direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Bestemmingsplan Middelberterweg 44 en 44a
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0014.BP656Middelbweg44a-vg01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding en doel

De initiatiefnemer wil graag zijn bedrijfsterrein voor shovels aan de Middelberterweg te Groningen verkleinen. De reden is dat de hoofdactiviteiten van de initiatiefnemer in de toekomst plaatsvinden op een andere locatie. Dit geeft ruimte voor het afbouwen van de activiteiten aan de Middelberterweg. Met het verplaatsen van de hoofdactiviteiten van de onderneming zal het huidige terrein in de toekomst aanzienlijk minder gebruikt worden. Toekomstig gebruik zal zich beperken tot opslag van materiaal en materieel met betrekking tot de shovelhandel. De kavel van de bedrijfsactiviteiten wordt overgenomen door de zoon van de initiatiefnemer, welke graag de voormalige bedrijfswoning (nu kantoor) op de Middelberterweg 44 weer in gebruik wil nemen. Het ingeleverde bedrijfsvlak zal gesaneerd worden. De initiatiefnemer blijft wonen aan de Middelberterweg 44a, waarbij de woning op een eigen woonvlak komt te staan afgesplitst van de bedrijfsactiviteiten.

De dienstwoning is gesitueerd op huisnummer 44. Vervolgens is in 2012 vergunning aangevraagd voor een reguliere woning op 44a met daarbij de voorwaarde dat dienstwoning een kantoor werd. Het huidige kantoor gaat nu weer dienst doen als dienstwoning.


De gemeente staat in beginsel positief tegenover dit initiatief. Het plan is echter strijdig met het vigerende bestemmingsplan Lintdorpen en Ruischerbrug. Immers, de woning op huisnummer 44a heeft geen woonbestemming. Via een omgevingsvergunning is deze woning destijds verleend. Daarbij werd afgeweken van het vigerend bestemmingsplan, maar is er planologisch nog geen woonbestemming toegekend. Ook kent dit bestemmingsplan geen flexibiliteitsbepalingen die die het planvoornemen mogelijk zou kunnen maken. Daarom is het vaststellen van een nieuw bestemmingsplan noodzakelijk.

1.2 Begrenzing plangebied

Het plangebied betreft de percelen Middelberterweg 44 en 44a te Groningen en wordt ten oosten begrenst door de Middelberterweg. Aan deze weg, tegenover de woning Middelberterweg 44a, is de woning Middelbertweg 15 gelegen. Deze is omringd door agrarische bouwlanden. Aan zuidzijde bevindt zich een agrarisch bedrijf (Middelberterweg 46). Ten noorden van het plangebied is de woning Middelberterweg 42a gesitueerd. Ten westen ligt een kleine ondiep veenplas: de Middelberterplas. Het plangebied is weergegeven in figuur 1.


afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP656Middelbweg44a-vg01_0001.png"

Figuur 1. De ligging van het plangebied (bron: Google Earth)

1.3 Planologische regeling

Het plangebied is gelegen in het bestemmingsplan Lintdorpen en Ruischerbrug, dat door de gemeenteraad op 26 juni 2013 is vastgesteld. Het plangebied bestaat uit vier percelen, namelijk kadastrale gemeente Noorddijk, sectie B, nummers 1733, 2334, 2335 en 2336.
Het noordelijk deel van het plangebied heeft de bestemming 'Bedrijf' met de functieaanduiding 'bedrijfswoning'. Deze gronden zijn bestemd voor bedrijven als genoemd in categorie 1 en 2 van de bij de regels behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten, met uitzondering van geluidszoneringsplichtige en risicovolle inrichtingen. Daarnaast is op grond van het bestemmingsplan Lintdorpen en Ruischerbrug ter plaatse van Middelberterweg 44 een categorie 3-bedrijf, namelijk een handelsonderneming in shovels toegestaan. Ook zijn deze gronden bestemd voor ondergeschikte detailhandel en additionele voorzieningen. De gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd. De goot- en bouwhoogte bedragen ten hoogste respectievelijk 5 en 10 meter. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouw zijnde, mag maximaal 6 meter bedragen.

Het zuidelijk deel van het plangebied heeft de bestemming 'Groen'. Deze gronden zijn o.a. bestemd voor groenvoorzieningen, bermen en beplantingen, recreatieve voorzieningen en fiets- en voetpaden. Er zijn wat de bebouwing betreft uitsluitend bouwwerken, geen gebouw zijnde, met een maximale hoogte van 6 meter toegestaan ten behoeve van de bestemming. In figuur 2 is de planologische verbeelding weergegeven.


afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP656Middelbweg44a-vg01_0002.png"

Figuur 2. Fragment bestemmingsplankaart van het
bestemmingsplan Lintdorpen en Ruischerbrug

Ook maakt het plangebied onderdeel uit van twee facetplannen, namelijk:

  • Herziening Parkeren 2021;
  • Herziening Bestemmingsregels Wonen 2.

1.4 Leeswijzer

De toelichting van dit bestemmingsplan is als volgt opgezet:

  • Hoofdstuk 2 bevat een beschrijving van de relevante beleidskaders;
  • In hoofdstuk 3 volgt een beschrijving van de huidige ruimtelijke - functionele structuur;
  • In hoofdstuk 4 vindt een toetsing plaats aan de wet- en regelgeving voor de verschillende omgevingsaspecten;
  • Hoofdstuk 5 gaat in op de juridische regeling van het plan;
  • In hoofdstuk 6 wordt de wijze van participatie, inspraak en overleg geregeld;
  • In hoofdstuk 7 wordt tenslotte de economische - en maatschappelijke uitvoerbaarheid van het plan aan de orde gesteld.

Hoofdstuk 2 Beleidskader

2.1 Rijksbeleid

Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) vastgesteld. Deze visie vormt het (integrale) kader voor het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid op rijksniveau in Nederland. In de SVIR schetst het kabinet hoe Nederland er in 2040 uit moet zien: concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig. Tot 2028 heeft het kabinet in de SVIR drie Rijksdoelen geformuleerd:

  • Het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijk-economische structuur van Nederland (concurrerend);
  • Het verbeteren en ruimtelijk zekerstellen van de bereikbaarheid waarbij de gebruiker voorop staat (bereikbaar);
  • Het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke cultuurhistorische waarden behouden zijn (leefbaar en veilig).

Met deze structuurvisie brengt het Rijk de ruimtelijke ordening zo dicht mogelijk bij diegene die het aangaat en laat het meer over aan gemeenten en provincies. Het Rijk kiest voor een selectievere inzet van rijksbeleid op slechts dertien nationale belangen. Voor die belangen is het Rijk verantwoordelijk en wil het resultaten boeken.

Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) voorziet in de juridische borging van het nationaal ruimtelijk beleid. Het bevat regels die de beleidsruimte van andere overheden ten aanzien van de inhoud van ruimtelijke plannen inperken, daar waar nationale belangen dat noodzakelijk maken.
In het Barro staan die regels, die als nationaal belang in de SVIR worden herbevestigd en die instemming van de Tweede Kamer heeft gekregen. De overige in de SVIR opgenomen nationale belangen die juridische borging vragen, zijn neergelegd in een aanvulling van het Barro.


In de SVIR is 'de ladder voor duurzame verstedelijking' geïntroduceerd. In artikel 3.1.6 lid 2 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) staat dat als een ruimtelijk plan een stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, voldaan moet worden aan een aantal extra voorwaarden. Een stedelijke ontwikkeling is een ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein, een zeehaventerrein, kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen.
Voor stedelijke ontwikkelingen dient te worden getoetst aan de zogenaamde ‘ladder voor duurzame verstedelijking’. Deze ladder stimuleert zorgvuldig ruimtegebruik. De volgende drie stappen moeten hiervoor doorlopen worden:

  • 1. Beschrijf of er een actuele, regionale behoefte bestaat aan de nieuwe stedelijke ontwikkeling;
  • 2. Beoordeel of de stedelijke ontwikkeling gerealiseerd kan worden binnen het bestaande stedelijke gebied van de betreffende regio;
  • 3. Beschrijf in hoeverre de ontwikkeling mogelijk is op locaties buiten het bestaand stedelijk gebied die multimodaal zijn ontsloten.

Of de Ladder Duurzame Verstedelijking van toepassing is op de planlocatie is afhankelijk van de aard en de omvang van de ontwikkeling, in relatie tot de omgeving. De Ladder zegt hierover het volgende: Voor wonen geldt, dat voor woningbouwlocaties vanaf twaalf woningen sprake is van een stedelijke ontwikkeling die Ladderplichtig is.
Op de planlocatie wordt maar één woning gerealiseerd. Dit is de voormalige dienstwoning aan de Middelberterweg 44. Dit is minder dan de gestelde twaalf in de Ladder Duurzame Verstedelijking. Daarnaast zullen de bedrijfsactiviteiten afnemen. De locatie is dus niet Ladderplichtig.


Conclusie
Dit bouwplan raakt geen rijksbelangen zoals deze genoemd zijn in het Barro. Ook is hier de Ladder Duurzame Verstedelijking niet van toepassing.

2.2 Regionaal beleid

Regiovisie Groningen-Assen

De Regio Groningen-Assen werkt al 20 jaar intensief samen aan de ruimtelijke en economische ontwikkeling van de regio. De speerpunten van de Regio Groningen-Assen zijn:

  • 1. het economisch kerngebied verder ontwikkelen;
  • 2. de interne samenhang en de bereikbaarheid verbeteren;
  • 3. de kwaliteit van stad en land behouden en versterken.

Woningmarktanalyse Regio Groningen Assen 2017-2030

In opdracht van de Regio Groningen - Assen is de 'Woningmarktanalyse Regio Groningen-Assen 2017-2030' opgesteld. Hierin is opgenomen de uitwerking van het 'Woonbehoeftenonderzoek 2015', een analyse van de woningmarktontwikkeling en voorstellen voor regionale sturing.

Conclusie

Geconcludeerd kan worden dat er binnen de Regio Groningen Assen een variatie aan woonmilieus is te vinden, van stedelijk tot landelijk. Waar in een deel van de regio sprake is van een forse woonvraag en bevolkingsgroei (stad Groningen), is in een ander deel sprake van krimp (Noord en Oost).

2.3 Provinciaal beleid

Op 1 juni 2016 hebben Provinciale Staten de Omgevingsvisie 2016-2020 vastgesteld. De Omgevingsvisie bevat de integrale langetermijnvisie van de provincie op de fysieke leefomgeving. Deze is in de plaats van het Provinciaal Omgevingsplan (POP) gekomen. Uit de Omgevingsvisie vloeien richtlijnen en voorschriften voort, die zijn vastgelegd in de provinciale Omgevingsverordening.
In de Omgevingsvisie heeft de provincie al het provinciale beleid dat op een of andere manier raakt aan de fysieke leefomgeving geformuleerd en geordend in vijf samenhangende thema's en elf provinciale 'belangen'. Voor de voorgenomen ontwikkeling is het thema 'ruimte' met de daar bijbehorende belangen 'ruimtelijke kwaliteit' en 'aantrekkelijk vestigingsklimaat ' van belang.


Het doel van de omgevingsvisie is het aantrekkelijke woon- en leefklimaat in de provincie verder verbeteren. Het accent in het beleid ligt op het benutten van de ontwikkelingsmogelijkheden, naast het beschermen van de karakteristieke bebouwde en onbebouwde elementen. De provincie wil ruimte bieden voor ondernemerschap om in te spelen op de dynamische ontwikkelingen. Activiteiten lopen steeds meer door elkaar heen. Dat heeft gevolgen voor het ruimtegebruik. Functies, als bijvoorbeeld wonen en werken, zijn steeds minder van elkaar gescheiden. Door samenwerking met medeoverheden en andere partijen en het leveren van maatwerk wil de provincie haar doelen bereiken.

Ruimtelijke kwaliteit
De provincie streeft naar een zo hoog mogelijke ruimtelijke kwaliteit. Ruimtelijke kwaliteit wordt bepaald door de mate waarin binnen een gebied de gebruikswaarde, de belevingswaarde en de toekomstwaarde in onderlinge verhouding geoptimaliseerd zijn. In het beleid wordt onderscheid gemaakt tussen stedelijk gebied en buitengebied. Dit plangebied ligt in het stedelijk gebied. Hier kunnen stedelijke functies, zoals woningen, toegevoegd worden. Gemeenten zijn primair verantwoordelijk voor de ruimtelijke kwaliteit binnen het stedelijk gebied. Er worden vanuit het provinciale beleid dan ook geen aanvullende eisen gesteld.

Aantrekkelijk vestigingsklimaat
De kwaliteit van het wonen levert een belangrijke bijdrage aan de leefbaarheid van de provincie. Een hoge woonkwaliteit kan worden bereikt door het woningaanbod optimaal te laten aansluiten bij de wens van de inwoners; ook als het gaat om het soort kern waar men wil wonen. De provincie geeft aan dat inbreidingslocaties geschikte locaties zijn voor woningbouw. De provincie heeft hierin zelf een faciliterende rol.

Het doel van de omgevingsvisie is het aantrekkelijke woon- en leefklimaat in de provincie verder verbeteren. Het accent in het beleid ligt op het benutten van de ontwikkelingsmogelijkheden, naast het beschermen van de karakteristieke bebouwde en onbebouwde elementen. De provincie wil ruimte bieden voor ondernemerschap om in te spelen op de dynamische ontwikkelingen. Activiteiten lopen steeds meer door elkaar heen. Dat heeft gevolgen voor het ruimtegebruik. Functies, als bijvoorbeeld wonen en werken, zijn steeds minder van elkaar gescheiden. Door samenwerking met medeoverheden en andere partijen en het leveren van maatwerk wil de provincie haar doelen bereiken.


Verordening

Woningbouw

In artikel 2.15.1 van de verordening worden regels gegeven met betrekking tot woningbouw. Een ruimtelijk plan kan alleen in woningbouw voorzien, voor zover deze woningbouwmogelijkheden naar aard, locatie en aantal overeenstemmen met een regionale woonvisie. In paragraaf 2.4 wordt beschreven dat de voorgenomen woningbouwontwikkeling past binnen het gemeentelijk woonbeleid.

Erfgoed

In artikel 2.9.2 van de verordening is een rechtstreeks werkend sloopverbod opgenomen voor cultuurhistorisch waardevolle bebouwing. Totdat een bestemmingsplan is vastgesteld dat karakteristieke panden beschermt, geldt voor alle bouwwerken, ook die niet waardevol zijn, een sloopverbod. Per sloopaanvraag moet dan deugdelijk worden onderbouwd dat vergunningverlening in overeenstemming is met het in voorbereiding zijnde bestemmingsplan.

In het plangebied van dit bestemmingsplan bevindt zich geen cultuurhistorisch waardevolle bebouwing. In paragraaf 4.3 van deze toelichting is hierop nader ingegaan. Daarmee voldoet dit bestemmingsplan aan de bepalingen uit de Omgevingsverordening en is het generieke sloopverbod niet meer aan de orde.

Natuurnetwerk Nederland
De planlocatie grenst aan de Middelberterplas met oeverlanden. Dit is onderdeel van Natuurnetwerk Nederland (ecologische hoofdstructuur) en is ruimtelijk beschermd in de Provinciale Omgevingsverordening.

Op basis van het voorgaande kan geconcludeerd worden dat het plan in overeenstemming is met de Omgevingsvisie 2016-2020 en de Omgevingsverordening van de provincie Groningen.

2.4 Gemeentelijk beleid

Woonvisie ‘Een thuis voor iedereen’
In deze Woonvisie blikt de gemeente vooruit, waarbij zij kiest voor geen gedetailleerd woningbouwprogramma hierin op te nemen. Dit omdat de woningmarkt altijd omgeven blijft door onzekerheid.

Deze visie gaat in op de woonopgave van de gemeente, waarin ook aandacht wordt geschonken aan de dorpen en kleine gemeenschappen, met een eigen dynamiek en een eigen woonbehoefte. De gemeente wil dat in de dorpen ruimte blijft voor goede initiatieven, passend bij de vraag en schaal van die dorpen. Volgens de gemeente bestaat in de dorpse en landelijke woonmilieus de vraag hoofdzakelijk uit wat ruimere koopwoningen: twee-onder-een-kap en vrijstaand.

In de dorpen ziet de gemeente een verandering van de bevolkingssamenstelling: het aantal ouderen groeit. Ook ziet de gemeente meer eenpersoons- en kleinere huishoudens en een afname van het aantal gezinnen. Verder komt vanuit diverse kleinere dorpen regelmatig de vraag hoe er beter aan kan worden gesloten op de plaatselijke woonwensen. Het gaat dan bijvoorbeeld om de toevoeging van enkele nieuwe woningen, gericht op starters en op ouderen die toe zijn aan een toekomstbestendiger en vaak ook kleiner huis. De gemeente wil hierbij wel waken over het karakter van de dorpen. Ook de kwantitatieve woningbehoefte in de toekomst speelt een rol. Daarom maakt de gemeente steeds een afweging tussen de kwantitatieve en kwalitatieve vraag. Concreet betekent dit dat er ruimte wordt geboden voor goede initiatieven, passend bij de vraag, de schaalgrootte en de uitstraling van een dorp. Tot slot vindt de gemeente het van belang dat de vernieuwing positief doorwerkt: het hele dorp moet er beter van worden. Oplossingen kunnen ook liggen in de transformatie van bestaande woningen en, zodoende, de creatie van nieuwe woningtypen. Zo valt te denken aan het splitsen van grotere boerderijen of het toevoegen van een of meerdere woningen in de schuur van grote woningen. Een voorwaarde hiervoor is dat dergelijke transities altijd passen bij het dorp: stedenbouwkundig, architectonisch, landschappelijk en qua schaal. Zo wil de gemeente het karakter van de dorpen bewaken, en als het kan zelfs versterken.


Conclusie
Het beoogde plan voldoet uit de uitgangspunten die door de gemeente Groningen zijn gesteld in de Woonvisie ‘Een thuis voor iedereen’.

Hoofdstuk 3 De ruimtelijk - functionele structuur

3.1 De huidige ruimtelijke - functionele structuur

De planlocatie is gesplitst in een bedrijfsterrein en een strook grond die als tuin is ingericht. Op het bedrijfsterrein is een handelsonderneming in shovels gevestigd. Op het noordelijk deel van het bedrijfsterrein bevinden zich een bedrijfsloods van 735 m², een tuinschuur van 96 m² en een kantoor van 140 m². Dit kantoor was voorheen de dienstwoning die gerelateerd was aan het bedrijf. De situatie van het noordelijk deel is afgebeeld in figuur 3.

Op het zuidelijk deel van het bedrijfsterrein bevindt zich een vrijstaande dienstwoning (Middelberterweg 44a) met garage die in 2012 met toepassing van een buitenplanse afwijking is gebouwd. De oppervlakte van deze dienstwoning inclusief serre is 158 m². De oppervlakte van de garage is 60 m². Achter op het erf is nog een deel van het erf ingericht als opslag voor o.a. laadbakken. Hierbij zorgen stelconplaten voor de afbakening met de tuin.

De hierboven aangehaalde bedrijfswoning ligt gedeeltelijk op gronden met als bestemming 'Groen'. De gronden direct grenzend aan de woning is ingericht als tuin die door een heg en lindebomen wordt begrensd. Aan de zuidzijde van deze natuurlijke afbakening bevindt zich een grasveld. De situatie van het zuidelijk deel is afgebeeld in figuur 4.

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP656Middelbweg44a-vg01_0003.jpg"
Figuur 3. Huidige situatie noordelijk deel van het plangebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP656Middelbweg44a-vg01_0004.jpg"
Figuur 4. Huidige situatie zuidelijk deel van het plangebied.

3.2 Voorgenomen initiatief

Ruimtelijk gezien wijzigt er in de toekomstige situatie niet veel. De voormalige dienstwoning Middelberterweg 44, die nu als kantoor fungeert, wordt weer een dienstwoning. De huidige bedrijfsloods blijft gehandhaafd en dient voor opslag van materiaal en materieel met betrekking tot de shovelhandel. De tuinschuur zal ook als opslag fungeren voor het bedrijf. Ook zal er een groenstrook van 10 meter op de grens van de Middelberterweg 44 en 44a worden aangelegd. De daarop aanwezige bedrijfsobjecten worden verwijderd/gesaneerd.


Op het zuidelijk deel van het plangebied waarop in te toekomst de bestemming 'Wonen' zal vigeren, blijven de woning en garage gehandhaafd. Het deel dat achter op het erf is ingericht als opslag wordt gesaneerd en betrokken bij de tuin van de woning Middelberterweg 44a.

Onderzocht zal worden of het deel van het plangebied met de bestemming 'Groen', dat nu als gazon is ingericht, ecologische meerwaarde kan krijgen. Uiteraard is het bestaande gras toegestaan en mag de initiatiefnemer hier dieren laten grazen. Echter idealiter zou een meer natuurlijke overgang kunnen worden gecreëerd naar de strook oeverlanden die deel uitmaken van het NNN (ecologische hoofdstructuur). Een en ander is in figuur 5 geschetst.

Voor de herkenbaarheid van het lint moet het aansluiten bij de karakteristieken hiervan. Verdichting van het lint met een bosbeplanting wordt als onwenselijk geacht. De doorzichten tussen de bebouwing is een essentiële karakteristiek van het lint. De groen bestemde ruimte zal meer ecologisch worden ingericht. Voorgesteld wordt om hier solitaire fruitbomen, fruitstruiken, bloemen en kruidenvegetaties te planten.

Vanuit ecologie is de doorgaande groenstructuur en de relatie met de natuurplas het belangrijkst. De relatie met het natuurgebied en de rand van de kavel moeten elkaar versterken. Zo zal zowel aan de westkant bij de plas als de zuidkant van de kavel Middelberterweg 44a een stevige groenstructuur worden aangelegd. De breedte van deze groenstructuur is vijf meter en zal bestaan uit inheemse beplanting (bomen, struiken en kruiden). Deze meerlagige brede groenwal sluit dan aan op het bestaande groen, dat in de toekomstige situatie meer ecologisch wordt ingericht.

Planologische wordt bovenstaande op de volgende wijze vertaald: het gebied langs de natuurplas op het zuidelijke deel van de projectlocatie behoudt de bestemming 'Groen'. Deze strook zal minder breed zijn dan die van het huidige bestemmingsplan. De gronden met de bestemming 'Groen' moeten worden ingericht als natuur, voor groenvoorzieningen of als tuin zonder bouwmogelijkheden. Er zal tussen de buurkavel en 'nieuwe' woning op huisnummer 44a een flinke groencorridor worden aangelegd. De groencorridor is met een rode lijn aangegeven in figuur 5.

 afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP656Middelbweg44a-vg01_0005.jpg"

Figuur 5: Toekomstige situatie

Hoofdstuk 4 Randvoorwaarden / omgevingsaspecten

4.1 Duurzaamheid, energie en leefomgevingskwaliteit

Duurzame ontwikkeling is ontwikkeling die aansluit op de behoeften van het heden zonder het vermogen van toekomstige generaties om in hun eigen behoeften te voorzien in gevaar te brengen.

Beleidskaders
De raad van de gemeente Groningen heeft in 2007 het 'Beleidskader duurzaamstestad.nl' en de 'Routekaart Groningen Energieneutraal' vastgesteld. Hierin is uitgewerkt hoe in Groningen duurzame ontwikkeling concreet gemaakt wordt. In 2011 is de Routekaart geactualiseerd in het 'Masterplan Groningen Energieneutraal' en in het bijbehorende uitvoeringsprogramma 'Groningen geeft energie'.
In 2015 is deze Routekaart geactualiseerd met 'Groningen geeft energie, programma 2015-2018'. Een uitwerking van dit programma is het in 2017 vastgestelde actieplan 'Groningen aardgasloos in 2035'. Hierin wordt geschetst hoe in de gemeente Groningen in de warmtebehoefte kan worden voorzien zonder het gebruik van aardgas. Landelijk is sinds 1 juli 2018 de plicht om bebouwd gebied aan te sluiten op aardgas vervallen.

In een bestemmingsplan kunnen alleen ruimtelijk relevante aspecten van energie worden gereguleerd. Een bestemmingsplan regelt namelijk alleen het gebruik van de (boven- en onder)grond, (oppervlakte)water en de opstallen en bepaalt de functies en daarmee de bebouwingsmogelijkheden. Het bestemmingsplan fungeert als toetsingskader voor omgevingsvergunningaanvragen voor bouw, aanleg of sloop. Het gebruik van zonnepanelen en zonneboilers op gebouwen is in een groot aantal situaties mogelijk zonder vergunning. Het is in veel gevallen ook mogelijk dat rekening wordt gehouden met een dakoriëntatie die maximaal geschikt is voor de opwekking van zonne-energie en met groene daken nu of in de nabije toekomst.

Daarnaast is het streven om gebouwen zeer goed te isoleren (zowel gevels als beglazing) en zal onderzocht worden of er mogelijkheden bestaan om groene daken toe te passen en waar mogelijk zonnepanelen. Het streven is gasaansluitingen te vermijden.


Leefomgevingskwaliteit

De leefomgevingskwaliteit vormt een belangrijk onderdeel van de totale afweging over ruimtelijke plannen binnen de gemeente. Naast de milieukwaliteiten, zoals onder andere geluidhinder, fijnstof, externe veiligheid en bodemkwaliteit maken water en ecologie deel uit van de leefomgevingskwaliteit. Hieraan wordt in dit hoofdstuk aandacht besteed.
Meer aandacht voor klimaatadaptieve wijken is wenselijk in verband met toenemende wisselende neerslaghoeveelheden en hittestress. Mogelijk komen hiervoor in de nabije toekomst nieuwe beleidskaders of wettelijke regels. Het stimuleren van de duurzaamheidsprincipes in het uitgangspunt voor de uitvoering van de plannen.

4.2 Archeologie

Toetsingskader

Met betrekking tot dit aspect is per 1 juli 2016 de Erfgoedwet van toepassing. De Omgevingswet (nog niet van kracht) vervangt de Monumentenwet voor het deel dat betrekking heeft op de besluitvorming in de fysieke leefomgeving. Dit geldt ook voor de verordeningen, bestemmingsplannen, vergunningen en ontheffingen op het gebied van archeologie. Tot het van kracht worden van de Omgevingswet zijn deze artikelen te vinden in het Overgangsrecht in de Erfgoedwet. Hier blijven ze ongewijzigd van toepassing, zolang de Omgevingswet nog niet van kracht is.


In de wet zijn archeologische resten beschermd. Wanneer de bodem wordt verstoord moeten archeologische resten intact blijven. Als dit niet mogelijk is, is opgraving een optie. Om inzicht te krijgen in de kans op het aantreffen van archeologische resten in bepaalde gebieden zijn op basis van historisch onderzoek archeologische verwachtingskaarten opgesteld.

In dit geval wordt het initiatief niet gerealiseerd binnen gronden met archeologische verwachtingswaarden. Verdergaand archeologisch onderzoek is niet noodzakelijk.

4.3 Cultuurhistorie

De Modernisering Monumentenwet (MoMo) heeft op 1 januari 2012 tot een wijziging van het Bro geleid. Ieder ruimtelijk plan dient nu ook een analyse van cultuurhistorische waarden van het plangebied te bevatten. Zover hier sprake van is, dient daarnaast aangegeven te worden op welke wijze met de mogelijk in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden rekening is gehouden. Hierbij dient ook de historische (stede)bouwkunde en historische geografie te worden meegenomen in de belangenafweging. Aangegeven dient te worden welke conclusies aan de geanalyseerde waarden worden verbonden en op welke wijze deze zijn geborgd in het plan.

De dorpen Middelbert en Engelbert vormen samen een langgerekt bebouwingslint. De bebouwing bestaat voornamelijk uit boerderijen en woonhuizen. In Middelbert staat de 13de-eeuwse Martinuskerk. De Middelberterweg is van groot belang als structuurdrager van de middeleeuwse ontginning.

Op de 'Cultuurhistorische waardenkaart Erfgoed' van de gemeente Groningen is informatie opgenomen over cultuurhistorische waarden. Hieruit blijkt dat in het plangebied geen bijzondere cultuurhistorische waarden aanwezig zijn. Ten noorden van plangebied ligt de karakteristieke boerderij Waiten, Middelberterweg 42. Deze boerderij is op grond van de 'Cultuurhistorische waardenkaart Erfgoed' bijzonder vanwege het exterieur (gevel/muur). Tegenover deze boerderij ligt tussen Middelberterweg 15 en 15a een perceel waar een 13e eeuwse huisplaats ooit stond. Het lichtbruine pand ten zuiden van het plangebied is beeldondersteunend: zie figuur 6.

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP656Middelbweg44a-vg01_0006.jpg"
Figuur 6. Fragment 'Cultuurhistorische waardenkaart, Erfgoed" van gemeente Groningen'

Daarnaast is dit bestemmingsplan ook getoetst aan het ontwerpbestemmingsplan Gebouwd Erfgoed Groningen. Dit bestemmingsplan regelt één onderwerp: vastlegging, behoud en instandhouding van karakteristieke- en beeldondersteunende gebouwen en objecten binnen de grenzen van de voormalige gemeente Groningen. De percelen Middelberterweg 44 en 44a komen niet voor op de Lijst met Beeldondersteunende en Karakteristieke gebouwen en bouwwerken met waardering t.b.v. ontwerp bestemmingsplan Gebouwd Erfgoed Groningen, december 2021.

De voorgestelde ontwikkeling heeft geen gevolgen voor de herkenbaarheid van het lint en of het aansluit bij de karakteristieken hiervan. Verdichting van het lint met een bosbeplanting in de groenstrook wordt sterk afgeraden. De doorzichten tussen de bebouwing is namelijk een essentiële karakteristiek van het lint.

Conclusie
Er is in onderhavig bestemmingsplan alleen sprake van het wijzigen van het gebruik van een aantal opstallen. De hierboven aangehaalde bijzondere cultuurhistorische waarden in de directe omgeving worden niet aangetast. Daarnaast komen de percelen Middelberterweg 44 en 44a niet voor op de Lijst met Beeldondersteunende en Karakteristieke gebouwen en bouwwerken. Dit bestemmingsplan past daarom in het beleid met betrekking tot het behoud van cultuurhistorische waarden en het gebouwd erfgoed.

4.4 Ecologie

Bescherming in het kader van de natuur wet- en regelgeving is op te delen in gebieds- en soortenbescherming.
Sinds 1 januari 2017 is het wettelijk kader ten aanzien van gebieds- en soortenbescherming vastgelegd in de Wet natuurbescherming. Bij gebiedsbescherming heeft men te maken met Natura 2000-gebieden en het Natuur Netwerk Nederland (voorheen EHS). Soortenbescherming gaat uit van de bescherming van dier- en plantensoorten.

Ook moet worden aangetoond dat de gewenste planontwikkeling op de percelen Middelberterweg 44 en 44a te Groningen voor het onderdeel natuur (stikstofdepositie) inpasbaar is. Het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied, Zuidlaardermeergebied, ligt op een afstand van ongeveer 4 kilometer. De percelen grenzen aan de Middelberterplas met oeverlanden. Dit is onderdeel van Natuurnetwerk Nederland (ecologische hoofdstructuur) en is ruimtelijk beschermd in de Provinciale Omgevingsverordening (POV).

Conclusie
Onderzoek in het kader van de Wet natuurbescherming wordt niet noodzakelijk geacht omdat er alleen sprake is van een wijziging van het gebruik. Nu het aantal personen wat op het onderhavige perceel kan verblijven met het gewijzigde gebruik zeker niet zal toenemen, er geen sprake is van bouwactiviteiten en de afstand ten aanzien van de omliggende Natura 2000-gebieden dusdanig groot is, kan worden gesteld dat een stikstofdepositie berekening achterwege kan blijven en dat het initiatief met betrekking tot het aspect ecologie inpasbaar is.

4.5 Water

In onder ander de Europese Kaderrichtlijn water, het Nationaal Waterplan en de adviezen van de Commissie Waterbeheer 21e eeuw is het beleid met betrekking tot het water(beheer) vastgelegd. Het beleid is gericht op het duurzaam behandelen van water. Dit betekent onder andere het waarborgen van voldoende veiligheid en het beperken van de kans op hinder vanwege water.

In de nota Anders omgaan met water is bepaald dat de gevolgen van (ruimtelijke) ontwikkelingen voor de waterhuishouding uitdrukkelijk in onder andere bestemmingsplannen moeten worden overwogen. Hiervoor moet de zogenoemde watertoets worden uitgevoerd. De watertoets is het vroeg informeren (van de waterbeheerder), het adviseren (door de waterbeheerder), het overwegen en beoordelen van waterhuishoudkundige belangen in ruimtelijke plannen en besluiten. Op 22 december 2009 is de Waterwet (Wtw) in werking getreden. Uitgangspunt van de Wtw is een volledig beheer van het watersysteem. Op grond van de Wtw is er ook een goede samenhang tussen het waterbeleid en de ruimtelijke ordening. Ook het Bro bepaalt dat een omgevingsvergunning met ruimtelijke onderbouwingen inzicht moet geven in de gevolgen van het project voor de waterhuishouding en hoe deze gevolgen in planologische ontwikkelingen zijn betrokken. Omdat er alleen sprake is van gewijzigd gebruik en er niet gebouwd gaat worden heeft het plan geen invloed op het watersysteem en de waterketen. Dit betekent dat er verder geen contact hoeft te worden opgenomen met het waterschap Hunze en Aa’s.

Conclusie
De conclusie is dat water geen belemmerende factor is voor het voorliggende bestemmingsplan met de daarin opgenomen bestemmingen en regels.

4.6 Verkeer en parkeren

Het planvoornemen behelst onder andere een kleiner bestemmingsoppervlak m.b.t. de bestemming 'bedrijf'. Het toevoegen van de bestemming 'wonen' leidt niet tot de bouw van een extra woning.

Er dient voldaan te worden aan de geldende gemeentelijke parkeernormen die is vastgelegd in het bestemmingsplan Herziening Parkeren 2021. Op grond van artikel 4.1 van dit bestemmingsplan is de volgende parkeerregel bij bouwen en gebruikswijziging opgenomen: bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor bouwen en/of een omgevingsvergunning voor een wijziging van het gebruik is verzekerd dat voldoende parkeergelegenheid wordt gerealiseerd alsmede in stand wordt gehouden op eigen terrein voor motorvoertuigen en/of (brom)fietsen. Artikel 4.2 geeft aan wanneer er sprake is van voldoende parkeergelegenheid: Er is sprake van voldoende parkeergelegenheid indien voldaan wordt aan de door burgemeester en wethouders vastgestelde beleidsregels met betrekking tot het parkeren, met inbegrip van de daarin opgenomen afwijkingsmogelijkheden. Indien de beleidsregels worden gewijzigd, is sprake van voldoende parkeergelegenheid wanneer aan die gewijzigde regels wordt voldaan.
Er is in onderhavig bestemmingsplan geen sprake van bouwactiviteiten. De belangrijkste wijziging is het omzetten van de bestemming van een bedrijfswoning naar regulier wonen. Omdat ook de bedrijfsoppervlakte wordt verkleind, neemt de parkeerbehoefte zelf af. Het parkeren kan nog steeds op eigen erf plaatsvinden.
Conclusie Er is sprake van een lichte afname van verkeersbewegingen. Er zijn, conform de geldende parkeernormen, voldoende auto- en fietsparkeerplaatsen aanwezig. Het aspect Verkeer en parkeren zorgt niet voor belemmeringen bij deze bestemmingsplanwijziging.

4.7 Milieu

4.7.1 M.e.r.-beoordeling

In het Besluit m.e.r. is aangegeven welke activiteiten in het kader van het bestemmingsplan planmerplichtig, projectmerplichtig of mer-beoordelingsplichtig zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r.-drempelwaarden opgenomen. Wanneer niet voldaan wordt aan de drempelwaarden moet het bevoegd gezag bij de betreffende activiteiten nagaan of mogelijk sprake is van belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu. Daarbij lettend op de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. Deze omstandigheden betreffen:

  • de kenmerken van de projecten;
  • de plaats van de projecten;
  • de kenmerken van de potentiële effecten.

In bijlage D van het Besluit m.e.r. (D 11.2) is de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject opgenomen. Ten aanzien van woningen ligt de drempelwaarde op een aaneengesloten gebied met 2.000 of meer woningen. Dit bestemmingsplan maakt slechts één woning mogelijk en is daarom niet rechtstreeks planmer, projectmer, of mer-beoordelingsplichtig.
Sinds 7 juli 2017 is een aanpassing van het Besluit m.e.r. in werking getreden (artikel 2, lid 5 onder b). Op grond van deze aanpassing is een vormvrije m.e.r.-beoordeling door het bevoegd gezag nodig voor projecten die zijn opgenomen in bijlage D, maar die beneden de drempelwaarden vallen. Dit betekent dat voor elke aanvraag, waarbij een vormvrije m.e.r.-beoordeling aan de orde is, door de initiatiefnemer een aanmeldingsnotitie moet worden opgesteld.

Kenmerken van het project

Ruimtelijk gezien wijzigt er in de toekomstige situatie niet veel. De voormalige dienstwoning Middelberterweg 44, die nu als kantoor fungeert, wordt weer een dienstwoning. Echter in het huidige bestemmingsplan is deze ook al als bedrijfswoning bestemd. De huidige bedrijfsloods blijft gehandhaafd en dient voor opslag van materiaal en materieel met betrekking tot de shovelhandel. De huidige bedrijfswoning aan de Middelberterweg 44a, die via een omgevingsverguning is vergund, zal in dit bestemmingsplan als een reguliere woning worden bestemd.

Het project bestaat dus uit de realisatie van één woning op het perceel Middelberterweg 44a. Het plangebied heeft een oppervlakte van ongeveer 7245 m². Hiermee blijft het project ruim onder de drempelwaarde van 2000 woningen en een oppervlakte van 100 hectare. Er is qua omvang sprake van een relatief klein project. Dit noodzaakt niet tot een volledige m.e.r.-procedure.

Plaats van het project
Het plangebied ligt niet in een gevoelig gebied, zoals een Natura 2000-gebied of een verbindingszone binnen het Natuurnetwerk Nederland. De locatie ligt binnen de stedelijke structuur van Groningen, op een locatie die in het verleden ook al voor woningbouw in gebruik is geweest. Het betreft een plek voor woningbouw. De plaats van het project noodzaakt niet tot een volledige m.e.r.-procedure.

Kenmerken potentiële effecten
Een woningbouwlocatie heeft geen belangrijke uitstraling van milieueffecten naar de omgeving. Te verwachten effecten hangen samen met de verkeersaantrekkende werking en mogelijk veranderingen in de waterhuishouding. Het bereik van het effect van een woningbouwlocatie is lokaal en heeft zeker niet een grensoverschrijdend karakter. Directe effecten zijn alleen aan de orde in de directe omgeving van het plangebied en op de ontsluitende wegen, tot aan de hoofdinfrastructuur. Significante effecten op het milieu zijn niet te verwachten. In de navolgende paragrafen wordt dieper op de effecten van de ontwikkeling op de omgeving en andersom ingegaan. De kenmerken van de effecten van het project noodzaken niet tot het volgen van een volledige m.e.r.-procedure. Uiteraard zal worden voldaan aan alle eisen op het vlak van de ecologie en de flora en fauna.


Conclusie
Door de plaats van het project en de kenmerken van de potentiële effecten treden geen belangrijke negatieve milieugevolgen op. Dit blijkt ook uit de beoordeling van de verschillende milieuaspecten zoals deze in de volgende paragrafen zijn opgenomen.

4.7.2 Bedrijven

Bij het opstellen van een bestemmingsplan dienen in het kader van een goede ruimtelijke ordening alle aspecten en belangen betrokken te worden en zorgvuldig te worden afgewogen. Bij milieuzonering gaat het om de belangenafweging van milieubelastende en milieugevoelige functies. Uitgangspunt hierbij is dat enerzijds ter plaatse van de nieuwe gevoelige functies sprake dient te zijn van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Anderzijds dienen de bestaande bedrijven hun huidige activiteiten binnen de bestaande milieuregelgeving en planologie voor te kunnen zetten en niet te worden beperkt.

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is de ruimtelijk-functionele afstemming tussen bedrijfsactiviteiten, voorzieningen en hindergevoelige functies (waaronder woningen) noodzakelijk. Bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen dient te worden aangetoond dat een planvoornemen buiten de invloedssfeer van eventuele hinderlijke activiteiten in de omgeving valt en daarnaast geen belemmeringen oplevert voor nabijgelegen functies.

Bij deze afstemming kan gebruik worden gemaakt van de richtafstanden uit de basiszoneringslijst van de VNG-publicatie 'Bedrijven en milieuzonering' (2009). Een richtafstand wordt beschouwd als de afstand waarbij onaanvaardbare milieuhinder als gevolg van bedrijfsactiviteiten (betreffende geluid, geur, stof en gevaar) redelijkerwijs kan worden uitgesloten. De grootste afstand is bepalend. De genoemde maten zijn richtinggevend, maar met een goede motivering kan en mag hiervan worden afgeweken.

In de VNG-publicatie Bedrijven en Milieuzonering worden twee omgevingstypen onderscheiden. Bij het omgevingstype 'rustige woonwijk of rustig buitengebied' wordt functiescheiding nagestreefd. Hiertoe worden minimale richtafstanden gehanteerd, waarbij een bepaalde bij een bedrijf of voorziening behorende milieucategorie een zoneringsafstand ten opzichte van hindergevoelige functies inhoudt. Bij het omgevingstype 'gemengd gebied' is sprake van functiemenging. In tegenstelling tot rustige woongebieden zijn in dergelijke levendige gebieden milieubelastende activiteiten op kortere afstand van woningen mogelijk. Hiertoe mogen de aangegeven minimale richtafstanden met één afstandsstap worden verkleind (de afstandsstap van 100 mag naar 50 meter, van 30 naar 10 en van 10 naar 0.).

Een bedrijfswoning die bij de inrichting (bedrijf) hoort, is bij vergunningverlening voor de eigen inrichting geen geluidsgevoelig object. Een nieuwe bedrijfswoning moet voor omliggende bedrijven wel als een geluidsgevoelig object worden beschouwd. Een bedrijfswoning is gewoon een woning. De vraag is of onderzocht moet worden of de transformatie van het gebouw Middelberterweg 44 van kantoor naar dienstwoning getoetst moet worden aan de VNG-publicatie. Hoewel de dienstwoning in 2012 met een buitenplanse afwijking is afgewaardeerd tot kantoor, blijft bij afwijken van het bestemmingsplan de onderliggende bestemming onveranderd.


Nu de dienstwoning Middelberterwerg 44a de functie van een reguliere woning krijgt, moet worden onderzocht of deze binnen de invloedssfeer ligt van eventuele hinderlijke activiteiten van het bedrijf waarvan de ze dienstwoning deel uit maakte. In het onderhavige geval is er sprake van een gemengd gebied. De VNG-brochure geeft de volgende definitie aan voor een gemengd gebied: 'Een gebied met een matige tot sterke functiemenging. Direct naast woningen komen andere functies voor, zoals winkels, horeca en kleine bedrijven. Ook lintbebouwing in het buitengebied met overwegend agrarische en andere bedrijvigheid.' Aan de Middelberterweg bevinden zich naast woningen ook bedrijven en agrarische (bouw)percelen. Ook is er sprake van lintbebouwing.

Nu de bedrijfsactiviteiten zijn afgeschaald en de bestaande bedrijfsloods van 735 m2 alleen nog maar wordt gebruikt voor opslag van materiaal en materieel met betrekking tot de shovelhandel, ressorteert dit bedrijf onder SBI-2008 / 52109: opslaggebouwen. Bij een dergelijk bedrijf geldt geluid met 30 meter als bepalende richtafstand. Omdat er sprake is van een gemengd gebied mag de richtafstand met één afstandsstap worden verkleind tot 10 meter.

Ten aanzien van het bepalen van de afstand tussen de bron en het gevoelige object dient gemeten te worden vanaf het bestemmingsvlak (de bedrijfsbestemming) tot aan daar waar het geluidsgevoelig object (inclusief vergunningsvrije mogelijkheden) gebouwd mag worden. Door de aanleg van een groenstrook bedraagt deze 10 meter. In de toekomstige situatie wordt dus voldaan aan bovengenoemde richtafstand.

Conclusie
Het planvoornemen kan met betrekking tot de aspecten Milieuzonering en Activiteitenbesluit als uitvoerbaar worden geacht.

4.7.3 Geluid (industrie, spoor en weg)

Ten aanzien van geluidshinder is de Wet geluidhinder (Wgh) (2012) van kracht. Doel van deze wet is het terugdringen van hinder als gevolg van geluid en het voorkomen van een toename van geluidshinder in de toekomst. Het onderhavige plan is niet gelegen op een industrieterrein of langs een spoorweg. Daarom is alleen geluidshinder als gevolg van wegverkeerslawaai van belang. In de wet is bepaald dat elke weg in principe een zone heeft, waar aandacht aan geluidshinder moet worden besteed. De Wgh onderscheidt geluidsgevoelige objecten enerzijds en niet-geluidsgevoelige objecten anderzijds.

Binnen het plangebied worden geluidsgevoelige functies mogelijk gemaakt. De Middelberterweg is aangewezen als 30-km/uur zone. Voor ontwikkelingen binnen dergelijke zones is geen toetsing aan de Wet geluidhinder noodzakelijk.


De Middelberterweg is een ondergeschikte route, die alleen een functie voor bestemmingsverkeer heeft. Door het afschalen van het bedrijf zal het bestemmingsverkeer iets afnemen.

Conclusie

Het aspect verkeerslawaai vormt geen belemmering voor dit wijzigingsplan.

4.7.4 Luchtkwaliteit

De Wet Milieubeheer geeft het kwaliteitsniveau aan waaraan de buitenlucht moet voldoen om ongewenste effecten van luchtverontreiniging op de gezondheid van mensen te voorkomen. In deze wet staan luchtkwaliteitsnormen voor onder meer stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10 en PM2,5). Een groot deel van de luchtverontreiniging in Groningen wordt van elders aangevoerd met de wind. Dit geldt vooral voor fijnstof. Met name voor NO2 komen langs drukke wegen verhoogde concentraties voor.


Het 'Verslag luchtkwaliteit 2016 gemeente Groningen' geeft een beeld van de luchtkwaliteit in Groningen. Op de bijbehorende luchtkwaliteitskaart is per locatie/weg aan de hand van kleuren te zien wat de concentratie van luchtverontreiniging is. Het verslag en de kaart zijn gebaseerd op meetgegevens van het RIVM en op gedetailleerde modelberekeningen (conform het Besluit Regeling beoordeling luchtkwaliteit). Het verslag en de luchtkwaliteitskaart staan op het internet. Hierbij kan ook per woning kan worden ingezoomd om de plaatselijke concentraties van stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10) af te lezen.


Uit het verslag luchtkwaliteit en de luchtkwaliteitskaart 2016 blijkt dat in Groningen overal ruimschoots wordt voldaan aan de wettelijke luchtkwaliteitsnormen. Ook komen in Groningen geen situaties voor die uit het oogpunt van gezondheid als 'onvoldoende' moeten worden beoordeeld. Dit betekent dat er vanwege de luchtkwaliteit geen belemmering is voor het vaststellen van het bestemmingsplan.

Projecten die ‘niet in betekenende mate’ (nibm) van invloed zijn op de luchtkwaliteit hoeven op grond van de Wet milieubeheer (Wm) niet te worden getoetst aan de hiervoor gestelde grenswaarden. Een grens van 3% verslechtering van de luchtkwaliteit (een toename van maximaal 1,2 µg/m3 NO2 of PM10) wordt als ‘niet in betekenende mate’ beschouwd. Het project is ‘in betekende mate’ als de toename voor één of beide stoffen hoger is. Van een dergelijke verslechtering van de luchtkwaliteit is sprake wanneer een ruimtelijk plan tot een toename van meer dan 1.853 voertuigbewegingen (van personenwagens) per weekdagetmaal leidt.

Vanuit een goede ruimtelijke ordening is het ook zinvol om inzicht te hebben in de luchtkwaliteit om te beoordelen of de toekomstige gebruikers niet worden blootgesteld aan te hoge concentraties fijnstof. Om dit te toetsen is de luchtkwaliteit gecontroleerd aan de hand van de gegevens van de Atlas voor de Leefomgeving.

Voor PM2,5 geldt vanaf 1 januari 2015 een grenswaarde voor de jaargemiddelde concentratie. Deze bedraagt 25 µg/m3. Geconstateerd wordt dat in 2019 de concentratie fijnstof (PM2,5) 7 µg/m3 bedroeg. Zie figuur 7.

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP656Middelbweg44a-vg01_0007.jpg"

Figuur 7.

Conclusie
Op grond van dit projectplan wordt een lichte afname van verkeersstromen verwacht. Er zal daarom geen verslechtering van de luchtkwaliteit plaatsvinden. Het plan moet worden beschouwd als ‘niet in betekende mate’ van invloed op de luchtkwaliteit. Daarnaast is er sprake van een acceptabele concentratie aan fijnstof. Nader onderzoek naar luchtkwaliteit kan achterwege blijven.

4.7.5 Externe Veiligheid (transport, bedrijven/instellingen en buisleidingen)

Externe veiligheid gaat over het beheersen van de risico's voor de woon- en leefomgeving bij gebruik, opslag en vervoer van gevaarlijke stoffen, zoals vuurwerk, aardgas of LPG. Het aandachtsveld van externe veiligheid richt zich op zowel inrichtingen (bedrijven) waar gevaarlijke stoffen aanwezig zijn als het transport van gevaarlijke stoffen. Dit vervoer kan plaatsvinden over weg, water en spoor en door buisleidingen. Het beleid is erop gericht te voorkomen dat te dicht bij gevoelige bestemmingen activiteiten met gevaarlijke stoffen plaatsvinden. Dit is verankerd in diverse wet- en regelgeving, zoals het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb), Besluit externe veiligheid transportroutes en het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (Activiteitenbesluit). Om na te gaan welke risico’s een rol spelen voor de onderhavige ontwikkeling is de risicokaart geraadpleegd. Een uitsnede van de risicokaart is opgenomen in onderstaand kaartje (figuur 8). In de nabije omgeving is op ruime afstand van ongeveer 450 meter ten oosten van het plangebied een risicobron aanwezig. Hier ligt namelijk een aardgasleiding van de Gasunie.

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP656Middelbweg44a-vg01_0008.jpg"

Figuur 8. Fragment Risicokaart.


Conclusie
Gelet bovenstaande brengt de uitvoering van het planvoornemen geen externe veiligheidsrisico's met zich mee. Daarnaast maakt het planvoornemen geen nieuwe risicobronnen mogelijk die tot veiligheidsrisico's kunnen leiden voor nabijgelegen kwetsbare objecten.

4.7.6 Bodem

Voor de bodemkwaliteit geldt de Wet bodembescherming (Wbb) en het (bijbehorende) Besluit bodemkwaliteit. Met deze regelgeving streeft men naar een duurzaam gebruik van de bodem. Uit de regelgeving vloeit voort dat als het gaat om het realiseren van bouwwerken waarin voortdurend of nagenoeg voortdurend (langer dan twee uur per dag) mensen zullen verblijven, bodemonderzoek nodig kan zijn. Naar aanleiding van een verkennend bodemonderzoek van CSO-Milfact d.d. 3 oktober 2011 is de grond waarop de woning Middelberterweg 44a is gebouwd, gesaneerd. Het kantoor op het perceel Middelberterweg 44 is tot 2011 altijd in gebruik geweest als woning.

Bij het toepassen en hergebruik van grond gelden de regels uit het Besluit en de regeling Bodemkwaliteit en dient tevens de 'Nota Bodembeheer: Beleidsregels voor de toepassing van grond en baggerspecie op landbodem' in acht genomen te worden genomen.

Conclusie
Het gebruik m.b.t. de woning Middelberterweg 44a blijft ongewijzigd, namelijk wonen. De woning Middelberterweg 44 is in het verleden altijd als woning gebruikt. Vanaf 2012 kreeg dit gebouw een kantoorfunctie. In die zin wijzigt de intensiteit van het gebruik (aanwezigheid van personen meer dan twee uur per dag) niet. Kortom een bodemonderzoek kan achterwege gelaten worden.

4.7.7 Kabels, leidingen en straalpaden

In bestemmingsplannen worden uitsluitend kabels en leidingen (gas, water, elektra, rioolpersleidingen) opgenomen die ruimtelijke relevantie hebben en/of van belang zijn in het kader van beheer, externe veiligheid of gezondheidsrisico's. Het gaat dan altijd om de hoofdtransportstructuur. In elk bestemmingsplangebied bevinden zich uiteraard ook kabels en leidingen voor distributie en huisaansluitingen, maar die worden niet in het plan opgenomen.

Conclusie
In het plangebied bevinden zich geen kabels en leidingen die een specifieke bescherming in het bestemmingsplan behoeven.

Hoofdstuk 5 Juridisch toelichting

5.1 Algemeen

Het bestemmingsplan Middelberterweg 44 en 44a voorziet in een actueel en adequaat juridisch kader voor beheer en ontwikkeling van het plangebied. Het is een plan op basis van artikel 3.1 van de Wet ruimtelijke ordening (Wro). Daarmee kunnen met direct recht omgevingsvergunningen worden verleend. De gekozen bestemmingen en de daarbij behorende regels geven helder aan welke functies op welke plaats zijn toegestaan.

Om de nodige flexibiliteit te waarborgen zijn tevens afwijkingsbevoegdheden opgenomen. alsmede een wijzigingsbevoegdheid. Binnen de bestemming 'Wonen' kan onder voorwaarden de situering en de vorm van de op de verbeelding aangegeven bouwvlakken worden gewijzigd dan wel nieuwe bouwvlakken worden aangegeven.


Dit bestemmingsplan is gemaakt conform SVBP2012 (Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012) en het standaardbestemmingsplan van de gemeente Groningen. Daarin zijn de regels gestandaardiseerd. De bestemmingsregels zijn opgemaakt in een vaste indeling en bevatten in principe voor elke bestemming achtereenvolgens: een bestemmingsomschrijving, bouwregels, nadere eisen, afwijken van de bouwregels, specifieke gebruiksregels, afwijken van de gebruiksregels, en waar nodig een vergunningenstelsel voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden.


Het bestemmingsplan is digitaal gemaakt. De digitale verbeelding is variabel in schaal doordat kan worden in- en uitgezoomd, en bezit een meetfunctie. Het digitale plan is raadpleegbaar via het internet op www.ruimtelijkeplannen.nl.


De papieren (analoge) verbeelding bestaat uit één kaartblad met schaal 1:1000. Deze verbeelding is getekend conform de PRABPK 2012 (Praktijkrichtlijn Analoge Bestemmingsplankaart). De verbeelding geeft in samenhang met de regels de bouw- en gebruiksmogelijkheden van de gronden binnen het plangebied aan.

5.2 Geldende bestemmingsplannen en overige regelingen

In het plangebied vigeert momenteel het onderstaande bestemmingsplan. Deze wordt gedeeltelijk door het voorliggend bestemmingsplan vervangen.

Nr.   Bestemmingsplan   Vastgesteld door de gemeenteraad   Goedgekeurd door gedeputeerde staten  
       
523   Lintdorpen en Ruischerbrug   26 juni 2013   n.v.t.  

Naast de bovenstaande bestemmingsplannen geldt voor het plangebied momenteel een aantal aanvullende en uniforme voorschriften. Deze worden eveneens meegenomen en daarmee vervangen door het voorliggend bestemmingsplan. Het betreft onderstaande regelingen.

Nr.   Regeling   Vastgesteld door gemeenteraad  
     
557   Facetherziening Parkeren   8 juni 2016  
591   Herziening Bestemmingsregels Wonen 2   1 april 2020  

5.3 Toelichting op de artikelen

5.3.1 Artikelsgewijze toelichting

De artikelen 1 en 2 bevatten de in het plan gebruikte begrippen en hun definitie, de wijze waarop moet worden gemeten en de manier van omgaan met uitmetingsverschillen.


Met de definitie van een aantal begrippen is, vaak letterlijk, aangesloten bij de definitie, zoals opgenomen in bijlage II bij het Besluit omgevingsrecht (Bor), dat op 1 november 2014 in werking is getreden. De definities 'achtererfgebied', 'bebouwingsgebied', 'daknok', 'dakvoet', 'hoofdgebouw', 'openbaar toegankelijk gebied' en 'voorerfgebied' zijn letterlijk overgenomen en met de definitie van 'erf' is aangesloten bij bijlage II van het Bor. Deze begrippen zijn vooral van belang voor de bij recht toegestane bijbehorende bouwwerken.


Achtererfgebied
Omgevingsvergunningvrije bouwwerken, en dus ook de bijbehorende bouwwerken in dit bestemmingsplan, zijn vaak alleen toegestaan in het achtererfgebied.
Het achtererfgebied is het achtererf en het niet naar openbaar toegankelijk gebied gekeerde zijerf.
De in dit bestemmingsplan opgenomen regeling is gebaseerd op het uitgangspunt dat aan de voorkant van hoofdgebouwen in beginsel niet mag worden gebouwd en aan de achterkant juist wel. Doel is de ruimtelijke kwaliteit van het publieke domein te beschermen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP656Middelbweg44a-vg01_0009.png"

Figuur 9. Achtererfgebied

De grens tussen voor- en achtererfgebied loopt door het hoofdgebouw op 1 meter achter de voorkant. Op 1 meter achter die voorkant komt die lijn uit de zijgevel van het hoofdgebouw; de lijn loopt vervolgens buiten het hoofdgebouw verder, evenwijdig aan het openbaar toegankelijk gebied dat grenst aan het perceel waarop zich het hoofdgebouw bevindt. Meestal bevindt dit openbaar toegankelijk gebied, dus ook het voorerfgebied, zich aan de voorzijde van een perceel. Maar in hoeksituaties bevindt zich ook aan de zijkant van het hoofdgebouw voorerfgebied.

Voor het bepalen van de situering van het achtererf is het van groot belang waar de voorgevel van een hoofdgebouw zich bevindt. Een bestemmingsplan bepaalt waar de voorgevel zich dient te bevinden. Als het bestemmingsplan hierover geen voorschriften geeft, is de feitelijke situatie doorslaggevend. Mede gebaseerd op jurisprudentie zijn er daarbij de volgende aanknopingspunten: de systematiek van huisnummering (dus waar zich het huisnummer bevindt), de zijde van het gebouw waar zich voordeur of hoofdingang bevindt, de plaats waar de brievenbus is aangebracht en de plaats waar de hoofdontsluiting van het perceel zich bevindt.

Bebouwingsgebied
Het bebouwingsgebied is het achtererfgebied met inbegrip van de aan het oorspronkelijk hoofdgebouw toegevoegde bijbehorende bouwwerken. Dit begrip is van belang om te kunnen bepalen hoeveel de maximale oppervlakte bedraagt van bijbehorende bouwwerken die in totaal (bij recht) aanwezig mogen zijn.

Openbaar toegankelijk gebied
Met openbaar toegankelijk gebied wordt bedoeld: gebied dat voor publiek algemeen toegankelijk is. Hieronder valt niet het restgroen dat niet bedoeld is om te betreden, c.q. kleine strookjes langs de gevels van woningen, of brandgangen (vaak paden langs achtertuinen).

Onder openbaar toegankelijk gebied valt ook vaarwater, dat geschikt is om te worden gebruikt door scheepvaart, waaronder pleziervaart, zoals een rivier, gracht, beek, kanaal of wetering. Doorsnee- sloten/smalle watergangen vallen hier niet onder.


Voorerfgebied
Het voorerfgebied betreft het erfdeel dat geen onderdeel uitmaakt van het achtererfgebied.


Het voorerfgebied is het gebied vóór de voorgevel plus 1 meter daarachter èn de delen van het zijerf die naar openbaar toegankelijk gebied zijn gekeerd

Bestemmingsregels

Artikel 3 Bedrijf

Gronden met deze bestemming zijn bestemd voor categorie 1 en 2 bedrijven, of daarmee naar aard en invloed gelijk te stellen bedrijven, met uitzondering van geluidszoneringplichtige en risicovolle inrichtingen. De bestaande bedrijfsloods mag alleen nog maar worden gebruikt voor opslag van materiaal en materieel met betrekking tot de shovelhandel. Deze mag dus niet meer als werkplaats worden gebruikt. De gebouwen mogen uitsluitsel in een aangegeven bouwvlak worden gebouwd.

Artikel 4 Groen

De bestemming Groen omvat de hoofdgroenstructuur in het plangebied. Het gaat hierom groenvoorzieningen, bermen en beplantingen, waterlopen en waterpartijen, waterkeringen en additionele voorzieningen. Op deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd. Alleen bouwwerken, geen gebouw zijnde, zijn toegestaan die gerelateerd zijn aan de bestemming. Deze mogen maximaal 6 meter bedragen.


Artikel 5 Wonen -3

De regels van de bestemming Wonen zijn gericht op behoud en versterking van de ruimtelijke karakteristiek, maar het is niet de intentie het gebied geheel op 'slot' te zetten. Voor de hoofdgebouwen binnen de woonbestemming geldt dat zij uitsluitend binnen het aangegeven bouwvlak mogen worden gebouwd met inachtneming van de aangegeven goot- en/of bouwhoogte en de aangegeven dakhelling. De hoofdgebouwen mogen niet gesplitst worden in meerdere zelfstandige woningen. Uitzondering hierop is splitsing ten behoeve van mantelzorg.

Daarnaast zijn er regels opgenomen over goot- en bouwhoogte, maximale diepte en afstanden tot de zijdelingse perceelsgrenzen met betrekking tot aangebouwde bijbehorende bouwwerken en vrije bijbehorende bouwwerken. Deze bouwwerken mogen inclusief bouwwerken, geen gebouw zijnde, in het achtererfgebied maximaal 90 m² bedragen.

Nadere eisen
In veel van de bestemmingen komt een nadere-eisen-regeling voor. Daarbij kunnen burgemeester en wethouders nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. verblijfssituatie:
    Ten aanzien van de binnen de bestemming toegelaten gebruiksvormen dient rekening gehouden te worden met het instandhouden c.q. tot stand brengen van een redelijke daglichttoetreding, alsmede de aanwezigheid van voldoende privacy.
  • b. het straat- en bebouwingsbeeld:
    Ten aanzien van de binnen de bestemming toegelaten gebruiksvormen dient te worden gestreefd naar het instandhouden c.q. tot stand brengen van een, in stedenbouwkundig opzicht, samenhangend straat- en bebouwingsbeeld. In het algemeen zal bij bebouwing worden gestreefd naar:
    • 1. een goede verhouding tussen bouwmassa en open ruimte;
    • 2. een goede hoogte-breedteverhouding tussen de bebouwing onderling en een samenhang in bouwvorm/architectonisch beeld tussen bebouwing die ruimtelijk op elkaar georiënteerd is.
  • c. de verkeersveiligheid:
    Ten aanzien van de binnen de bestemming toegelaten gebruiksvormen dient rekening te worden gehouden met het instandhouden c.q. tot stand brengen van een verkeersveilige situatie.
  • d. de sociale veiligheid:
    Ten aanzien van de binnen de bestemming toegelaten gebruiksvormen dient te worden voorkomen dat een ruimtelijke situatie ontstaat die onoverzichtelijk, onherkenbaar en niet sociaal controleerbaar is.
  • e. de milieusituatie:
    Ten aanzien van de binnen een bestemming toegelaten gebruiksvormen dient rekening te worden gehouden met de milieuaspecten, zoals hinder voor omwonenden en een verkeersaantrekkende werking.
  • f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden:
    Ten aanzien van de binnen een bestemming toegelaten gebruiksvormen dient rekening te worden gehouden met de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, als deze daardoor kunnen worden beïnvloed.

Algemene regels

Artikel 6 Anti-dubbeltelregel
Dit artikel bevat de anti-dubbeltelregel. De redactie is conform artikel 3.2.4 van het Besluit ruimtelijke ordening. Deze bepaling is ervoor om te voorkomen dat dezelfde grond meer dan eens betrokken wordt bij de toets van de aanvraag om een omgevingsvergunning en daarmee meer gebouwd kan worden dan is toegestaan.

Artikel 7 Algemene gebruiksregels
Dit artikel bevat de gebruiksregels die op alle bestemmingen van toepassing zijn.
In het voorliggend bestemmingsplan zijn geen seksinrichtingen toegestaan. Reden is, dat de burgemeester en het college van burgemeester en wethouders, de raad gehoord, hebben besloten seksinrichtingen te concentreren in één concentratiegebied binnen de Diepenring en in de tippelzone. Daarbuiten wordt vestiging van prostitutie-inrichtingen tegengegaan. Het gemeentelijk beleid heeft onder meer ten doel om het woon- en leefklimaat te beschermen. De strijdigheid met de woonfunctie ontstaat door de ruimtelijke uitstraling door bijvoorbeeld aanstootgevende of storende uiterlijke kentekenen, en/of door de mogelijke verkeers- en parkeeroverlast. Tot slot bevat dit artikel ook een verbod op het vestigen van nieuwe geitenhouderijen zodat de bescherming die het facetbestemmingsplan 'Geitenhouderijen 2023' biedt, voort wordt gezet.


Artikel 8 Algemene afwijkingsregels
Dit artikel bevat een afwijkingsbevoegdheid, die op alle bestemmingen in het plangebied van toepassing zijn. Bedoeling van de bepaling is om relatief kleine afwijkingen van het bestemmingsplan toe te staan, zowel qua omvang als qua functie. Daarnaast is in het derde lid een afwijkingsbevoegdheid gecreëerd voor het toestaan van nieuwe geitenhoudeirjen. Hiermee wordt aangesloten bij de afwijkingsmogelijkheid die reeds op grond van het facetbestemmingsplan 'Geitenhouderijen 2023' bestond. Ondanks een andere formulering van de afwijkingsmogelijkheid ten opzichte van het facetbestemmingsplan 'Geitenhouderijen 2023', verschilt de regel materieel niet. In beide regelingen moet de beoogde geitenhouderij namelijk in overeenstemming zijn met de bouw- en gebruiksregels van de bestemming waarop de initiatiefnemer de geitenhouderij wenst te realiseren.

Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 9 Overgangsrecht
Dit artikel regelt het overgangsrecht. De redactie is conform de artikelen 3.2.1 en 3.2.2 van het Besluit ruimtelijke ordening.


Artikel 10 Slotregel
Dit artikel bevat de zogenaamde slotregel, die bedoeld is voor een eenduidige vastlegging van de naam van het bestemmingsplan.

Interpretatieve gebruiksbepalingen
Interpretatieve gebruiksbepalingen kunnen per bestemming worden opgenomen wanneer binnen die betreffende bestemming behoefte is aan specifieke gebruiksregels of -verboden.


Wijzigingsbevoegdheid
Dit bestemmingsplan bevat geen algemene procedureregels voor wijzigingsplannen. De procedure hiervoor is nu voorgeschreven in artikel 3.9a van de Wet ruimtelijke ordening en heeft rechtstreekse werking. Dit artikel regelt dat deze procedure de weg moet volgen die is voorgeschreven in afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht. Dit betekent een terinzagelegging van 6 weken, gedurende welke zienswijzen kunnen worden ingediend. Burgemeester en wethouders besluiten vervolgens binnen 8 weken over de vaststelling van het wijzigingsplan.


5.3.2 Toelichting regeling van vrije beroepsactiviteiten en bedrijfsmatige

De begrippen aan huis verbonden beroep en vrij beroep worden vaak synoniem gebruikt, zo ook in dit bestemmingsplan. Dit bestemmingsplan biedt de mogelijkheid om deze beroepen -met behoud van de woonfunctie- uit te oefenen in een woning en in de daarbij behorende aangebouwde bijbehorende bouwwerken.


In het algemeen is het verboden om gronden en bouwwerken met een woonbestemming te gebruiken op een wijze of tot een doel in strijd met die woonbestemming. Een ander gebruik dan wonen is daarmee niet toegestaan. In de jurisprudentie is echter bepaald dat het vestigen van een vrij beroep onder voorwaarden niet in strijd is met de woonbestemming (tenzij het bestemmingsplan expliciet het tegendeel bepaalt). Onder een 'vrije beroepsbeoefenaar' wordt verstaan: 'iemand die wordt gevraagd om zijn individuele, persoonlijke kwaliteiten, die in het algemeen op artistiek of academisch/HBO-niveau liggen'. In de praktijk is het onderscheid moeilijk aan te geven. Bij vrije beroepen valt te denken aan: advocaat, accountant-administratieconsulent, alternatieve genezer, belastingconsulent, bouwkundig architect, dierenarts, fysiotherapeut, gerechtsdeurwaarder, huidtherapeut, huisarts, interieurarchitect, juridisch adviseur, kunstenaar, logopedist, makelaar, medisch specialist, notaris, oefentherapeut, organisatieadviseur, orthopedagoog, psycholoog, raadgevend adviseur, redacteur, registeraccountant, stedenbouwkundige, tandarts, tandarts-specialist, (al dan niet beëdigd) tolk-vertaler, tuin- en landschapsarchitect, verloskundige. Het gaat veelal om een eenpersoonsbedrijf.


Volgens de jurisprudentie is de uitoefening van een vrij beroep binnen de woonbestemming slechts toegestaan als het beroep wordt uitgeoefend door de bewoner van het pand, het woonhuis in overwegende mate de woonfunctie behoudt en de ruimtelijke uitwerking of uitstraling van het beroep in overeenstemming is met de woonfunctie.


Dit bestemmingsplan sluit aan bij de jurisprudentie en bezigt de term aan huis verbonden beroepen. Die zijn als volgt gedefinieerd:


het beroepsmatig uitoefenen van activiteiten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied, dat door zijn beperkte omvang in een woning en/ of de daarbij behorende aangebouwde bijbehorende bouwwerken kan worden uitgeoefend, mits:

  • 1. het beroep door de bewoner van het pand wordt uitgeoefend, en
  • 2. de woonfunctie in overwegende mate intact blijft, en
  • 3. waarbij het beroep een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft, die met de woonfunctie in overeenstemming is.

Voor dergelijke activiteiten in een woning en/of de daarbij behorende aangebouwde bijbehorende bouwwerken is geen omgevingsvergunning nodig.

Of een de uitstraling van een bepaald gebruik in overeenstemming is met de functie woondoeleinden wordt beoordeeld aan de hand van de volgende criteria:

  • 1. de aard van het gebruik
  • 2. de omvang van het gebruik
  • 3. de intensiteit van het gebruik

Ad a. Bij de 'aard' van het gebruik kan men denken aan een beroep dat naar zijn aard (ernstige) hinder voor zijn omgeving oplevert, of dat naar zijn aard grote verkeersproblemen zal opleveren. Het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer of een onevenredige parkeerdruk veroorzaken.


Ad b. Bij de 'omvang' van het gebruik is relevant of het gebruik meerdere ruimten of gebouwen in beslag neemt, welk gedeelte van het gebouw door het gebruik in beslag wordt genomen, hoeveel vierkante meter het gebruik in beslag neemt.

Ad c. Bij de 'intensiteit' van het gebruik kan worden gedacht aan frequent of incidenteel gebruik.


Als volgens de criteria blijkt dat de uitstraling van het gebruik niet te rijmen valt met de woonbestemming, dan is het gebruik strijdig met de woonbestemming.


Aan huis verbonden beroepen in een vrijstaand bijbehorend bouwwerk
Een aan huis verbonden beroep mag in beginsel alleen worden uitgeoefend in de woning of in aangebouwde bijbehorende bouwwerken. Voor het uitoefenen van een aan huis verbonden beroep in vrijstaande bijbehorende bouwwerken is een omgevingsvergunning nodig om af te mogen wijken van het bestemmingsplan. Hiertoe is een bevoegdheid voor burgemeester en wethouders opgenomen in lid 25.6.

Hoofdstuk 6 Participatie, inspraak en overleg

6.1 Participatie

Participatie

Op grond van artikel 2 lid 4 Algemene inspraakverordening Groningen 2005 hoeft er geen inspraak plaats te vinden als het gaat om een wijziging van beleid of van een besluit van algemene strekking van ondergeschikte betekenis. Deze bestemmingsplanwijziging is van ondergeschikte betekenis omdat de ruimtelijke impact wordt verminderd door het verplaatsen van de hoofdactiviteiten van het bedrijf. Bovendien is voor de huidige vrijstaande dienstwoning al een vergunning uitgegeven. Het huidige kantoor was voorheen een bedrijfswoning en wordt met deze wijziging weer als bedrijfswoning in gebruik genomen. Verder gaat het hier om een bestemmingsplanwijziging in een buurt met weinig omwonenden en heeft de eigenaar bevestigd dat hij de naaste buren op de hoogte heeft gesteld van zijn plannen. Op deze manier is er voldoende participatie gegeven aan het project.

6.2 Inspraak

Ontwerp bestemmingsplan
In het kader van de bestemmingsplanprocedure, zoals bepaald in de Wet ruimtelijke ordening, ligt het ontwerpbestemmingsplan zes weken ter inzage. Binnen deze termijn kan eenieder een zienswijze indienen. Dan zal duidelijk worden hoe men tegen het plan aankijkt.

Indien noodzakelijk wordt het bestemmingsplan aangepast aan de hand van de zienswijzen. Vervolgens wordt het bestemmingsplan al dan niet gewijzigd vastgesteld. Na de vaststelling wordt het bestemmingsplan nogmaals zes weken ter inzage gelegd. Tijdens deze periode bestaat de mogelijkheid tot het indienen van beroep bij de Raad van State

6.3 Overleg

Volgens artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening pleegt de gemeente met betrekking tot dit bestemmingsplan overleg met de besturen van betrokken gemeenten, waterschappen en diensten van provincie en Rijk. Versnelling van besluitvormingsprocedures is één van de doelstellingen van de Wet ruimtelijke ordening. Als mogelijke vertrager in de procedure is het vooroverleg genoemd. Het overleg dient dan ook beperkt te blijven tot die overheidsinstanties waarmee overleg werkelijk noodzakelijk is.

Het plan is voor het overleg ex artikel 3.1.1. Besluit ruimtelijke ordening verzonden aan Waterschap Hunze en Aa's en provincie Groningen.

Hoofdstuk 7 Uitvoerbaarheid / exploitatie

Onderzoek naar de economische uitvoerbaarheid van bestemmingsplannen heeft in het algemeen betrekking op nieuwe ontwikkelingen waarvoor bestemmingsveranderingen nodig zijn en die door de gemeente worden gerealiseerd. Het bestemmingsplan Middelberterweg 44 en 44a heeft echter betrekking op een reeds bebouwd deel van de gemeente, waarbij de ontwikkelingen aan het particuliere initiatief worden overgelaten. De door de gemeente te maken kosten bestaan uitsluitend uit plankosten en de kosten van onderzoek, dat nodig is met het oog op de voorbereiding van het plan. Deze uitgaven komen ten laste van de algemene middelen van de gemeente.

De geprojecteerde ontwikkeling betreft een particulier initiatief van de aanvrager en zal op eigen grondgebied plaatsvinden. Uit het project vloeien geen financiële consequenties voor de gemeente voort. De te maken kosten worden gedekt door de leges en door kostenverhaal op grond van de met de initiatiefnemer af te sluiten exploitatie-overeenkomst. Er zijn geen inrichtings- of faseringseisen e.d. zoals bedoeld in artikel 6.12 Wro nodig. Dit betekent dat van een exploitatieplan wordt afgezien: de kosten worden op andere wijze verzekerd en het stellen van verdere eisen via een dergelijk plan is niet nodig.