direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Middenweg 15-17-19 Hoogkerk
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0014.BP674Middenweg-vg01

Toelichting

Overzichtskaart

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP674Middenweg-vg01_0001.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP674Middenweg-vg01_0002.png"

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Inleiding

Onderhavig bestemmingsplan heeft betrekking op de wijziging van de bestemming betreffende de percelen Middenweg 15, 17 en 19 te Hoogkerk. Op de percelen zijn de regels van het bestemmingsplan 'Hoogkerk-Gravenburg'' van toepassing met daarin de enkelbestemming 'Centrum'. Tevens zijn de gebiedsaanduidingen ''geluidzone – industrie'' en ''vrijwaringszone – straalpad'' op de percelen van toepassing. Daarnaast zijn de bestemmingsplannen ''Woningsplitsing'', ''Facetherziening Parkeren'' en ''Herziening Bestemmingsregels 2'' overeenkomstig van toepassing op onderhavige percelen.

Op de percelen Middenweg 15, 17 en 19 was gevestigd Chinees Indisch restaurant Kota Radja. Dit restaurant is niet meer in gebruik. De enkelbestemming '' Centrum'' dient te worden aangepast met het oog op de planologische inpassing van voorgenomen woningbouwontwikkeling. Het planvoornemen betreft namelijk het realiseren van 3 inpandige woningen op deze locatie. Zodoende zal de centrumbestemming gewijzigd moeten worden naar een woonbestemming.

1.2 Aanleiding

Het horecagebruik is gestopt en wordt vervangen door een woonfunctie. Onderstaande figuur geeft de huidige situatie weer. Initiatiefnemer wenst het gebruik te transformeren naar wonen. Een initiatief dat een positieve bijdrage levert aan de huidige woningmarkt en de kwaliteit van de leefomgeving waar met name wordt gewoond. Het college staat positief tegenover dit voornemen1.

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP674Middenweg-vg01_0003.png"
Figuur 1. Overzicht huidige situatie Middenweg 15, 17 en 19. Bron: eigen foto.

1.3 Bij het plan behorende documenten

Het bestemmingsplan "Hoogkerk, Middenweg 15-17-19" bestaat uit de volgende documenten:

  • verbeelding NL.IMRO.0014.BP674Middenweg-ow01 met legenda;
  • regels NL.IMRO.0014.BP674Middenweg-ow01
  • toelichting NL.IMRO.0014.BP674Middenweg-ow01

1.4 Planologisch kader

De percelen Middenweg 15, 17 en 19 zijn in het geldende bestemmingsplan ''Hoogkerk-Gravenburg'' bestemd met de enkelbestemming ''Centrum''. Eveneens van toepassing zijn de gebiedsaanduidingen ''geluidzone – industrie'' en ''vrijwaringszone – straalpad''. Daarnaast zijn de bestemmingsplannen ''Woningsplitsing'', ''Facetherziening Parkeren'' en ''Herziening Bestemmingsregels 2'' overeenkomstig van toepassing. Om onderhavig woningbouwinitiatief mogelijk te maken, dient de enkelbestemming ''Centrum'' in de enkelbestemming ''Wonen'' te worden gewijzigd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP674Middenweg-vg01_0004.png"
Figuur 2. Verbeelding bestemmingsplan ''Hoogkerk-Gravenburg''. Bron: ruimtelijke plannen.

1.5 Leeswijzer

Na dit inleidende hoofdstuk wordt in hoofdstuk 2 een beschrijving gegeven van de locatie en het plan. In hoofdstuk 3 komt het beleid aan de orde op rijks-, provinciaal- en gemeentelijk niveau. Hoofdstuk 4 richt zich op de omgevingsaspecten en hoofdstuk 5 betreft de juridische planbeschrijving. Hoofdstuk 6 richt zich op de economische- en maatschappelijke uitvoerbaarheid.

Hoofdstuk 2 Locatie en planbeschrijving

2.1 Huidige situatie

Het plangebied staat plaatselijk bekend als Middenweg 15-17-19 te Groningen (HKK02-C-1129, 1130 en 1131) en maakt deel uit van het grondgebied van de gemeente Groningen. Op onderstaande topografische kaart uit 1935 (figuur 3) is de ligging van het plangebied aangeduid. Het plangebied maakte reeds toen al deel uit van de kern van het dorp/wijk Hoogkerk met overwegend woonfuncties.

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP674Middenweg-vg01_0005.png"
Figuur 3. Plangebied (witte stip). Bron: Topotijdreis 1935.

De afgelopen decennia is het gebied rondom het plangebied nader ingevuld met verschillende functies en bestemmingen. Bedrijvigheid en wonen heeft zich in de omgeving verder geconcentreerd. Kenmerkend voor Hoogkerk is de suikerfabriek. Ter illustratie wordt verwezen naar figuur 4.

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP674Middenweg-vg01_0006.png"
Figuur 4. Het plangebied en haar omgeving. Bron: ruimtelijke plannen.

2.2 Planopzet nieuwe situatie

De planopzet betreft een (inpandige) verbouwing van het voormalige restaurant in drie zelfstandige woningen. De oorspronkelijke gevelaanzichten worden zoveel mogelijk in haar oude glorie hersteld. Verwezen wordt naar onderstaande figuren (tevens raadpleegbaar in Bijlage 1 tekeningen bestaande- en nieuwe situatie).

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP674Middenweg-vg01_0007.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP674Middenweg-vg01_0008.png"
Figuur 5 en 6. Bestaande- en nieuwe situatie plangebied. Bron: Sipma Architecten.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Rijksbeleid

3.1.1 De Nationale Omgevingsvisie (NOVI)

Het beleid van het rijk op de ruimtelijke ontwikkeling en mobiliteit van Nederland tot 2040 is neergelegd in De Nationale Omgevingsvisie (NOVI) die op 11 september 2020 is vastgesteld. De NOVI vervangt de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (2012). Het Rijk kiest voor een selectievere inzet van rijksbeleid. In de NOVI geeft het Rijk een langetermijnvisie op de toekomstige ontwikkeling van de leefomgeving in Nederland. De NOVI bestaat uit een visie, toelichting en uitvoeringsagenda. De combinatie van deze drie documenten zorgt voor een toetsing die leidt tot nationale strategische keuzes en gebiedsgericht maatwerk.

Het beleid in de leefomgeving is een gezamenlijke verantwoordelijkheid van de betrokken overheden. De NOVI geeft aan waar het Rijk zich op nationale schaal aan bindt, waar het regie voert richting medeoverheden of waar het juist aan de medeoverheden is om keuzes te maken. Provincies en (samenwerkende) gemeenten zullen in hun omgevingsvisies uiting geven aan hun eigen verantwoordelijkheid en keuzes in de fysieke leefomgeving. De Rijksbelangen hebben geen betrekking op onderhavig initiatief.

3.1.2 Ladder voor duurzame verstedelijking

In de SVIR is de 'Ladder voor duurzame verstedelijking' verwerkt. De ladder is ook als procesvereiste opgenomen in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Dat betekent dat overheden nieuwe stedelijke ontwikkelingen moeten motiveren met oog voor de behoefte en de beschikbare ruimte binnen stedelijk gebied. De ladder voor duurzame verstedelijking ziet op nieuwe stedelijke functies. Artikel 1.1.1 Bro definieert een stedelijke ontwikkeling als 'een ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen'.

Onderhavige wijziging betreft het sec wijzigen van de bestemming, in die zin dat de centrumfunctie gewijzigd wordt naar een woonfunctie. De locatie maakt deel uit van stedelijk gebied. Het initiatief heeft betrekking op een bestaand bouwvlak. Van een nieuwe stedelijke ontwikkeling is pas sprake bij 11 woningen of meer 2.

Conclusie
Op basis van vorenstande mag worden geconcludeerd dat ten aanzien van dit initiatief geen nationale belangen in het geding zijn en het planvoornemen passend is in het ruimtelijk beleid van het Rijk.

3.2 Provinciaal beleid

3.2.1 Geconsolideerde Omgevingsvisie juni 2022

De Geconsolideerde Omgevingsvisie juni 2022 (25-05-2022) biedt perspectief voor passende ontwikkelingen. De provincie Groningen voert een beleid dat gericht is op de leefbaarheid. Van de kleine dorpen tot de stedelijke kernen. Met een aantrekkelijke leefomgeving, snel internet en goede bereikbaarheid wil men zowel stedelijke kernen als de dorpen leefbaar houden. De provincie ondersteunt en biedt veel ruimte aan ontwikkelingen van onderop om de leefbaarheid en sociale cohesie in de provincie te versterken.

De kwaliteit van het wonen levert een belangrijke bijdrage aan de leefbaarheid van de provincie. Een hoge woonkwaliteit kan worden bereikt door het woningaanbod optimaal te laten aansluiten bij de wens van de inwoners. Door iedereen de mogelijkheid te bieden om daar te blijven of te komen wonen, wordt ook in de kleinere kernen een bijdrage geleverd aan het behoud van de sociale verbanden en de leefbaarheid. Ook als het gaat om het soort kern waar men wil wonen: van een kleine kern tot een grote stad.

3.2.2 Geconsolideerde Omgevingsverordening november 2022

De Geconsolideerde Omgevingsverordening november 2022 (15-11-2022) biedt middels onderstaande artikelen ruimte voor onderhavig initiatief.

Artikel 2.15.1 Woningbouw

  • 1. Onverminderd artikel 3.1.6, tweede lid, van het Besluit ruimtelijke ordening kan een bestemmingsplan alleen voorzien in de bouw van nieuwe woningen, voor zover deze woningbouwmogelijkheden naar aard, locatie en aantal overeenstemmen met een regionale woonvisie die rekening houdt met regionale woningbehoefteprognoses die de provincie elke twee jaar uitbrengt, of met nadere regels als bedoeld in het tweede lid.
  • 2. Wanneer niet binnen twee jaar na de inwerkingtreding van deze verordening een regionale woonvisie is vastgesteld, kunnen Gedeputeerde Staten op verzoek van de betrokken gemeenten nadere regels over de nieuwbouwruimte vaststellen.
  • 3. In afwijking van het eerste lid kan een bestemmingsplan - onverminderd artikel 3.1.6, tweede lid, van het Besluit ruimtelijke ordening - voorzien in de bouw van nieuwe woningen, voor zover deze woningbouwmogelijkheden naar aard, locatie en aantal in overeenstemming zijn met:
    • a. een woonvisie of een woon- en leefbaarheidsplan waarover ten tijde van de inwerkingtreding van deze verordening overeenstemming bestaat met de gemeenten in het regionaal samenwerkingsverband waar de betreffende gemeente deel van uitmaakt, of bij het ontbreken van een dergelijk samenwerkingsverband, met de Groninger buurgemeenten van de betreffende gemeente; of
    • b. de in het kader van de Regio Groningen-Assen tot stand gekomen regionale planningslijsten voor woningbouw.

Artikel 2.15.2 Wijzigingsbevoegdheid Gedeputeerde Staten
Gedeputeerde Staten zijn bevoegd om artikel 2.15.1 te wijzigen met dien verstande dat het derde lid komt te vervallen.

Conclusie
Geconcludeerd kan worden dat de wijziging van de bestemming van het plangebied Middenweg 15-17-19 aansluit bij het provinciaal beleid.

3.3 Gemeentelijk beleid

3.3.1 Bestemmingsplan Hoogkerk-Gravenburg

De gemeenteraad heeft op 23 januari 2013 het bestemmingsplan ''Hoogkerk-Gravenburg'' vastgesteld. De percelen Middenweg 15, 17 en 19 maken deel uit van dit bestemmingsplan. De enkelbestemming ''Centrum'' en de gebiedsaanduidingen ''geluidzone - industrie'' en ''vrijwaringszone - straalpad'' zijn van toepassing. Om het 3-tal inpandige woningen planologisch mogelijk te maken, dient de bestemming ''Centrum'' te worden gewijzigd naar een woonbestemming.

3.3.2 Ontwerpbestemmingsplan Herziening Parkeren 2021

In het bestemmingsplan Facetherziening Parkeren vastgesteld op 8 juni 2016, is een afwijkingsbevoegdheid opgenomen waarmee het bevoegd gezag toestemming kan verlenen om de parkeerbehoefte niet (geheel) te realiseren op eigen terrein. Het is gewenst om deze bevoegdheid niet meer in een bestemmingsplan, maar in de beleidsregels Parkeernormen op te nemen. Dat biedt de mogelijkheid om vergunningprocedures sneller af te handelen en bij gewijzigd beleid het toetsingskader voor afwijken aan te passen.

3.3.3 Bestemmingsplan Woningsplitsing

In het bestemmingsplan Woningsplitsing vastgesteld op 23 april 2014, zijn regels opgenomen over het inpandig splitsen van bestaande woningen.

3.3.4 Bestemmingsplan Facetherziening Parkeren

In het bestemmingsplan Facetherziening Parkeren vastgesteld op 8 juni 2016, zijn regels opgenomen inzake het aspect parkeren- en parkeerbehoefte bij het verlenen van een omgevingsvergunning.

3.3.5 Bestemmingsplan Herziening Bestemmingsregels 2

In het bestemmingsplan Herziening Bestemmingsregels 2 vastgesteld op 1 april 2020, zijn regels opgenomen/aangepast inzake diverse geldende bestemmingen. Waaronder de enkelbestemming wonen (artikel 15 in het bestemmingsplan Hoogkerk-Gravenburg). De verandering in regels ten opzichte van de regels van het bestemmingsplan Hoogkerk-Gravenburg is o.a. gericht op het begrip ''wonen''. Een begrip welke is gewijzigd naar ''zelfstandige woningen'' en de daaraan verbonden voorschriften. Deze aanpassingen zullen worden overgenomen in de regels van dit bestemmingsplan ''Middenweg 15-17-19''.

3.3.6 Woonvisie gemeente Groningen - Een thuis voor iedereen

Recentelijk (juni 2020) is de Woonvisie Gemeente Groningen - Een thuis voor iedereen vastgesteld. Aanleiding hiertoe was niet alleen een update van het huidige woonbeleid, maar een volledige herziening van de woonvisie (hoofdstuk 2).

In de woonvisie concludeert de gemeente dat 'De vlag hangt er tegenwoordig heel anders bij'. Verkooptijden van koopwoningen zijn korter dan ooit en de woningprijzen zijn sterk gestegen. Woningen worden steeds vaker gezien als een belegging waarvan slechts een kleine groep de vruchten plukt. Zeker in de stad Groningen is de markt oververhit. (Oneerlijke) concurrentie, verdringing en het zoekraken van de verhouding tussen prijs en kwaliteit zijn het gevolg. Ondertussen blijft de druk op de sociale huurwoningvoorraad onverminderd hoog. De wachtlijsten zijn lang, ondanks het feit dat de nieuwbouw van de Groninger woningcorporaties weer op stoom is gekomen.

In hoofdstuk 3 ''De urgentie'' stipt de gemeente aan dat uit de prognoses blijkt dat de groei aanhoudt, zowel de absolute groei als de groei van het aantal huishoudens. Zo wordt voor 2018 - 2023 en 2023 - 2028 een groei van respectievelijk 7000 en 6800 huishoudens verwacht. Daarmee koerst de gemeente af op 240.000 tot 250.000 inwoners in 2028.
Om te kunnen voorzien in de woonbehoefte van al die (doel)groepen zullen er vele woningen aan het huidige woningbestand toegevoegd moeten worden.

De gemeente concludeert dat naast het bouwen van woningen er binnen de bestaande bebouwing veel mogelijk is. In de bestaande wijken gaat de gemeente aan de slag met de leefbaarheid. Binnen de wijkvernieuwing wordt de bestaande woningvoorraad onder de loep genomen. De gemeente wil van de woonwijken leefwijken maken: goed gemengd, duurzaam en toekomstbestendig. Daarbij wordt het ruimtelijk en het sociaal domein met elkaar verbonden. Ook de dorpen krijgen ruimte om woningen toe te voegen, passend bij de kwalitatieve behoefte.

Conclusie
Geconcludeerd kan worden dat de wijziging van de bestemming van het plangebied Middenweg 15-17-19 aansluit bij het gemeentelijk beleid en een waardevolle toevoeging is aan de te krappe woningvoorraad.

Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten

Ruimtelijke plannen kunnen van invloed zijn op de omgeving. In dit hoofdstuk worden de omgevingsfactoren beschreven waarbij per omgevingsfactor beoordeeld wordt wat de invloed daarop is van onderhavige aanpassing van de bedrijfsbestemming.

4.1 Milieuaspecten

4.1.1 Bedrijven en milieuzonering

In het kader van bedrijven en milieuzonering dient altijd beoordeeld te worden of in de omgeving van een plangebied functies voorkomen, die gehinderd kunnen worden door een nieuw initiatief. In dit geval dient beoordeeld te worden of bedrijven in hun bedrijfsvoering beperkt kunnen worden of dat de bedrijven te hinderlijk kunnen zijn voor de woonfunctie. De (indicatieve) lijst "Bedrijven en Milieuzonering 2009", uitgegeven door de Vereniging van Nederlandse gemeenten, geeft weer wat de richtafstanden zijn voor milieubelastende activiteiten. In deze publicatie worden er indicatieve richtafstanden gegeven voor de vier ruimtelijk relevante milieuaspecten geur, stof, geluid en gevaar.

4.1.2 Uiteenzetting

Het plangebied maakt onderdeel uit van een wijk waarin zich primair woonfuncties bevinden. De vraag die in dezen moet worden beantwoord, is of de nieuwe planologische situatie waarbij sprake is van milieugevoelige objecten (woningen) een beperkende factor kan zijn voor milieubelastende objecten (bedrijven) in de omgeving.

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP674Middenweg-vg01_0009.png"
Figuur 7. Plangebied en de directe omgeving. Bron: ruimtelijke plannen.

In de bestaande situatie is binnen de geldende centrumbestemming al sprake van twee zelfstandige woningen. Het betreft de woningen plaatselijk bekend Middenweg 17 en 19. Figuur 7 illustreert dat het plangebied zich te midden van bestaande woon- en centrumbestemmingen bevindt die dichter bij de aanwezige bedrijfsbestemmingen gelegen zijn. Met andere woorden, andere woningen die dichter bij de industrie gelegen zijn, dienen als referentiepunt voor die bedrijven. Vastgesteld kan worden dat een wijziging van de bestemming naar wonen de industrie en bedrijvigheid in de omgeving niet beperkt.

4.1.3 Geluid

Het plangebied valt binnen de contouren van de gebiedsaanduiding ''geluidzone - industrie''. Aannemelijk moet worden gemaakt dat de nieuwe woningen voldoen aan de geldende voorkeursgrenswaarde of verkregen hogere grenswaarde.

De gemeente Groningen heeft in haar brief3 van 24 mei 2022 aangegeven dat wat betreft het aspect ''Geluid/geluidscontour'' voldaan wordt aan de maximaal toelaatbare geluidsniveaus (MTG's). Verwezen wordt naar de berekeningen, het Koninklijk Besluit en de begeleidende brief van de Provincie in Bijlage 2.

Daarnaast is de MTG hoger dan 55 dB(A). Hierdoor is het verschil tussen de geluidsbelasting en het maximale binnenniveau hoger dan 20 dB. Op basis van het bouwbesluit (art. 3.2 jo. Art. 3.3 lid 1 Bouwbesluit 2012) moet de vereiste karakteristieke geluidwering van de gevels in het bestemmingsplan worden vastgelegd. Tevens dient in het bestemmingsplan een bepaling te zijn opgenomen dat de voorzieningen om aan die karakteristieke geluidwering te voldoen, in stand moet worden gehouden. Artikel 4.5.2 van de regels van dit bestemmingsplan waarborgt deze vereisten (artikel 4.5.2 betreft een voorwaardelijke verplichting).

4.1.4 Luchtkwaliteit

Nederland heeft de Europese regels ten aanzien van luchtkwaliteit geïmplementeerd in de Wet milieubeheer. Op 15 november 2007 is het onderdeel luchtkwaliteit van de Wet milieubeheer in werking getreden. Kern van de wet is het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Hierin staat wanneer en hoe overschrijdingen van de luchtkwaliteit aangepakt moeten worden. Het programma houdt rekening met nieuwe ontwikkelingen zoals bouwprojecten of de aanleg van infrastructuur. Projecten die passen in dit programma, hoeven niet meer te worden getoetst aan de normen (grenswaarden) voor luchtkwaliteit.

Ook projecten die 'niet in betekenende mate' (nibm) van invloed zijn op de luchtkwaliteit, hoeven niet meer te worden getoetst aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit. Deze projecten kunnen zonder toetsing aan de grenswaarden voor het aspect luchtkwaliteit uitgevoerd worden. Voor woningbouw geldt dat voor maximaal 1.500 woningen (in geval van één ontsluitingsweg) of 3.000 woningen (in geval van twee ontsluitingswegen met een gelijkmatige verkeersverdeling) geen beoordeling op luchtkwaliteit meer hoeft plaats te vinden. Met onderhavig initiatief wordt planologisch één extra woning toegevoegd. Daarmee blijft het initiatief ruim onder de nibm-grens.

Conclusie
Milieutechnisch zijn er geen belemmeringen wat betreft het toestaan van onderhavig initiatief.

4.2 Bodem

Onderhavig plan betreft het planologisch wijzigen van de huidige centrumbestemming. Fysiek - bouwtechnisch wordt een deel van de bebouwing (het huidige magazijn) op het achtererf gesloopt ten behoeve van een drietal kleine tuinen. Verwezen wordt naar onderstaande figuur en Bijlage 1.

Uitgangspunt is dat de bodem geen dusdanige verontreiniging bevat, dat dit zorgt voor een onaanvaardbaar risico voor de gebruikers van de bodem.

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP674Middenweg-vg01_0010.png"
Figuur 8. Tekening nieuwe situatie inclusief de tuinen. Bron: Sipma Architecten.

De vraag is of er sprake is van mogelijk verontreinigde gronden. De hypothese dat men moet uitgaan van een verdachte bodem is aan de orde bij bedrijfsbestemmingen die worden getransformeerd naar woonbestemmingen. Dit omdat er in het verleden bedrijfsmatige activiteiten plaatsgevonden kunnen hebben, waarvan niet valt uit te sluiten dat functies van negatieve invloed zijn geweest op de bodemgesteldheid. Het verleden van de Middenweg 15, 17 en 19 betreft echter louter een centrumbestemming en daarvoor de functie wonen.

De huidige centrumbestemming laat alleen detailhandel, dienstverlening en horeca toe. Aanvullend met wonen en logies met ontbijt. Functies die geen milieubelastend karakter hebben. De hypothese dat er sprake is van een verdachte bodem blijft hierdoor niet in stand. Bovendien zijn in de bestaande situatie ook al twee woningen toegestaan.

Conclusie 
Het aspect bodemkwaliteit staat de uitvoerbaarheid van dit plan niet in de weg. Het is alleszins verantwoord om van de plicht om een bodemonderzoek uit te voeren ontheffing wordt verleend door het bevoegd gezag de gemeente Groningen.

4.3 Erfgoed

De Erfgoedwet bundelt een aantal wetten op het terrein van cultureel erfgoed. De kern van deze wet is dat wanneer de bodem wordt verstoord, de archeologische resten intact moeten blijven (in situ). Wanneer dit niet mogelijk is, worden archeologische resten opgegraven en elders bewaard (ex situ). Daarnaast dient ieder ruimtelijk plan een analyse van de overige cultuurhistorische waarden van het plangebied te bevatten. Voor zover in een plangebied sprake is van erfgoed, dient aangegeven te worden op welke wijze met deze cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten archeologische restanten rekening wordt gehouden.

4.3.1 Archeologie

Op het plangebied rust geen dubbelbestemming - Archeologie.

De Archeologische Monumentenkaart (AMK) en de Indicatieve Kaart Archeologische Waarden (IKAW) tonen dat in onderhavig plangebied zich geen archeologische monumenten voordoen. De kans op het vinden van archeologische waarden is niet gekarteerd.

Omdat er geen sprake is van een fysieke ingreep in de grond, is archeologisch onderzoek bij dit planvoornemen niet noodzakelijk. De bodem blijft namelijk ongeroerd. Dit geldt ook voor de te realiseren achtertuinen. Alleen de fundering boven het maaiveld wordt doorbroken. De grond zelf blijft hierdoor ook ter plaatse van de te realiseren achtertuinen ongeroerd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP674Middenweg-vg01_0011.png"
Figuur 9. Archeologische kaart Nederland. Bron: Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed.

4.3.2 Cultuurhistorie

Voor wat betreft de overige cultuurhistorische waarden is de waardenkaart van de provincie geraadpleegd. Op onderstaande kaart staan de waarden vermeld in en rondom het plangebied. Het plangebied zelf kent geen cultuurhistorisch waardevolle elementen. Het plangebied maakt deel uit van ''Bebouwing'' zonder cultuurhistorisch waardevolle elementen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP674Middenweg-vg01_0012.png"
Figuur 10. Plangebied bij de blauw ''pin''. Bron: Kwaliteitsgids Groningen.

Conclusie
Erfgoed levert geen beperking op voor onderhavig initiatief.

4.4 Ecologie

4.4.1 Beleid

Bij ruimtelijke ingrepen moet rekening gehouden worden met de aanwezige natuurwaarden. Bescherming in het kader van de natuurwet- en regelgeving is op te delen in gebieds- en soortenbescherming. Bij gebiedsbescherming zijn de Wet natuurbescherming en provinciale verordeningen van toepassing. De provincies beschermen via provinciale verordening waardevolle natuurgebieden. Daarnaast kunnen natuurgebieden of andere gebieden die essentieel zijn voor het behoud van bepaalde flora en fauna, aangewezen worden als Europees vogelrichtlijn- en/of habitatrichtlijn gebied (Natura 2000). De verplichtingen uit de Vogel- en Habitatrichtlijn zijn in Nederland opgenomen in de Wet natuurbescherming.

4.4.2 Soortenbescherming

Onderhavig initiatief heeft betrekking op verbouw ten behoeve van een drietal woningen. Twee woningen hebben reeds een woonfunctie. Van de verbouw maakt deel uit de gedeeltelijk binnenmuurse sloop van het magazijn. Zoals in Bijlage 1 te zien is op de tekeningen, blijven de buitenmuren intact.

Het plangebied Middenweg 15-17-19 heeft geen invloed op de soorten. Het pand blijft namelijk intact, is tot voor kort altijd in gebruik geweest en bevindt zich bovendien in stedelijk gebied.

Er zijn nauwelijks bomen in de omgeving waar vogels zich kunnen nestelen. Tijdens het broedseizoen (van 15 maart – 15 juli) is het dan ook uit te sluiten dat er vogels broeden. Mochten er onverhoopt wel vogels in de buurt broeden, dan is het zaak tijdens het broedseizoen te voorkomen dat deze bomen aangetast worden. Op die manier wordt voldoende zorg in acht genomen om wezenlijke verstoring van broedgevallen te voorkomen. Met onderhavig initiatief worden geen bomen aangetast. Deze staan op percelen van derden.

Tot slot dient tijdens de uitvoer van de werkzaamheden rekening gehouden te worden met de Zorgplicht (Artikel 1.11 wnb). De Zorgplicht geldt voor elke soort/individu in Nederland. Dit houdt in dat schade aan wilde planten en dieren zo veel mogelijk voorkomen moet worden.

4.4.3 Gebiedsbescherming

Er worden geen negatieve effecten verwacht door bijvoorbeeld trillingen, geluid en oppervlakte verlies op de instandhoudingsdoelstelling van de Natura 2000-gebieden. Dit gelet op de afstand tussen het plangebied en tot deze door het Rijk aangewezen gebieden (verwezen wordt naar figuur 11). Verder heeft het planvoornemen geen negatief effect op overige beschermde gebieden onder de Wet natuurbescherming en provinciaal beschermde gebieden.

Binnen het plangebied worden geen bomen gekapt uit een houtareaal van meer dan 10 are (1.000 m2) of een (deel van een) bomenrij van minimaal 20 bomen. Er is daarom geen sprake van een meld- en/of herplantplicht binnen het onderdeel “Houtopstanden Wet natuurbescherming”.

Beschermde gebieden zijn opgenomen in het Europees netwerk Natura 2000. Raadpleging van bovenstaande kaart illustreert dat het plangebied zelf geen deel uit maakt van een Natura 2000 gebied. Het plangebied is op circa 2 kilometer afstand gelegen van de Natura 2000 gebied ''Leekstermeergebied''.

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP674Middenweg-vg01_0013.png"
Figuur 11. Ligging plangebied ten opzichte van Natura 2000-gebieden. Bron: natura2000.nl

Er wordt zowel in de bouwfase als in de gebruiksfase geen toename van stikstofuitstoot verwacht. Planologisch zijn er namelijk reeds al twee zelfstandige woningen toegestaan en een restaurant. De stikstofuitstoot zal naar verwachting in de nieuwe situatie juist afnemen. Het bestemmingsverkeer annex met het restaurant behoort namelijk tot het verleden.

Conclusie
Aangezien de flora en fauna niet negatief beïnvloed zal worden, levert het aspect ecologie geen belemmering op voor onderhavig plan.

4.5 Externe Veiligheid

Externe veiligheid gaat over het beheersen van de risico's voor de woon- en leefomgeving bij gebruik, opslag en vervoer van gevaarlijke stoffen, zoals vuurwerk, aardgas of LPG. Het aandachtsveld van externe veiligheid richt zich op zowel inrichtingen (bedrijven) waar gevaarlijke stoffen aanwezig zijn als het transport van gevaarlijke stoffen. Dit vervoer kan plaatsvinden over weg, water en spoor en door buisleidingen. Het beleid is erop gericht te voorkomen dat activiteiten met gevaarlijke stoffen te dicht nabij gevoelige bestemmingen plaatsvinden en/of worden gesitueerd.

preparatiezone nucleaire gebieden
Het plangebied bevindt zich in de ''preparatiezone nucleaire gebieden''. De preparatiezones geven de gebieden aan waarbinnen beschermende maatregelen voor de bevolking zijn voorbereid, voor het geval dat er een ongeluk met een nucleaire installatie plaats zou vinden. Het advies geldend voor het gebied waar het perceel Middenweg 15-17-19 onderdeel van uitmaakt, is het innemen van jodiumprofylaxe voor kinderen tot 18 jaar en zwangere vrouwen.

Water
Het externe risico ''water'' is niet van invloed op het plangebied. Bij een eventuele dijkdoorbraak blijft het plangebied namelijk droog (maximale waterdiepte is 0 ter hoogte van het plangebied). Eveneens ligt het plangebied niet binnen het invloedsgebied en risicocontour van water waarover gevaarlijke stoffen kunnen worden vervoerd. Verwezen wordt naar figuur 12 (risicokaart) op de volgende pagina.

Verder is door de Veiligheidsregio Groningen het volgende advies uitgebracht:
de Veiligheidsregio Groningen heeft een beoordeling gedaan op de aanwezigheid van externe risicobronnen en de bestrijdbaarheid en zelfredzaamheid voor de planontwikkeling. Daarbij is de Veiligheidsregio Groningen tot de volgende conclusies gekomen: 

Op de planontwikkeling zijn externe veiligheidsrisico's van invloed. Namelijk:
- ''Invloedsgebied van Suikerunie Vierverlaten (Cosun Beet Company)''.

Dit betekent dat over het plangebied het Toxisch invloedsgebied ligt van de Suikerunie Vierverlaten, Fabriekslaan 12 te Hoogkerk. Dit zorgt ervoor dat er een nadere verantwoording van het groepsrisico moet worden gegeven. In dit geval een toxisch scenario. In het geval van een toxisch scenario dienen ramen en deuren te worden gesloten en moet men binnen blijven. Aangezien dit in voldoende mate kan worden gedaan en de afstand tot de Suikerunie Vierverlaten aanzienlijk is ziet de Veiligheidsregio Groningen geen aanleiding hier verder inhoudelijk advies over te geven en geen aanleiding voor aanvullende maatregelen.

In relatie tot de planontwikkeling ziet de Veiligheidsregio Groningen dan ook geen aanleiding voor aanvullende maatregelen ten aanzien van de mogelijkheden voor de bestrijdbaarheid en zelfredzaamheid in het plangebied. Het advies van de Veiligheidsregio Groningen is opgenomen in Bijlage 3.

Spoor, buisleidingen en inrichtingen
Op basis van het gegeven advies van de Veiligheidsregio Groningen wordt geconcludeerd dat voor de overige potentiële externe veiligheidsrisico's wordt voldaan aan de grens-/richtwaarden. Het groepsrisico hoeft zodoende niet te worden verantwoord daar waar overige potentiële externe veiligheidsrisico's niet van invloed zijn op het plangebied. Uit de risicokaart (figuur 12) blijkt eveneens dat het plangebied niet binnen de invloedsgebieden en contouren ligt van ''vervoer gevaarlijke stoffen - wegen, spoor, water'', ''vervoer gevaarlijke stoffen - buisleidingen'' en van inrichtingen waar opslag van o.a. gastanks, mestvergisting en/of aardgasstations zijn toegestaan. Dit komt overeen met de bevindingen en advies van de Veiligheidsregio Groningen. Een nadere motivering is zodoende niet benodigd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP674Middenweg-vg01_0014.png"
Figuur 12. Risicokaart met in het paars omcirkeld het plangebied. Bron: risicokaart.

Conclusie
Externe veiligheid levert geen beperkingen op voor onderhavig plan.

4.6 Water

De watertoets die d.d. 29 juli 2022 is uitgevoerd, is het instrument dat zorgt dat de waterbelangen in de planvorming voldoende aandacht krijgen. Het is niet een toets achteraf, maar een proces dat de initiatiefnemer en de waterbeheerder in een zo vroeg mogelijk stadium met elkaar in gesprek brengt.

In de uitkomsten van de watertoets wordt aandacht gevraagd voor de toename verharding.

4.6.1 Toename verharding

Onderhavig initiatief heeft betrekking op de inpandige verbouw van een bestaand pand tot 3 zelfstandige woningen. Concreet wordt en geen verharding toegevoegd. Verwezen wordt naar de tekeningen van de bestaande- en nieuwe situatie in Bijlage 1.

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP674Middenweg-vg01_0015.png"
Figuur 13. In het paars het plangebied. Bron: Leggerkaart Waterschap geo.noorderzijlvest.nl

4.6.2 Advies rioolstelsel

Het beleid van waterschap en gemeente is dat afvalwater en schoon hemelwater gescheiden moeten worden afgevoerd. Als er op dit moment alleen een gemengd rioolstelsel aanwezig is, moet schoon hemelwater gescheiden worden aangelegd van het afvalwater binnen het plan ('scheiden aan de bron').

Bij het op termijn aanleggen van een gescheiden stelsel (door de gemeente) kan daarop worden aangesloten. Of het afvalwater en het hemelwater op het gemengde rioolstelsel kan worden geloosd dient te worden afgestemd met de gemeente als beheerder van de rioolstelsels. Als er mogelijkheden zijn om het schone hemelwater rechtstreeks naar aanwezig oppervlaktewater af te voeren, heeft dat voorkeur. Het waterschap kan nadere eisen stellen om het ontvangende oppervlaktewater daarvoor geschikt te maken.

Conclusie
Aangezien er geen sprake is van een toename van verharding is er geen compensatie of watervergunning vereist. Voor wat betreft het advies inzake het rioolstelstel, het advies zal worden opgevolgd voor zover dat tot de praktische mogelijkheden behoort.

Het aspect water vormt geen belemmering voor onderhavig initiatief. De watertoets is toegevoegd als Bijlage 4.

4.7 Verkeer en parkeren

4.7.1 Verkeersveiligheid

De verkeersintensiviteit zal in de nieuwe situatie afnemen. Een restaurant heeft namelijk een hogere mate van verkeersaantrekkende werking dan sec een woonbestemming.

Het initiatief vormt geen belemmering voor de verkeersveiligheid van de 30-km weg Middenweg. De ontsluiting van en naar de Middenweg blijft ongewijzigd. Verkeerstechnisch mag worden vastgesteld dat er sprake is van een verbetering wat betreft de verkeersveiligheid.

4.7.2 Parkeren

Het gemeentelijk parkeerbeleid is vastgelegd in de Beleidsregels parkeernormen 2021. Uit bijlage 1 van deze normen blijkt dat het gebied van Hoogkerk en omstreken wordt aangeduid als zone C.

Uit tabel III 'Aantal aan te leggen parkeerplaatsen bij woningen' blijkt dat onderhavig initiatief valt in de categorie:

''Grondgebonden huur- en koop- woningen:

  • rijwoning
  • (half) vrijstaande woning''

Een parkeernorm inclusief bezoekersaandeel van 2 per woning is van toepassing. Twee van de drie panden zijn altijd in gebruik gebleven voor een woonfunctie. In de nieuwe situatie wordt er 1 woning toegevoegd waarvoor 2 parkeerplaatsen beschikbaar moeten zijn.

Figuur 14 en 15 tonen dat in de straat zelf voldoende parkeergelegenheid is. Parkeren kan in de parkeervakken en aan één zijde van de Middenweg. Dit rechtvaardigt een afwijking van de algemene regel dat parkeren op het eigen terrein plaats dient te vinden. In dit verband kan ook worden verwezen naar het ontwerpbestemmingsplan Herziening Parkeren 2021. In het ontwerpbestemmingsplan Herziening Parkeren 2021 wordt geregeld dat de mogelijkheid om af te wijken van de algemene parkeerregel vastgelegd wordt in de beleidsnota Parkeren. (hoofdstuk 1, paragraaf 1.1 lid 3 van de toelichting van het ontwerpbestemmingsplan Herziening Parkeren 2021.)

In het huidig geldend planologisch regime kan een beroep worden gedaan op hoofdstuk 2 v/d regels van het bestemmingsplan Facetherziening Parkeren. Gelet op figuur 14 en 15 op de volgende pagina is het namelijk aannemelijk dat er met onderhavig planvoornemen geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de parkeersituatie in de openbare ruimte en de woon- en leefsituatie gezien de vele openbare parkeermogelijkheden (artikel 4.3). Daarnaast stuit het voldoen aan artikel 4.1 (hoofdstuk 2 v/d regels) op overwegende bezwaren. Het creëren van 2 parkeerplekken op eigen terrein is niet mogelijk en het realiseren van bijvoorbeeld een parkeerkelder staat niet in verhouding tot het gewenste (het realiseren van 3 wooneenheden in een bestaand bouwwerk).

Zodoende rechtvaardigt het om conform artikel 4.2 van het bestemmingsplan Facetherziening Parkeren af te wijken van artikel 4.1 en zodoende te voorzien in de parkeerbehoefte van 2 parkeerplaatsen in de openbare ruimte en niet op het eigen terrein.

In het planvoornemen is rekening gehouden met het parkeren van fietsen en scooters. Zo kunnen fietsen en scooters in de berging of achtertuin op het eigen terrein worden geparkeerd. Verwezen wordt naar situatietekening in Bijlage 1.

Conclusie
De verkeersveiligheid is niet in het geding en het parkeren kan in de openbare ruimte worden opgelost conform het bestemmingsplan Facetherziening Parkeren. Verkeer en parkeren vormen geen belemmering voor onderhavig initiatief.

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP674Middenweg-vg01_0016.png"
afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP674Middenweg-vg01_0017.png"
Figuur 14 en 15. Verkeersbord en de middenweg. Bron: Eigen foto en Google Maps.

4.8 MER - beoordeling

De m.e.r.-verantwoording houdt in dat nagegaan moet worden of er activiteiten plaatsvinden die negatieve effecten op het milieu kunnen hebben en die van een zodanige omvang kunnen zijn, dat er aanleiding bestaat om de (uitgebreide) m.e.r.-procedure te doorlopen.

De grondslag hiervoor is vastgelegd in het Besluit m.e.r. (Besluit milieueffectrapportage). De drempelwaarden waarbij deze verplichting aan de orde is, zijn vastgelegd in de D-lijst van het Besluit milieueffectrapportage (Besluit m.e.r.).

De vormvrije m.e.r.-beoordeling kan tot twee uitkomsten leiden:

  • A. Belangrijke nadelige milieugevolgen zijn uitgesloten: er is geen m.e.r.-beoordeling noodzakelijk;
  • B. Belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu zijn niet uitgesloten: er moet een m.e.r.-beoordeling plaatsvinden of er kan direct worden gekozen voor een m.e.r.

Op basis van de uitkomsten in hoofdstuk 4 'Omgevingsaspecten' is inzichtelijk gemaakt dat er geen nadelige gevolgen zijn voor de omgeving en het milieu. Milieu-hygiënisch (vertrek restaurant) en verkeerstechnisch gezien betekent het initiatief een verbetering van de kwaliteit voor wonen en leven.

Conclusie
Gezien de aard van onderhavig plan zijn er geen negatieve effecten te verwachten, zodat afgezien kan worden van het verrichten van een (vorm)vrije m.e.r.-beoordeling.

Hoofdstuk 5 Juridische planbeschrijving

5.1 Algemeen

Het beleid en de planuitgangspunten, zoals verwoord in de vorige hoofdstukken, hebben in de regels van dit plan hun juridische vertaling gekregen in de vorm van bestemmingen. Deze paragraaf bespreekt de juridische vormgeving van het plan. De Wet ruimtelijke ordening (Wro) bevat de regeling voor de opzet en de inhoud van een bestemmingsplan. In het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is deze regeling verder uitgewerkt. Het plan bestaat uit:

  • a. een verbeelding van het plangebied zowel analoog (bestaande uit een kaartblad, schaal 1:1.000 met bijbehorende legenda en verklaring) als digitaal, waarin alle bestemmingen van de gronden worden aangewezen;
  • b. de regels waarin de bestemmingen worden beschreven en waarbij per bestemming het doel wordt of de doeleinden worden genoemd;
  • c. een toelichting. Deze toelichting geeft aan welke gedachte aan het plan ten grondslag ligt, wat de uitkomsten van verrichtte onderzoeken zijn en wat het resultaat is van de overleggen.

Daarmee voldoet het bestemmingsplan aan alle vereisten die zijn opgenomen in de Wro en het Bro. Inherent hieraan is de toepassing van de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) 2012. De SVBP maakt het mogelijk om bestemmingsplannen te maken die op vergelijkbare wijze zijn opgebouwd en op een zelfde manier worden verbeeld. De SVBP 2012 is toegespitst op de regels die voorschrijven hoe bestemmingsplannen volgens de Wro en het Bro moeten worden gemaakt. De SVBP geeft bindende standaarden voor de opbouw en de verbeelding van het bestemmingsplan.

5.2 Bestemmingsregels

Hier wordt de opbouw van de regels toegelicht, waarbij is aangesloten op het bestemmingsplan 'Hoogkerk-Gravenburg', vastgesteld op 23 januari 2013. De opbouw ziet er als volgt uit:

Inleidende regels;
Bestemmingsregels;
Algemene regels;
Overgangs- en slotregel

5.2.1 Inleidende regels

Dit onderdeel bestaat uit de begrippen (Artikel 1), de wijze van meten (Artikel 2) en de uitmetingsverschillen (Artikel 3). Deze artikelen geven aan wat in de regels onder bepaalde begrippen moet worden verstaan en hoe moet worden gemeten bij de toepassing van de bouwregels of sommige gebruiksregels van het plan. De begrippen worden in alfabetische volgorde opgenomen, met uitzondering van de eerste begrippen 'plan', 'bestemmingsplan' 'moederplan' en 'kaart'.

5.2.2 Bestemmingsregels

Dit hoofdstuk heeft betrekking op de bestemmingsregel artikel 4 'Wonen'. De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

zelfstandige woningen, met dien verstande dat:

  • de gebruiksoppervlakte van een woning, met uitzondering van een meergeneratiewoning, meer dan 50m2 dient te bedragen, of, indien de gebruiksoppervlakte van een bestaande woning minder bedraagt, de bestaande gebruiksoppervlakte;
  • De gebruiksoppervlakte van een woning zich in ieder geval voor de helft op of boven peil bevindt, met uitzondering van woningen waarvan de bestaande gebruiksoppervlakte zich geheel beneden peil bevindt;
  • Zelfstandige woningen met een gebruiksoppervlakte van minimaal 24m2, uitsluitend bij omvorming van onzelfstandige woningen en/of eenheden voor kamerverhuur naar zelfstandige woningen, met dien verstande dat:
    • Alle onzelfstandgie woningen en eenheden voor kamerverhuur vervallen;
    • Het totaal aantal woningen en eenheden afneemt; en
    • Minimaal 24m2 van de gebruiksoppervlakte van een nieuwe woning zich op één bouwlaag bevindt en een nettohoogte heeft van minimaal 2,1m;
  • Bestaande legale kamerverhuur en bestaand beschermd wonen;
  • logies met ontbijt, met dien verstande dat deze functie uitsluitend mag worden uitgeoefend in het hoofdgebouw en ten dienste van deze functie maximaal twee (slaap)kamers voor toeristisch-recreatief nachtverblijf mogen worden gebruikt;
  • nutsvoorzieningen;
  • additionele voorzieningen.
5.2.3 Algemene regels

De algemene regels bestaan uit: Artikel 5: Anti-dubbeltelbepaling. Artikel 6: Uitsluiting aanvullende werking bouwverordening. Artikel 7: Bijzondere aanduidingsregels. Artikel 8: Algemene afwijkingsregels.

5.2.4 Overgangsrecht en slotregels

In dit hoofdstuk zijn het overgangsrecht (artikel 9) en de slotregel (artikel 10) opgenomen. Voor de redactie van het overgangsrecht geldt het Bro. Dit besluit schrijft dwingend voor hoe het overgangsrecht moet luiden. Bebouwing die niet voldoet aan de regels van dit bestemmingsplan is onder het overgangsrecht gebracht. Een geringe uitbreiding van de bebouwing met tien procent wordt mogelijk gemaakt. Het gebruik van gronden en bebouwing dat in strijd is met dit plan op het tijdstip van inwerkingtreding, mag in beginsel worden voortgezet. Wijziging van dit strijdige gebruik is verboden, indien de afwijking van het plan wordt vergroot. Indien het strijdige gebruik, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten. In de 'Slotregel' is aangegeven hoe het bestemmingsplan kan worden aangehaald.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid van het plan

Wettelijk bestaat er de verplichting om inzicht te geven in de uitvoerbaarheidsaspecten van een plan. In dat verband wordt er een onderscheid gemaakt tussen de maatschappelijke- en de economische uitvoerbaarheid.

6.1 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

6.1.1 Vooroverleg

Er is vooroverleg gevoerd met de gemeente Groningen. De gemeente heeft daarbij aangegeven positief tegenover onderhavig initiatief te staan.

Ook heeft het wettelijk vooroverleg conform artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening plaatsgevonden. Met de reacties is rekening gehouden met het opstellen van het ontwerpbestemmingsplan. Wetende:

Gemeente Groningen

  • Tekstuele aanpassingen en nadere motiveringen.

Provincie Groningen

  • Nadere motivering en verwijzing inzake de maximaal toegestane geluidsnormen (MTG's);
  • Waarborging van de vereiste karakteristieke geluidswering van de gevels en van de voorzieningen die zorg dragen voor de vereiste karakteristieke geluidswering van de gevels conform het bouwbesluit 2012;
  • Nadere motivering inzake paragraaf 4.5 externe veiligheid.

Omgevingsdienst Groningen

  • Tekstuele aanpassingen en nadere motivering inzake paragraaf 4.5 externe veiligheid.

Veiligheidsregio Groningen

  • Nadere motivering inzake paragraaf 4.5 externe veiligheid.
6.1.2 Ter inzage

Het ontwerpbesluit van het bestemmingsplan met de daarbij behorende relevante documenten (het ontwerpbestemmingsplan zelf met diens bijlagen) heeft voor een periode van zes weken ter inzage gelegen. Tijdens deze inzagetermijn van zes weken kon eenieder een zienswijze indienen. Er zijn geen zienswijzen ingediend. De gemeente kan nu het bestemmingsplan vaststellen middels een vaststellingsbesluit en dit besluit met de daarbij behorende relevante documenten (het vastgestelde bestemmingsplan met diens bijlagen) ter inzage leggen. Tegen dit vaststellingsbesluit kan vervolgens beroep worden ingesteld bij de Raad van State binnen een termijn van 6 weken. Het termijn van 6 weken begint te lopen op moment vanaf de dag na terinzagelegging van het vaststellingsbesluit.

6.2 Economische uitvoerbaarheid

Het betreft een particulier initiatief. De kosten voor het opstellen van dit bestemmingsplan komen voor rekening van initiatiefnemer. Voor wat betreft het verhalen van de eventuele planschade zal de gemeente initiatiefnemer een overeenkomst doen toekomen, op grond waarvan de kosten door de gemeente op initiatiefnemer verhaald kunnen worden.