Inhoudsopgave
Artikel 6 Algemene gebruiksregels
Artikel 7 Algemene afwijkingsregels
Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels
Hoofdstuk 1 Inleidende regels
Artikel 1 Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder:
1.1 plan:
het bestemmingsplan Haren Zernike College met identificatienummer NL.IMRO.0017.BPHNZ12INBR-VA01 van de gemeente Haren;
1.2 bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;
1.3 aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.4 aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
1.5 bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
1.6 bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak;
1.7 bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.8 bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;
1.9 bouwgrens:
de grens van een bouwvlak;
1.10 bouwlaag:
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van (halfverdiepte) onderbouw en zolder;
1.11 bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;
1.12 bouwwerk:
een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;
1.13 gebouw:
elk bouwwerk dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.14 overig bouwwerk:
een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;
1.15 peil:
1. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdingang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
2. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter plaatse van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
1.16 prostitutie:
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen voor of met een ander tegen vergoeding;
1.17 prostitutiebedrijf:
een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte, waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, prostitutie wordt verricht. Onder prostitutiebedrijf worden in elk geval verstaan een sekstheater, een bordeel of een parenclub of een naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijf, al dan niet in combinatie met elkaar.
Artikel 2 Wijze van meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
2.2 de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Groen
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘groen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. groenvoorzieningen;
b. bermen en beplanting;
met de daarbij behorende:
c. voetpaden;
d. watergangen;
waarbij het behoud en de bescherming van de waardevolle boomwallen wordt nagestreefd.
3.2 Bouwregels
a. Ten aanzien van deze bestemming geldt dat geen gebouwen mogen worden gebouwd.
b. Voor het bouwen van overige bouwwerken geldt dat de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 2 m.
3.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van:
- de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
- de sociale veiligheid;
- de verkeersveiligheid;
nadere eisen stellen aan de afmetingen van de overige bouwwerken.
3.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend het gebruik van de gronden voor:
-
parkeervoorzieningen;
-
uitwegen.
3.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
3.5.1 Verbod
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:
a. het kappen of rooien van bomen, hagen en houtsingels/het verwijderen b. van boombeplanting.
3.5.2 Uitzonderingen
Het in lid 3.5.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden welke:
a. het normale onderhoud betreffen;
b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
3.5.3 Voorwaarden
De in lid 3.5.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de in lid 3.1 genoemde waarden.
Artikel 4 Maatschappelijk
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘maatschappelijk’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
educatieve voorzieningen in de vorm van onderwijs inclusief sportvoorzieningen en aan het onderwijs gerelateerde voorzieningen;
met de daarbij behorende:
-
inritten en erfontsluitingen;
-
(speel)plein;
-
parkeervoorzieningen, uitsluitend in de vorm van parkeren van fietsen ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van maatschappelijk – fietsparkeren’;
-
voet- en fietspaden, waaronder begrepen een dienstontsluiting en een fietsroute, ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van verkeer - fietsroute’;
-
groenvoorzieningen en water;
-
verkeers- en verblijfsvoorzieningen;
-
nutsvoorzieningen.
4.2 Bouwregels
a. Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
1. de gebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd;
2. de gebouwen mogen maximaal in drie bouwlagen worden gebouwd;
3. de bouwhoogte van een gebouw bedraagt niet meer dan de ter plaatse van de aanduiding ‘maximale bouwhoogte’ aangegeven bouwhoogte.
b. Voor het bouwen van overige bouwwerken, gelden de volgende regels:
1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2 m bedragen;
2. de bouwhoogte van vlaggenmasten bedraagt maximaal 6 m;
3. de bouwhoogte van andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 m.
4.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van:
- het straat- en bebouwingsbeeld;
- de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
- de sociale veiligheid;
- de verkeersveiligheid;
nadere eisen stellen aan de plaats en de afmeting van de bebouwing.
4.4 Specifieke gebruiksregels
De school zal pas in gebruik mogen worden genomen nadat de verkoop van lpg door het tankstation op het perceel Kerklaan 37 te Haren Gn is gestaakt en de tank is verwijderd.
Hoofdstuk 3 Algemene regels
Artikel 5 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 6 Algemene gebruiksregels
Onder strijdig gebruik wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in elk geval wordt begrepen:
- het gebruik van de gronden ten behoeve van een prostitutiebedrijf.
Artikel 7 Algemene afwijkingsregels
7.1 Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen ten behoeve van het afwijken van:
a. de in dit plan gegeven aantallen, maten, afmetingen en percentages, tot ten hoogste 10% van die aantallen, maten, afmetingen en percentages;
b. het bepaalde in het plan en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geven;
c. het bepaalde in het plan en toestaan dat bestemmings- of bouwgrenzen worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
d. de regels ten aanzien van de bouwhoogte van overige bouwwerken toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot ten hoogste 10 m, met dien verstande dat de bouwhoogte van reclamemasten ten hoogste 6 m mag bedragen;
e. de regels ten aanzien van de bouwhoogte van overige bouwwerken, en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van zend- en ontvang- en/of sirenemasten wordt vergroot tot ten hoogste 15 m;
f. het bepaalde ten aanzien van de maximale (bouw)hoogte van gebouwen en toestaan dat de (bouw)hoogte van de gebouwen wordt vergroot ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers en lichtkappen, mits:
1. de maximale oppervlakte van de vergroting ten hoogste 10% van het betreffende bouwvlak zal bedragen;
2. de vergroting leidt tot een bouwhoogte die ten hoogste 1,25 maal de maximale (bouw)hoogte van het betreffende gebouw zal bedragen;
g. het bepaalde ten aanzien van het bouwen van gebouwen binnen het bouw- c.q. bestemmingsvlak en toestaan dat de grenzen van het bouw- c.q. bestemmingsvlak naar de buitenzijde worden overschreden door:
1. plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen en schoorstenen;
2. gevel- en kroonlijsten en overstekende daken;
3. één erker per (hoofd)gebouw over maximaal de halve gevelbreedte;
4. ingangspartijen, luifels, balkons en galerijen;
mits de bouwgrens met niet meer dan 1,5 m wordt overschreden.
7.2 De in lid 7.1 bedoelde omgevingsvergunning mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van:
- de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en/of bouwwerken;
- de verkeersveiligheid;
- de sociale veiligheid;
- een goede woonsituatie;
- een goede milieusituatie.
Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels
Artikel 8 Overgangsrecht
A Overgangsrecht bouwwerken
1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
b. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan.
2. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
3. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
B Overgangsrecht gebruik
1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
3. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
4. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 9 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan Haren Zernike College.
![buttons](http://www.bugelhajema.nl/template2010/images/buttons.jpg)