hoofdtoegang;
d. de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
e. de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
f. de dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
g. de inhoud van een gebouw:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
h. de afstand tot de (zijdelingse) bouwperceelgrens:
tussen de (zijdelingse) grenzen van een bouwperceel en enig punt van het op dat bouwperceel voorkomend gebouw;
i. de hoogte van een windturbine of molen:
vanaf het peil tot aan de as van de windturbine of molen.
Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de bouw- c.q. bestemmingsgrens met niet meer dan 0,7 m wordt overschreden.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Horeca
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Horeca’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. horeca;
b. aan horeca gerelateerde cultuur- en ontspanningsvoorzieningen, zoals een galerie of wellness;
c. recreatieve voorzieningen, voor zover gerelateerd aan horecabedrijven en/of gericht op de water- of oeverrecreatie;
met de daarbij behorende:
d. erven en terreinen;
e. groenvoorzieningen en water;
met dien verstande dat bedrijfswoningen niet in de bestemming zijn begrepen.
3.2 Bouwregels
a. Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
1. gebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
2. de oppervlakte van de gebouwen binnen het bouwvlak bedraagt niet meer dan 250 m2 en het totale bedrijfsvloeroppervlak van de gebouwen op de begane grond en hoger bedraagt niet meer dan 400 m2;
3. de goothoogte van een gebouw mag niet meer dan 5 m bedragen;
4. de hoogte van een gebouw mag niet meer dan 8 m bedragen;
5. de dakhelling van een gebouw mag niet minder dan 30° bedragen;
6. de dakhelling van een gebouw mag niet meer dan 60° bedragen;
7. aan-, uitbouwen mogen uitsluitend als onderdeel van het hoofdgebouw worden gebouwd. Bijgebouwen mogen niet vrijstaand worden gebouwd.
b. Voor het bouwen van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
1. deze bouwwerken mogen uitsluitend worden gebouwd indien deze transparant zijn;
2. de bouwhoogte van terreinafscheidingen bedraagt ten hoogste 2 m;
3. de bouwhoogte van andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 5 m.
3.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen, ten behoeve van:
a. een harmonieus straat-, bebouwings- en landschapsbeeld;
b. de verkeersveiligheid;
nadere eisen stellen aan:
- de plaats van bouwwerken;
- de afmetingen van bouwwerken.
3.4 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in:
a. lid 3.2, sub a, onder 2, 3 en/of 4:
en toestaan dat de oppervlakten en/of de hoogte met 15% worden vergroot, mits:
1. de bouwmassa ter plaatse door de extra bebouwing aan herkenbaarheid of markante verschijning in aantrekkingskracht kan winnen of aannemelijk kan worden gemaakt dat dit noodzakelijk is in verband met een goede exploitatie;
2. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het straat-en bebouwingsbeeld;
b. lid 3.2, sub a, onder 3 en 4:
en toestaan dat de goot- en/of bouwhoogte met 25% worden vergroot, indien dit noodzakelijk is om te kunnen voldoen aan wettelijke eisen (Bouwbesluit) om ruimten op verdieping te kunnen exploiteren voor de in 3.1 genoemde doeleinden, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het straat-en bebouwingsbeeld;
c. lid 3.2, sub a, onder 5 en/of 6:
en toestaan dat de dakhelling van een gebouw wordt verlaagd of verhoogd, mits geen ernstige aantasting plaatsvindt van het straat-en bebouwings- en landschapsbeeld.
Artikel 4 Recreatie - Dagrecreatie
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Recreatie - Dagrecreatie’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. dag- en watersportrecreatie;
met bijbehorende:
b. wegen en paden;
c. parkeervoorzieningen;
d. groenvoorzieningen;
e. bebossing;
f. aanleggelegenheid;
g. riet- en oeverbeplanting;
h. water.
4.2 Bouwregels
a. Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.
b. Voor het bouwen van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt dat de bouwhoogte ten hoogste 5 m bedraagt.
4.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen ten behoeve van een goede landschappelijke inpassing nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
Hoofdstuk 3 Algemene regels
Artikel 5 Anti-dubbeltelbepaling
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 6 Algemene gebruiksregels
6.1 Onder strijdig gebruik met dit bestemmingsplan wordt, voor zover er geen sprake is van bestaand gebruik, in elk geval begrepen:
a. het gebruik van de gronden en water voor de opslag van schroot, afbraak- en bouwmaterialen, grond, bodemspecie en puin en voor het storten van puin, anders dan ter realisering van de aan de grond gegeven bestemming, voor de opslag ten behoeve van het normale onderhoud van tuinen en erven, waterlopen, paden en wegen;
b. de stalling en opslag van aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken voer-, vaar- of vliegtuigen;
c. het gebruik van gronden voor reclamedoeleinden anders dan ter aanduiding van de ter plaatse aanwezige bedrijfsfunctie, met dien verstande dat reclamemasten hoger dan 6 m in ieder geval niet zijn toegestaan;
d. het gebruik van gebouwen of gronden als seksinrichting.
Artikel 7 Algemene afwijkingsregels
7.1 Het bevoegd gezag kan afwijken van:
a. de in dit plan gegeven aantallen, maten, afmetingen en percentages, tot ten hoogste 10% van die aantallen, maten, afmetingen en percentages;
b. het bepaalde in het plan en toestaan dat bestemmings- of bouwgrenzen worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
c. de regels ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van zend- en ontvang- en/of sirenemasten wordt vergroot tot ten hoogste 15 m;
d. het bepaalde ten aanzien van de maximale (bouw)hoogte van gebouwen en toestaan dat de (bouw)hoogte van de gebouwen wordt vergroot ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers en lichtkappen, mits:
1. de maximale oppervlakte van de vergroting ten hoogste 10% van het betreffende bouwvlak zal bedragen;
2. de vergroting leidt tot een bouwhoogte die ten hoogste 1,25 maal de maximale (bouw)hoogte van het betreffende gebouw zal bedragen;
e. het bepaalde ten aanzien van het bouwen van gebouwen binnen het bouw- c.q. bestemmingsvlak en toestaan dat de grenzen van het bouw- c.q. bestemmingsvlak naar de buitenzijde worden overschreden door:
1. plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen en schoorstenen;
2. gevel- en kroonlijsten en overstekende daken;
3. één erker per (hoofd)gebouw over maximaal de halve gevelbreedte;
4. ingangspartijen, luifels, balkons en galerijen;
mits de bouwgrens met niet meer dan 1,50 m wordt overschreden.
7.2 De in het eerste lid genoemde omgevingsvergunning mag slechts worden verleend indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.
7.3 Het bevoegd gezag kan bij verlening van de omgevingsvergunning voorwaarden stellen ten aanzien van de afmetingen en situering van bouwwerken, teneinde een ruimtelijk verantwoorde plaatsing ten opzichte van de omgeving te waarborgen.
Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels
Artikel 8 Overgangsrecht
A Overgangsrecht bouwwerken
1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
- gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan.
2. Het bevoegd gezag kan eenmalig bij een omgevingsvergunning afwijken van het eerste lid voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
3. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
B Overgangsrecht gebruik
1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
3. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
4. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 9 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als regels van bestemmingsplan Horeca De Lijte - Meerweg van de gemeente Haren.