direct naar inhoud van REGELS
Plan: Buitengebied Grootegast 2010 - Gedeeltelijke herziening 2014
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0015.BPBG14BEHE1-VA01

REGELS

Hoofdstuk 1 INLEIDENDE REGELS

Artikel 1 Begrippen (Artikel 1)

Aan artikel 1 van het bestemmingsplan Buitengebied Grootegast 1 juni 2010 worden de volgende begrippen toegevoegd, waarbij enkele dienen ter vervanging van het in aanhef gelijkluidende begrip.

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan (nieuw):

het bestemmingsplan Buitengebied Grootegast 2010 - Gedeeltelijke herziening 2014 met identificatienummer NL.IMRO.0015.BPBG14BEHE1-VA01 van de gemeente Grootegast;

1.2 bestemmingsplan (nieuw):

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

1.3 archeologische verwachting (nieuw):

de aan een gebied toegekende verwachting in verband met de kans op het voorkomen van archeologische sporen en relicten;

1.4 archeologisch vooronderzoek (nieuw):

locatiegericht bureauonderzoek, booronderzoek, geofysisch prospectieonderzoek, het graven van proefsleuven of een combinatie daarvan, verricht door een erkende partij of namens de gemeente, door een dienst, bedrijf of instelling erkend door het Centraal College van Deskundigen (CCvD) en werkend volgens de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie (KNA);

1.5 archeologische waarde (nieuw):

de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied aanwezige archeologische sporen en relicten;

1.6 bed & breakfast (nieuw):

het bieden van de, ten opzichte van het hoofdgebruik ondergeschikte mogelijkheid tot recreatief nachtverblijf en ontbijt aan personen die hun hoofdverblijf elders hebben, welk verblijf en ontbijt moeten plaatsvinden in de woning;

1.7 bestaand bijgebouw (nieuw):

een aanwezig bijgebouw dat is vergund of alsnog te vergunnen is of vergunningsvrij gebouwd kon worden;

1.8 bestaande paardenbak (nieuw):

een paardenbak zoals die als aanwezig zichtbaar is op de luchtfoto's van 10 en 11 maart 2014 ;

1.9 bodemingrepen (nieuw):

werken en werkzaamheden, genoemd in de archeologische dubbelbestemmingen, waarvan mag worden aangenomen dat zij het bodemarchief kunnen aantasten;

1.10 bouwen (vervanging 1.29):

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;

1.11 bouwgrens (nieuw):

de grens van een bouwvlak;

1.12 bouwwerk (1.33):

een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

1.13 deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg (nieuw):

een door het college van burgemeester en wethouders aan te wijzen ambtenaar;

1.14 emissiepunt (nieuw):

punt waar een gevaarlijke stof bedoeld of onbedoeld uit een gesloten systeem treedt;

1.15 erkende partij (nieuw):

een dienst, bedrijf of instelling erkend door het Centraal College van Deskundigen (CCvD) en werkend volgens de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie (KNA);

1.16 hoofdverblijf (nieuw):

de plaats die fungeert als het centrum van de sociale en maatschappelijke activiteiten van betrokkene en welke een voor permanente bewoning geschikte verblijfplaats is;

1.17 opgraving (nieuw):

de ontsluiting van een archeologische vindplaats met als doel de informatie te verzamelen en vast te leggen die nodig is voor het beantwoorden van de in het Programma van Eisen verwoorde onderzoeksvra(a)g(en) en het behalen van de onderzoeksinstellingen. Opgravingen worden verricht door een erkende partij, beschikkend over een opgravingsvergunning ex artikel 45 van de Monumentenwet en uitgevoerd volgens de desbetreffende specificatie in de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie (KNA);

1.18 permanente bewoning (vervanging 1.65):

bewoning van een ruimte als feitelijk hoofdverblijf waarbij het hoofdverblijf fungeert als het centrum van het sociaal en maatschappelijk functioneren van de bewoner.

1.19 plattelandswoning (nieuw):

een woonhuis in de vorm van een voormalige agrarische bedrijfswoning, die bewoond mag worden door een persoon of diens huishouden die geen functionele binding heeft met het nabijgelegen agrarisch bedrijf, waartoe het woonhuis in het verleden als bedrijfswoning heeft behoord.

Hoofdstuk 2 BESTEMMINGSREGELS

Artikel 2 Agrarisch (Artikel 3)

Voor zover gronden binnen deze herziening zijn voorzien van een bestemmings-/aanduidingsvlak met/binnen de bestemming 'Agrarisch', al dan niet in combinatie met de aanduiding "ijsbaan", zijn de regels van artikel 3 van het bestemmingsplan Buitengebied Grootegast 1 juni 2010 van toepassing.

2.1 Bestemmingsomschrijving (3.1.)

In artikellid 3.1. wordt het volgende sublid k toegevoegd:

k. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - kleinschalig kampeerterrein' voor een kleinschalig kampeerterrein.

2.2 Wijzigingsbevoegdheid (3.8.)
2.2.1 Wijziging (3.8.1.)

In artikellid 3.8. wordt onder 3.8.1. het volgende sublid d toegevoegd:

d. de bestemming 'Natuur' ten behoeve van de omzetting van agrarische gronden in natuurgronden, met dien verstande dat:

      • na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van artikel 20 van overeenkomstige toepassing zijn;
      • er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
      • de wijzigingsbevoegdheid niet eerder wordt toegepast dan nadat de betreffende gronden in zijn geheel voor de daadwerkelijke natuurontwikkeling zijn verworven of aangewezen.

Artikel 3 Agrarisch - Agrarisch bedrijf 1 (Artikel 4)

Voor zover gronden binnen deze herziening zijn voorzien van een aanduidingsvlak binnen de bestemming 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf 1' zijn de regels van artikel 4 van het bestemmingsplan Buitengebied Grootegast 1 juni 2010 in samenhang met de regels van deze herziening van toepassing.

Voorts worden de regels van het bestemmingsplan Buitengebied Grootegast 1 juni 2010 gewijzigd dan wel aangevuld zoals hierna is aangegeven. Behoudens onderstaande wijziging blijven de overige regels van artikel 4 ongewijzigd van toepassing.

3.1 Bestemmingsomschrijving (4.1.)

In artikellid 4.1. wordt het volgende sublid n en o toegevoegd:

n. ter plaatse van de aanduiding "karakteristiek", de instandhouding van de bestaande karakteristieke hoofdvorm en gevelindeling van de gebouwen wordt nagestreefd, zoals die per adres zijn beschreven in bijlage 1 bij de toelichting;

o. ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van recreatie uitgesloten - theetuin en bijbehorend parkeren", de gronden niet gebruikt mogen worden ten behoeve van de theetuin en het bijbehorende parkeren.

3.2 Bouwregels (4.2.)
3.2.1 Bouwwerken (4.2.1.)

In artikellid 4.2. wordt onder 4.2.1. het volgende toegevoegd:

Ter plaats van de aanduiding "karakteristiek" gelden de volgende bouwregels:

  • a. een karakteristieke hoofdvorm zal binnen het gebied ter plaatse van de aanduiding "karakteristiek" worden gebouwd;
  • b. de oppervlakte, goothoogte en dakhelling van een karakteristieke hoofdvorm zal ten minste en ten hoogste de bestaande oppervlakte, goothoogte en dakhelling bedragen.
3.3 Afwijking van de bouwregels (4.4.)
3.3.1 Afwijking (4.4.1.)

In artikellid 4.4. wordt onder 4.4.1. het volgende sublid k toegevoegd:

k. 4.2.1. in die zin dat in ondergeschikte mate wordt afgeweken van de bestaande maatvoeringen en gevelindeling van de karakteristieke hoofdvorm, mits:

      • a. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de bestaande hoofdvorm en gevelindeling van het karakteristieke gebouw.
3.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden (Aanlegvergunning 4.7.)
3.4.1 Verbod (4.7.1.)

In artikellid 4.7. wordt onder 4.7.1. het volgende toegevoegd:

In aanvulling hierop is eveneens een omgevingsvergunning vereist voor het gedeeltelijk verwijderen van karakteristieke gebouwen, ter plaatse van de aanduiding "karakteristiek".

3.4.2 Toetsingscriteria (nieuw 4.7.3.)

In artikellid 4.7. wordt het sublid 4.7.3. toegevoegd met de volgende tekst:

De omgevingsvergunning kan worden verleend, mits:

  • a. de bouwtechnische kwaliteit dusdanig slecht is dat hergebruik in alle redelijkheid niet mogelijk is; of
  • b. het delen van een pand betreft, die op zichzelf niet als waardevol zijn aan te merken, en door het verwijderen daarvan geen onevenredige aantasting van de karakteristieke waarden plaatsvindt; of
  • c. toepassing wordt gegeven aan de afwijking genoemd in 4.4.1.
3.5 Wijzigingsbevoegdheid (4.8.)
3.5.1 Wijziging (4.8.1.)

In artikellid 4.8. worden onder 4.8.1. de volgende wijzigingsbevoegdheden k, l en m toegevoegd:

k. de aanduiding "specifieke vorm van wonen - plattelandswoning" wordt aangebracht, met dien verstande dat:

1. deze wijzigingsbevoegdheid uitsluitend wordt toegepast indien een bedrijfswoning wordt bewoond door (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar, gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein, niet noodzakelijk is;

2. medewerking alleen op voldoende onderbouwd verzoek van zowel de bewoner als de bedrijfsvoerder wordt overwogen;

3. er ten minste sprake is van een reële agrarische bedrijfsvoering;

4. er voldoende woon- en leefklimaat gegarandeerd kan worden gemotiveerd vanuit de planologisch maximale mogelijkheden voor het agrarisch bedrijf;

5. na toekennen van de aanduiding geen medewerking wordt verleend voor nieuwe bedrijfswoningen bij het agrarische bedrijf;

6. de bestaande functionele inrichting tussen het agrarisch bedrijf en de plattelandswoning uitgangspunt is om de visueel ruimtelijke impact tot een minimum te beperken en de visuele eenheid van het geheel zo goed mogelijk te waarborgen;

l. de aanduiding "specifieke vorm van wonen - plattelandswoning" wordt verwijderd, met dien verstande dat de naastgelegen agrarische bedrijfsactiviteiten zijn beëindigd en de aanduiding voor het bouwvlak ter plaatse is verwijderd dan wel de plattelandswoning opnieuw als agrarische bedrijfswoning in gebruik wordt genomen;

m. de aanduiding 'karakteristiek' verwijderen indien en voorzover het bouwwerk teniet is gegaan door een calamiteit en herbouw in de oorspronkelijke staat redelijkerwijs niet verlangd kan worden of een bouwwerk volledig in verval is geraakt en herbouw in de oorspronkelijk staat redelijkerwijs financieel niet verlangd kan worden.

3.5.2 Voorwaarden wijziging andere functie (4.8.3.)

In artikellid 4.8. komt onder 4.8.3. de aanhef te vervallen en wordt vervangen door de volgende aanhef:

Toepassing van de in 4.8.1. onder e, f en g genoemde bevoegdheden vindt plaats met inachtneming van de volgende voorwaarden:

Artikel 4 Agrarisch - Agrarisch bedrijf 2 (artikel 5)

Voor zover gronden binnen deze herziening zijn voorzien van een aanduidingsvlak binnen de bestemming 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf 2' zijn de regels van artikel 5 van het bestemmingsplan Buitengebied Grootegast 1 juni 2010 in samenhang met de regels van deze herziening van toepassing.

Voorts worden de regels van het bestemmingsplan Buitengebied Grootegast 1 juni 2010 gewijzigd dan wel aangevuld zoals hierna is aangegeven. Behoudens onderstaande wijziging blijven de overige regels van artikel 5 ongewijzigd van toepassing.

4.1 Bestemmingsomschrijving (5.1.)

In artikellid 5.1. wordt het volgende sublid n toegevoegd:

n. ter plaatse van de aanduiding "karakteristiek", de instandhouding van de bestaande karakteristieke hoofdvorm van de gebouwen wordt nagestreefd, zoals die per adres zijn beschreven in bijlage 1 bij de toelichting.

4.2 Bouwregels (5.2.)
4.2.1 Bouwwerken (5.2.1.)

In artikellid 5.2. wordt onder 5.2.1. het volgende toegevoegd:

Ter plaats van de aanduiding "karakteristiek" gelden de volgende bouwregels:

  • a. een karakteristieke hoofdvorm zal binnen het gebied ter plaatse van de aanduiding "karakteristiek" worden gebouwd;
  • b. de oppervlakte, goothoogte en dakhelling van een karakteristieke hoofdvorm zal ten minste en ten hoogste de bestaande oppervlakte, goothoogte en dakhelling bedragen.
4.3 Afwijking van de bouwregels (5.4.)
4.3.1 Afwijking (5.4.1.)

In artikellid 5.4. wordt onder 5.4.1. het volgende sublid k toegevoegd:

k. 5.2.1. in die zin dat in ondergeschikte mate wordt afgeweken van de bestaande maatvoeringen en gevelindeling van de karakteristieke hoofdvorm, mits:

      • a. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de bestaande hoofdvorm en gevelindeling van het karakteristieke gebouw.
4.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden (Aanlegvergunning 5.7.)
4.4.1 Verbod (5.7.1.)

In artikellid 5.7. wordt onder 5.7.1. het volgende toegevoegd:

In aanvulling hierop is eveneens een omgevingsvergunning vereist voor het gedeeltelijk verwijderen van karakteristieke gebouwen, ter plaatse van de aanduiding "karakteristiek".

4.4.2 Toetsingscriteria (nieuw 5.7.3.)

In artikellid 5.7. wordt het sublid 5.7.3. toegevoegd met de volgende tekst:

De omgevingsvergunning kan worden verleend, mits:

  • a. de bouwtechnische kwaliteit dusdanig slecht is dat hergebruik in alle redelijkheid niet mogelijk is; of
  • b. het delen van een pand betreft, die op zichzelf niet als waardevol zijn aan te merken, en door het verwijderen daarvan geen onevenredige aantasting van de karakteristieke waarden plaatsvindt; of
  • c. toepassing wordt gegeven aan de afwijking genoemd in 5.4.1.
4.5 Wijzigingsbevoegdheid (5.8.)
4.5.1 Wijziging (5.8.1.)

In artikellid 5.8. worden onder 5.8.1. de volgende wijzigingsbevoegdheden l, m en n toegevoegd:

l. de aanduiding "specifieke vorm van wonen - plattelandswoning" wordt aangebracht, met dien verstande dat:

1. deze wijzigingsbevoegdheid uitsluitend wordt toegepast indien een bedrijfswoning wordt bewoond door (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar, gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein, niet noodzakelijk is;

2. medewerking alleen op voldoende onderbouwd verzoek van zowel de bewoner als de bedrijfsvoerder wordt overwogen;

3. er ten minste sprake is van een reële agrarische bedrijfsvoering;

4. er voldoende woon- en leefklimaat gegarandeerd kan worden gemotiveerd vanuit de planologisch maximale mogelijkheden voor het agrarisch bedrijf;

5. na toekennen van de aanduiding geen medewerking wordt verleend voor nieuwe bedrijfswoningen bij het agrarische bedrijf;

6. de bestaande functionele inrichting tussen het agrarisch bedrijf en de plattelandswoning uitgangspunt is om de visueel ruimtelijke impact tot een minimum te beperken en de visuele eenheid van het geheel zo goed mogelijk te waarborgen;

m. de aanduiding "specifieke vorm van wonen - plattelandswoning" wordt verwijderd, met dien verstande dat de naastgelegen agrarische bedrijfsactiviteiten zijn beëindigd en de aanduiding voor het bouwvlak ter plaatse is verwijderd dan wel de plattelandswoning opnieuw als agrarische bedrijfswoning in gebruik wordt genomen;

n. de aanduiding 'karakteristiek' verwijderen indien en voorzover het bouwwerk teniet is gegaan door een calamiteit en herbouw in de oorspronkelijke staat redelijkerwijs niet verlangd kan worden of een bouwwerk volledig in verval is geraakt en herbouw in de oorspronkelijk staat redelijkerwijs financieel niet verlangd kan worden.

Artikel 5 Agrarisch - Agrarisch bedrijf 3 (artikel 6)

Voor zover gronden binnen deze herziening zijn voorzien van een aanduidingsvlak binnen de bestemming 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf 3' zijn de regels van artikel 6 van het bestemmingsplan Buitengebied Grootegast 1 juni 2010 in samenhang met de regels van deze herziening van toepassing.

Voorts worden de regels van het bestemmingsplan Buitengebied Grootegast 1 juni 2010 gewijzigd dan wel aangevuld zoals hierna is aangegeven. Behoudens onderstaande wijziging blijven de overige regels van artikel 6 ongewijzigd van toepassing.

5.1 Bestemmingsomschrijving (6.1.)

In artikellid 6.1. wordt het volgende sublid o toegevoegd:

o. ter plaatse van de aanduiding "karakteristiek", de instandhouding van de bestaande karakteristieke hoofdvorm van de gebouwen wordt nagestreefd, zoals die per adres zijn beschreven in bijlage 1 bij de toelichting.

5.2 Bouwregels (6.2.)
5.2.1 Bouwwerken (6.2.1.)

In artikellid 6.2. wordt onder 6.2.1. het volgende toegevoegd:

Ter plaats van de aanduiding "karakteristiek" gelden de volgende bouwregels:

  • a. een karakteristieke hoofdvorm zal binnen het gebied ter plaatse van de aanduiding "karakteristiek" worden gebouwd;
  • b. de oppervlakte, goothoogte en dakhelling van een karakteristieke hoofdvorm zal ten minste en ten hoogste de bestaande oppervlakte, goothoogte en dakhelling bedragen.
5.3 Afwijking van de bouwregels (6.4.)
5.3.1 Afwijking (6.4.1.)

In artikellid 6.4. wordt onder 6.4.1. het volgende sublid l toegevoegd:

l. 6.2.1. in die zin dat in ondergeschikte mate wordt afgeweken van de bestaande maatvoeringen en gevelindeling van de karakteristieke hoofdvorm, mits:

      • a. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de bestaande hoofdvorm en gevelindeling van het karakteristieke gebouw.
5.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden (Aanlegvergunning 6.7.)
5.4.1 Verbod (6.7.1.)

In artikellid 6.7. wordt onder 6.7.1. het volgende toegevoegd:

In aanvulling hierop is eveneens een omgevingsvergunning vereist voor het gedeeltelijk verwijderen van karakteristieke gebouwen, ter plaatse van de aanduiding "karakteristiek".

5.4.2 Toetsingscriteria (nieuw 6.7.3.)

In artikellid 6.7. wordt het sublid 6.7.3. toegevoegd met de volgende tekst:

De omgevingsvergunning kan worden verleend, mits:

  • a. de bouwtechnische kwaliteit dusdanig slecht is dat hergebruik in alle redelijkheid niet mogelijk is; of
  • b. het delen van een pand betreft, die op zichzelf niet als waardevol zijn aan te merken, en door het verwijderen daarvan geen onevenredige aantasting van de karakteristieke waarden plaatsvindt; of
  • c. toepassing wordt gegeven aan de afwijking genoemd in 6.4.1.
5.5 Wijzigingsbevoegdheid (6.8.)
5.5.1 Wijziging (6.8.1.)

In artikellid 6.8. worden onder 6.8.1. de volgende wijzigingsbevoegdheden l, m en n toegevoegd:

l. de aanduiding "specifieke vorm van wonen - plattelandswoning" wordt aangebracht, met dien verstande dat:

1. deze wijzigingsbevoegdheid uitsluitend wordt toegepast indien een bedrijfswoning wordt bewoond door (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar, gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein, niet noodzakelijk is;

2. medewerking alleen op voldoende onderbouwd verzoek van zowel de bewoner als de bedrijfsvoerder wordt overwogen;

3. er ten minste sprake is van een reële agrarische bedrijfsvoering;

4. er voldoende woon- en leefklimaat gegarandeerd kan worden gemotiveerd vanuit de planologisch maximale mogelijkheden voor het agrarisch bedrijf;

5. na toekennen van de aanduiding geen medewerking wordt verleend voor nieuwe bedrijfswoningen bij het agrarische bedrijf;

6. de bestaande functionele inrichting tussen het agrarisch bedrijf en de plattelandswoning uitgangspunt is om de visueel ruimtelijke impact tot een minimum te beperken en de visuele eenheid van het geheel zo goed mogelijk te waarborgen;

m. de aanduiding "specifieke vorm van wonen - plattelandswoning" wordt verwijderd, met dien verstande dat de naastgelegen agrarische bedrijfsactiviteiten zijn beëindigd en de aanduiding voor het bouwvlak ter plaatse is verwijderd dan wel de plattelandswoning opnieuw als agrarische bedrijfswoning in gebruik wordt genomen;

n. de aanduiding 'karakteristiek' verwijderen indien en voorzover het bouwwerk teniet is gegaan door een calamiteit en herbouw in de orspronkelijke staat redelijkerwijs niet verlangd kan worden of een bouwwerk volledig in verval is geraakt en herbouw in de oorspronkelijk staat redelijkerwijs financieel niet verlangd kan worden.

Artikel 6 Agrarisch - Agrarisch bedrijf 4 (artikel 7)

Voor zover gronden binnen deze herziening zijn voorzien van een aanduidingsvlak binnen de bestemming 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf 4' zijn de regels van artikel 7 van het bestemmingsplan Buitengebied Grootegast 1 juni 2010 in samenhang met de regels van deze herziening van toepassing.

Voorts worden de regels van het bestemmingsplan Buitengebied Grootegast 1 juni 2010 gewijzigd dan wel aangevuld zoals hierna is aangegeven. Behoudens onderstaande wijziging blijven de overige regels van artikel 7 ongewijzigd van toepassing.

6.1 Wijzigingsbevoegdheid (7.8.)
6.1.1 Wijziging (7.8.1.)

In artikellid 7.8. worden onder 7.8.1. de volgende wijzigingsbevoegdheden k en l toegevoegd:

k. de aanduiding "specifieke vorm van wonen - plattelandswoning" wordt aangebracht, met dien verstande dat:

1. deze wijzigingsbevoegdheid uitsluitend wordt toegepast indien een bedrijfswoning wordt bewoond door (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar, gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein, niet noodzakelijk is;

2. medewerking alleen op voldoende onderbouwd verzoek van zowel de bewoner als de bedrijfsvoerder wordt overwogen;

3. er ten minste sprake is van een reële agrarische bedrijfsvoering;

4. er voldoende woon- en leefklimaat gegarandeerd kan worden gemotiveerd vanuit de planologisch maximale mogelijkheden voor het agrarisch bedrijf;

5. na toekennen van de aanduiding geen medewerking wordt verleend voor nieuwe bedrijfswoningen bij het agrarische bedrijf;

6. de bestaande functionele inrichting tussen het agrarisch bedrijf en de plattelandswoning uitgangspunt is om de visueel ruimtelijke impact tot een minimum te beperken en de visuele eenheid van het geheel zo goed mogelijk te waarborgen;

l. de aanduiding "specifieke vorm van wonen - plattelandswoning" wordt verwijderd, met dien verstande dat de naastgelegen agrarische bedrijfsactiviteiten zijn beëindigd en de aanduiding voor het bouwvlak ter plaatse is verwijderd dan wel de plattelandswoning opnieuw als agrarische bedrijfswoning in gebruik wordt genomen.

Artikel 7 Agrarisch - Kwekerij (Artikel 8)

Voor zover gronden binnen deze herziening zijn voorzien van een aanduidingsvlak binnen de bestemming 'Agrarisch - Kwekerij' zijn de regels van artikel 8 van het bestemmingsplan Buitengebied Grootegast 1 juni 2010 in samenhang met de regels van deze herziening van toepassing.

Voorts worden de regels van het bestemmingsplan Buitengebied Grootegast 1 juni 2010 gewijzigd dan wel aangevuld zoals hierna is aangegeven. Behoudens onderstaande wijziging blijven de overige regels van artikel 8 ongewijzigd van toepassing.

7.1 Bestemmingsomschrijving (8.1.)

In artikellid 8.1. wordt het volgende sublid j toegevoegd:

j. een plattelandswoning, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van wonen - plattelandswoning".

7.2 Wijzigingsbevoegdheid (8.8)
7.2.1 Wijziging (8.8.1.)

In artikellid 8.8. worden onder 8.8.1. de volgende wijzigingsbevoegdheden i en j toegevoegd:

i. de aanduiding "specifieke vorm van wonen - plattelandswoning" wordt angebracht, met dien verstande dat:

1. deze wijzigingsbevoegdheid uitsluitend wordt toegepast indien een bedrijfswoning wordt bewoond door (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar, gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein, niet noodzakelijk is;

2. medewerking alleen op voldoende onderbouwd verzoek van zowel de bewoner als de bedrijfsvoerder wordt overwogen;

3. er ten minste sprake is van een reële agrarische bedrijfsvoering;

4. er voldoende woon- en leefklimaat gegarandeerd kan worden gemotiveerd vanuit de planologisch maximale mogelijkheden voor het agrarisch bedrijf;

5. na toekennen van de aanduiding geen medewerking wordt verleend voor nieuwe bedrijfswoningen bij het agrarische bedrijf;

6. de bestaande functionele inrichting tussen het agrarisch bedrijf en de plattelandswoning uitgangspunt is om de visueel ruimtelijke impact tot een minimum te beperken en de visuele eenheid van het geheel zo goed mogelijk te waarborgen;

j. de aanduiding "specifieke vorm van wonen - plattelandswoning" wordt verwijderd, met dien verstande dat de naastgelegen agrarische bedrijfsactiviteiten zijn beëindigd en de aanduiding voor het bouwvlak ter plaatse is verwijderd dan wel de plattelandswoning opnieuw als agrarische bedrijfswoning in gebruik wordt genomen.

Artikel 8 Agrarisch - Paardenhouderij (Artikel 9)

Voor zover gronden binnen deze herziening zijn voorzien van een aanduidingsvlak binnen de bestemming 'Agrarisch - Paardenhouderij' zijn de regels van artikel 9 van het bestemmingsplan Buitengebied Grootegast 1 juni 2010 in samenhang met de regels van deze herziening van toepassing.

Voorts worden de regels van het bestemmingsplan Buitengebied Grootegast 1 juni 2010 gewijzigd dan wel aangevuld zoals hierna is aangegeven. Behoudens onderstaande wijziging blijven de overige regels van artikel 9 ongewijzigd van toepassing.

8.1 Bestemmingsomschrijving (9.1.)

In artikellid 9.1. wordt het volgende sublid i toegevoegd:

i. ter plaatse van de aanduiding "karakteristiek", de instandhouding van de bestaande karakteristieke hoofdvorm van de gebouwen wordt nagestreefd, zoals die per adres zijn beschreven in bijlage 1 bij de toelichting.

8.2 Bouwregels (9.2.)

In artikellid 9.2. wordt onder de aanhef het volgende toegevoegd:

Ter plaats van de aanduiding "karakteristiek" gelden de volgende bouwregels:

  • a. een karakteristieke hoofdvorm zal binnen het gebied ter plaatse van de aanduiding "karakteristiek" worden gebouwd;
  • b. de oppervlakte, goothoogte en dakhelling van een karakteristieke hoofdvorm zal ten minste en ten hoogste de bestaande oppervlakte, goothoogte en dakhelling bedragen.
8.3 Afwijking van de bouwregels (9.4.)
8.3.1 Afwijking (9.4.1.)

In artikellid 9.4. wordt onder 9.4.1. onder b sub 1 achter de woorden '...het bestaande bebouwde bedrijfsoppervlak,' de volgende tekst toegevoegd: 'deze afwijking tot maximaal 50% eenmalig wordt toegepast, waarbij per situatie wordt bekeken tot welk percentage de landschappelijke situatie de uitbreiding kan verdragen'.

In artikellid 9.4. komen onder 9.4.1. onder b sub 2 de volgende woorden te vervallen: 'aan zoveel mogelijk van de volgende kwaliteitseisen wordt voldaan'.

In artikellid 9.4. wordt onder 9.4.1. onder b sub 2 aan de woorden 'herstel of aanleg van singels' het volgende toegevoegd: 'alsmede het langjarig beheer daarvan'.

In artikellid 9.4. wordt onder 9.4.1. onder b sub 2 het volgende toegevoegd: 'uitbreidingen niet leiden tot een grote verkeerstoename, met name in de nabijheid van EHS gebieden en recreatiegebieden'.

In artikellid 9.4. wordt onder 9.4.1. het volgende sublid f toegevoegd:

f. 9.2. aanhef in die zin dat in ondergeschikte mate wordt afgeweken van de bestaande maatvoeringen en gevelindeling van de karakteristieke hoofdvorm, mits:

      • a. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de bestaande hoofdvorm en gevelindeling van het karakteristieke gebouw.
8.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden (Aanlegvergunning 9.6.)
8.5 Verbod (9.6.1.)

In artikellid 9.6. wordt onder 9.6.1. het volgende toegevoegd:

In aanvulling hierop is eveneens een omgevingsvergunning vereist voor het gedeeltelijk verwijderen van karakteristieke gebouwen, ter plaatse van de aanduiding "karakteristiek".

8.6 Toetsingscriteria (nieuw 9.6.3.)

In artikellid 9.6. wordt het sublid 9.6.3. toegevoegd met de volgende tekst:

De omgevingsvergunning kan worden verleend, mits:

  • a. de bouwtechnische kwaliteit dusdanig slecht is dat hergebruik in alle redelijkheid niet mogelijk is; of
  • b. het delen van een pand betreft, die op zichzelf niet als waardevol zijn aan te merken, en door het verwijderen daarvan geen onevenredige aantasting van de karakteristieke waarden plaatsvindt; of
  • c. toepassing wordt gegeven aan de afwijking genoemd in 9.4.1.
8.7 Wijzigingsbevoegdheid (9.7)
8.7.1 Wijziging (9.7.1.)

In artikellid 9.7. worden onder 9.7.1. de volgende wijzigingsbevoegdheden h, i en j toegevoegd:

h. de aanduiding "specifieke vorm van wonen - plattelandswoning" wordt aangebracht, met dien verstande dat:

1. deze wijzigingsbevoegdheid uitsluitend wordt toegepast indien een bedrijfswoning wordt bewoond door (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar, gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein, niet noodzakelijk is;

2. medewerking alleen op voldoende onderbouwd verzoek van zowel de bewoner als de bedrijfsvoerder wordt overwogen;

3. er ten minste sprake is van een reële agrarische bedrijfsvoering;

4. er voldoende woon- en leefklimaat gegarandeerd kan worden gemotiveerd vanuit de planologisch maximale mogelijkheden voor het agrarisch bedrijf;

5. na toekennen van de aanduiding geen medewerking wordt verleend voor nieuwe bedrijfswoningen bij het agrarische bedrijf;

6. de bestaande functionele inrichting tussen het agrarisch bedrijf en de plattelandswoning uitgangspunt is om de visueel ruimtelijke impact tot een minimum te beperken en de visuele eenheid van het geheel zo goed mogelijk te waarborgen;

i. de aanduiding "specifieke vorm van wonen - plattelandswoning" wordt verwijderd, met dien verstande dat de naastgelegen agrarische bedrijfsactiviteiten zijn beëindigd en de aanduiding voor het bouwvlak ter plaatse is verwijderd dan wel de plattelandswoning opnieuw als agrarische bedrijfswoning in gebruik wordt genomen.

j. de aanduiding 'karakteristiek' verwijderen indien en voorzover het bouwwerk teniet is gegaan door een calamiteit en herbouw in de oorspronkelijke staat redelijkerwijs niet verlangd kan worden of een bouwwerk volledig in verval is geraakt en herbouw in de oorspronkelijk staat redelijkerwijs financieel niet verlangd kan worden.

Artikel 9 Agrarisch met waarden - Natuur (Artikel 10)

De herziening binnen deze bestemming heeft uitsluitend betrekking op een aanpassing van de regels, waarbij behoudens onderstaande wijziging de overige regels van artikel 10 van het bestemmingsplan Buitengebied Grootegast 1 juni 2010 van overeenkomstige toepassing zijn.

9.1 Wijzigingsbevoegdheid (10.5.)
9.1.1 Wijziging (10.5.1.)

In artikellid 10.5. wordt onder 10.5.1. het volgende sublid c toegevoegd:

c. de bestemming 'Natuur' ten behoeve van de omzetting van agrarische gronden in natuurgronden, met dien verstande dat:

      • na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van artikel 20 van overeenkomstige toepassing zijn;
      • er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
      • de wijzigingsbevoegdheid niet eerder wordt toegepast dan nadat de betreffende gronden in zijn geheel voor de daadwerkelijke natuurontwikkeling zijn verworven of aangewezen.

Artikel 10 Bedrijf (Artikel 11)

Voor zover gronden binnen deze herziening zijn voorzien van een bestemmings-/aanduidingsvlak met/binnen de bestemming 'Bedrijf' zijn de regels van artikel 11 van het bestemmingsplan Buitengebied Grootegast 1 juni 2010 in samenhang met de regels van deze herziening van toepassing.

Voorts worden de regels van het bestemmingsplan Buitengebied Grootegast 1 juni 2010 gewijzigd dan wel aangevuld zoals hierna is aangegeven. Behoudens onderstaande wijziging blijven de overige regels van artikel 11 ongewijzigd van toepassing.

10.1 Bestemmingsomschrijving (11.1.)

In artikellid 11.1. onder c worden in de tabel de volgende wijzigingen aangebracht:

De volgende omschrijving komt in de tabel te vervallen en wordt vervangen door:

Brandsloot 3A en 3B - Doezum   Inpandige metaalbewerking  

De volgende omschrijving komt in de tabel te vervallen:

Provinciale weg 1 - Opeinde   Hovenier  

De volgende twee omschrijvingen worden aan de tabel toegevoegd:

Havinga's Reed 4 - Grootegast   Autosloperij  
Langewolderweg 17-19 - Oldekerk   Stratenmakersbedrijf  

In artikellid 11.1. worden de volgende subleden j en k toegevoegd:

j. ter plaatse van de aanduiding "bedrijfswoning" mogen de gronden uitsluitend worden gebruikt als erf/tuin behorende bij de bedrijfswoning;

k. ter plaatse van de aanduiding "karakteristiek", de instandhouding van de bestaande karakteristieke hoofdvorm van de gebouwen wordt nagestreefd, zoals die per adres zijn beschreven in bijlage 1 bij de toelichting.

10.2 Bouwregels (11.2.)

In artikellid 11.2. wordt onder de aanhef het volgende toegevoegd:

Ter plaats van de aanduiding "karakteristiek" gelden de volgende bouwregels:

  • a. een karakteristieke hoofdvorm zal binnen het gebied ter plaatse van de aanduiding "karakteristiek" worden gebouwd;
  • b. de oppervlakte, goothoogte en dakhelling van een karakteristieke hoofdvorm zal ten minste en ten hoogste de bestaande oppervlakte, goothoogte en dakhelling bedragen.
10.2.1 Bedrijfswoningen (11.2.2.)

In artikellid 11.2. wordt aan 11.2.2. de volgende regel onder c toegevoegd:

c. indien en voor zover de gronden zijn voorzien van de aanduiding "bedrijfswoning" zal de bedrijfswoning uitsluitend ter plaatse van de aanduiding "bedrijfswoning" worden gebouwd.

10.3 Afwijking van de bouwregels 11.4.)
10.3.1 Afwijking (11.4.1.)

In artikellid 11.4. wordt onder 11.4.1. onder b sub 1 achter de woorden '...het bestaande bebouwde bedrijfsoppervlak,' de volgende tekst toegevoegd: 'deze afwijking tot maximaal 50% eenmalig wordt toegepast, waarbij per situatie wordt bekeken tot welk percentage de landschappelijke situatie de uitbreiding kan verdragen'.

In artikellid 11.4. komen onder 11.4.1. onder b sub 2 de volgende woorden te vervallen: 'aan zoveel mogelijk van de volgende kwaliteitseisen wordt voldaan'.

In artikellid 11.4. wordt onder 11.4.1. onder b sub 2 aan de woorden 'herstel of aanleg van singels' het volgende toegevoegd: 'alsmede het langjarig beheer daarvan'.

In artikellid 11.4. wordt onder 11.4.1. onder b sub 2 het volgende toegevoegd: 'uitbreidingen niet leiden tot een grote verkeerstoename, met name in de nabijheid van EHS gebieden en recreatiegebieden'.

In artikellid 11.4. wordt onder 11.4.1. het volgende sublid e toegevoegd:

e. 11.2. aanhef in die zin dat in ondergeschikte mate wordt afgeweken van de bestaande maatvoeringen en gevelindeling van de karakteristieke hoofdvorm, mits:

      • a. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de bestaande hoofdvorm en gevelindeling van het karakteristieke gebouw.
10.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden (Nieuw 11.6.)

Onder artikellid 11.5. wordt een nieuw artikellid 11.6. toegevoegd, waarbij het bestaande artikellid met bijbehorende subleden wordt vernummerd naar 11.7.

10.4.1 Verbod (11.6.1.)

Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is een omgevingsvergunning vereist:

  • a. het gedeeltelijk verwijderen van karakteristieke gebouwen, ter plaatse van de aanduiding "karakteristiek".
10.4.2 Uitzondering (11.6.2.)

Het in 11.6.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die het normale onderhoud en/of de normale exploitatie betreffen.

10.4.3 Toetsingscriteria (11.6.3.)

De omgevingsvergunning kan worden verleend, mits:

  • a. de bouwtechnische kwaliteit dusdanig slecht is dat hergebruik in alle redelijkheid niet mogelijk is; of
  • b. het delen van een pand betreft, die op zichzelf niet als waardevol zijn aan te merken, en door het verwijderen daarvan geen onevenredige aantasting van de karakteristieke waarden plaatsvindt; of
  • c. toepassing wordt gegeven aan de afwijking genoemd in 11.4.1.
10.5 Wijzigingsbevoegdheid (11.7)
10.5.1 Wijziging (11.7.1.)

In artikellid 11.7. wordt onder 11.7.1. de volgende wijzigingsbevoegdheid e toegevoegd:

e. de aanduiding 'karakteristiek' verwijderen indien en voorzover het bouwwerk teniet is gegaan door een calamiteit en herbouw in de oorspronkelijke staat redelijkerwijs niet verlangd kan worden of een bouwwerk volledig in verval is geraakt en herbouw in de oorspronkelijk staat redelijkerwijs financieel niet verlangd kan worden.

Artikel 11 Bedrijf - Garage (Artikel 12)

Voor zover gronden binnen deze herziening zijn voorzien van een bestemmings-/aanduidingsvlak met/binnen de bestemming 'Bedrijf - Garage' zijn de regels van artikel 12 van het bestemmingsplan Buitengebied Grootegast 1 juni 2010 in samenhang met de regels van deze herziening van toepassing.

Voorts worden de regels van het bestemmingsplan Buitengebied Grootegast 1 juni 2010 gewijzigd dan wel aangevuld zoals hierna is aangegeven. Behoudens onderstaande wijziging blijven de overige regels van artikel 12 ongewijzigd van toepassing.

11.1 Bestemmingsomschrijving (12.1)

In lid 12.1 wordt na in sub b in de naam van de aanduiding het woord 'zonder' vervangen door 'met'.

In lid 12.1 worden na sub b drie nieuwe subleden ingevoegd:

c. opslag voor lpg, ter plaatse van de aanduiding 'opslag lpg';

d. een afleverzuil voor lpg, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - afleverzuil lpg';

e. een vulpunt voor lpg, ter plaatse van de aanduiding 'vulpunt lpg';

De overige subleden c en d worden doorgenummerd naar f en g.

11.2 Afwijking van de bouwregels 12.4.)
11.2.1 Afwijking (12.4.1.)

In artikellid 12.4. wordt onder 12.4.1. onder b sub 1 achter de woorden '...het bestaande bebouwde bedrijfsoppervlak,' de volgende tekst toegevoegd: 'deze afwijking tot maximaal 50% eenmalig wordt toegepast, waarbij per situatie wordt bekeken tot welk percentage de landschappelijke situatie de uitbreiding kan verdragen'.

In artikellid 12.4. komen onder 12.4.1. onder b sub 2 de volgende woorden te vervallen: 'aan zoveel mogelijk van de volgende kwaliteitseisen wordt voldaan'.

In artikellid 12.4. wordt onder 12.4.1. onder b sub 2 aan de woorden 'herstel of aanleg van singels' het volgende toegevoegd: 'alsmede het langjarig beheer daarvan'.

In artikellid 12.4. wordt onder 12.4.1. onder b sub 2 het volgende toegevoegd: 'uitbreidingen niet leiden tot een grote verkeerstoename, met name in de nabijheid van EHS gebieden en recreatiegebieden'.

11.3 Wijzigingsbevoegdheid (12.5)
11.3.1 Wijziging (12.5.1)

In artikellid 12.5 wordt onder 12.5.1 na sub c een nieuw sublid ingevoegd:

d. de aanduiding(en) 'verkooppunt motorbrandstoffen met lpg', 'opslag lpg' 'specifieke vorm van bedrijf - afleverzuil lpg' en/of 'vulpunt lpg' word(t)(en) verwijderd, mits de betreffende functie ter plaatse is beëindigd.

Artikel 12 Bedrijf - Nutsvoorziening (artikel 14)

Voor zover gronden binnen deze herziening zijn voorzien van een bestemmingsvlak met de bestemming 'Bedrijf - Nutsvoorziening' zijn de regels van artikel 14 van het bestemmingsplan Buitengebied Grootegast 1 juni 2010 in samenhang met de regels van deze herziening van toepassing.

Artikel 13 Bedrijf - Opslag (Artikel 15)

Voor zover gronden binnen deze herziening zijn voorzien van een aanduidingsvlak binnen de bestemming 'Bedrijf - Opslag' zijn de regels van artikel 15 van het bestemmingsplan Buitengebied Grootegast 1 juni 2010 in samenhang met de regels van deze herziening van toepassing.

Voorts worden de regels van het bestemmingsplan Buitengebied Grootegast 1 juni 2010 gewijzigd dan wel aangevuld zoals hierna is aangegeven. Behoudens onderstaande wijziging blijven de overige regels van artikel 15 ongewijzigd van toepassing.

13.1 Bestemmingsomschrijving (15.1.)

In artikellid 15.1. wordt het volgende sublid d toegevoegd:

d. de instandhouding van de bestaande karakteristieke hoofdvorm van de gebouwen, ter plaatse van de aanduiding "karakteristiek", wordt nagestreefd, zoals die per adres zijn beschreven in bijlage 1 bij de toelichting.

13.2 Bouwregels (15.2.)

In artikellid 15.2. wordt onder de aanhef het volgende toegevoegd:

Ter plaats van de aanduiding "karakteristiek" gelden de volgende bouwregels:

  • a. een karakteristieke hoofdvorm zal binnen het gebied ter plaatse van de aanduiding "karakteristiek" worden gebouwd;
  • b. de oppervlakte, goothoogte en dakhelling van een karakteristieke hoofdvorm zal ten minste en ten hoogste de bestaande oppervlakte, goothoogte en dakhelling bedragen.
13.3 Afwijking van de bouwregels (15.4.)
13.3.1 Afwijking (15.4.1.)

In artikellid 15.4. wordt onder 15.4.1. onder b sub 1 achter de woorden '...het bestaande bebouwde bedrijfsoppervlak,' de volgende tekst toegevoegd: 'deze afwijking tot maximaal 50% eenmalig wordt toegepast, waarbij per situatie wordt bekeken tot welk percentage de landschappelijke situatie de uitbreiding kan verdragen'.

In artikellid 15.4. komen onder 15.4.1. onder b sub 2 de volgende woorden te vervallen: 'aan zoveel mogelijk van de volgende kwaliteitseisen wordt voldaan'.

In artikellid 15.4. wordt onder 15.4.1. onder b sub 2 aan de woorden 'herstel of aanleg van singels' het volgende toegevoegd: 'alsmede het langjarig beheer daarvan'.

In artikellid 15.4. wordt onder 15.4.1. onder b sub 2 het volgende toegevoegd: 'uitbreidingen niet leiden tot een grote verkeerstoename, met name in de nabijheid van EHS gebieden en recreatiegebieden'.

In artikellid 15.4. wordt onder 15.4.1. het volgende sublid f toegevoegd:

f. 15.2. aanhef in die zin dat in ondergeschikte mate wordt afgeweken van de bestaande maatvoeringen en gevelindeling van de karakteristieke hoofdvorm, mits:

      • a. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de bestaande hoofdvorm en gevelindeling van het karakteristieke gebouw.
13.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden (Nieuw 15.6.)

Onder artikellid 15.5. wordt een nieuw artikellid 15.6. toegevoegd, waarbij het bestaande artikellid met bijbehorende subleden wordt vernummerd naar 15.7.

13.4.1 Verbod (15.6.1.)

Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is een omgevingsvergunning vereist:

  • a. het gedeeltelijk verwijderen van karakteristieke gebouwen, ter plaatse van de aanduiding "karakteristiek".
13.4.2 Uitzondering (15.6.2.)

Het in 15.6.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die het normale onderhoud en/of de normale exploitatie betreffen.

13.4.3 Toetsingscriteria (15.6.3.)

De omgevingsvergunning kan worden verleend, mits:

  • a. de bouwtechnische kwaliteit dusdanig slecht is dat hergebruik in alle redelijkheid niet mogelijk is; of
  • b. het delen van een pand betreft, die op zichzelf niet als waardevol zijn aan te merken, en door het verwijderen daarvan geen onevenredige aantasting van de karakteristieke waarden plaatsvindt; of
  • c. toepassing wordt gegeven aan de afwijking genoemd in 15.4.1.
13.5 Wijzigingsbevoegdheid (15.7)
13.5.1 Wijziging (15.7.1.)

In artikellid 15.7. wordt onder 15.7.1. de volgende wijzigingsbevoegdheid toegevoegd:

Burgemeester en wethouders kunnen de aanduiding 'karakteristiek' verwijderen indien en voorzover het bouwwerk teniet is gegaan door een calamiteit en herbouw in de oorspronkelijke staat redelijkerwijs niet verlangd kan worden of een bouwwerk volledig in verval is geraakt en herbouw in de oorspronkelijk staat redelijkerwijs financieel niet verlangd kan worden.

Artikel 14 Detailhandel (Artikel 17)

De herziening binnen deze bestemming heeft uitsluitend betrekking op een aanpassing van de regels, waarbij behoudens onderstaande wijziging de overige regels van artikel 17 van het bestemmingsplan Buitengebied Grootegast 1 juni 2010 van overeenkomstige toepassing zijn.

14.1 Afwijking van de bouwregels (17.4.)
14.1.1 Afwijking (17.4.1.)

In artikellid 17.4. wordt onder 17.4.1. onder b sub 1 achter de woorden '...het bestaande bebouwde bedrijfsoppervlak,' de volgende tekst toegevoegd: 'deze afwijking tot maximaal 50% eenmalig wordt toegepast, waarbij per situatie wordt bekeken tot welk percentage de landschappelijke situatie de uitbreiding kan verdragen'.

In artikellid 17.4. komen onder 17.4.1. onder b sub 2 de volgende woorden te vervallen: 'aan zoveel mogelijk van de volgende kwaliteitseisen wordt voldaan'.

In artikellid 17.4. wordt onder 17.4.1. onder b sub 2 aan de woorden 'herstel of aanleg van singels' het volgende toegevoegd: 'alsmede het langjarig beheer daarvan'.

In artikellid 17.4. wordt onder 17.4.1. onder b sub 2 het volgende toegevoegd: 'uitbreidingen niet leiden tot een grote verkeerstoename, met name in de nabijheid van EHS gebieden en recreatiegebieden'.

Artikel 15 Horeca (Artikel 18)

De herziening binnen deze bestemming heeft uitsluitend betrekking op een aanpassing van de regels, waarbij behoudens onderstaande wijzigingen de overige regels van artikel 18 van het bestemmingsplan Buitengebied Grootegast 1 juni 2010 van overeenkomstige toepassing zijn.

15.1 Afwijking van de bouwregels (18.4)
15.1.1 Afwijking (18.4.1.)

In artikellid 18.4. wordt onder 18.4.1. onder b sub 1 achter de woorden '...het bestaande bebouwde bedrijfsoppervlak,' de volgende tekst toegevoegd: 'deze afwijking tot maximaal 50% eenmalig wordt toegepast, waarbij per situatie wordt bekeken tot welk percentage de landschappelijke situatie de uitbreiding kan verdragen'.

In artikellid 18.4. komen onder 18.4.1. onder b sub 2 de volgende woorden te vervallen: 'aan zoveel mogelijk van de volgende kwaliteitseisen wordt voldaan'.

In artikellid 18.4. wordt onder 18.4.1. onder b sub 2 aan de woorden 'herstel of aanleg van singels' het volgende toegevoegd: 'alsmede het langjarig beheer daarvan'.

In artikellid 18.4. wordt onder 18.4.1. onder b sub 2 het volgende toegevoegd: 'uitbreidingen niet leiden tot een grote verkeerstoename, met name in de nabijheid van EHS gebieden en recreatiegebieden'.

In artikellid 18.4. wordt onder 18.4.1. een nieuwe afwijking onder d toegevoegd:

d. 18.2.4. onder b ten behoeve van het vergroten van de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, in de vorm van afvoerpijpen tot een bouwhoogte van ten hoogste 2,00 m boven de daklijn van het bedrijfsgebouw waarop de afvoerpijp wordt geplaatst, waarbij de afvoerpijp zoveel mogelijk uit het zicht/straatbeeld wordt gesitueerd.

Artikel 16 Maatschappelijk (Artikel 19)

Voor zover gronden binnen deze herziening zijn voorzien van een aanduidingsvlak binnen de bestemming 'Maatschappelijk' zijn de regels van artikel 19 van het bestemmingsplan Buitengebied Grootegast 1 juni 2010 in samenhang met de regels van deze herziening van toepassing.

Voorts worden de regels van het bestemmingsplan Buitengebied Grootegast 1 juni 2010 gewijzigd dan wel aangevuld zoals hierna is aangegeven. Behoudens onderstaande wijziging blijven de overige regels van artikel 19 ongewijzigd van toepassing.

16.1 Bouwregels (19.2)
16.1.1 Bedrijfswoningen (19.2.2.)

In artikellid 19.2. komt onder 19.2.2. sub a te vervallen en wordt vervangen door de volgende tekst:

a. per bestemmingsvlak mag niet meer dan 1 bedrijfswoning worden gebouwd, tenzij ter plaatse van de aanduiding "bedrijfswoning uitgesloten", in welk geval geen bedrijfswoning mag worden gebouwd;

Artikel 17 Natuur (Artikel 20)

Voor zover gronden binnen deze herziening zijn voorzien van een aanduidingsvlak binnen de bestemming 'Natuur' zijn de regels van artikel 20 van het bestemmingsplan Buitengebied Grootegast 1 juni 2010 in samenhang met de regels van deze herziening van toepassing.

Artikel 18 Natuur - Agrarisch (Artikel 21)

Voor zover gronden binnen deze herziening zijn voorzien van een bestemmings-/aanduidingsvlak met/binnen de bestemming 'Natuur - Agrarisch' zijn de regels van artikel 21 van het bestemmingsplan Buitengebied Grootegast 1 juni 2010 in samenhang met de regels van deze herziening van toepassing.

18.1 Bestemmingsomschrijving (21.1.)

In artikellid 21.1. wordt het volgende sublid i toegevoegd:

i. ter plaatse van de aanduiding 'ijsbaan' voor een ijsbaan.

Artikel 19 Recreatie - Verblijfsrecreatie (Artikel 23)

Voor zover gronden binnen deze herziening zijn voorzien van een aanduidingsvlak binnen de bestemming 'Recreatie - Verblijfsrecreatie' zijn de regels van artikel 23 van het bestemmingsplan Buitengebied Grootegast 1 juni 2010 in samenhang met de regels van deze herziening van toepassing.

Voorts worden de regels van het bestemmingsplan Buitengebied Grootegast 1 juni 2010 gewijzigd dan wel aangevuld zoals hierna is aangegeven. Behoudens onderstaande wijziging blijven de overige regels van artikel 23 ongewijzigd van toepassing.

19.1 Bestemmingsomschrijving (23.1.)

In artikellid 23.1. wordt het volgende sublid f toegevoegd:

f. de instandhouding van de bestaande karakteristieke hoofdvorm van de gebouwen, ter plaatse van de aanduiding "karakteristiek", wordt nagestreefd, zoals die per adres zijn beschreven in bijlage 1 bij de toelichting.

19.2 Bouwregels (23.2.)

In artikellid 23.2. wordt onder de aanhef het volgende toegevoegd:

Ter plaats van de aanduiding "karakteristiek" gelden de volgende bouwregels:

  • a. een karakteristieke hoofdvorm zal binnen het gebied ter plaatse van de aanduiding "karakteristiek" worden gebouwd;
  • b. de oppervlakte, goothoogte en dakhelling van een karakteristieke hoofdvorm zal ten minste en ten hoogste de bestaande oppervlakte, goothoogte en dakhelling bedragen.
19.3 Afwijking van de bouwregels (23.4.)
19.3.1 Afwijking (23.4.1.)

In artikellid 23.4. wordt onder 23.4.1. het volgende sublid c toegevoegd:

c. 23.2. aanhef in die zin dat in ondergeschikte mate wordt afgeweken van de bestaande maatvoeringen en gevelindeling van de karakteristieke hoofdvorm, mits:

      • a. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de bestaande hoofdvorm en gevelindeling van het karakteristieke gebouw.
19.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden (Aanlegvergunning 23.6.)
19.4.1 Verbod (23.6.1.)

In artikellid 23.6. wordt onder 23.6.1. het volgende toegevoegd:

In aanvulling hierop is eveneens een omgevingsvergunning vereist voor het gedeeltelijk verwijderen van karakteristieke gebouwen, ter plaatse van de aanduiding "karakteristiek".

19.4.2 Toetsingscriteria (nieuw 23.6.3.)

In artikellid 23.6. wordt het sublid 23.6.3. toegevoegd met de volgende tekst:

De omgevingsvergunning kan worden verleend, mits:

  • a. de bouwtechnische kwaliteit dusdanig slecht is dat hergebruik in alle redelijkheid niet mogelijk is; of
  • b. het delen van een pand betreft, die op zichzelf niet als waardevol zijn aan te merken, en door het verwijderen daarvan geen onevenredige aantasting van de karakteristieke waarden plaatsvindt; of
  • c. toepassing wordt gegeven aan de afwijking genoemd in 23.4.1.
19.5 Wijzigingsbevoegdheid (23.7.)
19.5.1 Wijziging (23.7.1.)

In artikellid 23.7. wordt onder 23.7.1. de volgende wijzigingsbevoegdheid toegevoegd:

Burgemeester en wethouders kunnen de aanduiding 'karakteristiek' verwijderen indien en voorzover het bouwwerk teniet is gegaan door een calamiteit en herbouw in de oorspronkelijke staat redelijkerwijs niet verlangd kan worden of een bouwwerk volledig in verval is geraakt en herbouw in de oorspronkelijk staat redelijkerwijs financieel niet verlangd kan worden.

Artikel 20 Sport (Artikel 24)

Voor zover gronden binnen deze herziening zijn voorzien van een aanduidingsvlak binnen de bestemming 'Sport' zijn de regels van artikel 24 van het bestemmingsplan Buitengebied Grootegast 1 juni 2010 in samenhang met de regels van deze herziening van toepassing.

20.1 Bouwregels (24.2.)
20.1.1 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde (24.2.2.)

In artikellid 24.2. wordt onder 24.2.2. een nieuwe regel onder c toegevoegd:

c. ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - lichtmast" zullen ten hoogste 12 lichtmasten worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 15 m.

Artikel 21 Sport - Manege (Artikel 25)

De herziening binnen deze bestemming heeft uitsluitend betrekking op een aanpassing van de regels, waarbij behoudens onderstaande wijziging de overige regels van artikel 25 van het bestemmingsplan Buitengebied Grootegast 1 juni 2010 van overeenkomstige toepassing zijn.

21.1 Bestemmingsomschrijving (25.1.)

In artikellid 25.1. wordt het volgende sublid h toegevoegd:

h. ter plaatse van de aanduiding "karakteristiek", de instandhouding van de bestaande karakteristieke hoofdvorm van de gebouwen wordt nagestreefd, zoals die per adres zijn beschreven in bijlage 1 bij de toelichting.

21.2 Bouwregels (25.2.)

In artikellid 25.2. wordt onder de aanhef het volgende toegevoegd:

Ter plaats van de aanduiding "karakteristiek" gelden de volgende bouwregels:

  • a. een karakteristieke hoofdvorm zal binnen het gebied ter plaatse van de aanduiding "karakteristiek" worden gebouwd;
  • b. de oppervlakte, goothoogte en dakhelling van een karakteristieke hoofdvorm zal ten minste en ten hoogste de bestaande oppervlakte, goothoogte en dakhelling bedragen.
21.3 Afwijking van de bouwregels (25.4.)
21.3.1 Afwijking (25.4.1.)

In artikellid 25.4. wordt onder 25.4.1. het volgende sublid e toegevoegd:

e. 25.2. aanhef in die zin dat in ondergeschikte mate wordt afgeweken van de bestaande maatvoeringen en gevelindeling van de karakteristieke hoofdvorm, mits:

      • a. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de bestaande hoofdvorm en gevelindeling van het karakteristieke gebouw.
21.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden (Aanlegvergunning 25.6.)
21.4.1 Verbod (25.6.1.)

In artikellid 25.6. wordt onder 25.6.1. het volgende toegevoegd:

In aanvulling hierop is eveneens een omgevingsvergunning vereist voor het gedeeltelijk verwijderen van karakteristieke gebouwen, ter plaatse van de aanduiding "karakteristiek".

21.4.2 Toetsingscriteria (nieuw 25.6.3.)

In artikellid 25.6. wordt het sublid 25.6.3. toegevoegd met de volgende tekst:

De omgevingsvergunning kan worden verleend, mits:

  • a. de bouwtechnische kwaliteit dusdanig slecht is dat hergebruik in alle redelijkheid niet mogelijk is; of
  • b. het delen van een pand betreft, die op zichzelf niet als waardevol zijn aan te merken, en door het verwijderen daarvan geen onevenredige aantasting van de karakteristieke waarden plaatsvindt; of
  • c. toepassing wordt gegeven aan de afwijking genoemd in 25.4.1.
21.5 Wijzigingsbevoegdheid (25.7)
21.5.1 Wijziging (25.7.1.)

In artikellid 25.7. worden onder 25.7.1. de volgende wijzigingsbevoegdheden h, i en j toegevoegd:

i. de aanduiding "specifieke vorm van wonen - plattelandswoning" wordt aangebracht, met dien verstande dat:

1. deze wijzigingsbevoegdheid uitsluitend wordt toegepast indien een bedrijfswoning wordt bewoond door (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar, gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein, niet noodzakelijk is;

2. medewerking alleen op voldoende onderbouwd verzoek van zowel de bewoner als de bedrijfsvoerder wordt overwogen;

3. er ten minste sprake is van een reële agrarische bedrijfsvoering;

4. er voldoende woon- en leefklimaat gegarandeerd kan worden gemotiveerd vanuit de planologisch maximale mogelijkheden voor het agrarisch bedrijf;

5. na toekennen van de aanduiding geen medewerking wordt verleend voor nieuwe bedrijfswoningen bij het agrarische bedrijf;

6. de bestaande functionele inrichting tussen het agrarisch bedrijf en deP Plattelandswoning uitgangspunt is om de visueel ruimtelijke impact tot een minimum te beperken en de visuele eenheid van het geheel zo goed mogelijk te waarborgen;

j. de aanduiding "specifieke vorm van wonen - plattelandswoning" wordt verwijderd, met dien verstande dat de naastgelegen agrarische bedrijfsactiviteiten zijn beëindigd en de aanduiding voor het bouwvlak ter plaatse is verwijderd dan wel de plattelandswoning opnieuw als agrarische bedrijfswoning in gebruik wordt genomen.

j. de aanduiding 'karakteristiek' verwijderen indien en voorzover het bouwwerk teniet is gegaan door een calamiteit en herbouw in de oorspronkelijke staat redelijkerwijs niet verlangd kan worden of een bouwwerk volledig in verval is geraakt en herbouw in de oorspronkelijk staat redelijkerwijs financieel niet verlangd kan worden.

Artikel 22 Wonen (Artikel 30)

Voor zover gronden binnen deze herziening zijn voorzien van een bestemmings-/aanduidingsvlak met/binnen de bestemming 'Wonen' zijn de regels van artikel 30 van het bestemmingsplan Buitengebied Grootegast 1 juni 2010 in samenhang met de regels van deze herziening van toepassing.

Voorts worden de regels van het bestemmingsplan Buitengebied Grootegast 1 juni 2010 gewijzigd dan wel aangevuld zoals hierna is aangegeven. Behoudens onderstaande wijziging blijven de overige regels van artikel 30 ongewijzigd van toepassing.

22.1 Bestemmingsomschrijving (30.1.)

In artikellid 30.1. worden in de tabel onder i de volgende activiteiten toegevoegd:

Peebos 7 - Opende   koffie-/theetuin met bijbehorende voorzieningen ten behoeve van de verkoop van thee, koffie, frisdrank, ijs en licht alcoholische dranken   bestaand  
Provinciale weg 131 - Doezum   garagebedrijf met uitstallingen en verkoop van auto's   aanduiding 'garage'  
Jouwer 12 - Sebaldeburen   timmerbedrijf   bestaand  

In artikellid 30.1. wordt het volgende sublid k toegevoegd:

k. ter plaatse van de aanduiding "karakteristiek", de instandhouding van de bestaande karakteristieke hoofdvorm van de gebouwen wordt nagestreefd, zoals die per adres zijn beschreven in bijlage 1 bij de toelichting.

22.2 Bouwregels (30.2.)
22.2.1 Gebouwen (30.2.1.)

In artikellid 30.2. wordt onder 30.2.1. het volgende toegevoegd:

Ter plaats van de aanduiding "karakteristiek" gelden de volgende bouwregels:

  • a. een karakteristieke hoofdvorm zal binnen het gebied ter plaatse van de aanduiding "karakteristiek" worden gebouwd;
  • b. de oppervlakte, goothoogte en dakhelling van een karakteristieke hoofdvorm zal ten minste en ten hoogste de bestaande oppervlakte, goothoogte en dakhelling bedragen.
22.2.2 Hoofdgebouwen in casu woonhuizen (30.2.2.)

In artikellid 30.2 wordt onder 30.2.2. in sub a de naam van de aanduiding:

  • 'maximum aantal eenheden' gewijzigd in 'maximum aantal wooneenheden'
  • 'maximum aantal aaneen te bouwen eenheden' gewijzigd in 'maximum aantal aaneen te bouwen wooneenheden'.
22.2.3 Karakteristieke en niet-karakteristieke hoofdgebouwen (30.2.2.)

In artikellid 30.2 wordt onder 30.2.2. sub h verwijderd en vervangen door de volgende subleden h en i:

h. in afwijking van het bepaalde onder c tot en met f geldt, indien een grotere oppervlakte, een hogere goothoogte, een hogere bouwhoogte of een andere dakhelling aanwezig is op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerpplan voor hoofdgebouwen die niet zijn genoemd in Bijlage 1 Lijst niet-karakteristieke panden, dat deze oppervlakte, goothoogte, bouwhoogte of dakhelling voor dat gebouw en voor uitbreidingen van dat gebouw als maximale oppervlakte, maximale goothoogte, maximale bouwhoogte en minimale of maximale dakhelling geldt;

i. in afwijking van het bepaalde onder c tot en met f geldt voor hoofdgebouwen genoemd in Bijlage 1 Lijst niet-karakteristieke panden, dat de bestaande oppervlakte, goothoogte, bouwhoogte, kapvorm of dakhelling voor dat hoofdgebouw en voor uitbreidingen van dat hoofdgebouw als oppervlakte, goothoogte, bouwhoogte, kapvorm en dakhelling geldt.

22.3 Nadere eisen (30.3.)

In artikellid 30.3. wordt een nieuw sublid 30.3.2. toegevoegd teneinde specifieke nadere eisen te kunnen stellen aan niet-karakteristieke panden. Het bestaande 30.3.2. wordt vernummerd naar 30.3.3.:

22.3.1 Specifieke nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen bij her- of verbouw nadere eisen stellen aan de plaats, de afmetingen en de kapvorm van een hoofdgebouw, genoemd in 30.2.2. onder i, ter bescherming van de kenmerkende streekeigen bouwstijl van het betreffende hoofdgebouw en de landschappelijke inpassing daarvan.

22.4 Afwijking van de bouwregels (30.4.)
22.4.1 Afwijking (30.4.1.)

In artikellid 30.4. worden onder 30.4.1. de volgende subleden i en j toegevoegd:

i. 30.2.2. onder i in die zin dat mag worden afgeweken van de bestaande maatvoeringen en de bestaande kapvorm van een hoofdgebouw, mits:

a. de overige bouwregels van 30.2.2. van overeenkomstige toepassing zijn;

b. er vanuit architectonisch oogpunt een versterking van de ruimtelijke kwaliteit en het streekeigen omgevingsbeeld wordt bewerkstelligd;

c. advies wordt ingewonnen bij een onafhankelijk deskundige op het gebied van stedenbouw en landschap;

j. 30.2.1. in die zin dat in ondergeschikte mate wordt afgeweken van de bestaande maatvoeringen en gevelindeling van de karakteristieke hoofdvorm, mits:

      • a. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de bestaande hoofdvorm en gevelindeling van het karakteristieke gebouw;
      • b. advies wordt ingewonnen bij een onafhankelijk deskundige op het gebied van stedebouw en landschap.
22.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden (30.6.)

Het huidige artikellid 30.6. Sloopvergunning komt te vervallen en wordt vervangen door het volgende nieuwe artikellid 30.6.

22.5.1 Verbod (30.6.1.)

Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is een omgevingsvergunning vereist:

  • a. het gedeeltelijk verwijderen van karakteristieke gebouwen, ter plaatse van de aanduiding "karakteristiek".
22.5.2 Uitzondering (30.6.2.)

Het in 30.6.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die het normale onderhoud en/of de normale exploitatie betreffen.

22.5.3 Toetsingscriteria (30.6.3.)

De omgevingsvergunning kan worden verleend, mits:

  • a. de bouwtechnische kwaliteit dusdanig slecht is dat hergebruik in alle redelijkheid niet mogelijk is; of
  • b. het delen van een pand betreft, die op zichzelf niet als waardevol zijn aan te merken, en door het verwijderen daarvan geen onevenredige aantasting van de karakteristieke waarden plaatsvindt; of
  • c. toepassing wordt gegeven aan de afwijking genoemd in 30.4.1.
  • d. advies wordt ingewonnen bij een onafhankelijk deskundige op het gebied van stedebouw en landschap.
22.6 Wijzigingsbevoegdheid (30.7.)

In artikellid 30.7. wordt onder 30.7.1. de volgende wijzigingsbevoegdheid toegevoegd:

Burgemeester en wethouders kunnen de aanduiding 'karakteristiek' verwijderen indien en voorzover het bouwwerk teniet is gegaan door een calamiteit en herbouw in de oorspronkelijke staat redelijkerwijs niet verlangd kan worden of een bouwwerk volledig in verval is geraakt en herbouw in de oorspronkelijk staat redelijkerwijs financieel niet verlangd kan worden. Er moet advies worden ingewonnen bij een onafhankelijk deskundige op het gebied van stedebouw en landschap.

Artikel 23 Leiding - Gas (Artikel 32)

Voor zover gronden binnen deze herziening zijn voorzien van een bestemmingsvlak met de bestemming 'Leiding - Gas' zijn de regels van artikel 32 van het bestemmingsplan Buitengebied Grootegast 1 juni 2010 in samenhang met de regels van deze herziening van toepassing.

 

Artikel 24 Waarde - Archeologie 3 (Artikel 34)

Deze bestemming is nieuw toegevoegd.

24.1 Bestemmingsomschrijving (34.1.)

De voor 'Waarde - Archeologie 3' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  • doeleinden ter bescherming en veiligstelling van de in de grond aanwezige archeologische waarden, waarbij geldt dat indien strijd ontstaat tussen het belang van het behoud en de bescherming van archeologische waarden en andere bestemmingen de bestemming 'Waarde - Archeologie 3' prevaleert.
24.2 Bouwregels (34.2.)
24.2.1 Bouwwerken met een oppervlakte groter dan 50 m2 (34.2.1.)
  • a. Op of in de in 24.1 (34.1.) bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten behoeve van een overige aan deze gronden toegekende bestemming worden gebouwd, mits op basis van archeologisch (voor)onderzoek is vastgesteld dat ter plaatse geen behoudenswaardige archeologische waarden aanwezig zijn of de aanwezige behoudenswaardige archeologische waarden niet onevenredig worden geschaad.

  • b. het vereiste archeologische (voor)onderzoek in 24.2.1 onder a (34.2.1.a) is niet van toepassing op bouwactiviteiten die betrekking hebben op grondroerende werkzaamheden over een oppervlakte niet groter dan 50 m2.
24.3 Afwijken van de bouwregels (34.3.)
  • a. Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 24.2.1 (34.2.1.) ten behoeve van een overige aan deze gronden toegekende bestemming, indien is gebleken dat het oprichten van een bouwwerk, waarvoor de omgevingsvergunning wordt gevraagd, niet zal leiden tot een verstoring van archeologische waarden, zowel in directe als in indirecte zin.

  • b. Er wordt niet afgeweken van het bepaalde in lid 24.2.1 (34.2.1.) dan nadat de aanvrager een rapport heeft overlegd, waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld. Dit rapport, het onderzoeksproces dat tot het rapport heeft geleid als ook de archeologische waardestelling dienen te voldoen aan de binnen de archeologische beroepsgroep algemeen gangbare kwaliteitsafspraken en -criteria.

  • c. Voor zover het oprichten van het bouwwerk, waarvoor de omgevingsvergunning wordt gevraagd, kan leiden tot een onevenredige verstoring van behoudenswaardige archeologische waarden, zowel in directe als in indirecte zin, kunnen burgemeester en wethouders afwijken van het bepaalde in lid 24.2.1 (34.2.1.), indien aan de vergunning één, of een combinatie, van de volgende voorschriften worden verbonden:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen zoals bedoeld in de Monumentenwet 1988;
    • 3. de verplichting de oprichting van een bouwwerk te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan de door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
24.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden (34.4.)
24.4.1 Vergunningplicht (34.4.1.)

Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is in het belang van de archeologische monumentenzorg en ter voorkoming van onevenredige aantasting van aanwezige of verwachte archeologische waarden, een omgevingsvergunning vereist:

  • a. het ophogen en ontgraven van de bodem;
  • b. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, paden, banen of parkeergelegenheid en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • c. het aanleggen, verbreden en dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
  • d. het verlagen of het verhogen van het waterpeil, tenzij dit een maatregel is van het bevoegd waterschap;
  • e. het aanbrengen of verwijderen van ondergrondse transport-, energie-, telecommunicatie- of andere leidingen en de daarmee verband houdende constructies;
  • f. het bebossen van gronden die op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan niet als bosgrond kunnen worden aangemerkt;
  • g. het rooien van bos of boomgaard, waarbij de stobben worden verwijderd;
  • h. het aanleggen van bos of boomgaard;
  • i. het aanbrengen van diepwortelende beplanting;
  • j. het scheuren van grasland;
  • k. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe gerekend worden woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, en leggen van drainage en ontginnen.
24.4.2 Uitzondering (34.4.2.)

Het bepaalde in lid 24.4.1 (34.4.1.) is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden welke:

  • a. het normale onderhoud betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
  • c. betrekking hebben op een oppervlakte die minder dan 50 m2 bedragen en die minder dan 50 cm onder maaiveld plaatsvinden.
24.4.3 Voorwaarden (34.4.3.)

De genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien:

  • a. door die werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, één of meer archeologische waarden van de betreffende gronden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van die waarden niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind; en
  • b. vooraf door aanvrager van de omgevingsvergunning een rapport op basis van de in de beroepsgroep geldende normen is overgelegd waaruit naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate blijkt dat:
    • 1. de archeologische waarden in voldoende mate zijn zeker gesteld; of
    • 2. er geen archeologische waarden aanwezig zijn; of
    • 3. de archeologische waarden niet of niet onevenredig worden geschaad.

Voor zover de in lid 24.4.1 (34.4.1.) genoemde werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden kunnen leiden tot een onevenredige verstoring van behoudenswaardige archeologische waarden, kunnen burgemeester en wethouders afwijken van het bepaalde in lid 24.4.1 (34.2.1.), indien aan de vergunning één, of een combinatie, van de volgende voorschriften worden verbonden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen zoals bedoeld in de Monumentenwet 1988;
  • c. de verplichting de oprichting van een bouwwerk te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan de door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.

Het in lid 24.4.1 (34.4.1.) gestelde verbod geldt niet voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden:

  • a. in het kader van archeologisch vooronderzoek en het doen van opgravingen, mits verricht door een daartoe erkende partij;
  • b. waarmee is of mag worden begonnen op het tijdstip van in werking treding van het bestemmingsplan.

De in lid 24.4.2 (34.4.2.) genoemde uitzonderingsregels gelden niet indien in de periode van 24 maanden voor de datum van voorgenomen werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden een uitzonderingsregel van toepassing is geweest op aangrenzende terreinen of terreinen op een afstand van minder dan 25 meter van het onderhavige terrein.

Alvorens een omgevingsvergunning te verlenen als bedoeld in lid 24.4.1 (34.4.1.) winnen burgemeester en wethouders advies in van een door hen aan te wijzen ter zake deskundige.

24.5 Wijzigingsbevoegdheid (34.5.)

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 3' wordt verwijderd:

  • a. indien uit deskundig archeologisch onderzoek blijkt dat ter plaatse geen sprake is van behoudenswaardige archeologische waarden;
  • b. voor gronden die ingevolge artikel 3 van de Monumentenwet 1988 zijn beschermd.

 

Artikel 25 Waarde - Archeologie 4 (Artikel 34a)

Deze bestemming is nieuw toegevoegd.

25.1 Bestemmingsomschrijving (34a.1.)

De voor 'Waarde - Archeologie 4' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  • doeleinden ter bescherming en veiligstelling van de in de grond verwachte (hoge of specifieke (beekdal)) archeologische waarden, waarbij geldt dat indien strijd ontstaat tussen het belang van het behoud en de bescherming van archeologische waarden en andere bestemmingen de bestemming 'Waarde - Archeologie 4' prevaleert.
25.2 Bouwregels (34a.2.)
25.2.1 Bouwwerken met een oppervlakte groter dan 500 m2 (34a.2.1.)
  • a. Op of in de in 25.1 (34a.1.) bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten behoeve van een overige aan deze gronden toegekende bestemming worden gebouwd, mits op basis van archeologisch (voor)onderzoek is vastgesteld dat ter plaatse geen behoudenswaardige archeologische waarden aanwezig zijn of de aanwezige behoudenswaardige archeologische waarden niet onevenredig worden geschaad.

  • b. het vereiste archeologische (voor)onderzoek in 25.2.1 onder a (34a.2.1.a) is niet van toepassing op bouwactiviteiten die betrekking hebben op grondroerende werkzaamheden over een oppervlakte niet groter dan 500 m2.
25.3 Afwijken van de bouwregels (34a.3.)
  • a. Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 25.2.1 (34a.2.1.) ten behoeve van een overige aan deze gronden toegekende bestemming, indien is gebleken dat het oprichten van een bouwwerk, waarvoor de omgevingsvergunning wordt gevraagd, niet zal leiden tot een verstoring van archeologische waarden, zowel in directe als in indirecte zin.

  • b. Er wordt niet afgeweken van het bepaalde in lid 25.2.1 (34a.2.1.) dan nadat de aanvrager een rapport heeft overlegd, waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld. Dit rapport, het onderzoeksproces dat tot het rapport heeft geleid als ook de archeologische waardestelling dienen te voldoen aan de binnen de archeologische beroepsgroep algemeen gangbare kwaliteitsafspraken en -criteria.

  • c. Voor zover het oprichten van het bouwwerk, waarvoor de omgevingsvergunning wordt gevraagd, kan leiden tot een onevenredige verstoring van behoudenswaardige archeologische waarden, zowel in directe als in indirecte zin, kunnen burgemeester en wethouders afwijken van het bepaalde in lid 25.2.1 (34a.2.1.), indien aan de vergunning één, of een combinatie, van de volgende voorschriften worden verbonden:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen zoals bedoeld in de Monumentenwet 1988;
    • 3. de verplichting de oprichting van een bouwwerk te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan de door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
25.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden (34a.4.)
25.4.1 Vergunningplicht (34a.4.1.)

Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is in het belang van de archeologische monumentenzorg en ter voorkoming van onevenredige aantasting van aanwezige of verwachte archeologische waarden, een omgevingsvergunning vereist:

  • a. het ophogen en ontgraven van de bodem;
  • b. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, paden, banen of parkeergelegenheid en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • c. het aanleggen, verbreden en dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
  • d. het verlagen of het verhogen van het waterpeil, tenzij dit een maatregel is van het bevoegd waterschap;
  • e. het aanbrengen of verwijderen van ondergrondse transport-, energie-, telecommunicatie- of andere leidingen en de daarmee verband houdende constructies;
  • f. het bebossen van gronden die op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan niet als bosgrond kunnen worden aangemerkt;
  • g. het rooien van bos of boomgaard, waarbij de stobben worden verwijderd;
  • h. het aanleggen van bos of boomgaard;
  • i. het aanbrengen van diepwortelende beplanting;
  • j. het scheuren van grasland;
  • k. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe gerekend worden woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, en leggen van drainage en ontginnen.
25.4.2 Uitzondering (34a.4.2.)

Het bepaalde in lid 25.4.1 (34a.4.1.) is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden welke:

  • a. het normale onderhoud betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
  • c. betrekking hebben op een oppervlakte die minder dan 500 m2 bedragen en die minder dan 50 cm onder maaiveld plaatsvinden .
25.4.3 Voorwaarden (34a.4.3.)

De genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien:

  • a. door die werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, één of meer archeologische waarden van de betreffende gronden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van die waarden niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind; en
  • b. vooraf door aanvrager van de omgevingsvergunning een rapport op basis van de in de beroepsgroep geldende normen is overgelegd waaruit naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate blijkt dat:
    • 1. de archeologische waarden in voldoende mate zijn zeker gesteld; of
    • 2. er geen archeologische waarden aanwezig zijn; of
    • 3. de archeologische waarden niet of niet onevenredig worden geschaad.

Voor zover de in lid 25.4.1 (34a.4.1.) genoemde werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden kunnen leiden tot een onevenredige verstoring van behoudenswaardige archeologische waarden, kunnen burgemeester en wethouders afwijken van het bepaalde in lid 25.4.1 (34a.2.1.), indien aan de vergunning één, of een combinatie, van de volgende voorschriften worden verbonden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen zoals bedoeld in de Monumentenwet 1988;
  • c. de verplichting de oprichting van een bouwwerk te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan de door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.

Het in lid 25.4.1 (34a.4.1.) gestelde verbod geldt niet voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden:

  • a. in het kader van archeologisch vooronderzoek en het doen van opgravingen, mits verricht door een daartoe erkende partij;
  • b. waarmee is of mag worden begonnen op het tijdstip van in werking treding van het bestemmingsplan.

De in lid 25.4.2 (34a.4.2.) genoemde uitzonderingsregels gelden niet indien in de periode van 24 maanden voor de datum van voorgenomen werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden een uitzonderingsregel van toepassing is geweest op aangrenzende terreinen of terreinen op een afstand van minder dan 25 meter van het onderhavige terrein.

Alvorens een omgevingsvergunning te verlenen als bedoeld in lid 25.4.1 (34a.4.1.) winnen burgemeester en wethouders advies in van een door hen aan te wijzen ter zake deskundige.

25.5 Wijzigingsbevoegdheid (34a.5.)

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat:

  • a. de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 4' wordt gewijzigd in de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 3' voor gronden die op basis van deskundig archeologisch (voor)onderzoek archeologische waarden blijken te bevatten die op grond van de gangbare waarderingssystematiek door burgemeester en wethouders als behoudenswaardig zijn bevonden (positief selectiebesluit);
  • b. de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 4' wordt verwijderd, indien uit deskundig archeologisch onderzoek blijkt dat ter plaatse geen sprake is van behoudenswaardige archeologische waarden.

 

Artikel 26 Waarde - Archeologie 5 (Artikel 34b)

Deze bestemming is nieuw toegevoegd.

26.1 Bestemmingsomschrijving (34b.1.)

De voor 'Waarde - Archeologie 5' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  • doeleinden ter bescherming en veiligstelling van de in de grond verwachte (middelhoog) archeologische waarden, waarbij geldt dat indien strijd ontstaat tussen het belang van het behoud en de bescherming van archeologische waarden en andere bestemmingen de bestemming 'Waarde - Archeologie 5' prevaleert.
26.2 Bouwregels (34b.2.)
26.2.1 Bouwwerken met een oppervlakte groter dan 1000 m2 (34b.2.1.)
  • a. Op of in de in 26.1 (34b.1.) bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten behoeve van een overige aan deze gronden toegekende bestemming worden gebouwd, mits op basis van archeologisch (voor)onderzoek is vastgesteld dat ter plaatse geen behoudenswaardige archeologische waarden aanwezig zijn of de aanwezige behoudenswaardige archeologische waarden niet onevenredig worden geschaad.

  • b. het vereiste archeologische (voor)onderzoek in 26.2.1 onder a (34b.2.1.a) is niet van toepassing op bouwactiviteiten die betrekking hebben op grondroerende werkzaamheden over een oppervlakte niet groter dan 1000 m2.
26.3 Afwijken van de bouwregels (34b.3.)
  • a. Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 26.2.1 (34b.2.1.) ten behoeve van een overige aan deze gronden toegekende bestemming, indien is gebleken dat het oprichten van een bouwwerk, waarvoor de omgevingsvergunning wordt gevraagd, niet zal leiden tot een verstoring van archeologische waarden, zowel in directe als in indirecte zin.

  • b. Er wordt niet afgeweken van het bepaalde in lid 26.2.1 (34b.2.1.) dan nadat de aanvrager een rapport heeft overlegd, waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld. Dit rapport, het onderzoeksproces dat tot het rapport heeft geleid als ook de archeologische waardestelling dienen te voldoen aan de binnen de archeologische beroepsgroep algemeen gangbare kwaliteitsafspraken en -criteria.

  • c. Voor zover het oprichten van het bouwwerk, waarvoor de omgevingsvergunning wordt gevraagd, kan leiden tot een onevenredige verstoring van behoudenswaardige archeologische waarden, zowel in directe als in indirecte zin, kunnen burgemeester en wethouders afwijken van het bepaalde in lid 26.2.1 (34b.2.1.), indien aan de vergunning één, of een combinatie, van de volgende voorschriften worden verbonden:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen zoals bedoeld in de Monumentenwet 1988;
    • 3. de verplichting de oprichting van een bouwwerk te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan de door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
26.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden (34b.4.)
26.4.1 Vergunningplicht (34b.4.1.)

Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is in het belang van de archeologische monumentenzorg en ter voorkoming van onevenredige aantasting van aanwezige of verwachte archeologische waarden, een omgevingsvergunning vereist:

  • a. het ophogen en ontgraven van de bodem;
  • b. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, paden, banen of parkeergelegenheid en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • c. het aanleggen, verbreden en dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
  • d. het verlagen of het verhogen van het waterpeil, tenzij dit een maatregel is van het bevoegd waterschap;
  • e. het aanbrengen of verwijderen van ondergrondse transport-, energie-, telecommunicatie- of andere leidingen en de daarmee verband houdende constructies;
  • f. het bebossen van gronden die op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan niet als bosgrond kunnen worden aangemerkt;
  • g. het rooien van bos of boomgaard, waarbij de stobben worden verwijderd;
  • h. het aanleggen van bos of boomgaard;
  • i. het aanbrengen van diepwortelende beplanting;
  • j. het scheuren van grasland;
  • k. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe gerekend worden woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, en leggen van drainage en ontginnen.
26.4.2 Uitzondering (34b.4.2.)

Het bepaalde in lid 26.4.1 (34b.4.1.) is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden welke:

  • a. het normale onderhoud betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
  • c. betrekking hebben op een oppervlakte die minder dan 1000 m2 bedragen en die minder dan 50 cm onder maaiveld plaatsvinden.
26.4.3 Voorwaarden (34b.4.3.)

De genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien:

  • a. door die werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, één of meer archeologische waarden van de betreffende gronden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van die waarden niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind; en
  • b. vooraf door aanvrager van de omgevingsvergunning een rapport op basis van de in de beroepsgroep geldende normen is overgelegd waaruit naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate blijkt dat:
    • 1. de archeologische waarden in voldoende mate zijn zeker gesteld; of
    • 2. er geen archeologische waarden aanwezig zijn; of
    • 3. de archeologische waarden niet of niet onevenredig worden geschaad.

Voor zover de in lid 26.4.1 (34b.4.1.) genoemde werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden kunnen leiden tot een onevenredige verstoring van behoudenswaardige archeologische waarden, kunnen burgemeester en wethouders afwijken van het bepaalde in lid 26.4.1 (34b.2.1.), indien aan de vergunning één, of een combinatie, van de volgende voorschriften worden verbonden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen zoals bedoeld in de Monumentenwet 1988;
  • c. de verplichting de oprichting van een bouwwerk te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan de door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.

Het in lid 26.4.1 (34b.4.1.) gestelde verbod geldt niet voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden:

  • a. in het kader van archeologisch vooronderzoek en het doen van opgravingen, mits verricht door een daartoe erkende partij;
  • b. waarmee is of mag worden begonnen op het tijdstip van in werking treding van het bestemmingsplan.

De in lid 26.4.2 (34b.4.2.) genoemde uitzonderingsregels gelden niet indien in de periode van 24 maanden voor de datum van voorgenomen werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden een uitzonderingsregel van toepassing is geweest op aangrenzende terreinen of terreinen op een afstand van minder dan 25 meter van het onderhavige terrein.

Alvorens een omgevingsvergunning te verlenen als bedoeld in lid 26.4.1 (34b.4.1.) winnen burgemeester en wethouders advies in van een door hen aan te wijzen ter zake deskundige.

26.5 Wijzigingsbevoegdheid (34b.5.)

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat:

  • a. de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 5' wordt gewijzigd in de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 3' voor gronden die op basis van deskundig archeologisch (voor)onderzoek archeologische waarden blijken te bevatten die op grond van de gangbare waarderingssystematiek door burgemeester en wethouders als behoudenswaardig zijn bevonden (positief selectiebesluit);
  • b. de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 5' wordt gewijzigd in de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 4' voor gronden die op basis van deskundig archeologisch (voor)onderzoek een hoge archeologische verwachting blijken te hebben;
  • c. de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 5' wordt verwijderd, indien uit deskundig archeologisch onderzoek blijkt dat ter plaatse geen sprake is van behoudenswaardige archeologische waarden.

 

Artikel 27 Waarde - Archeologie 6 (Artikel 34c)

Deze bestemming is nieuw toegevoegd.

27.1 Bestemmingsomschrijving (34c.1.)

De voor 'Waarde - Archeologie 6' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  • doeleinden ter bescherming en veiligstelling van de in de grond verwachte (lage) archeologische waarden, waarbij geldt dat indien strijd ontstaat tussen het belang van het behoud en de bescherming van archeologische waarden en andere bestemmingen de bestemming 'Waarde - Archeologie 6' prevaleert.
27.2 Bouwregels (34c.2.)
27.2.1 Bouwwerken met een oppervlakte groter dan 5000 m2 (34c.2.1.)
  • a. Op of in de in 27.1 (34c.1.) bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten behoeve van een overige aan deze gronden toegekende bestemming worden gebouwd, mits op basis van archeologisch (voor)onderzoek is vastgesteld dat ter plaatse geen behoudenswaardige archeologische waarden aanwezig zijn of de aanwezige behoudenswaardige archeologische waarden niet onevenredig worden geschaad.

  • b. het vereiste archeologische (voor)onderzoek in 27.2.1 onder a (34c.2.1.a) is niet van toepassing op bouwactiviteiten die betrekking hebben op grondroerende werkzaamheden over een oppervlakte niet groter dan 5000 m2.
27.3 Afwijken van de bouwregels (34c.3.)
  • a. Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 27.2.1 (34c.2.1.) ten behoeve van een overige aan deze gronden toegekende bestemming, indien is gebleken dat het oprichten van een bouwwerk, waarvoor de omgevingsvergunning wordt gevraagd, niet zal leiden tot een verstoring van archeologische waarden, zowel in directe als in indirecte zin.

  • b. Er wordt niet afgeweken van het bepaalde in lid 27.2.1 (34c.2.1.) dan nadat de aanvrager een rapport heeft overlegd, waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld. Dit rapport, het onderzoeksproces dat tot het rapport heeft geleid als ook de archeologische waardestelling dienen te voldoen aan de binnen de archeologische beroepsgroep algemeen gangbare kwaliteitsafspraken en -criteria.

  • c. Voor zover het oprichten van het bouwwerk, waarvoor de omgevingsvergunning wordt gevraagd, kan leiden tot een onevenredige verstoring van behoudenswaardige archeologische waarden, zowel in directe als in indirecte zin, kunnen burgemeester en wethouders afwijken van het bepaalde in lid 27.2.1 (34c.2.1.), indien aan de vergunning één, of een combinatie, van de volgende voorschriften worden verbonden:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen zoals bedoeld in de Monumentenwet 1988;
    • 3. de verplichting de oprichting van een bouwwerk te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan de door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
27.4 Wijzigingsbevoegdheid (34c.5.)

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 6' wordt verwijderd, indien uit deskundig archeologisch onderzoek blijkt dat ter plaatse geen sprake is van behoudenswaardige archeologische waarden.

Artikel 28 Waarde - Besloten gebied (Artikel 35)

Voor zover gronden binnen deze herziening zijn voorzien van een bestemmingsvlak met de bestemming 'Waarde - Besloten gebied' zijn de regels van artikel 35 van het bestemmingsplan Buitengebied Grootegast 1 juni 2010 in samenhang met de regels van deze herziening van toepassing.

Artikel 29 Waarde - Reliëf (Artikel 40)

Voor zover gronden binnen deze herziening zijn voorzien van een bestemmingsvlak met de bestemming 'Waarde - Reliëf' zijn de regels van artikel 40 van het bestemmingsplan Buitengebied Grootegast 1 juni 2010 in samenhang met de regels van deze herziening van toepassing.

Hoofdstuk 3 ALGEMENE REGELS

Artikel 30 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 31 Algemene bouwregels (artikel 43)

In artikel 43 wordt het volgende lid 43.7. toegevoegd:

31.1 Geurgevoelige bouwwerken (43.7.)

Onverminderd het bepaalde in de overige artikelen geldt dat:

a. het oprichten van een bouwwerk ten behoeve van een geurgevoelige functie niet is toegestaan indien de afstand tot het emissiepunt van een dierenverblijf bij een agrarisch bedrijf zoals die bestond op 19 september 2010 minder dan 25 m bedraagt, tenzij er ter plaatse al sprake is van een geurgevoelige functie dichter bij het emissiepunt;

b. het oprichten van een bouwwerken ten behoeve van een geurgevoelige functie indien de afstand tot het emissiepunt van een dierenverblijf bij een agrarisch bedrijf zoals die is gebouwd na 19 september 2010 minder dan 50 m bedraagt, tenzij er ter plaatse al sprake is van een geurgevoelige functie dichter bij het emissiepunt.

Artikel 32 Algemene gebruiksregels (Artikel 44)

Aan de Algemene gebruiksregels van het bestemmingsplan Buitengebied Grootegast 1 juni 2010 worden de volgende regels toegevoegd.

De regels zoals opgenomen in lid 32.2 gelden voor alle bestemmingen waarbinnen bed and breakfast is toegestaan in de bedrijfswoningen, woonhuizen en aangebouwde bedrijfsgebouwen en bijgebouwen.

32.1 Strijdig gebruik (44.1.)

In lid 44.1. worden de volgende subleden j en k toegevoegd:

j. het gebruik of laten gebruiken van bouwwerken ten behoeve van een geurgevoelige functie indien de afstand tot het emissiepunt van een dierenverblijf bij een agrarisch bedrijf, manege en paardenhouderij zoals die bestond op 19 september 2010 minder dan 25 m bedraagt, tenzij er sprake is van een bestaande situatie, in welk geval de bestaande situatie is toegestaan;

k. het gebruik of laten gebruiken van bouwwerken ten behoeve van een geurgevoelige functie indien de afstand tot het emissiepunt van een dierenverblijf bij een agrarisch bedrijf, manege en paardenhouderij zoals die is gebouwd na 19 september 2010 minder dan 50 m bedraagt, tenzij er sprake is van een bestaande situatie, in welk geval de bestaande situatie is toegestaan.

32.2 Toegestaan gebruik (44.2.)

In 44.2. wordt het volgende sublid f toegevoegd:

f. het gebruiken of het laten gebruiken van gronden ten behoeve van bestaande paardenbakken ten behoeve van het eigen hobbymatig gebruik binnen de bestemmingen 'Agrarisch', 'Agrarisch met waarden - Natuur', 'Bos', 'Natuur' en 'Natuur - Agrarisch', met een oppervlakte van ten hoogste 1000 m² bij een perceel kleiner dan 1 ha, of ten hoogste 1400 m² bij een perceel gelijk aan of groter dan 1 ha, en waarbij de afstand tot een naburige woning ten minste 10 meter bedraagt.

32.3 Afwijking van de gebruiksregels (nieuw 44.3.)

Na 44.2. wordt het volgende lid 44.3. Afwijking van de gebruiksregels toegevoegd. De bestaande leden 44.3., 44.4. en 44.5. worden vernummerd naar 44.4., 44.5. en 44.6.

32.3.1 Afwijking voor bed and breakfast in vrijstaande bijgebouwen (nieuw)

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 44.1. onder h in die zin dat bestaande vrijstaande bijgebouwen bij woonhuizen en bij bedrijfswoningen worden gebruikt voor bed & breakfast, met dien verstande dat:

  • a. het gebruik van ondergeschikte betekenis is ten opzichte van de woonfunctie;
  • b. het uiterlijk van de betreffende gebouwen niet onevenredig wordt aangetast;
  • c. de afstand van het bijgebouw tot het emissiepunt van een dierenverblijf bij een agrarisch bedrijf zoals die bestond op 19 september 2010 ten minste 25 m bedraagt;
  • d. de afstand van het bijgebouw tot het emissiepunt van een dierenverblijf bij een agrarisch bedrijf zoals die is gebouwd na 19 september 2010 ten minste 50 m bedraagt;
  • e. er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, het woon- en leefmilieu en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • f. er voldoende parkeergelegenheid is voor de gasten op het eigen erf;
  • g. degene die de bed & breakfast exploiteert tevens de hoofdbewoner van het woonhuis of de bedrijfswoning is;
  • h. de gebruiksoppervlakte voor de bed & breakfast ten hoogste 50 m² bedraagt;
  • i. de bed & breakfast in een bestaand bijgebouw wordt gerealiseerd;
  • j. er geen kookgelegenheid (zoals een keuken) in het bijgebouw voor de bed & breakfast aanwezig is;
  • k. de bed & breakfast qua bouwkundige opzet, indeling en maatvoering niet kan functioneren als zelfstandige woning;
  • l. permanente bewoning niet is toegestaan.

 

Artikel 33 Algemene aanduidingsregels (Artikel 45)

Aan de Algemene aanduidingsregels van het bestemmingsplan Buitengebied Grootegast 1 juni 2010 worden de volgende regels toegevoegd.

33.1 geluidzone - industrie (45.5.)
33.1.1 Aanduidingsomschrijving

De voor 'geluidzone - industrie (45.5.)' aangeduide gronden zijn mede bestemd voor het tegengaan van een te hoge geluidbelasting van geluidgevoelige objecten vanwege geluidzoneringsplichtige inrichtingen op omliggende industrieterreinen.

33.1.2 Bouwregels

Voor het bouwen van gebouwen geldt de volgende regel:

  • een op grond van de daar voorkomende bestemming(en) toelaatbaar geluidsgevoelig gebouw, of de uitbreiding daarvan, mag slechts worden gebouwd indien de geluidsbelasting vanwege de gaswinlocatie of het industrieterrein van de gevel van dit geluidsgevoelige gebouw niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde.
33.1.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken met deze gebiedsaanduiding wordt in ieder geval gerekend:

  • het gebruik van niet-geluidsgevoelige gronden en bouwwerken als geluidsgevoelig object.

33.2 veiligheidszone - bevi (45.2)

Voor zover gronden binnen deze herziening zijn voorzien van een aanduidingsvlak met de aanduiding 'veiligheidszone - bevi' zijn de regels van artikel 45.2. van het bestemmingsplan Buitengebied Grootegast 1 juni 2010 in samenhang met de regels van deze herziening van toepassing.

33.3 veiligheidszone - vervoer gevaarlijke stoffen (45.4.)
33.3.1 Aanduidingsomschrijving

De voor 'veiligheidszone - vervoer gevaarlijke stoffen (45.4.)' aangeduide gronden zijn mede bestemd voor het tegengaan van de bouw van nieuwe objecten en het gebruik van bestaande objecten ten behoeve van minder zelfredzame personen.

33.3.2 Bouwregels

In afwijking van hetgeen elders in deze regels is bepaald, gelden op of in de gronden ter plaatse van de aanduiding ‘veiligheidszone - vervoer gevaarlijke stoffen (45.4.)’ de volgende regels:

  • a. er mogen geen kwetsbare objecten worden gebouwd;
  • b. de bouw van beperkt kwetsbare objecten is toegestaan, mits:
    • 1. er sprake is van zwaarwegende maatschappelijke, economische en/of planologische redenen;
    • 2. is aangetoond dat er hierdoor geen afbreuk wordt gedaan aan de veiligheid van personen;
    • 3. de leidingbeheerder om advies is gevraagd.
33.3.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken met deze gebiedsaanduiding wordt in ieder geval gerekend:

  • het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van minder zelfredzame personen.
33.3.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat:

Artikel 34 Algemene afwijkingsregels (Artikel 46)

34.1 Afwijkingsbevoegdheid (46.1.)
34.1.1 Afwijking (46.1.1.)

In artikellid 46.1. worden onder 46.1.1. sub i de volgende wijzigingen aangebracht:

In 46.1.1. sub i onder 1 wordt in de tekst achter de 2e bullet eerste streepje na het woord 'bouwperceel' de volgende tekst toegevoegd:

(ook bouwpercelen voor woningen die gesitueerd zijn in de bestemmingsplangebieden voor de dorpen)In 46.1.1. sub i onder 1 wordt aan de tekst achter de 2e bullet tweede streepje de volgende zinsnede toegevoegd:

'tenzij sprake is van een situatie waarin geen overlast wordt veroorzaakt en/of geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ruimtelijke kwaliteit van de omgeving in welke gevallen de afstand meer dan 25 m mag bedragen'.

In 46.1.1. sub i onder 1 komt de tekst achter de vierde bullet te vervallen.

In 46.1.1. sub i onder 2 komt de tekst achter de 2e bullet te vervallen en wordt vervangen door de volgende tekst:

  • de oppervlakte van de paardenbak mag bij een oppervlakte van het betreffende bestemmingsvlak kleiner dan of gelijk aan 1,0 ha niet meer dan 1000 m², en bij een oppervlakte van het bestemmingsvlak groter dan 1 ha, niet meer dan 1.400 m² bedragen;

In artikellid 46.1. komt onder 46.1.1. sub l het toetsingscriterium onder 2 te vervallen en wordt vervangen door:

2. de gezamenlijke grondoppervlakte van de aanbouwen en aangebouwde bijgebouwen niet meer bedraagt dan de oppervlakte van het hoofdgebouw of de bedrijfswoning.

34.2 Afwegingskader afwijking (46.2.)
34.2.1 Afwegingskader (46.2.1.)

In artikellid 46.2. wordt onder 46.2.1. het volgende toetsingscriterium onder f toegevoegd:

f. de mate waarin de belangen van agrarische bedrijven kunnen worden geschaad, in zoverre dat het gebruik van gebouwen ten behoeve van geurgevoelige functies uitsluitend wordt toegelaten, indien:

      • a. de afstand tot het emissiepunt van een dierenverblijf bij een agrarisch bedrijf zoals die bestond op 19 september 2010 ten minste 25 m bedraagt;
      • b. de afstand tot het emissiepunt van een dierenverblijf bij een agrarisch bedrijf zoals die is gebouwd na 19 september 2010 ten minste 50 m bedraagt;
      • c. de bestaande afstand minder bedraagt dan de onder a en b genoemde afstand, in welk geval de afstand ten minste de bestaande afstand bedraagt.

In artikellid 46.2. wordt onder 46.2.1. voorts het volgende toetsingskader toegevoegd:

Afwijkingsbevoegdheden die per saldo leiden tot een significante aantasting van de in bijlage 16 van de Omgevingsverordening provincie Groningen van 24 september 2014 beschreven wezenlijke kenmerken en waarden van de ecologische hoofdstructuur deel uitmakende gronden worden niet toegepast, tenzij:

  • a. er sprake is van een groot openbaar belang, en;
  • b. er geen reële andere mogelijkheden zijn, en;
  • c. de negatieve effecten waar mogelijk worden beperkt en de overblijvende effecten gelijkwaardig worden gecompenseerd.
  • d. de ingreep kleinschalig van aard is, en;
  • e. schade zoveel mogelijk wordt voorkomen, en;
  • f. resterende schade volledig wordt gecompenseerd, en;
  • g. er netto winst optreedt voor de belangrijke kenmerken en waarden in termen van areaal, kwaliteit en samenhang.

Artikel 35 Algemene wijzigingsregels (Artikel 47)

In artikellid 47.2. wordt onder 47.2.1. het volgende toetsingskader toegevoegd:

Ontheffingsbevoegdheden die per saldo leiden tot een significante aantasting van de in bijlage 16 van de Omgevingsverordening provincie Groningen van 24 september 2014 beschreven wezenlijke kenmerken en waarden van de ecologische hoofdstructuur deel uitmakende gronden worden niet toegepast, tenzij:

  • a. er sprake is van een groot openbaar belang, en;
  • b. er geen reële andere mogelijkheden zijn, en;
  • c. de negatieve effecten waar mogelijk worden beperkt en de overblijvende effecten gelijkwaardig worden gecompenseerd.
  • d. de ingreep kleinschalig van aard is, en;
  • e. schade zoveel mogelijk wordt voorkomen, en;
  • f. resterende schade volledig wordt gecompenseerd, en;
  • g. er netto winst optreedt voor de belangrijke kenmerken en waarden in termen van areaal, kwaliteit en samenhang.

Hoofdstuk 4 OVERGANGS- EN SLOTREGELS

Artikel 36 Overgangsrecht (van toepassing voor deze herziening)

36.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in sublid a. een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het sublid a. met maximaal 10%.
  • c. Sublid a. is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
36.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in sublid a., te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld in sublid a., na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. Sublid a. is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 37 Overgangsrecht (Artikel 50)

37.1 Gebruik (50.2.)
37.1.1 Persoonsgebonden overgangsrecht (50.2.5.)

In de tabel komt de naam dhr. P. Bosklopper te vervallen en wordt vervangen door Autobedrijf (P.) Bosklopper.

Aan de tabel wordt de volgende omschrijving toegevoegd:

Ipo Haaimaweg Grootegast, kadastraal perceel gemeente Grootegast, sectie L, nummer 179   luchthaven   dhr. J.F. Boersema of diens rechtsopvolger  

Artikel 38 Slotregel

Deze regels kunnen worden aangehaald onder de titel:

Regels deel uitmakende van het

bestemmingsplan Buitengebied Grootegast 2010 - Gedeeltelijke herziening 2014 van de gemeente Grootegast 

Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van 16 februari 2016.