Plan: | Fietsroute Plus Groningen - Ten Boer |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0014.BP650FietsroutePls-vg01 |
De Provincie Groningen wil een hoogwaardig fietsnetwerk realiseren rondom de stad Groningen om de stad beter en aantrekkelijker bereikbaar te maken voor fietsers. Een deel van het fietspad tussen Groningen en Ten Boer is reeds gerealiseerd. Het laatste deel van het fietspad, Vorktand Zuid, moet nog worden aangelegd. De locatie van het laatste deel ligt op grond van de gemeente Groningen, binnen de agrarische bestemming in het bestemmingsplan Buitengebied. Binnen deze bestemming is de aanleg van een fietspad niet toegestaan.
Om de ontwikkeling juridisch-planologisch toch te kunnen regelen, is dit bestemmingsplan opgesteld.
Het plangebied ligt in het buitengebied aan de oostzijde van de stad Groningen, grenzend aan de wijk Lewenborg. De globale ligging van het plangebied is weergegeven in figuur 1.1.
Figuur 1.1 Ligging plangebied
Het plangebied is juridisch-planologisch geregeld in het bestemmingsplan Buitengebied, dat is vastgesteld op 25 april 2012. Het plangebied heeft hierin de bestemming 'Agrarisch'. Binnen deze bestemming is de uitoefening van een agrarisch bedrijf met een grondgebonden agrarische bedrijfsvoering toegestaan, en onder meer wegen en paden. Een fietspad is binnen de geldende bestemmingen niet bij recht mogelijk. Ook biedt het bestemmingsplan geen algemene afwijkings- of wijzigingsregels waarmee de gewenste uitbreiding mogelijk kan worden gemaakt. Een uitsnede van de verbeelding van het geldende bestemmingsplan is opgenomen in figuur 1.2.
Figuur 1.2 Uitsnede geldende bestemmingsplan met globale ligging plangebied aangegeven
Op een gedeelte van het plangebied is de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 2' en 'Waarde - Archeologie 1A' van toepassing. Hiermee worden eventueel voorkomende archeologische waarden beschermd.
Na deze inleiding, wordt in hoofdstuk 2 ingegaan op de huidige situatie en het voorgenomen plan. Dit wordt in de hoofdstukken 3 en 4 getoetst aan het beleid en de milieu- en omgevingsaspecten. Hoofdstuk 5 geeft een uitleg aan de juridische regeling van het bestemmingsplan, hoofdstuk 6 gaat tenslotte in op de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.
In dit hoofdstuk staat een beschrijving van de huidige en de nieuwe situatie. De huidige situatie is de basis waarin de nieuwe situatie een goede plaats moet krijgen.
Het plangebied waar het laatste deel van de fietsroute Groningen - Ten Boer wordt gerealiseerd, ligt ten zuiden van het Edonbos. Het tracé loopt door extensief beheerde weilanden en doorkruist een aantal watergangen. Op figuur 2.1 is de huidige situatie van het plangebied weergegeven.
Figuur 2.1 Huidige situatie plangebied fietspad Vorktand Zuid
De provincie Groningen heeft geld beschikbaar gesteld voor de aanleg van een Fietsroute Plus tussen Groningen en Ten Boer (Figuur 2.2) Een Fietsroute Plus is een fietspad dat breder en comfortabeler is dan een gewoon fietspad. Door de aanleg van een Fietsroute Plus moet fietsen prettiger en veiliger worden, waardoor op afstanden tot vijftien kilometer meer mensen voor de fiets kiezen dan voor de auto. Een groot gedeelte van de Fietsroute Plus tussen Groningen en Ten Boer is reeds aangelegd. In de voorgenomen situatie wordt op de gronden ten zuiden van het Edonbos (zie figuur 2.2 - onderbroken lijn) het laatste deel van de Fietsroute Plus Groningen - Ten Boer gerealiseerd. Het tracé loopt voornamelijk door weilanden. Op een aantal punten doorkruist het tracé zijsloten.
Figuur 2.2 Traject Fietsroute Plus Groningen Ten Boer
In dit hoofdstuk komen enkele beleidsstukken aan bod die een directe doorwerking hebben op de beoogde ontwikkeling. Daarbij wordt ingegaan op rijks-, provinciaal en gemeentelijk beleid.
In de Nota Mobiliteit is het verkeers- en vervoersbeleid op rijksniveau beschreven. Het kabinet wil de mobiliteitsgroei zó accommoderen, dat betrouwbare, vlotte en veilige verplaatsingen van A naar B mogelijk zijn binnen de (inter)nationale wettelijke en beleidsmatige kaders van milieu en leefomgeving.
Veiligheid, duurzaamheid en omgevingskwaliteit moeten zo weinig mogelijk lijden onder toename van mobiliteit. Rijk, provincies, gemeenten en waterschappen zijn hiervoor gezamenlijk verantwoordelijk.
In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (2012) wordt de rijkstaak over de ruimtelijke ordening beperkt tot zaken van nationaal belang. Daarbij vervangt deze structuurvisie de eerdere Nota Ruimte en de Nota Mobiliteit. In de structuurvisie ligt het accent op zaken van nationaal belang zoals landelijke hoofdwegen. De door dit bestemmingsplan mogelijk gemaakte Fietsroute Plus valt daar niet onder.
De rol van het Rijk binnen het fietsbeleid is vrij beperkt: het Rijk is van mening dat de uitvoering van het fietsbeleid voornamelijk een verantwoordelijkheid is van de decentrale overheden. Dit onderhavige plan speelt zich af op lokaal niveau en heeft verder geen duidelijk herkenbare relatie met het ruimtelijke ordeningsbeleid op nationaal niveau. Wel kan er nog verwezen worden naar raakvlakken met de volgende nationale belangen.
Nationaal belang 5: Een robuust hoofdnet van wegen, spoorwegen en vaarwegen rondom en tussen de belangrijkste stedelijke regio’s inclusief de achterlandverbindingen.
Het Rijk wil investeringen in wegen, meer in samenhang met spoorwegen en vaarwegen doen. Door de investeringen in de diverse modaliteiten (evenals de maatregelen van decentrale overheden voor het openbaar vervoer en de fiets) als een integraal pakket te beschouwen, ontstaan kansen voor verbeteringen in het mobiliteitssysteem als geheel en versterking van multimodale knooppunten (voor personen en goederen) daarbinnen. Samenwerking tussen het Rijk, decentrale overheden en het bedrijfsleven is essentieel om deze knooppunten te realiseren. Het aanleggen van fietsroutes draagt dus bij aan het Rijksbeleid.
Nationaal belang 6: Betere benutting van de capaciteit van het bestaande mobiliteitssysteem.
In het beter benutten van het woon-werkverkeer binnen stedelijke regio’s en het verbeteren van het voor- en natransport speelt de fiets een belangrijke rol. Daarbij gaat het ook om elektrische fietsen, scooters en andere kleinschalige modaliteiten (Segway, Skeelers).
De verantwoordelijkheid voor het fietsbeleid en de aanleg van bijbehorende infrastructuur liggen bij de decentrale overheden. Hierbij hoort ook het realiseren van goede verbindingen tussen woon- en werkgebieden (‘fietssnelwegen’) om de spitsreiziger de mogelijkheid te bieden de fiets te kiezen.
In de hoofdtekst van de SVIR wordt expliciet geen aandacht besteed aan het onderwerp “fiets”. In bijlage 6 van de SVIR staan de essentiële onderdelen van beleid uit de PKB Nota Mobiliteit (NoMo), deel IV die (gewijzigd) van kracht blijven. Over de modaliteit “fiets” wordt het volgende vermeld:
“Alle beheerders van wegen, spoorwegen en vaarwegen hebben bij de aanleg en aanpassing van infrastructuur (mede)verantwoordelijkheid voor het zo veel mogelijk in stand houden en verbeteren van kruisende routes voor fiets- en wandelverkeer. De decentrale overheden inventariseren vooraf de effecten van infrastructurele maatregelen op de mogelijkheden voor en de aantrekkelijkheid van wandelen en fietsen.
Alle overheden stimuleren het lopen en het gebruik van de fiets als hoofdvervoermiddel en als schakel in de ketenverplaatsing van deur-tot-deur. Decentrale overheden en waterschappen doen dit onder meer door te zorgen voor een fietsnetwerk dat voldoet aan de verkeerskundige hoofdeisen: samenhang, directheid, aantrekkelijkheid, veiligheid en comfort. De overheden zorgen bovendien voor parkeervoorzieningen voor fietsers die op het gebied van kwaliteit, kwantiteit en locatie voldoen aan de vraag. Voor de realisering van het fietsnetwerk nemen zij in de PVVP’s, RVVP’s en het gemeentelijk beleid een doel voor 2020 op.”
De ontwikkeling van de Fietsroute Plus zorgt ervoor dat er een nieuwe, snelle route voor de fietsers ontstaat, waarmee de bereikbaarheid vergroot wordt en dat automobilisten moet verleiden tot de overstap naar de fiets.
Geconstateerd kan worden dat het initiatief zich voegt naar het nationaal ruimtelijk ordeningsbeleid.
In het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) heeft het Rijk in 2011 vastgelegd hoe de nationale belangen uit de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) moeten 'doorwerken' in de ruimtelijke plannen van de decentrale overheden. Het deel van de Fietsroute Plus Groningen - Ten Boer is niet in strijd met het gestelde in het Barro.
In het Bro (artikel 3.1.6) is geregeld dat een toelichting bij een ruimtelijk plan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, moet voorzien in duurzame verstedelijking. Het artikel is op 12 mei 2017 gewijzigd. Deze wijziging is op 1 juli 2017 in werking getreden. Voor dit project wordt getoetst aan deze nieuwe regeling, die inhoudt dat de toelichting bij ruimtelijke plannen die een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling bevat. Indien het project die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, moet er ook gemotiveerd worden waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.
De in dit project voorziene ontwikkeling wordt niet aangemerkt als een stedelijke ontwikkeling als bedoeld in het Bro. Artikel 3.1.6, tweede lid, van het Bro is daardoor niet van toepassing is. Wat betreft de behoefte wordt verwezen naar het provinciale en gemeentelijke beleid.
Het Provinciaal beleid, en zeker met betrekking tot fietsverkeer, kent in Groningen een behoorlijke traditie. Al in 2002 heeft de provincie een Beleidsnota Fiets vastgesteld (geactualiseerd in 2012). Deze nota was een uitwerking van het in het Provinciaal Omgevingsplan uit 2000 op hoofdlijnen beschreven beleid ten aanzien van de fiets. Inmiddels is er in 2016 een nieuwe Omgevingsvisie vastgesteld waarin staat dat de provincie, vanuit een oogpunt van duurzaamheid, het fietsgebruik wil stimuleren. Het huidige college van Gedeputeerde Staten wil het fietsbeleid zelfs intensiveren. Er zijn in de afgelopen jaren verschillende ontwikkelingen geweest die een plek zouden moeten krijgen in het fietsbeleid, zoals de opmars van de elektrische fiets, krimp, landbouwverkeer en veranderingen in het gebruik van infrastructuur. De provincie kent een aantal beleidskaders die zich verhouden met de realisering van deze Fietsroute Plus.
Het provinciaal beleid is vastgelegd in het coalitieakkoord en de omgevingsvisie. Dit zijn de beleidskaders voor de periode 2019-2023.
De Omgevingsvisie provincie Groningen 2016-2020 (vastgesteld op 1 juni 2016) vormt de basis voor de meeste plannen die de provincie de komende jaren maakt. Hierin staat het provinciale omgevingsbeleid rondom milieu, verkeer en vervoer, water en ruimtelijke ordening. Er zijn zes grote opgaven waar de provincie de komende jaren in het bijzonder aan wil werken: Leefbaarheid, Circulaire Economie, Gaswinning, Waddengebied, Energietransitie en Erfgoed, ruimtelijke kwaliteit en landschap.
Nadien is deze omgevingsvisie enkele keren gewijzigd. De wijzigingen zijn verwerkt in een geconsolideerde versie van de Omgevingsvisie (20 februari 2019). De geconsolideerde versie is de meest actuele versie van de omgevingsvisie.
Fietsroute Plus
In de Omgevingsvisie van de provincie Groningen staat beschreven dat de provincie het gebruik van de fiets stimuleert door het op orde houden en verbeteren van de fietsinfrastructuur, de aanpak van de verkeersonveiligheid, het faciliteren van ketenmobiliteit, het promoten van de bestaande voorzieningen/mogelijkheden en het stimuleren van gemeenten om dit samen met de provincie te doen.
Daarom legt de provincie onder andere Fietsroutes Plus aan tussen herkomst- en bestemmingsgebieden met grote vervoersstromen. Een Fietsroute Plus is een hoogwaardig fietspad met meer comfort, ruimte en een betere doorstroming.
Hoofddoelen daarbij zijn:
Verder ziet de provincie dat de opkomst van de e-bike een nieuwe impuls geeft aan het fietsen. De verwachting is dat de fiets een volwaardige rol in de vervoersmogelijkheden kan vervullen, zowel daar waar openbaar vervoer en wegen tegen de grenzen van hun capaciteit aan lopen, als daar waar voorzieningen op grotere afstand komen te liggen.
Voor 2020 wil de provincie beschikken over de volgende Fietsroutes Plus:
De fietsroute in het plangebied maakt hier deel van uit en is dus in overeenstemming met dit beleid.
De inzet van deze beleidsnota en dus het fietsbeleid is als volgt. Wanneer een deel van de Groningers de auto laat staan om vaker de fiets te gebruiken, al is het maar één of twee dagen per week, dan kan daarmee een bijdrage worden geleverd aan het bereikbaar en leefbaar houden van de stedelijke gebieden. Vooral op afstanden tot 15 kilometer is de fiets een uitstekend alternatief voor de auto. De provincie Groningen zet zich hiervoor in door het op orde houden en verbeteren van de fietsinfrastructuur, de aanpak van de verkeersonveiligheid, het faciliteren van ketenmobiliteit, het promoten van de bestaande voorzieningen en mogelijkheden en het stimuleren van gemeenten om dit samen met de provincie te doen.
De hoofddoelstellingen van de Beleidsnota Fiets zijn:
De aanleg van de Fietsroute Plus Groningen - Ten Boer past binnen dit beleid. Door een betere fietsverbinding te realiseren tussen Groningen en Ten Boer wordt gepoogd het fietsgebruik tussen stad en dorp te stimuleren.
Met de Fietsstrategie 2016-2025 wil de provincie meer Groningers op de fiets krijgen. De fiets is duurzaam, stoot geen uitlaatgassen uit en zorgt voor beweging. Nieuwe ontwikkelingen, zoals de opkomst van de elektrische fiets en de snelle 'high speed pedelec', bieden mogelijkheden voor het verkeer- en vervoerbeleid van de provincie.
In de fietsstrategie zijn vijf strategieën opgenomen:
De fietsstrategie sluit aan bij het beleid van de provincie om het gebruik van schone vervoermiddelen, zoals bus, trein en fiets te stimuleren en daarbij te kiezen voor groene en slimme (vernieuwende) oplossingen. Dit verbetert de leefbaarheid en gezondheid in onze provincie.
Slimme verbindingen
Voor de strategie is het netwerk van fietspaden in Groningen onderzocht en bekeken waar verbeteringen mogelijk zijn. Door de opkomst van bijvoorbeeld de elektrische fiets is het nodig om veel fietspaden te verbreden. Bijvoorbeeld door meer Fietsroutes Plus aan te leggen, zoals tussen Groningen en Ten Boer, Groningen en Winsum en tussen Groningen en Leek. Dit zijn brede en comfortabele fietsverbindingen tussen de stad en plaatsen die daar maximaal 15 kilometer vanaf liggen. Daarnaast wil de provincie Regionale hoofdfietsroutes van een hogere kwaliteit aanleggen. Dat zijn fietsverbindingen tussen belangrijke regionale kernen, zoals Winschoten, Veendam en Stadskanaal en omliggende plaatsen.
Op 1 juni 2016 hebben Provinciale Staten de Omgevingsverordening provincie Groningen 2016 vastgesteld. Nadien is deze verordening enkele keren gewijzigd. De wijzigingen zijn verwerkt in een geconsolideerde versie van de Omgevingsverordening (20 februari 2019). De geconsolideerde versie is de meest actuele versie van de verordening.
De ontwikkeling voor het laatste deel van de Fietsroute Plus Groningen - Ten Boer moet in overeenstemming zijn met het provinciale beleid ook al vloeit het direct voort uit de wens van de Provincie. Dat betekent dat in de toelichting op een bestemmingsplan dat betrekking heeft op het buitengebied, inzicht wordt gegeven in:
Deze punten zijn allen in deze onderbouwing behandeld.
Stilte en duisternis
Verder bevat een toelichting op een bestemmingsplan dat betrekking heeft op het buitengebied, inzicht hoe met de aspecten stilte en duisternis rekening is gehouden. De provincie Groningen is één van de donkerste gebieden van Nederland. Duisternis is een kernkarakteristiek van de provincie Groningen. De provincie Groningen neemt maatregelen om de lichthinder (en het energiegebruik) door openbare verlichting langs provinciale wegen en fietspaden te verminderen. Alleen op de plekken waar de verkeersveiligheid dat vraagt (zoals kruispunten) zal verlichting worden geplaatst bij de fietsroute.
In de Omgevingsvisie van gemeente Groningen (vastgesteld op 26 september 2018) worden strategische keuzes gemaakt voor de toekomstige ontwikkeling van de stad, met het accent op de fysieke leefomgeving. Een belangrijk uitgangspunt voor de omgevingsvisie is dat de fiets het belangrijkste vervoersmiddel blijft. De leefkwaliteit wordt sterk bepaald door de wijze waarop mensen zich door de gemeente verplaatsen. De gemeente blijft daarom volop inzetten op de fiets, omdat dit een grote bijdrage kan leveren aan de opgaven van de gemeente Groningen.
De Fietsroute Plus sluit goed aan op dit uitgangspunt van de Omgevingsvisie. Fietsmobiliteit wordt hiermee gestimuleerd.
In 2015 heeft de stad Groningen een fietsstrategie opgesteld met daarin vijf strategieën.
Deze zijn als volgt:
1 De fiets eerst
Bij het inpassen van nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen denkt de gemeente Groningen vanaf het begin vanuit de fiets. Immers, de fiets is het belangrijkste vervoermiddel in de stad. Daarbij hoort een veilig en goed onderhouden fietsnetwerk.
2 Een samenhangend fietsnetwerk.
Essentieel voor de Groninger economie zijn goede fietsverbindingen naar openbaar vervoer knooppunten, naar belangrijke economische trekkers (de dynamo's) en naar de regio. De Fietsroutes Plus zijn bedoeld om scholieren en forensen snel en comfortabel van en naar de stad te brengen. Deze routes zijn concurrerend met de auto. De stadsassen leiden verder de stad in richting de binnenstad en de grootste economische trekkers. Het comfort en de snelheid van het hoofdnetwerk hebben nog niet de gewenste kwaliteit. Daarom wil de gemeente Groningen het hoofdnetwerk verbreden, fietspaden van topkwaliteit en ontbrekende schakels aanleggen.
Figuur 3.1 Hoofdfietsnetwerk van de gemeente Groningen
3 Ruimte voor de fiets
De stad Groningen ziet de voordelen van de fiets. Ook weet de stad Groningen dat verdere groei belangrijk is voor de stad en pakt het de gevolgen van de groei aan. De stad Groningen verbetert het fietsnetwerk en maakt nieuwe Slimme Routes. Daarnaast wordt de fiets letterlijk meer ruimte gegeven op verscheidene locaties.
4 Fietsparkeren op maat
Bij het fietsparkeren in de binnenstad maakt de gemeente duidelijke keuzes die aansluiten bij de stallingsbehoefte van bezoekers en werknemers:
Belangrijk is dat kort en middellang parkeren gratis blijft.
5 Het verhaal van Groningen Fietsstad
De stad wil Groningen Fietsstad duidelijk en permanent promoten. Zo wil de stad Groningen bereiken dat de fiets nog meer gebruikt wordt voor woon-werkverkeer. En dat er nog vaker recreatief gefietst wordt om gezond te genieten van stad en ommeland. Maar de stad wil ook bereiken dat fietsers zich actiever en bewuster gaan gedragen, zodat zelflerend gedrag vanzelfsprekend wordt. De gemeente wil inspireren en uitnodigen om zelf innovatieve fietsideeën te bedenken.
De Fietsroute Plus strookt in bijzondere mate met de strategieën.
Uit de Europese en Nederlandse wet- en regelgeving vloeit een aantal randvoorwaarden voor de ruimtelijke ordening voort. In dit hoofdstuk worden deze omgevingsaspecten en de betekenis voor dit bestemmingsplan beschreven. Zo komen de milieuaspecten water, ecologie, archeologie en externe veiligheid aan bod.
Daarnaast dient vanuit de Provinciaal Omgevingsvisie Groningen 2016-2020 (en de daaruit voortvloeiende Omgevingsverordening Provincie Groningen 2016) met een aantal zaken rekening te worden gehouden.
Toetsingskader
Op grond van hoofdstuk 7 van de Wet milieubeheer en het Besluit milieueffectrapportage (Besluit m.e.r.) is het noodzakelijk om ten behoeve van een inpassingsplan dat kaderstellend is voor - of een besluit neemt over - projecten met grote milieugevolgen, een milieueffectrapportage te doorlopen.
Het inpassingsplan heeft betrekking op de aanleg van een fietspad. Fietspaden maken geen onderdeel uit van de C- en D-lijst van het Besluit-m.e.r. De maatregelen zijn hiermee niet direct m.e.r.-plichtig of m.e.r.-beoordelingsplichtig.
Toetsing
Op grond van het ontbreken van belangrijke nadelige effecten voor het milieu (zoals blijkt uit de voor dit project opgestelde onderzoeken), is de conclusie gerechtvaardigd dat een m.e.r.-procedure, en daarmee het opstellen van een MER, niet nodig is.
Toetsingskader
Met de Wet natuurbescherming (Wnb) zijn alle bepalingen met betrekkingen tot de bescherming van natuurgebieden en dier- en plantensoorten samengebracht in één wet. De Wnb implementeert diverse Europeesrechtelijke regelgeving, zoals de Vogelrichtlijn in de Nederlandse wetgeving. In de Wnb wordt een onderscheid gemaakt tussen gebiedsbescherming en soortenbescherming.
Daarnaast is in elke provinciale verordening een uitwerking van de Wnb opgenomen. In de provincie Groningen wordt vrijstelling verleend voor het weiden van vee en voor het op of in de bodem brengen van meststoffen. In verband met de uitvoering van werkzaamheden in het kader van ruimtelijke ontwikkeling en inrichting, de uitvoering van werkzaamheden in het kader van bestendig beheer of onderhoud aan vaarwegen, watergangen, waterkering, waterstaatswerken, oevers, vliegvelden, wegen, spoorwegen, of bermen, of in het kader van natuurbeheer, de uitvoering van werkzaamheden in het kader van bestendig beheer of onderhoud in de landbouw of bosbouw of bestendig gebruik worden vrijstellingen verleend ten aanzien van de soorten genoemd in bijlage II bij de provinciale verordening.
Gebiedsbescherming
De Wnb kent diverse soorten natuurgebieden. De Natura 2000-gebieden zijn door de minister van Economische Zaken en Klimaat aangewezen gebieden die deel uitmaken van het Europese netwerk van natuurgebieden. Daarnaast bestaat het Natuurnetwerk Nederland (NNN) uit gebieden die worden aangewezen in de provinciale verordening. Binnen de NNN-gebieden mogen in beginsel geen ruimtelijke ontwikkelingen plaatsvinden.
Toetsing
Het plangebied bevindt zich in het buitengebied van de gemeente Groningen. Het gebied maakt geen deel uit van Natuurnetwerk Nederland of Natura 2000-gebieden. Wel ligt direct ten noorden van het projectgebied het Edonbos, dat is aangeduid als Natuur buiten Natuurnetwerk Nederland.
De gemeente Groningen geeft aan dat natuur in de stad belangrijk is voor de gezondheid en welzijn van mensen. De historische en natuurlijke kwaliteiten van de landschappen rond de stad zijn goed bewaard gebleven. Van belang is dat de stedelijke groengebieden met elkaar in verbinding staan. Hierdoor kunnen soorten zich over grote afstanden verplaatsen, waardoor hun leefgebieden groter worden, de overlevingskans stijgt en de soortenrijkdom toeneemt. De gemeente Groningen streeft die verbinding bewust na. Het geheel aan groengebieden en groene verbindingswegen in de stad noemt zij de Stedelijke Ecologische Structuur (SES). Het fietspad grenst aan deze vastgestelde ecologische hoofdstructuur (SES 2014), maar maakt er geen onderdeel vanuit.
Tussen Kardinge en Meerstad komt een natuurverbinding tot stand die de schakel vormt tussen het Zuidlaardermeer en Dannemeer. De visie 'Kardings Ontzet' en het plan voor de aanleg van deze ecologische zone is ontstaan vanuit een burgerinitiatief waarbij expertise en ondersteuning werd gezocht van ecologen van gemeente, provincie en natuur- en landschapsorganisaties. Het nieuw aan te leggen fietspad komt aan de oostkant uit op deze ecologische noord-zuid zone.
Conform het zaaibeleid van de gemeente Groningen worden de bermen ingezaaid met het kruidenmengsel Hoogeland van Cruydt-Hoeck dat in samenwerking met de gemeente Groningen is ontwikkeld.
Met de ontwikkeling worden geen beschermde natuurgebieden aangetast.
Soortenbescherming
In de Wnb wordt onderscheid gemaakt tussen soorten die worden beschermd in de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn en daarnaast de overige soorten. De Wnb bevat onder andere verbodsbepalingen ten aanzien van het opzettelijk vernielen of beschadigen van nesten, als bedoeld in artikel 1 van de Vogelrichtlijn.
Toetsing
Het doelsoortenbeleid voor deelgebied Noord is gebaseerd op het Hogeland. Bij de ontwikkeling van dit beleid met bijbehorende biotopen, doelsoorten en begeleidende soorten, is de werkwijze zoals geformuleerd in de nota 'Doelsoortenbeleid: Criteria voor de ontwikkeling van de SES' gevolgd. Het projectgebied grenst aan het SES-gebied, zodat rekening moet worden gehouden met de aandachtspunten zoals die voor dit gebied van toepassing zijn.
Ten behoeve van dit plan is een quickscan naar beschermde flora en fauna uitgevoerd. Hieruit zijn de volgende conclusies te trekken:
Naar aanleiding van de conclusies uit het onderzoek zijn de volgende vervolgstappen benodigd:
Door aan bovenstaande maatregelen te voldoen, is geen ontheffing nodig voor dit plan. Het onderzoek is opgenomen als bijlage 1.
Stikstof
De aanleg van een fietspad kan effect hebben op nabijgelegen natuurgebieden. Stikstofgevoelige gebieden kunnen in gevaar komen door uitstoot van stikstof. Bij de aanleg kan er een toename zijn van stikstofuitstoot. Deze stikstofuitstoot is het gevolg van extra verkeer of verkeer dat dichter bij de natuurgebieden komt.
Toetsing
Gezien de ligging bij het Edonbos en de nabijheid van Natura 2000 gebied, heeft een stikstofberekening plaatsgevonden (bijlage 2). De berekening heeft geen depositoresultaten boven 0,00 mol/ha/jr opgeleverd. Hiermee is de aanleg van het fietspad voor wat betreft de stikstofdepositie op stikstofgevoelige natuurgebieden uitvoerbaar.
Waterbeheer en watertoets
Het plangebied ligt binnen het beheergebied van het Waterschap Noorderzijlvest. Het waterschap is verantwoordelijk voor het waterkwantiteits- en waterkwaliteitsbeheer. Bij het tot stand komen van dit bestemmingsplan is overleg gevoerd met de waterbeheerder over de voorgestane ontwikkeling. De Digitale Watertoets is uitgevoerd op 19-06-2018. Hieruit is gekomen dat een korte procedure voldoet. De dossiercode is 20180619-34-18140. Het resultaat van de Watertoets is opgenomen als bijlage 3.
Beleid duurzaam stedelijk waterbeheer
Op verschillende bestuursniveaus zijn de afgelopen jaren beleidsnota's verschenen aangaande de waterhuishouding, allen met als doel een duurzaam waterbeheer (kwalitatief en kwantitatief). Deze paragraaf geeft een overzicht van de voor het plangebied relevante nota's, waarbij het beleid van de waterschappen nader wordt behandeld.
Europa:
Nationaal:
Provinciaal:
Waterschapsbeleid
Het beleid van waterschap Noorderzijlvest is vastgelegd in het Waterbeheerprogramma 2016-2021, Keur van het waterschap Noorderzijlvest en de beleidsnotitie Water en Ruimte. Het Waterbeheerprogramma bevat de hoofdlijnen van het beleid voor de taken van het waterschap met betrekking tot de waterveiligheid, het oppervlaktewater- en grondwaterbeheer, het beheer van afvalwaterketen en emissies, en het wegenbeheer in Groningen en Noord-Drenthe. Het waterschap staat voor veilig, voldoende en schoon water. Daarin zijn de volgende aspecten van groot belang: de hoogte van de waterpeilen en het gewenste grondwaterregime (GGOR), een optimale wateraanvoer en -afvoer (waterkwantiteit), de waterkwaliteit voor verschillende functies en de inpassing van water in het landschap. Daarnaast geldt ook de Keur, deze geeft met verboden aan welke activiteiten in de buurt van water en waterkeringen niet zijn toegestaan.
Huidige situatie
Het plangebied waar het laatste deel van de fietsroute Groningen - Ten Boer wordt gerealiseerd, ligt ten zuiden van het Edonbos. Het tracé loopt door extensief beheerde weilanden en doorkruist een aantal watergangen en ligt direct langs een primaire watergang. In de huidige situatie is het plangebied geheel onverhard.
Bodem en grondwater
Het plangebied maakt geen deel uit van een waterwingebied of een grondwaterbeschermingsgebied. Volgens de Bodemkaart van Nederland bestaat de grond ter plaatse van het plangebied uit lichte klei met een homogeen profiel. Met betrekking tot grondwater is in het plangebied sprake van grondwatertrap V. Dit betekent dat de hoogste gemiddelde grondwaterstand (GHG) op 40 centimeter onder maaiveld ligt. De gemiddelde laagste grondwaterstand (GLG) is dieper dan 120 centimeter onder maaiveld.
Bij aanleg van het fietspad dient rekening te worden gehouden met hoge grondwaterstanden. Voor wegen en fietspaden adviseert het waterschap een drooglegging van 0.80 m. Gezien het geldende streefpeil van -1.40 m NAP en een maaiveldhoogte van gemiddeld -0.80 m NAP is een drooglegging van 0.80 m haalbaar door het fietspad enigszins hoger aan te leggen dan het huidige maaiveldniveau.
Waterkwantiteit
Conform het beheerregister van waterschap Noorderzijlvest is in het oosten van het plangebied een primaire watergang (hoofdwatergang) aanwezig. Het betreft de Borgsloot boven de Rollen. Parallel aan het fietspadtracé ligt een tweede watergang (de Lewenborger Middensingel). In de Keur van Waterschap Noorderzijlvest 2009 is bepaald dat er langs primaire watergangen een beschermingszone van 5 meter is vastgesteld voor het uitvoeren van onderhoud en ter bescherming van het profiel van wateren. Binnen deze beschermingszones gelden conform de Keur van waterschap Noorderzijlvest beperkingen voor bouwen. Het streefpeil binnen het plangebied is vastgesteld op -1.40 m NAP (zomer) en -1.60 m NAP (winter). Voor een goede drooglegging van het fietspad is het zomerpeil van -1.40 m NAP het uitgangspunt.
Figuur 4.1 uitsnede Beheerregister Watersystemen (bron: Waterschap Noorderzijlvest)
Watersysteemkwaliteit en ecologie
Binnen het plangebied of in de nabije omgeving liggen geen oppervlaktewaterlichamen die zijn aangewezen vanuit de Kaderrichtlijn Water. Er bevinden zich ook geen natte ecologische verbindingszone zoals opgenomen in het (provinciale) Natuurnetwerk Nederland binnen of in de nabijheid van het plangebied.
Veiligheid en waterkeringen
Binnen het plangebied of in de directe omgeving is geen primaire of regionale kering aanwezig.
Afvalwaterketen en riolering
Het plangebied bestaat uit extensief beheerde weilanden en doorkruist een aantal watergangen. Er is binnen het plangebied geen riolering aanwezig. De bestaande gebouwen aan de Noorddijkerweg zijn aangesloten op het gemeentelijk gemengd rioolstelsel.
Toekomstige situatie
In de toekomstige situatie wordt op de gronden ten zuiden en oosten van het Edonbos het laatste deel van de fietsroute Groningen - Ten Boer gerealiseerd. Het tracé loopt voornamelijk door weilanden.
Bodem en grondwater
De voorgenomen ontwikkeling heeft geen gevolgen voor bodem en grondwater.
Waterkwantiteit
Het plangebied is in de huidige situatie geheel onverhard. De toename van verharding als ten gevolge van de fietsroute is 2.112 m2. Bij een toename van meer dan 750 m2 is extra waterberging noodzakelijk. Voor kleine plannen (< 10 ha) geldt dat het extra te realiseren wateroppervlak 10% moet zijn van de toename van het verhard oppervlak. Ter compensatie van het fietspad dient 211 m2 aan extra waterberging gerealiseerd te worden.
Het extra wateroppervlak wordt gerealiseerd door bestaande watergangen te verbreden. De locatie moet nog nader worden bepaald. Het Waterschap heeft aangegeven dat indien het fietspad kan afwateren op een berm van minimaal 1,50 meter breed, er geen sprake is van versnelde afvoer en compensatie daarvoor niet aan de orde is. Deze maatvoering komt overeen met een bermbreedte van 1,50 meter die voor de veiligheid van de fietser vereist is.
Waterveiligheid
Het plangebied bevindt zich binnen de beschermingszone van de Lewenborger Middensingel en de Borgsloot boven de rollen. Voor de werkzaamheden binnen de beschermingszones zal een watervergunning worden aangevraagd. Een belangrijk aandachtspunt is onderhoud van beide watergangen. Het Waterschap geeft aan dat het fietspad zodanig uitgevoerd moeten worden dat onderhoud aan de primaire watergangen mogelijk blijft.
Watersysteemkwaliteit en ecologie
Ter voorkoming van diffuse verontreinigingen van water en bodem is het van belang om duurzame, niet-uitloogbare materialen te gebruiken, zowel gedurende de bouw- als de gebruiksfase.
Conclusie
De in dit bestemmingsplan mogelijk gemaakte ontwikkelingen zijn onderzocht voor het plangebied. Hieruit blijkt dat er mogelijk 211 m2 compensatie voor verharding noodzakelijk is omdat het plangebied in de huidige situatie geheel onverhard is. Het plangebied ligt deels binnen de beschermingszones van twee primaire watergangen. Voor werkzaamheden binnen de beschermingszone zal een watervergunning aangevraagd worden. Middels voorschriften in de watervergunning wordt voorkomen dat realisatie van het plan negatieve effecten heeft op het watersysteem ter plaatse.
Toetsingskader
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het van belang dat bij de aanwezigheid van bedrijven in de omgeving van milieugevoelige functies zoals bijvoorbeeld woningen, een goed woon- en leefmilieu kan worden gegarandeerd. Hierbij dient rekening gehouden te worden met de bedrijfsvoering en milieuruimte van de betreffende bedrijven.
Om in de bestemmingsregeling de belangenafweging tussen bedrijvigheid en (nieuwe) milieugevoelige functies in voldoende mate mee te nemen, wordt in deze rapportage gebruikgemaakt van de richtafstanden uit de basiszoneringslijst van de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (editie 2009). Een richtafstand wordt beschouwd als de afstand waarbij onaanvaardbare milieuhinder als gevolg van bedrijfsactiviteiten redelijkerwijs kan worden uitgesloten. Voor de richtafstanden wordt onderscheid gemaakt tussen rustige woongebieden/rustige buitengebieden en gemengde gebieden.
Toetsing
Binnen het plangebied wordt een fietspad aangelegd. Dit betreft geen milieugevoelig object. Andersom heeft een fietspad ook geen externe werking op omringende milieugevoelige objecten. Nader onderzoek is daarom niet noodzakelijk.
Toetsingskader
Per 1 juli 2016 is de Monumentenwet 1988 vervallen. Een deel van de wet is op deze datum overgegaan naar de Erfgoedwet. Het deel dat betrekking heeft op de besluitvorming in de fysieke leefomgeving gaat over naar de Omgevingswet wanneer deze in werking treedt. Dit geldt ook voor de verordeningen, bestemmingsplannen, vergunningen en ontheffingen op het gebied van archeologie. Vooruitlopend op de datum van ingang van de Omgevingswet zijn deze artikelen te vinden in het Overgangsrecht in de Erfgoedwet, waar ze ongewijzigd van toepassing blijven zolang de Omgevingswet nog niet van kracht is. De kern van de wet is dat wanneer de bodem wordt verstoord, archeologische resten intact moeten blijven. Als dit niet mogelijk is, is opgraving een optie.
Toetsing
Gronden met de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 2' zijn bestemd voor het behoud van archeologische waarden. Voor het bouwen van bouwwerken met een grotere oppervlakte dan 200 m² en een grotere diepte dan 0,30 meter beneden maaiveld, geldt dat deze uitsluitend mogen worden gebouwd nadat een archeologisch onderzoek heeft plaatsgevonden. Indien archeologische waarden worden aangetroffen, dient een advies te worden ingewonnen ten aanzien van de voorgenomen werken bij een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg. Gronden met de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 1A' zijn tevens bestemd voor het behoud van archeologische waarden, maar daarvoor geldt de eis dat voor het bouwen van bouwwerken met een grotere oppervlakte dan 50 m² en een grotere diepte dan 0,30 meter beneden maaiveld, deze uitsluitend mogen worden gebouwd nadat een archeologisch onderzoek heeft plaatsgevonden. Ook hiervoor geldt dat indien archeologische waarden worden aangetroffen, een advies dient te worden ingewonnen ten aanzien van de voorgenomen werken bij een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.
Voor de aanleg van de gehele Fietsroute Plus is een archeologische en cultuurhistorische notitie opgesteld. Deze is opgenomen als bijlage 4. In het gedeelte van de fietsroute bij Noorddijk (gemeente Groningen) loopt het tracé door een gemeentelijk vastgestelde archeologische zone tot de aansluitingen op de Noorddijkerweg. Het fietspad grenst niet aan een van de archeologische terreinen die in de omgeving van het tracé Fietsroute Plus Groningen - Ten Boer zijn gelegen. De aanleg van fietspad zal bodemingrepen inhouden. Ervan uitgaande dat de graafwerkzaamheden niet dieper zijn dan 0,30 meter hoeft er geen archeologisch onderzoek plaats te vinden.
Toetsingskader
Goede ruimtelijke ordening betekent dat er een integrale afwegen plaatsvindt van alle belangen die effect hebben op de kwaliteit van de ruimte. Een van die belangen is de cultuurhistorie. Per 1 januari 2012 is in het kader van de modernisering van de monumentenzorg (MOMO) in het Besluit ruimtelijke ordening van het rijk opgenomen dat gemeenten bij het maken van bestemmingsplannen rekening moeten houden met cultuurhistorische waarden.
Toetsing
Op verschillende manieren worden rekening gehouden met de cultuurhistorische waarden van het gebied. Dit is eveneens uiteengezet in de Notitie Archeologie en Cultuurhistorie (zie bijlage 4) Het gaat hierbij om:
Door hier rekening mee te houden worden de cultuurhistorische waarden in het gebied niet aangetast.
Toetsingskader
De Wet geluidshinder (Wgh) stelt eisen met betrekking tot de geluidbelasting van geluidsgevoelige gebouwen en terreinen door drie verschillende geluidbronnen: wegverkeer, spoorverkeer en industrie. Indien er binnen een geluidzone een geluidgevoelige functie gerealiseerd wordt, dient dit getoetst te worden aan de voorkeursgrenswaarde uit de Wgh.
Wegverkeerslawaai
Langs alle wegen - met uitzondering van 30 km/uur-wegen en woonerven - bevinden zich op grond van de Wet geluidhinder (Wgh) geluidzones waarbinnen de geluidhinder vanwege de weg getoetst moet worden. De breedte van de geluidzone is afhankelijk van het aantal rijstroken en van de ligging binnen of buiten stedelijk gebied. Op basis van jurisprudentie dient in het kader van een goede ruimtelijke ordening ook bij 30 km/uur-wegen de aanvaardbaarheid van de geluidbelasting te worden onderbouwd.
Toetsing
In het plangebied wordt een fietspad mogelijk gemaakt, die niet toegankelijk is voor gemotoriseerd verkeer, met uitzondering van bromfietsen. Dit betreft geen geluidsplichtige verkeerinrichting waarvoor een geluidzone van toepassing is in het kader van de Wet geluidhinder. Tevens is het geen geluidgevoelig object. Nader onderzoek naar het aspect geluid is daarom niet noodzakelijk.
Toetsingskader
Op grond van het Bro dient in verband met de uitvoerbaarheid van een plan rekening te worden gehouden met de bodemkwaliteit in het projectgebied. Bij functiewijzigingen dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de functie. In de Wet bodembescherming is bepaald dat indien de desbetreffende bodemkwaliteit niet voldoet aan de norm voor de functie, de grond zodanig dient te worden gesaneerd dat zij kan worden gebruikt voor de desbetreffende functie (functiegericht saneren). Voor een nieuw geval van bodemverontreiniging geldt in tegenstelling tot oude gevallen (voor 1987), dat niet functiegericht maar in beginsel volledig moet worden gesaneerd.
Toetsing
Het bestemmingsplan beoogt het planologisch mogelijk te maken dat een fietspad kan worden aangelegd. De bodem moet geschikt zijn voor de beoogde functie. In dit geval ziet de nieuwe functie op de inrichting en het gebruik als fietspad. Het fietspad is niet bestemd voor langdurig menselijk verblijf. Daarom wordt de nieuwe functie aangemerkt als 'niet gevoelig'. In beginsel bestaat er daarom geen aanleiding tot bodemonderzoek. Ter plaatse van het tracé en in de nabijheid is verkennend bodemonderzoek uitgevoerd. Uit dit onderzoek is gebleken dat er lichte verontreinigingen zijn die het gevolg zijn van natuurlijke achtergrondwaarden (bron: bodeminformatiekaart gemeente Groningen). Op basis van het bovenstaande kan worden geconcludeerd dat de bodemkwaliteit geen belemmering vormt voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.
Toetsingskader
Om te beoordelen of een plan of ontwikkeling voldoet aan een goed luchtkwaliteit wordt getoetst aan de voorschriften van Titel 5.2 van de Wet milieubeheer.
De Wet Milieubeheer geeft het kwaliteitsniveau aan waaraan de buitenlucht moet voldoen om ongewenste effecten van luchtverontreiniging op de gezondheid van mensen te voorkomen. In deze wet staan luchtkwaliteitsnormen voor onder meer stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10 en PM2,5). Een groot deel van de luchtverontreiniging in Groningen wordt van elders aangevoerd met de wind. Dit geldt vooral voor fijn stof. Met name voor NO2 komen langs drukke wegen verhoogde concentraties voor.
Toetsing
Het 'Verslag luchtkwaliteit 2016 gemeente Groningen' geeft een actueel beeld van de luchtkwaliteit in Groningen. Op de bijbehorende luchtkwaliteitskaart is per locatie/weg aan de hand van kleuren te zien wat de concentratie van luchtverontreiniging is. Het verslag en de kaart zijn gebaseerd op meetgegevens van het RIVM en op gedetailleerde modelberekeningen (conform het Besluit Regeling beoordeling luchtkwaliteit). Het verslag en de luchtkwaliteitskaart staan op internet. Hierbij kan ook per woning kan worden ingezoomd om de plaatselijke concentraties van stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10) af te lezen. Zie: https://gemeente.groningen.nl/luchtkwaliteitskaart
Uit het verslag luchtkwaliteit en de luchtkwaliteitskaart 2016 blijkt, dat in Groningen overal ruimschoots wordt voldaan aan de wettelijke luchtkwaliteitsnormen. Ook komen in Groningen geen situaties voor die uit oogpunt van gezondheid als 'onvoldoende' moeten worden beoordeeld.
Dit betekent, dat er vanwege de luchtkwaliteit geen belemmering is voor het vaststellen van het bestemmingsplan.
Toetsingskader
Bij de uitvoering van ruimtelijke ontwikkelingen moet rekening gehouden worden met de aanwezigheid van elektriciteit- en communicatiekabels en nutsleidingen in de grond. Hier gelden beperkingen voor ingrepen in de bodem. Daarnaast zijn zones, bijvoorbeeld rondom hoogspanningsverbindingen, straalpaden en radarsystemen van belang. Deze vragen om het beperken van gevoelige functies of van de hoogte van bouwwerken. Voor ruimtelijke plannen zijn alleen de hoofdleidingen van belang. De kleinere, lokale leidingen worden bij de uitvoering door middel van een Klic-melding in kaart gebracht.
Toetsing
In het bestemmingsplan Buitengebied heeft de Noorddijkerweg de dubbelbestemming 'Leiding - Gas'. Het gaat hier om een hoofdgastransportleiding, de risicovolle transportleiding N-505-50. Het nieuw aan te leggen fietspad sluit aan op de Noorddijkerweg. Bij de aansluiting van het fietspad op de Noorddijkerweg zal dus rekening moeten worden gehouden met de hoofdgastransportleiding. Aan de oostzijde van het plangebied kruist het fietspad deze hoofdgastransportleiding tevens. Ook hier moet rekening worden gehouden met de transportleiding bij de aanleg van het fietspad.
Toetsingskader
Externe veiligheid gaat over het beheren van de risico's die ontstaan voor de omgeving bij het gebruik, de opslag en het vervoer van gevaarlijke stoffen, zoals vuurwerk, LPG en munitie.
Het externe veiligheidsbeleid richt zicht op het beperken van de risico's voor de burger door bovengenoemde activiteiten. Hiertoe zijn risico's gekwantificeerd, namelijk door middel van het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. Het plaatsgebonden risico (PR) is de berekende kans per jaar, dat een persoon overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval bij een risicobron, aangenomen dat hij op die plaats permanent en onbeschermd verblijft. Het groepsrisico (GR) is de kans dat een groep mensen overlijdt door een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het GR moet worden gezien als maat voor maatschappelijke ontwrichting. De normen voor externe veiligheid zijn vastgelegd in onder andere het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) en het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb).
Toetsing
In paragraaf 4.10 is aangegeven dat er grenzend aan het plangebied een hoofdgastransportleiding is gelegen. Voor het bestemmingsplan Buitengebied is hiervoor een risicoberekening gemaakt waaruit blijkt dat er geen groepsrisico van betekenis is. Het groepsrisico is voor de leiding lager dan 0,1 maal de oriëntatiewaarde. Voor de overige aardgasleidingen geldt dat de personendichtheid dusdanig laag is dat dit geen groepsrisico oplevert.
Daarnaast is voor het onderzoeken van de externe veiligheid de risicokaart geraadpleegd. Uit de risicokaart blijkt dat in en rondom het plangebied verder geen sprake is van risicovolle inrichtingen, buisleidingen en transportroutes. Bovendien is een infrastructurele voorziening, zoals een fietspad, geen (beperkt) kwetsbare object. Voor de aanleg van een fietspad hoeft er vanuit het oogpunt van externe veiligheid geen aandacht aan de ondergrondse transportleidingen van de Gasunie en NAM te worden besteed. In het kader van het vooroverleg is de eigenaar van de transportleiding over dit plan geïnformeerd.
Het bestemmingsplan voldoet aan alle vereisten die zijn opgenomen in de Wet ruimtelijke ordening (Wro), het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) en de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). Inherent hieraan is de toepassing van de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) 2012. De SVBP maakt het mogelijk om bestemmingsplannen te maken die op vergelijkbare wijze zijn opgebouwd en op een zelfde manier worden verbeeld. De SVBP 2012 is toegespitst op de regels die voorschrijven hoe bestemmingsplannen conform de Wro en het Bro moeten worden gemaakt. De SVBP geeft bindende standaarden voor de opbouw en de verbeelding van het bestemmingsplan, digitaal en analoog. De regels van dit bestemmingsplan zijn opgesteld conform deze standaarden.
Het bestemmingsplan regelt de gebruiks- en bebouwingsmogelijkheden van de gronden in het plangebied. De juridische regeling is vervat in een verbeelding en bijbehorende regels. Op de verbeelding zijn de verschillende bestemmingen vastgelegd, in de regels (per bestemming) de bouw- en gebruiksmogelijkheden.
In het voorliggende bestemmingsplan wordt de beoogde situatie vastgelegd. Het plangebied in dit plan heeft één enkelbestemming en drie dubbelbestemmingen.
Verkeer - Fietspad
Het fietspad krijgt de bestemming 'Verkeer - Fietspad'. De regeling hierin is afgestemd op de aanleg van het fietspad dat met dit bestemmingsplan wordt geregeld. Omdat het fietspad in het buitengebied wordt aangelegd, is het binnen deze bestemming, om een goede overgang naar het buitengebied te creëren, tevens toegestaan sloten, bermen en groenvoorzieningen te realiseren.
Water
Aan de oostzijde van het plangebied ligt de bestemming 'Water'. Deze bestemming is ten behoeve van de hoofdwatergang Borgsloot boven de Rollen.
Leiding - Gas
De dubbelbestemming 'Leiding - Gas' is onder andere bedoeld voor de instandhouding en bescherming van aardgastransportleidingen. Geheel aan de westzijde van het plangebied ligt een gasleiding die ook in het geldende plan de beschermende regeling heeft gekregen. Deze beschermende regeling is in dit bestemmingsplan overgenomen. Daarnaast is aan de oostzijde van het plangebied deze regeling ook opgenomen.
Waarde - Archeologie 1a en Waarde - Archeologie 2
Ter plaatse van de locatie van het fietspad is sprake van archeologische waarden. Voor een klein deel geheel in het westen geldt daarom de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 1A' en voor een groter deel, tevens aan de westkant, geldt de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 2'. Deze dubbelbestemmingen bieden een beschermende regeling voor de archeologische verwachtingswaarden ter plaatse.
Wettelijk bestaat de verplichting om inzicht te geven in de uitvoerbaarheid van een project. In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de maatschappelijke en economische uitvoerbaarheid van dit project.
Over het voorontwerpbestemmingsplan is een inspraakprocedure gevoerd op grond van de Algemene Inspraakverordening Groningen 2005. In het kader van deze procedure heeft het voorontwerpbestemmingsplan van 12 november tot en met 9 december 2020 ter inzage gelegen. Gedurende deze termijn kon schriftelijk, ook via internet, op het bestemmingsplan worden gereageerd.
Daarnaast hebben in het kader van het overleg bedoeld in artikel 3.1.1. van het Besluit ruimtelijke ordening betrokken overlegpartners gedurende deze periode de mogelijkheid gehad om te reageren op het voorontwerpbestemmingsplan.
Inspraakreacties
Er zijn twee personen die gebruik hebben gemaakt van de mogelijkheid om op het voorontwerpbestemmingsplan te reageren. In het inspraakrapport dat is opgenomen in bijlage 5 zijn de inspraakreacties samengevat en voorzien van een reactie van burgemeester en wethouders. De inspraakreacties hebben niet geleid tot aanpassingen aan het bestemmingsplan.
Overlegreacties
De volgende organisaties en instanties hebben gereageerd op het voorontwerpbestemmingsplan:
Hieronder zijn de ontvangen overlegreacties samengevat weergegeven en van een gemeentelijke reactie voorzien. De ingediende vooroverlegreacties zijn als bijlage 6 toegevoegd.
Ad 1. Provincie Groningen
Het voorontwerp geeft de provincie geen aanleiding tot het maken van opmerkingen.
Ad 2. Waterschap Noorderzijlvest
Verbeelding met Regels
Het fietspad wordt deels gerealiseerd binnen de beschermingszone van de noordelijk gelegen primaire watergang 'Lewenborger Middensingel'. In de Verbeelding heeft de primaire watergang nu de enkelbestemming 'Verkeer - Fietspad' gekregen. Het waterschap streeft ernaar om primaire watergangen, gelet op de belangrijke aan- en afvoerfunctie, te bestemmen als 'Water'. Graag ziet het waterschap daarom dat de hoofdwatergang binnen de plangrens tot de zuidelijke boveninsteek (de zogenaamde kernzone) de enkelbestemming 'Water' krijgt, met bijhorende Regels.
Dat betreft het deel vanaf de Noorddijkerweg tot en met de oostelijke grens van kadastraal perceel NDK00A1423.
Reactie gemeente
Deze reactie zal worden overgenomen.
Voor dit gedeelte zal de bestemming 'Water' worden opgenomen, inclusief een passende juridische regeling.
Toelichting
In paragraaf 4.3 Water wordt onder 'Bodem en grondwater' aangegeven dat een drooglegging van 1.30 m is aan te raden. Voor wegen en fietspaden adviseert het waterschap een drooglegging van 0.80 m. Gezien het geldende streefpeil van -1.40 m NAP en een maaiveldhoogte van gemiddeld -0.80 m NAP is een drooglegging van 0.80 m haalbaar door het fietspad enigszins hoger aan te leggen dan het huidige maaiveldniveau.
Reactie gemeente
Deze reactie wordt overgenomen. De toelichting van het bestemmingsplan wordt hierop aangepast.
Ad 3. Omgevingsdienst Groningen
Voor het voorontwerpbestemmingsplan Fietsroute Plus Groningen - Ten Boer is het aspect externe veiligheid beoordeeld. De omgevingsdienst adviseert de risicovolle transportleidingen op de kaart op te nemen.
Reactie gemeente
Deze reactie wordt overgenomen. De betreffende leiding wordt op de verbeelding gezet, inclusief een passende juridische regeling.
Ad 4. Gasunie
In aansluiting op en in overleg met de Omgevingsdienst heeft de Gasunie eveneens het verzoek om de risicovolle transportleidingen op de verbeelding op te nemen.
Reactie gemeente
Deze reactie wordt overgenomen. De betreffende leiding wordt op de verbeelding gezet, inclusief een passende juridische regeling.
Het ontwerpbestemmingsplan is gedurende zes weken, van 1 april 2021 tot en met 12 mei 2021, ter inzage gelegd. Tijdens deze periode is eenieder in de gelegenheid gesteld om een zienswijze in te dienen (artikel 3.8 Wro). Er zijn naar aanleiding van deze terinzagelegging 2 zienswijzen ingediend. Alle zienswijzen zijn binnen de inzagetermijn ingediend en daarmee ontvankelijk.
In bijlage 7 is een zienswijzenverslag opgenomen waarin de inhoud van de zienswijzen is weergegeven en voorzien van een standpunt van burgemeester en wethouders.
Eén zienswijze heeft geleid tot een wijziging van de verbeelding. De bestemming 'Water' is aan de noordzijde van het plangebied opgenomen, omdat het een hoofdwatergang betreft.
Het bestemmingsplan wordt, naar aanleiding van de zienswijze, gewijzigd vastgesteld. Het besluit tot vaststelling wordt gepubliceerd en het bestemmingsplan ligt zes weken ter inzage. Tijdens die periode bestaat de mogelijkheid beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State in te dienen tegen het besluit en het plan.
Financiële haalbaarheid
Dit bestemmingsplan vormt het toetsingskader voor de realisatie van de afronding van de Fietsroute Plus van Groningen naar Ten Boer. Dit betreft een voornemen van de provincie Groningen. De provincie heeft aannemelijk gemaakt dat het plan financieel haalbaar is.
Grondexploitatie
Doel van de in de Wet ruimtelijk ordening (Wro) opgenomen grondexploitatieregeling is het bieden van ruimere mogelijkheden voor het kostenverhaal en het creëren van meer sturingsmogelijkheden. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen de publiekrechtelijke weg via een exploitatieplan en de privaatrechtelijke weg in de vorm van overeenkomsten. In het geval van een exploitatieplan kan de gemeente eisen en regels stellen voor de desbetreffende gronden, woningbouwcategorieën en fasering. Bij de privaatrechtelijke weg worden dergelijke afspraken in een (anterieure)overeenkomst vastgelegd.
Tussen de gemeente en provincie zijn afspraken gemaakt over de financiering van het project. Het opstellen van een exploitatieplan is hierdoor niet nodig.