direct naar inhoud van Regels
Plan: Bestemmingsplan Meerstad-Midden West
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0014.BP568MeerstadMidW-vg01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan

het bestemmingsplan Meerstad-Midden West met identificatienummer NL.IMRO.0014.BP568MeerstadMidW-vg01 van de gemeente Groningen

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen

1.3 aan-huis-verbonden beroep

het beroepsmatig uitoefenen van activiteiten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied, dat door zijn beperkte omvang in een woning en/ of de daarbij behorende aan-, uit- en bijgebouwen kan worden uitgeoefend, mits:

  • a. het beroep door de bewoner van het pand wordt uitgeoefend, en
  • b. de woonfunctie in overwegende mate intact blijft, en
  • c. waarbij het beroep een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft, die met de woonfunctie in overeenstemming is
1.4 aanbouw

een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw

1.5 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden

1.6 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft

1.7 aangebouwd bijgebouw

een bijgebouw dat is aangebouwd aan een hoofdgebouw, een aan- of uitbouw van dat hoofdgebouw of een ander aangebouwd bijgebouw bij dat hoofdgebouw

1.8 additionele voorzieningen

gebouwde of ongebouwde voorzieningen en functies, die een onderdeel vormen van en ondergeschikt zijn aan een bestemming of functie, hieronder onder meer begrepen ontsluitingsstructuren

1.9 agrarisch bedrijf

een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het houden van dieren en/of het telen van gewassen, uitgezonderd maneges, kwekerijen, boomkwekerijen, houtteelt en bosbouw

1.10 agrarisch dienstverlenend bedrijf

een niet-industrieel bedrijf uitsluitend of overwegend gericht op het verrichten van werkzaamheden voor de levering, opslag of verwerking van goederen en/of de levering van diensten, uitsluitend of overwegend ten behoeve van agrarische bedrijven, zoals loonwerkbedrijven, bedrijven ter onderhoud en reparatie van landbouwmachines en landbouwwerktuigen en fouragehandels

1.11 archeologische waarden

de aan een gebied toegekende waarden in verband met de in dat gebied voorkomende archeologische relicten

1.12 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde

1.13 bebouwingspercentage

een op de verbeelding of in de regels aangegeven percentage, dat de grootte aangeeft van het deel van een bouwperceel, dat ten hoogste mag worden bebouwd

1.14 bebouwingssoort

een binnen een bestemming in de bouwregels nader onderscheiden bebouwingssoort, bijvoorbeeld bedrijfsgebouwen, aangebouwde bedrijfswoningen, aanbouwen, vrijstaande bijgebouwen etc

1.15 bedrijf

elke vorm van activiteit of organisatie waarbij of waarin personen voor zichzelf, voor derden of in dienst van derden, structureel en/of met een zekere regelmaat inkomensvormende activiteiten verrichten of activiteiten die in de regel inkomensvormend zijn, ongeacht of dit gebeurt binnen een private, publieke, commerciële, maatschappelijke of anders gerichte organisatie, ongeacht of de activiteiten al dan niet in loondienst worden verricht en ongeacht of daarmee een volledig inkomen wordt verworven. Als één bedrijf kunnen worden aangemerkt meerdere op één locatie gehuisveste bedrijven die functioneel en organisatorisch zeer nauw verbonden zijn en die zich ruimtelijk gezien als één geheel manifesteren

1.16 bedrijfsgebouw

een gebouw, dat hoofdzakelijk dient voor de uitoefening van een bedrijf, met inbegrip van een eventuele in dat gebouw ingebouwde bedrijfswoning

1.17 bedrijfsvloeroppervlakte

de totale vloeroppervlakte van de ruimte binnen een functie die wordt gebruikt voor een (dienstverlenend) bedrijf of een dienstverlenende instelling, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke

1.18 bedrijfswoning

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is

1.19 bestaand bouwwerk

bouwwerken die bestaan op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan

1.20 bestaand gebruik

gebruik dat bestaat ten tijde van het van kracht worden van de betreffende gebruiksbepaling

1.21 bestaande afwijking

bestaand bouwwerk of bestaand gebruik dat in overeenstemming was met het voor de inwerkingtreding van dit plan geldende plan, inbegrepen het overgangsrecht van dat plan, en dat in strijd is met dit plan; dan wel bouwwerken die bestonden op 1 mei 2000

1.22 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak

1.23 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming

1.24 bijgebouw

een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw, dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw; en dat behoort bij een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw

1.25 boomkwekerij

een bedrijfsactiviteit gericht op het voortbrengen van beplantingsgewassen, zoals bos- en haagplantsoen, laan- en parkbomen, vruchtbomen, rozenstruiken, sierconiferen, overige sierheesters, een en ander in de vorm van vollegrondsteelt dan wel containerteelt

1.26 bosbouw

het ontwikkelen c.q. permanent in stand houden van een min of meer natuurlijke levensgemeenschap van planten en dieren, waarin boomvormende soorten aspect-bepalend zijn, met een oppervlakte van groter dan 10 are

1.27 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk

1.28 bouwgrens

de grens van een bouwvlak

1.29 bouwlaag

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw, kapverdieping en dakopbouw ten behoeve van technische voorzieningen

1.30 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten

1.31 bouwperceelgrens

de grens van een bouwperceel

1.32 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten

1.33 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, welke hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond

1.34 caravan

een kampeermiddel op wielen, geen kampeerauto zijnde, dat, zonder te worden uiteengenomen of gesplitst in meerdere delen, in zijn geheel op zijn eigen wielen verplaatst kan worden

1.35 cultuurgrond

grasland en akkerbouwgronden, met uitzondering van kwekerijen, boomkwekerijen, houtteelt en bosbouw

1.36 dagrecreatie

het verblijf voor recreatieve doeleinden buiten de eerste woning zonder dat er een overnachting elders mee gepaard gaat

1.37 dak

iedere bovenbeëindiging van een gebouw of een overkapping

1.38 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit

1.39 drijvende woning

een woning waarvan de drijvende fundering door middel van een sputpaal of andere verbinding vast is verankerd met de waterbodem of de wal en die daardoor niet horizontaal over het water kan worden verplaatst, zodanig dat sprake is van een omgevingsvergunningplichtig bouwwerk

1.40 erf

het al dan niet bebouwde perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een gebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw

1.41 erotisch getinte vermaaksfunctie

een vermaaksfunctie, die is gericht op het doen plaatsvinden van voorstellingen en/of vertoningen van porno-erotische aard, waaronder begrepen een seksbioscoop, een seksclub en een seksautomatenhal

1.42 essentiële voorzieningen

de voorzieningen die minimaal nodig zijn om een woning zelfstandig te kunnen bewonen: een privé woon- en/of slaapvertrek, een keuken of kookhoek, een toilet en een bad- en/of douchegelegenheid

1.43 evenement

voor publiek toegankelijke verrichting op, in ieder geval, het gebied van kunst, ontwikkeling, ontspanning sport of vermaak, alsmede grootschalige herdenkingsplechtigheden, tentoonstellingen, optochten, kermissen, circussen, filmopnamen en feesten

1.44 (extensief) dagrecreatief medegebruik

een (extensief) dagrecreatief medegebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan, zoals wandelen, fietsen, paardrijden, kanoën, het gebruik van een vissteiger of een picknickplaats of een naar de aard daarmee gelijk te stellen medegebruik

1.45 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt

1.46 gebruiksoppervlakte woonfunctie:

de oorspronkelijke vloeroppervlakte binnen de bouwmuren bepaald volgens NEN 2580 met dien verstande dat daarbij aangebouwde bergingen, garages en andere niet voor bewoning geschikte ruimtes niet worden meegeteld

1.47 geluidsbelasting:

de geluidsbelasting vanwege een weg, een industrieterrein en/of een spoorweg

1.48 geluidsgevoelige objecten

woningen, andere geluidsgevoelige gebouwen en geluidsgevoelige terreinen, als bedoeld in artikel 1 van de Wet geluidhinder en elk ander gebouw waar gedurende een langere periode van de dag mensen verblijven

1.49 geluidszoneringplichtige inrichting

een inrichting, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een zone moet worden vastgesteld

1.50 geprojecteerd object

een gebouw of bouwwerk dat nog niet is opgericht of een terrein waarvan een functie nog niet is gerealiseerd, terwijl dat bouwwerk of die functie ingevolge een vigerend bestemmingsplan, uitwerkingsplan, wijzigingsplan of een verleende vrijstelling had kunnen worden gerealiseerd

1.51 gesloten oppervlakteverharding

een gebonden verharding zoals asfalt en gestort beton, niet bestaande uit afzonderlijk opneembare elementen (klinkers, betonplaten, grind)

1.52 gewone bouwwerken

bouwwerken, geen gebouw zijnde

1.53 grondgebonden agrarische bedrijfsvoering

een agrarische bedrijfsvoering die hoofdzakelijk niet in gebouwen plaatsvindt

1.54 hindergevoelig gebouw

geluidgevoelig gebouw

1.55 hindergevoelige functie

geluidgevoelige functies en/of objecten van verblijfsrecreatie

1.56 hindergevoelige objecten

hindergevoelige gebouwen en/of hindergevoelige functies

1.57 hogere grenswaarde

een maximale waarde voor de geluidbelasting, die hoger is dan de voorkeursgrenswaarde

en die in een concreet geval is vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder c.q. het Besluit geluidhinder voor of bij de vaststelling van het plan, een wijzigingsplan of een uitwerkingsplan

1.58 hoofdgebouw

gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.

1.59 hoofdverblijf

de plaats waar een persoon gedurende een jaar het merendeel van de nachten doorbrengt en waar het sociale leven van deze persoon zich afspeelt

1.60 horeca - 1

horecabedrijven gericht op het verstrekken van etenswaren, in hoofdzaak voor consumptie ter plaatse, met als nevenactiviteit het verstrekken van zwak- en niet-alcoholische dranken zoals cafetaria's, snackbars, lunchrooms, grillrooms, shoarmazaken, broodjeszaken en daarmee vergelijkbare horecabedrijven

1.61 horeca - 2

horecabedrijven gericht op het verstrekken van maaltijden voor consumptie ter plaatse met als nevenactiviteit het verstrekken van alcoholische en niet-alcoholische dranken, zoals restaurants, bistro's en daarmee vergelijkbare horecabedrijven

1.62 horeca - 3

horecabedrijven gericht op het verstrekken van alcoholische en niet-alcoholische dranken voor consumptie ter plaatse, met eventueel daaraan ondergeschikt het verstrekken van etenswaren of maaltijden voor gebruik ter plaatse, zoals (eet)cafés, met uitzondering van discotheken en nachtclubs

1.63 horeca - 4

horecabedrijven gericht op het verstrekken van dranken voor consumptie ter plaatse, waarbij het doen beluisteren van overwegend elektrisch versterkte muziek of het gelegenheid geven tot dansen een wezenlijk onderdeel vormen, zoals discotheken, alsmede horecabedrijven gericht op het verstrekken van dranken en kleine etenswaren voor gebruik ter plaatse, ook tussen 02.00 en 06.00 uur, zoals nachtclubs en automatieken

1.64 horeca - 5:

horecabedrijven gericht op het verstrekken van logies met als nevenactiviteiten het verstrekken van maaltijden of dranken voor gebruik ter plaatse, zoals hotels en pensions

1.65 horecabedrijf

een bedrijf of instelling, waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt, één en ander al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie, met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie

1.66 houtteelt

het bedrijfsmatig voortbrengen van hout en bosproducten op gronden die hiervoor tijdelijk (maximaal 40 jaar) worden gebruikt

1.67 huishouden

persoon of groep personen die een huishouding voert, waarbij sprake is van onderlinge verbondenheid en continuïteit in de samenstelling ervan; daaronder niet begrepen kamerverhuur

1.68 huisvesting in verband met mantelzorg

huisvesting in of bij een woning van één huishouden van maximaal twee personen, van wie ten minste één persoon mantelzorg verleent aan of ontvangt van een bewoner van de woning

1.69 intensieve ligzone

een ligzone met meer voorzieningen dan die nodig zijn om te kunnen aanleggen en aanmeren en de toegang tot de vaartuigen te regelen, bijvoorbeeld sanitair, werfactiviteiten, stallingsmogelijkheden of een beperkte horecafunctie

1.70 intensieve veehouderij

niet-grondgebonden agrarische bedrijfsvoering die is gericht op het houden van dieren, zoals rundveemesterij (met uitzondering van vetweiderij), varkens-, vleeskalver-, pluimvee- of pelsdierhouderij of een combinatie van deze bedrijfsvormen, alsmede naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijfsvormen

1.71 jachthaven

een faciliteit gericht op het verschaffen van ligplaatsen aan meerdere vaartuigen, met meer voorzieningen dan die nodig zijn om te kunnen aanleggen en aanmeren en de toegang tot de vaartuigen te regelen, bijvoorbeeld sanitair, werfactiviteiten, stallingsmogelijkheden of een beperkte horecafunctie

1.72 kamerverhuur

ruimte(n) in een (deel van een) gebouw die geschikt is (zijn) of geschikt te maken is (zijn) voor (nacht)verblijf, niet zijnde een logiesfunctie als bedoeld in het Bouwbesluit of niet zijnde een (zelfstandige) woonruimte als bedoeld in de Huisvestingswet, ongeacht de duur van het verblijf en al dan niet tegen betaling

1.73 kamerverhuurpand

een gebouw of een deel van een gebouw, niet zijnde een meervoudige woning of een logiesgebouw, met vier of meer woonvertrekken bedoeld voor de huisvesting van verschillende personen die ieder voor zich een zelfstandige huishouding voeren en essentiële woonvoorzieningen delen

1.74 kampeermiddel

een tent, tentwagen, kampeerauto of (sta)caravan, of enig ander onderkomen, voertuig, gewezen voertuig of gedeelte daarvan, allen voor zover zij geheel of gedeeltelijk blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf; tot een kampeermiddel wordt ook gerekend een bijzettentje bij het kampeermiddel

1.75 kantoor

een ruimte die dient voor de uitoefening van administratieve, boekhoudkundige, financiële, organisatorische en/of zakelijke dienstverlening - niet zijnde detailhandel - al dan niet met een publiekgerichte baliefunctie

1.76 kap

een door tenminste één hellend dakvlak begrensd dak dat meer dan 50% van de bovenste vloerlaag van de onderliggende verdieping omvat

1.77 kas

een gebouw, waarvan de wanden en het dak geheel of grotendeels bestaan uit glas of ander lichtdoorlatend materiaal, dienend tot het kweken van vruchten, bloemen of planten

1.78 kleinschalige bedrijfsmatige activiteit

bedrijvigheid, die door zijn beperkte omvang in of bij een woning met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend

1.79 korrelgrootte

de in de voorgevel van een gebouw gemeten pandbreedte dan wel de maat van de verticale geleding van de voorgevel van een gebouw, afgeleid van de gemiddelde pandbreedte in de straatwand

1.80 kwekerij

een bedrijfsactiviteit gericht op het voortbrengen van een of meer soorten gewassen door middel van vollegrondsteelt, containerteelt en/of anderszins, waarbij per geteelde gewassoort een beperkte oppervlakte geteeld wordt en waarbij gewasbewerkingen en oogstwerkzaamheden slechts in beperkte mate gemechaniseerd worden uitgevoerd

1.81 kwelvoorziening

een waterstructuur of een zone met daarin een waterstructuur, dienende ter voorkoming van wateroverlast door kwel vanwege een oppervlaktewater in een vanaf dat oppervlaktewater achter de kwelvoorziening gelegen gebied, en ter bevordering van de waterkwaliteit

1.82 ligplaats

een plaats in het water, die door een woonschip, een bedrijfs-, recreatie- of beroepsvaartuig voor een langere periode wordt ingenomen ten behoeve van een gebruik ter plaatse of waar het vaartuig (gewoonlijk) wordt gestald gedurende de periode dat het niet wordt gebruikt voor deelname aan het vaarverkeer

1.83 ligplaatszone

een faciliteit gericht op het verschaffen van ligplaatsen aan meerdere vaartuigen, met alleen die voorzieningen die nodig zijn om te kunnen aanleggen en aanmeren en de toegang tot de vaartuigen te regelen, zoals steigers, meerpalen en dergelijke. Onder een ligplaatszone worden niet begrepen ligplaatsen voor ten hoogste één recreatievaartuig bij een woning of een bedrijf, met daarbij een tweede ligplaats voor een open boot of kano met een lengte van maximaal 5 meter. Onder een ligplaatszone wordt evenmin begrepen een jachthaven

1.84 ligzone

een faciliteit gericht op het verschaffen van ligplaatsen aan meerdere vaartuigen. Hieronder worden niet begrepen ligplaatsen behorende bij en op of direct grenzend aan het perceel van een woning of een bedrijf, voor zover er op of bij dat perceel ten hoogste één ligplaats voor een recreatievaartuig is met daarbij desgewenst een tweede ligplaats voor een open boot of kano met een lengte van maximaal 5 meter

1.85 logies met ontbijt

het verstrekken van gelegenheid tot overnachting met ontbijt als toeristisch-recreatieve voorziening in een woning en ondergeschikt aan de woonfunctie

1.86 maatschappelijke dienstverlening

het geheel van diensten die de overheden aan hun burgers leveren, alsmede het verlenen van maatschappelijke diensten, medische dienstverlening, psychosociale zorg, onderwijs, kinderdagopvang, sociaal-culturele voorzieningen, voorzieningen van levensbeschouwelijke aard, voorzieningen ten behoeve van sport en sportieve recreatie en speelterreinen, evenwel met uitzondering van een seksinrichting

1.87 maatvoeringsgrens

een op de verbeelding aangegeven lijn, die de grens aanduidt van een maatvoeringsvlak

1.88 maatvoeringsvlak

een op de verbeelding geheel of gedeeltelijk door maatvoeringsgrenzen omsloten vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waarop bebouwingsregelingen van eenzelfde aard van toepassing zijn

1.89 manege

een bedrijfsactiviteit in hoofdzaak gericht op (het bieden van gelegenheid tot) recreatief en/of educatief gebruik van paarden en/of op het stallen van paarden voor derden

1.90 mantelzorg

zorg die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt gegeven aan een hulpbehoevende door één of meerdere leden van diens directe omgeving, waarbij de zorgverlening direct voortvloeit uit de sociale relatie

1.91 meergeneratiewoning

een geschakelde, zelfstandige wooneenheid met inpandige verbinding voor ouderen of mensen met een beperking en hun familie waarbij de familie mantelzorg verleent

1.92 NEN

door de Stichting Nederlands Normalisatie-instituut uitgegeven norm

1.93 niet-grondgebonden agrarische bedrijfsvoering

een agrarische bedrijfsvoering die hoofdzakelijk in gebouwen plaatsvindt

1.94 noodwaterberging

de incidentele, tijdelijke opvang van al dan niet gebiedsvreemd water in het plangebied door verhoging van het meerpeil met ten hoogste 50 centimeter teneinde wateroverlast of overstroming in het plangebied of elders te voorkomen

1.95 onderbouw

een gedeelte van een gebouw, dat wordt afgedekt door een vloer waarvan de bovenkant minder dan 1,20 meter boven peil is gelegen

1.96 ondergeschikte functie

een functie die qua omvang en uitstraling ondergeschikt is aan een op dezelfde plaats voorkomende (hoofd)functie, maar indien dat in de bestemmingsomschrijving niet expliciet is aangegeven aan die functie niet ten dienste hoeft te staan c.q. daar functioneel mee verbonden hoeft te zijn

1.97 openbaar toegankelijk gebied

weg als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b, van de Wegenverkeerswet 1994, alsmede pleinen, parken, plantsoenen, openbaar water en ander openbaar gebied dat voor publiek algemeen toegankelijk is, met uitzondering van wegen uitsluitend bedoeld voor de ontsluiting van percelen door langzaam verkeer

1.98 overkapping

elk bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat een voor mensen toegankelijke oppervlakte overdekt

1.99 peil
  • a. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang
  • b. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw
  • c. indien in of op het water wordt gebouwd: het wateroppervlak
1.100 perceelsgrens

de bouwperceelgrens

1.101 platte afdekking

een horizontale afdekking of een afdekking onder een hoek van maximaal 5 graden met het horizontale vlak

1.102 productiegebonden detailhandel

detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie

1.103 prostitutie

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding

1.104 reclameobject

bouwwerk of werk opgericht en/of in stand gehouden met het doel te functioneren als of als drager van reclame-uitingen

1.105 recreatief medegebruik

een recreatief gebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit recreatieve medegebruik is toegestaan

1.106 relatie

een figuur dat twee afzonderlijk weergegeven delen van een bouwvlak met elkaar verbindt, zodanig dat voor toepassing van de regels sprake is van één bouwvlak

1.107 resterende bebouwingsruimte

de oppervlakte van het gedeelte van een krachtens de plankaart of een voorschrift toegelaten bebouwd oppervlak voor een bebouwingssoort, voorzover dat toegelaten oppervlak nog niet door aanwezige bebouwing van die soort is ingenomen

1.108 risicovolle inrichting

een inrichting, bij welke ingevolge het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen een grenswaarde, richtwaarde voor het risico c.q. een risico-afstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten

1.109 seksinrichting

de voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar

1.110 silo

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, ten behoeve van de opslag van goederen

1.111 standplaats voor straathandel
  • a. het vanaf een vaste plaats op een openbare en in de openlucht gelegen plaats te koop aanbieden, verkopen of afleveren van goederen dan wel aanbieden van diensten:gebruikmakend van fysieke middelen, zoals een kraam, een wagen of een tafel;
  • b. door anderszins goederen uit te stallen of uitgestald te hebben om deze te koop aan te bieden, te verkopen of af te leveren
1.112 standplaats voor woonwagen

een kavel, bestemd voor het plaatsen van een woonwagen, waarop voorzieningen aanwezig zijn die op het leidingnet van de openbare nutsbedrijven, andere instellingen of van gemeenten kunnen worden aangesloten

1.113 straatmeubilair

de op of bij de weg behorende bouwwerken, zoals verkeersborden, wegbebakeningen, bewegwijzeringen, verkeersgeleiders, parkeermeters, informatie- en reclameborden, zitbanken, bloem- en plantenbakken, afvalbakken, rijwielstandaards, kunstobjecten, gedenktekens en hiermee naar aard en omvang vergelijkbare bouwwerken

1.114 strijdig evenement

een evenement dat vanwege duur, frequentie, aard en/of omvang niet past binnen de ter plaatse geldende bestemming(en)

1.115 terugkerend evenement

een met een zekere regelmaat of in een bepaald patroon terugkerend evenement

1.116 uitbouw

een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw

1.117 verbeelding

de verbeelding van het bestemmingsplan Meerstad-Midden West, met het identificatienummer NL.IMRO.0014.BP568MeerstadMidW-vg01

1.118 verblijfsrecreatie

het verblijf voor recreatieve doeleinden buiten de eerste woning, waarbij tenminste één overnachting wordt gemaakt, met uitzondering van overnachtingen bij familie en kennissen

1.119 verplaatsbaar gebouw

een gebouw dat in zijn geheel of in delen verplaatsbaar is, met inbegrip van direct of indirect daaraan verbonden ondergeschikte aanbouwtjes, luifels en soortgelijke bouwwerken, ook als deze op zich niet verplaatsbaar zijn

1.120 voorerf

gedeelte van het erf voor de voorgevel van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan

1.121 voorgevel

de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw, of indien een perceel met meerdere zijden aan een weg grenst, de als zodanig door het college van burgemeester en wethouders aan te wijzen gevel

1.122 voorkeursgrenswaarde

de bij een bestemmingsplan in acht te nemen maximale waarde voor de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten, zoals deze rechtstreeks kan worden afgeleid uit de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder

1.123 waterwoning

een drijvende woning of een woning die is gebouwd in het water en rondom door water wordt omgeven

1.124 werk

een werk, geen bouwwerk zijnde

1.125 winkel

een gebouw, dat een ruimte omvat, welke door zijn indeling kennelijk bedoeld is te worden gebruikt voor de detailhandel

1.126 woning

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden

1.127 woon-werkcombinaties

het wonen in combinatie met aan de woonfunctie ondergeschikte kantoor- en werkfuncties in de vorm van aan huis verbonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten

1.128 woonhuis

een gebouw, dat één woning omvat, dan wel twee of meer naast elkaar en/of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat, en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid kan worden beschouwd

1.129 woonschip

een schip, niet zijnde een drijvende woning, uitsluitend of hoofdzakelijk als woning gebruikt of tot woning bestemd

1.130 woonwagen

voor permanente bewoning bestemd gebouw dat is geplaatst op een standplaats en dat in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst

1.131 zakelijke dienstverlening

het verlenen van diensten, al dan niet in een kantoorgebouw, op administratief, financieel en juridisch gebied, alsmede op het gebied van de informatie- en communicatietechnologie, de verhuur en handel in onroerend goed, architecten-, onderzoeks-, marketing-, uitzend- en beveiligingsbureaus en daarmee naar de aard vergelijkbare vormen van dienstverlening

1.132 zelfstandige woning

de kleinste binnen één of meer panden gelegen en voor woondoeleinden geschikte eenheid van gebruik die in functioneel opzicht zelfstandig is

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 lengte, breedte en diepte van een gebouw

tussen (de lijnen, getrokken door) de buitenzijde van de gevelvlakken en / of de buitenkant dakoverstek en/of het hart van de gemeenschappelijke scheidingsmurenmaten buitenwerks, waarbij uitstekende delen van ondergeschikte aard tot maximaal 1 meter buiten beschouwing blijven

2.2 de bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen

2.3 horizontale diepte van een gebouw

de lengte van een gebouw, gemeten loodrecht vanaf de naar de weg gekeerde gevel

2.4 de goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel

2.5 de dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak

2.6 de oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk

2.7 de inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen

2.8 de hoogte van een bouwlaag

de hoogte tussen de bovenkanten van boven elkaar gelegen vloeren, of tussen bovenkant vloer en vlakke afdekking, welke hoogte niet meer mag bedragen dan in de bouwregels is bepaald

2.9 de afstand tot de (zijdelingse) perceelgrens

tussen de (zijdelingse) grenzen van een bouwperceel en enig punt van een op dat bouwperceel voorkomend gebouw, waar die afstand het kortst is, waarbij uitstekende delen van ondergeschikte aard tot maximaal 1 meter buiten beschouwing blijven

Voor zover op de verbeelding niet anders is aangegeven, wordt de vaststelling van afmetingen bepaald door middel van meting op de kaart, met dien verstande dat:

  • a. de maatbepaling tot op 1 meter nauwkeurig geschiedt, en
  • b. de maat van de openbare ruimte wordt berekend naar de ter plaatse geldende werkelijke situatie, behoudens indien de grenslijn van de bebouwing niet in de bestaande voorgevellijn is geprojecteerd

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. een agrarisch bedrijf met een grondgebonden agrarische bedrijfsvoering , met uitzondering van een intensieve veehouderij;
  • b. productiegebonden detailhandel;
  • c. een bedrijfswoning met bijbehorende bijgebouwen;
  • d. cultuurgrond met bijbehorende paden, sloten en werken;
  • e. infrastructurele voorzieningen zoals deze bestonden op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerpplan;
  • f. voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, waaronder begrepen voorzieningen ten behoeve van het vasthouden, bergen, aan- en afvoeren van water;
  • g. behoud, herstel en ontwikkeling van de cultuurhistorische waarden zoals die ter plaatse voorkomen;

met daaraan ondergeschikt:

  • h. het gebruik van gronden voor een paardenbak ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - paardenbak';
  • i. wegen en paden;
  • j. groenvoorzieningen;
  • k. nutsvoorzieningen;
  • l. water;
  • m. speelvoorzieningen;
  • n. extensieve dagrecreatie;

met de daarbij behorende verhardingen, tuinen, erven en additionele voorzieningen.

3.2 Bouwregels
3.2.1 Algemene bouwregels
  • a. Er zijn uitsluitend gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan ten behoeve van de in lid 3.1 genoemde doeleinden.
  • b. Gebouwen en overkappingen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen een bouwvlak, met uitzondering van kassen.
  • c. Aan- en uitbouwen en bijgebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd op minimaal 3 meter achter het voorerf.
  • d. Per bouwvlak mogen uitsluitend gebouwen en overkappingen worden gebouwd ten behoeve van maximaal 1 agrarisch bedrijf.
  • e. Het aantal bedrijfswoningen per bestemmingsvlak is maximaal 1.
  • f. Voor gebouwen en overkappingen gelden de in het schema vermelde maten en percentages. Als een tabelvak leeg is is de betreffende regel niet van toepassing.

Gebouwsoort   Maximum oppervlakte (m2)   Maximale goothoogte (m)   Maximale bouw-
hoogte (m)  
Minimale dakhelling (graden)   Afstand tot voorgevel hoofdgebouw en verlengde daarvan (m)   Afstand tot zijdelingse perceelgrens (m)  
Kassen   200   4   7        
Aangebouwde bedrijfswoning   200   5,75   14   35      
Vrijstaande bedrijfswoning   200   3,75   9   35      
Aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen   50, of indien de nog resterende bebouwingsruimte voor de bedrijfswoning groter is dan 50, de resterende bebouwingsruimte   3   6     3    
Vrij-
staande bijge-
bouwen  
50   3   6     3    
Over-
kappingen  
400     5,5        
Overige gebouwen   3.500   4,5   14   15     5  
3.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:

Functie van een bouwwerk   Toegestaan buiten
bouwvlak?  
Maximale oppervlakte (m²)
 
Maximale bouwhoogte (m)  
    Per bouwwerk   gezamenlijk   Binnen bouwvlak   Buiten bouwvlak  
mestsilo's (inclusief afdekking)   nee     750 m²   7,50    
sleufsilo's   nee       2    
overige silo's   nee     25 m²   7,50    
erf- en terrein
afscheidingen  
ja       2   1,50  
palen en masten m.u.v. reclameobjecten   nee       9    
overige bouwwerken, geen gebouw zijnde   nee       5    
3.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. de woonsituatie;
  • b. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de sociale veiligheid;
  • e. de milieusituatie;
  • f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
3.4 Afwijken van de bouwregels
3.4.1 Afwijkingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  • a. lid 3.2.1 onder b voor het oprichten van agrarische bouwwerken van ondergeschikte aard buiten het bouwvlak, zoals melk- en schuilstallen, met dien verstande dat:
    • 1. de inhoud maximaal 100 m³ bedraagt;
    • 2. de goothoogte maximaal 2,75 meter bedraagt; en
    • 3. de bouwhoogte maximaal 4,50 meter bedraagt;
  • b. lid 3.2.1 onder b en toestaan dat een vrijstaand bijgebouw gedeeltelijk buiten het bouwvlak wordt gebouwd, mits de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen niet meer bedraagt dan de oppervlakte van het bouwvlak;
  • c. lid 3.2.1 onder b en toestaan dat een hoofdgebouw gedeeltelijk, en een aanbouw, een uitbouw of een aangebouwd bijgebouw geheel of gedeeltelijk buiten het bouwvlak worden gebouwd, mits de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen niet meer bedraagt dan de oppervlakte van het bouwvlak;
  • d. lid 3.2.1 onder f voor het vergroten van de maximum goothoogte van een bedrijfsgebouw of bedrijfswoning tot maximaal 5,5 meter;
  • e. lid 3.2.1 onder f voor een gedeeltelijk platte afdekking van bedrijfsgebouwen tot maximaal 50 m2;
  • f. lid 3.2.2 voor het oprichten van palen en masten buiten het bouwvlak met een bouwhoogte van maximaal 6 meter;
  • g. lid 3.2.2 voor het oprichten van de daar bedoelde overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met een bouwhoogte van maximaal 7,5 meter.
3.4.2 Voorwaarden voor afwijking

Afwijken van de regels met toepassing van lid 3.4.1 is slechts mogelijk, indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de woonsituatie;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de sociale veiligheid;
  • e. de milieusituatie;
  • f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
3.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik in strijd met dit bestemmingsplan, zoals bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en artikel 7.2 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van gronden buiten het bouwvlak ten behoeve van de realisering van mestbassins of andere werken of bouwwerken voor de opslag van mest, waaronder mestzakken;
  • b. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van intensieve veehouderij;
  • c. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel;
  • d. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bewoning anders dan als een bedrijfswoning;
  • e. het gebruik van de gronden voor recreatief nachtverblijf;
  • f. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor bewoning.

Onder strijdig gebruik wordt niet verstaan het gebruik van een deel van de bedrijfsgebouwen voor ambachtelijk bedrijf, agrarisch dienstverlenend bedrijf, de verkoop van agrarische producten en/of berging van caravans en boten c.q. opslagdoeleinden, mits de agrarische functie de hoofdfunctie van de gezamenlijke bedrijfsgebouwen op het betreffende perceel blijft.

3.6 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de bestemming 'Agrarisch' wordt gewijzigd in de bestemming 'Wonen', mits:

  • a. de agrarische bedrijfsfunctie ter plaatse is beëindigd;
  • b. de wijziging alleen wordt toegepast voor bestaande, als zodanig bestemde, agrarische opstallen en bedrijfswoningen en het omliggende erf;
  • c. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    • 1. het straat en bebouwingsbeeld;
    • 2. de woonsituatie;
    • 3. de gebruiksmogelijkheden van de omliggende gronden en bouwwerken.

Artikel 4 Bedrijf

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bestaande bedrijven en bedrijven die zijn genoemd in de categorieën 1 en 2 van de bij dit plan behorende Bijlage 1 Staat van bedrijfsactiviteiten, met uitzondering van geluidszoneringsplichtige en risicovolle inrichtingen;
  • b. productiegebonden detailhandel;
  • c. een terrein voor opslag, ter plaatse van de aanduiding 'opslag';
  • d. één bedrijfswoning, ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';

met daaraan ondergeschikt:

  • e. wegen, fiets- en voetpaden;
  • f. groenvoorzieningen;
  • g. nutsvoorzieningen;
  • h. parkeervoorzieningen;
  • i. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

met de daarbijbehorende:

  • j. additionele voorzieningen, waaronder speelvoorzieningen en bruggen.
4.2 Bouwregels
4.2.1 Algemene bouwregels
  • a. Er zijn uitsluitend gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan ten behoeve van de in lid 4.1 genoemde doeleinden.
  • b. Een bedrijfswoning mag uitsluitend worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning'.
  • c. Als binnen een bestemmingsvlak een bouwvlak is aangegeven mogen gebouwen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd.
  • d. De afstand tussen een bedrijfswoning en de weg is minimaal de bestaande afstand.
  • e. Voor gebouwen en overkappingen gelden de in het schema vermelde maten en percentages, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'opslag' geen gebouwen mogen worden gebouwd. Als een tabelvak leeg is is de betreffende regel niet van toepassing.

Gebouwsoort   Maximum oppervlakte (m2)   Maximale goothoogte (m)   Maximale bouwhoogte (m)   Minimale dakhelling (graden)   Afstand tot voorgevel hoofdgebouw en verlengde daarvan (m)   Afstand tot zijdelingse perceelgrens (m)  
Aange-
bouwde bedrijfs
woning  
200   5,75   14   35      
Vrijstaande bedrijfs
woning  
300   3,75   9   35      
Aan- en uitbouwen en aange-
bouwde bijgebouwen  
50, of indien de nog resterende bebouwingsruimte voor de bedrijfswoning groter is dan 50, de resterende bebouwingsruimte   3   6     3    
Over-
kappingen  
100     5        
Overige gebouwen   950   5,5   14   15     5  
4.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. De bouwhoogte van palen en masten is maximaal 8 meter.
  • b. Voor perceel- en erfafscheidingen geldt dat uitsluitend vergunningvrije bouwwerken zijn toegestaan.
  • c. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, is maximaal 5 meter.
4.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. de woonsituatie;
  • b. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de sociale veiligheid;
  • e. de milieusituatie;
  • f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
4.4 Afwijken van de bouwregels
4.4.1 Afwijkingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.2.1 onder e voor het vergroten van de maximum goothoogte van een hoofdgebouw tot maximaal 6 meter.

4.4.2 Voorwaarden voor afwijking

Afwijken van de regels met toepassing van lid 4.4.1 is slechts mogelijk, indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de woonsituatie;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de sociale veiligheid;
  • e. de milieusituatie;
  • f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
4.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik in strijd met dit bestemmingsplan, zoals bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en artikel 7.2 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijven, behorende tot een andere categorie dan die welke volgens lid 4.1 onder a. zijn toegestaan;
  • b. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel, anders dan productiegebonden detailhandel;
  • c. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bewoning anders dan als een bedrijfswoning. Een bedrijfswoning is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
  • d. het gebruik van de gronden voor recreatief nachtverblijf;
  • e. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor bewoning.
4.6 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de bestemming 'Bedrijf' wordt gewijzigd in de bestemming 'Wonen', mits de bedrijfsfunctie ter plaatse is beëindigd en geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. het straat en bebouwingsbeeld;
  • b. de woonsituatie;
  • c. de gebruiksmogelijkheden van de omliggende gronden en bouwwerken.

Artikel 5 Bedrijf - Delfstoffenexploitatiegebied

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf - Delfstoffenexploitatiegebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. de opsporing, winning, behandeling en transport van delfstoffen;
  • b. met de daarbij behorende additionele voorzieningen.
5.2 Bouwregels
5.2.1 Algemene bouwregels
  • a. Er zijn uitsluitend gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde, toegestaan ten behoeve van de in lid 5.1 genoemde doeleinden.
  • b. De bouwhoogte van gebouwen is maximaal 15 meter.
  • c. De bouwhoogte van een brandvlampijp is maximaal 65 meter.
  • d. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, is maximaal 30 meter.
  • e. In afwijking van het bepaalde in de voorgaande leden, mogen, voorzover het de gronden betreft die worden omringd door gronden met de bestemming 'Woongebied - Uit te werken', alleen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden opgericht tot een maximale bouwhoogte van 10 meter.
5.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik in strijd met dit bestemmingsplan, zoals bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en artikel 7.2 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:

  • de opslag van aan hun gebruik onttrokken voer- of vaartuigen, werktuigen of machines of onderdelen daarvan, verpakkingsmaterialen, bouwmaterialen, bagger en grondspecie, afval, puin, grind of brandstoffen, anders dan in verband met normaal onderhoud of ter verwezenlijking van de bestemming.

Artikel 6 Bedrijf - Nutsvoorziening

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf - Nutsvoorziening' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. een schakelstation;
  • b. overige nutsvoorzieningen;
  • c. wegen en groenvoorzieningen;
  • d. additionele voorzieningen.
6.2 Bouwregels
6.2.1 Algemene bouwregels

Er zijn wat de bebouwing betreft uitsluitend gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan ten behoeve van de in lid 6.1 genoemde doeleinden.

6.2.2 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. de gebouwen mogen uitsluitend binnen het op de verbeelding aangegeven bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte is maximaal 5 meter.
6.2.3 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouw zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen is maximaal 2,50 meter;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, is maximaal 10 meter.
6.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. de woonsituatie;
  • b. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de sociale veiligheid;
  • e. de milieusituatie;
  • f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
6.4 Afwijken van de bouwregels
6.4.1 Afwijkingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 6.2.3 onder a en toestaan dat de bouwhoogte wordt verhoogd tot maximaal 4 meter.

6.4.2 Voorwaarden voor afwijking

Afwijken van de regels met toepassing van lid 6.4.1 is slechts mogelijk, indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de woonsituatie;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de sociale veiligheid;
  • e. de milieusituatie;
  • f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 7 Gemengd - 1

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. een woning, al dan niet in combinatie met:
    • 1. aan-huis-verbonden beroepen;
    • 2. logies met ontbijt, met dien verstande dat deze functie uitsluitend mag worden uitgeoefend in het hoofdgebouw en ten dienste van deze functie maximaal drie (slaap)kamers voor toeristisch-recreatief nachtverblijf mogen worden gebruikt;
  • b. zakelijke dienstverlening;
  • c. maatschappelijke dienstverlening;
  • d. bedrijven onder de milieucategorieën 1 en 2 die zijn genoemd in de bij de regels behorende Bijlage 1 Staat van bedrijfsactiviteiten, hieronder niet begrepen geluidszoneringsplichtige inrichtingen en risicovolle inrichtingen;
  • e. behoud en herstel van de hoofdvorm van karakteristieke en beeldbepalende panden, ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek';

met daaraan ondergeschikt:

  • f. groenvoorzieningen;
  • g. nutsvoorzieningen;
  • h. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • i. verhardingen;
  • j. parkeervoorzieningen;

met de daarbij behorende tuinen, erven en additionele voorzieningen.

7.2 Bouwregels
7.2.1 Algemene bouwregels
  • a. Er zijn uitsluitend gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde, toegestaan ten behoeve van de in lid 7.1 genoemde doeleinden.
  • b. Ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' mag de uitwendige hoofdvorm, bestaande uit oppervlakte, goot- en bouwhoogte en dakhelling, van de zodanig aangeduide (delen van) gebouwen, niet meer dan 10% afwijken van de bestaande maatvoering.
  • c. Gebouwen en overkappingen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd.
  • d. Woningen mogen uitsluitend als hoofdgebouw of onderdeel van een hoofdgebouw (inpandig) worden gebouwd.
  • e. De goot- en bouwhoogte en dakhelling van gebouwen en overkappingen mogen niet meer c.q. niet minder bedragen dan in het volgende bouwschema is bepaald, tenzij ter plaatse anders is aangeduid, met dien verstande dat:
    • 1. bij een platte afdekking de bouwhoogte maximaal de goothoogte is;
    • 2. topgevels, lijstgevels, dakkappellen en schoorstenen hiervan zijn uitgezonderd.

Goothoogte (m)   Bouwhoogte (m)   Dakhelling (graden)  
3   10   min 30º en max 60º  
  • f. Maximaal 300 m² van het bebouwd oppervlak mag worden gebruikt voor de (bedrijfs)woning inclusief bijbehorende bijgebouwen.
  • g. Per bouwvlak is maximaal 1 woning toegestaan.
  • h. De afstand tussen gebouwen en/of overkappingen op een bouwperceel is minimaal 1 meter, tenzij de gebouwen en/of overkappingen aaneen worden gebouwd.
  • i. De afstand tussen een woning en andere geluidsgevoelige objecten en de weg is minimaal de bestaande afstand.
7.2.2 Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van aan-en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen gelden de in het schema vermelde maten. Als een tabelvak leeg is is de betreffende regel niet van toepassing.

  Maximum oppervlakte (m2)   Maximum goothoogte (m)   Maximum bouwhoogte (m)   Afstand achter de voorgevel van een hoofdgebouw en het verlengde daarvan (m)  
Aan-, uit- en bijbouwen   100   3,5, goothoogte aanbouw is maximaal de bouwhoogte van de begane grondverdieping van het hoofdgebouw + 0,2 meter   6, bouwhoogte aanbouw is maximaal de bouwhoogte van het hoofdgebouw   3  
Over-
kappingen  
100   3,5     3  
7.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. De bouwhoogte van palen en masten is maximaal 8 meter.
  • b. Voor perceel- en erfafscheidingen geldt dat uitsluitend vergunningvrije bouwwerken zijn toegestaan.
  • c. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, is maximaal 5 meter.
7.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. de karakteristieke hoofdvorm van gebouwen;
  • b. de woonsituatie;
  • c. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • d. de verkeersveiligheid;
  • e. de sociale veiligheid;
  • f. de milieusituatie;
  • g. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
7.4 Afwijken van de bouwregels
7.4.1 Afwijkingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  • a. lid 7.2.1 onder b voor een grotere afwijking van de bestaande maatvoering in samenhang met de in lid 7.6 genoemde vergunning en voldaan wordt aan de overige bouwregels die ter plaatse van toepassing zijn;
  • b. lid 7.2.1 onder e voor het vergroten van de maximum goothoogte van een hoofdgebouw tot maximaal 6 meter;
  • c. lid 7.2.1 onder e en toestaan dat de goothoogte van een hoofdgebouw maximaal 4,50 meter bedraagt;
  • d. lid 7.2.2 ten behoeve van gehele of gedeeltelijke vervanging van één of meerdere bijgebouwen en overkappingen waarvan de gezamenlijke oppervlakte meer bedraagt dan 100 m2, door één of meerdere vrijstaande bijgebouwen, met dien verstande dat:
    • 1. de vervanging bijdraagt aan een aanmerkelijke verbetering van de landschappelijke situatie ter plaatse waarbij voorzien wordt in een goede landschappelijke inpassing;
    • 2. de vervanging van de bebouwing uitsluitend is bedoeld ten behoeve van de doeleinden genoemd in lid 7.1 sub a tot en met e;
    • 3. met de vervanging een vermindering (sanering) van de oppervlakte plaatsvindt, voor zover die oppervlakte meer bedraagt dan 100 m2 tot een oppervlakte van 50% van het meerdere.
7.4.2 Voorwaarden voor afwijking

Afwijken van de regels met toepassing van lid 7.4.1 is slechts mogelijk, indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de woonsituatie;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de sociale veiligheid;
  • e. de milieusituatie;
  • f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
7.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik in strijd met dit bestemmingsplan, zoals bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en artikel 7.2 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijven, behorende tot een andere categorie dan die welke volgens lid 7.1 onder a zijn toegestaan;
  • b. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel, anders dan productiegebonden detailhandel;
  • c. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bewoning anders dan als een bedrijfswoning;
  • d. het gebruik van de gronden voor recreatief nachtverblijf, tenzij het recreatief nachtverblijf betreft zoals genoemd in lid 7.1;
  • e. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor bewoning.
7.6 Sloopvergunning
  • a. Ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' is het geheel of gedeeltelijk slopen van gebouwen zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning verboden.
  • b. Het bepaalde onder a. is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:
    • 1. het normale onderhoud betreffen;
    • 2. die op basis van het voorheen geldende plan niet vergunningplichtig waren en die reeds in uitvoering waren ten tijde van de inwerkingtreding van het plan;
    • 3. mogen worden uitgevoerd krachtens een ten tijde van de inwerkingtreding van het plan reeds verleende omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk.
  • c. De in lid a. genoemde vergunning wordt alleen verleend indien:
    • 1. de bebouwing vanwege ernstige gebreken niet in stand kan worden gehouden of waaraan dermate hoge kosten van herstel zijn verbonden, zonder dat door de overheid een financiële tegemoetkoming kan worden gedaan, dat instandhouding redelijkerwijze niet kan worden gevergd.
    • 2. de karakteristieke hoofdvorm niet langer aanwezig is en niet zonder ingrijpende wijzigingen aan het gebouw kan worden hersteld en/of
    • 3. het delen van het gebouw of bijgebouwen betreft die op zichzelf niet als karakteristiek vallen aan te merken en door sloop daarvan geen aantasting van de karakteristieke hoofdvorm plaatsvindt.

Artikel 8 Gemengd - 2

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. een informatiecentrum;
  • b. een (haven)kantoor;
  • c. een clubgebouw;
  • d. horeca tot en met categorie 3 en 5;

met daaraan ondergeschikt:

  • e. groenvoorzieningen;
  • f. nutsvoorzieningen;
  • g. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • h. verhardingen;
  • i. parkeervoorzieningen;
  • j. een extensieve ligzone voor maximaal 25 recreatievoertuigen;

met de daarbij behorende tuinen, erven en additionele voorzieningen.

8.2 Bouwregels
8.2.1 Algemene bouwregels
  • a. Er zijn uitsluitend gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan ten behoeve van de in lid 8.1 genoemde doeleinden.
  • b. Er mag uitsluitend een gebouw op of in het water worden gebouwd.
  • c. De bouwhoogte van een gebouw is maximaal de ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' aangegeven hoogte.
8.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. De bouwhoogte van steigers en terrassen bedraagt maximaal 1,5 meter, met dien verstande dat de bouwhoogte van toegangssteigers tussen de wal en de gevel maximaal 3 meter mag bedragen.
  • b. De bouwhoogte van palen en masten is maximaal 8 meter.
  • c. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, is maximaal 5 meter.
8.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. de woonsituatie;
  • b. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de sociale veiligheid;
  • e. de milieusituatie;
  • f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
8.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik in strijd met dit bestemmingsplan, zoals bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en artikel 7.2 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bewoning;
  • b. het gebruik van de gronden voor recreatief nachtverblijf;
  • c. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor functies die niet zijn genoemd in lid 8.1.
8.5 Afwijken van de gebruiksregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 8.1 voor het gebruik van gebouwen voor dienstverlening, maatschappelijke dienstverlening of zakelijke dienstverlening mits:

  • a. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden, waterfunctie en waterwoningen;
  • b. er in voldoende parkeerplaatsen wordt voorzien op eigen erf of binnen het haventerrein en de omliggende bestemming Groen - 1.

Artikel 9 Groen - 1

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groenvoorzieningen;
  • b. bermen en beplantingen;
  • c. recreatieve voorzieningen;
  • d. fiets- en voetpaden;
  • e. ontsluitingswegen;
  • f. nutsvoorzieningen;
  • g. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • h. parkeervoorzieningen;
  • i. recreatieve voorzieningen en horeca tot en met categorie 3, ter plaatse van de aanduiding 'horeca';
  • j. voorzieningen behorende bij een ligplaatszone, ter plaatse van de aanduiding 'haven';

met daarbij behorende additionele voorzieningen, zoals een tewaterlaatplaats voor boten.

9.2 Bouwregels
9.2.1 Algemene bouwregels

Er zijn wat de bebouwing betreft uitsluitend bouwwerken toegestaan ten behoeve van de in lid 9.1 genoemde doeleinden.

9.2.2 Gebouwen
  • a. Op deze gronden mogen uitsluitend gebouwen van openbaar nut, zoals abri's, telefooncellen, transformatorhuisjes, gasreduceerstations, verzamelcontainers voor flessen, oud papier en dergelijke en naar de aard daarmee gelijk te stellen gebouwtjes en bouwwerken tot een maximale inhoud van 200 m³ worden gebouwd met een maximale bouwhoogte van 5 meter.
  • b. In afwijking van het bepaalde onder a mogen ter plaatse van de aanduiding 'horeca' gebouwen ten behoeve van recreatieve voorzieningen en horeca van categorie 1, 2 en 3 worden gebouwd, waarvoor de volgende bouwregels gelden:
    • 1. de bouwhoogte van gebouwen is maximaal 10 meter;
    • 2. de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen is maximaal 1.200 m2.
9.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

  • a. De bouwhoogte van licht- en vlaggenmasten mag maximaal 10 meter bedragen;
  • b. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 6 meter bedragen.
9.3 Afwijken van de bouwregels
9.3.1 Afwijkingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 9.2.2 onder a ten behoeve van een schuilstal.

9.3.2 Voorwaarden voor afwijking

Afwijken van de regels met toepassing van lid 9.3.1 is slechts mogelijk, indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de woonsituatie;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de sociale veiligheid;
  • e. de milieusituatie;
  • f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
9.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik in strijd met dit bestemmingsplan, zoals bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en artikel 7.2 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:

  • het gebruik van de gronden voor recreatief nachtverblijf.

Artikel 10 Groen - 2

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groenvoorzieningen;
  • b. onbebouwde tuinen, niet ingericht ten dienste van het gebruik van een gebouw;
  • c. natuur;
  • d. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • e. fiets- en voetpaden;

met daarbij behorende additionele voorzieningen.

10.2 Bouwregels
10.2.1 Algemene bouwregels

Er zijn wat de bebouwing betreft uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan ten behoeve van de in lid 10.1 genoemde doeleinden.

10.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt dat de bouwhoogte maximaal 3 meter mag bedragen.

Artikel 11 Groen - 3

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen - 3' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. afschermende groenvoorzieningen;
  • b. natuur;
  • c. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • d. fiets- en voetpaden;
  • e. met daarbij behorende additionele voorzieningen.
11.2 Bouwregels
11.2.1 Algemene bouwregels

Er zijn wat de bebouwing betreft uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan ten behoeve van de in lid 11.1 genoemde doeleinden.

11.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt dat de bouwhoogte maximaal 3 meter mag bedragen.

Artikel 12 Maatschappelijk

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

met daaraan ondergeschikt:

  • c. wegen, fiets- en voetpaden;
  • d. groenvoorzieningen;
  • e. nutsvoorzieningen;
  • f. parkeervoorzieningen;
  • g. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

met de daarbijbehorende:

  • h. additionele voorzieningen, waaronder speelvoorzieningen en bruggen.
12.2 Bouwregels
12.2.1 Algemene bouwregels
  • a. Er zijn uitsluitend gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde, toegestaan ten behoeve van de in lid 12.1 genoemde doeleinden.
  • b. Gebouwen mogen uitsluitend gebouwd worden binnen een bouwvlak;
  • c. De bouw- en goothoogte van de gebouwen binnen het bouwvlak mogen ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' aangegeven hoogte bedragen.
  • d. In afwijking van het bepaalde onder b mogen gebouwen van ondergeschikte aard, zoals een fietsenberging en dergelijke, buiten het bouwvlak worden gebouwd tot een gezamenlijke oppervlakte van 50 m2 per bouwperceel met een bouwhoogte van maximaal 3,5 meter mits gesitueerd achter het (verlengde van) de voorgevel van de gebouwen binnen het bouwvlak.
12.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. De bouwhoogte van palen en masten is maximaal 8 meter.
  • b. De bouwhoogte van perceel- en erfafscheidingen is maximaal 2 meter.
  • c. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, is maximaal 5 meter.
12.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. de woonsituatie;
  • b. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de sociale veiligheid;
  • e. de milieusituatie;
  • f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
12.4 Afwijken van de bouwregels
12.4.1 Afwijkingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 12.2.1 onder b en toestaan dat een gebouw gedeeltelijk buiten een bouwvlak wordt gebouwd, mits:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen buiten het bouwvlak niet meer dan 100 m² bedraagt;
  • b. de maatvoering van de gebouwen buiten het bouwvlak niet meer bedraagt dan is toegestaan voor de bijbehorende bebouwing binnen het bouwvlak, tot een bouwhoogte van maximaal 9 meter.
12.4.2 Voorwaarden voor afwijking

Afwijken van de regels met toepassing van lid 12.4.1 is slechts mogelijk, indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de woonsituatie;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de sociale veiligheid;
  • e. de milieusituatie;
  • f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
12.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik in strijd met dit bestemmingsplan, zoals bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en artikel 7.2 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van gebouwen voor bewoning;
  • b. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van de uitoefening van detailhandel;
  • c. het gebruik van gronden voor andersoortige opvang dan kinderopvang en peuterspeelzaalwerk;
  • d. het hebben van reclame-uitingen die geen betrekking hebben op de op het perceel plaatsvindende niet wederrechtelijke activiteiten.

Artikel 13 Natuur

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het behoud, het herstel en/of de ontwikkeling van de natuurwetenschappelijke en de landschappelijke waarden;
  • b. water en waterhuishoudkundige doeleinden, exclusief noodwaterberging;
  • c. voorzieningen ten behoeve van toekomstige noodwaterberging;
  • d. agrarisch medegebruik;
  • e. extensief dagrecreatief medegebruik en educatief medegebruik;
  • f. openbare nutsvoorzieningen;

met de daarbij behorende additionele voorzieningen.

13.2 Bouwregels
13.2.1 Algemene bouwregels

Er zijn wat de bebouwing betreft uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde toegestaan ten behoeve van de in lid 13.1 genoemde doeleinden.

13.2.2 Gebouwen

Op deze gronden mogen uitsluitend gebouwen van openbaar nut en naar de aard daarmee gelijk te stellen gebouwtjes en bouwwerken tot een maximale inhoud van 200 m³ worden gebouwd met een maximale bouwhoogte van 5 meter.

13.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. De bouwhoogte van licht- en vlaggenmasten mag maximaal 10 meter bedragen.
  • b. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 6 meter bedragen.

Artikel 14 Sport - Manege

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Sport - Manege' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. cultuurgrond;
  • b. een manege;
  • c. horecavoorzieningen ten dienste van het manegebedrijf;
  • d. detailhandel in ruitersportartikelen;
  • e. een bedrijfswoning;

met de daarbij behorende additionele voorzieningen.

14.2 Bouwregels
14.2.1 Algemene bouwregels
  • a. Er zijn uitsluitend gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde, toegestaan ten behoeve van de in lid 14.1 genoemde doeleinden.
  • b. Per bestemmingsvlak is maximaal 1 bedrijfswoning toegestaan.
  • c. Per bouwvlak mogen uitsluitend gebouwen worden gebouwd ten behoeve van niet meer dan 1 manege.
  • d. Gebouwen en overkappingen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd.
  • e. De afstand tussen een bedrijfswoning en de weg is minimaal de bestaande afstand.
  • f. Voor gebouwen en overkappingen gelden de in het schema vermelde maten en percentages. Als een tabelvak leeg is is de betreffende regel niet van toepassing.

Gebouw-
soort  
Maximum oppervlakte (m2)   Maximale goothoogte (m)   Maximale bouwhoogte (m)   Minimale dakhelling (graden)   Afstand tot voorgevel hoofdgebouw en verlengde daarvan (m)   Afstand tot zijdelingse perceelgrens (m)  
Aange-
bouwde bedrijfs-
woning  
200   5,75   14   35      
Vrijstaande bedrijfs-
woning  
300   3,75   9   35      
Aan- en uitbouwen en aange-
bouwde bijgebouwen  
50, of indien de nog resterende bebouwingsruimte voor de bedrijfswoning groter is dan 50, de resterende bebouwingsruimte   3   6     3    
Overkappingen   200     5        
Overige gebouwen   -   4,5   14   15     5  
Alle gebouwen gezamenlijk   2.500            
14.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. (sleuf)silo's zijn niet toegestaan buiten het bouwvlak;
  • b. vlaggenmasten en antennemasten zijn niet toegestaan buiten het bouwvlak;
  • c. de maatvoering van bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, mag niet meer bedragen dan in het volgende bouwschema is bepaald:

Functie van een bouwwerk   Maximale oppervlakte (m²)   Maximale bouwhoogte (m)  
  Per bouwwerk   gezamenlijk   Binnen bouwvlak   Buiten bouwvlak  
mestsilo's (inclusief afdekking)     300   7,50    
sleufsilo's       2    
overige silo's   30   30   10    
erf- en terrein-
afscheidingen  
    2   1,5  
palen en masten m.u.v. reclameobjecten       9   6  
overige bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde       5   5  
14.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. de woonsituatie;
  • b. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de sociale veiligheid;
  • e. de milieusituatie;
  • f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
14.4 Afwijken van de bouwregels
14.4.1 Afwijkingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  • a. lid 14.2.1 onder d en toestaan dat een vrijstaand bijgebouw gedeeltelijk buiten het bouwvlak wordt gebouwd, mits de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen niet meer bedraagt dan de oppervlakte van het bouwvlak;
  • b. lid 14.2.1 onder d en toestaan dat een hoofdgebouw gedeeltelijk, en een aanbouw, een uitbouw, een aangebouwd bijgebouw of een overkapping geheel of gedeeltelijk buiten het bouwvlak worden gebouwd, mits de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen niet meer bedraagt dan de oppervlakte van het bouwvlak;
  • c. lid 14.2.1 onder f voor het vergroten van de maximum goothoogte van een bedrijfsgebouw of bedrijfswoning tot maximaal 5,5 meter;
  • d. lid 14.2.1 onder f voor een gedeeltelijk platte afdekking van bedrijfsgebouwen tot maximaal 50 m2.
14.4.2 Voorwaarden voor afwijking

Afwijken van de regels met toepassing van lid 14.4.1 is slechts mogelijk, indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de woonsituatie;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de sociale veiligheid;
  • e. de milieusituatie;
  • f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
14.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik in strijd met dit bestemmingsplan, zoals bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en artikel 7.2 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van gronden buiten het bouwvlak ten behoeve van de realisering van mestbassins of andere werken of bouwwerken voor de opslag van mest, waaronder mestzakken;
  • b. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van intensieve veehouderij;
  • c. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bewoning anders dan als een bedrijfswoning;
  • d. het gebruik van de gronden voor recreatief nachtverblijf;
  • e. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor bewoning.

Artikel 15 Verkeer

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen, fiets- en voetpaden;
  • b. parkeervoorzieningen;
  • c. nutsvoorzieningen;
  • d. bermen, taluds, groenvoorzieningen;
  • e. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • f. geluidwerende voorzieningen;

met de daarbij behorende additionele voorzieningen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder bruggen, verkeersvoorzieningen en geluidwerende voorzieningen.

Het aantal rijbanen van de wegen bedraagt met uitzondering van voorsorteervakken maximaal twee.

15.2 Bouwregels
15.2.1 Algemene bouwregels

Er zijn wat de bebouwing betreft uitsluitend bouwwerken, geen gebouw zijnde, toegestaan ten behoeve van de in lid 15.1 genoemde doeleinden.

15.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt dat de bouwhoogte maximaal 10 meter mag bedragen.

Artikel 16 Verkeer - Verblijfsgebied

16.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. woonstraten;
  • b. fiets- en voetpaden;
  • c. parkeervoorzieningen;
  • d. nutsvoorzieningen;
  • e. groenvoorzieningen;
  • f. speelvoorzieningen
  • g. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • h. geluidwerende voorzieningen;
  • i. standplaatsen voor straathandel, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel - standplaats';

met de daarbij behorende additionele voorzieningen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder bruggen, verkeersvoorzieningen en geluidwerende voorzieningen.

16.2 Bouwregels
16.2.1 Algemene bouwregels

Er zijn wat de bebouwing betreft uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde toegestaan ten behoeve van de in lid 16.1 genoemde doeleinden.

16.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde geldt dat de bouwhoogte maximaal 10 meter mag bedragen.

Artikel 17 Water - 1

17.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. water en waterhuishoudkundige doeleinden;
  • b. voorzieningen ten behoeve van noodwaterberging;
  • c. scheepvaartverkeer;
  • d. oeverstroken, bermen en groenvoorzieningen;

met daarbij behorende additionele voorzieningen, waaronder bruggen, dammen en/of duikers.

17.2 Bouwregels
17.2.1 Algemene bouwregels

Er zijn wat de bebouwing betreft uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan ten behoeve van de in lid 17.1 genoemde doeleinden.

17.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

  • a. De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag maximaal 6 meter bedragen.
  • b. Er mogen geen drijvende terrassen en steigers worden gebouwd.
17.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik in strijd met een bestemmingsplan, zoals bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en artikel 7.2 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van gronden ten behoeve van ligplaatsen voor varende schepen met een verblijfsfunctie en bedrijfsschepen;
  • b. het gebruik van de gronden voor recreatief nachtverblijf.

Artikel 18 Water - 2

18.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. water en waterhuishoudkundige doeleinden, waaronder mede begrepen een kwelvoorziening ter voorkoming van wateroverlast binnen andere doeleinden alsmede ter bevordering van de waterkwaliteit in het hele gebied, noodwaterberging hieronder niet begrepen;
  • b. voorzieningen ten behoeve van toekomstige noodwaterberging;
  • c. oeverstroken en eilandjes, bermen en groenvoorzieningen;
  • d. medegebruik ten behoeve van natuur;
  • e. recreatief medegebruik, waaronder fiets- en voetpaden;
  • f. verkeer, ter plaatse van de aanduiding ‘verkeer’;

met daarbij behorende additionele voorzieningen, waaronder bruggen, dammen en/of duikers, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'brug' een fiets-/voetgangersbrug kan worden gerealiseerd.

18.2 Bouwregels
18.2.1 Algemene bouwregels

Er zijn wat de bebouwing betreft uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan ten behoeve van de in lid 18.1 genoemde doeleinden.

18.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

  • a. De bouwhoogte van steigers bedraagt maximaal 1 meter.
  • b. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag maximaal 6 meter bedragen.
  • c. Er mogen geen drijvende terrassen worden gebouwd.
18.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik in strijd met een bestemmingsplan, zoals bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en artikel 7.2 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van gronden ten behoeve van ligplaatsen voor varende schepen met een verblijfsfunctie en bedrijfsschepen;
  • b. het gebruiken van drijvende terrassen bij woningen;
  • c. het gebruik van water voor noodwaterberging, in die zin dat het oprichten, aanbrengen en instandhouden van voorzieningen ten behoeve toekomstig gebruik als noodwaterberging is toegestaan, maar het daadwerkelijk gebruik als noodwaterberging niet;
  • d. het gebruik van de gronden voor recreatief nachtverblijf.

Artikel 19 Water - 3

19.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water - 3' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. water en waterhuishoudkundige doeleinden, waaronder mede begrepen een kwelvoorziening ter voorkoming van wateroverlast binnen andere doeleinden alsmede ter bevordering van de waterkwaliteit in het hele gebied, noodwaterberging hieronder niet begrepen;
  • b. voorzieningen ten behoeve van toekomstige noodwaterberging;
  • c. oeverstroken en eilandjes, bermen en groenvoorzieningen;
  • d. medegebruik ten behoeve van natuur;
  • e. verkeer, ter plaatse van de aanduiding ‘verkeer’;
  • f. recreatief medegebruik, waaronder fiets- en voetpaden;
  • g. ligplaatsen voor recreatievaartuigen;
  • h. steigers bij woningen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding - steiger 1’ en 'specifieke bouwaanduiding - steiger 2';
  • i. bermen en groenvoorzieningen;
  • j. een extensieve ligzone voor maximaal 50 recreatievaartuigen ter plaatse van de aanduiding 'haven';
  • k. met daarbij behorende additionele voorzieningen, waaronder bruggen, dammen en/of duikers, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'brug' een fiets-/voetgangersbrug kan worden gerealiseerd.
19.2 Bouwregels
19.2.1 Algemene bouwregels

Er zijn wat de bebouwing betreft uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan ten behoeve van de in lid 19.1 genoemde doeleinden.

19.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

  • a. De bouwhoogte van steigers bedraagt maximaal 1 meter.
  • b. Ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding - steiger 1’ mogen alleen de in lid 19.1 onder g bedoelde steigers worden gebouwd, met een breedte van maximaal 1,5 meter.
  • c. Ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding - steiger 2’ mogen alleen de in lid 19.1 onder g bedoelde steigers worden gebouwd, met een breedte van maximaal 1,5 m en met dien verstande dat de steiger aan het einde mag worden gesplitst in de vorm van een T-splitsing (= 2x 90 graden), dan wel in een soortgelijke splitsing maar onder andere hoeken die liggen tussen de 70 en 110 graden.
  • d. Het aantal steigers per woning bedraagt maximaal één.
  • e. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag maximaal 6 meter bedragen.
  • f. Er mogen geen drijvende terrassen worden gebouwd.
  • g. Op de gronden met een bestemming 'Woongebied - 2' of 'Woongebied - 5' die grenzen aan de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 3' zijn de regels van de genoemde bestemmingen van toepassing.
19.3 Afwijken van de bouwregels
19.3.1 Afwijkingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  • a. lid 19.2.2 onder b en c voor het bouwen van steigers bij woningen;
  • b. lid 19.2.2 onder f voor het bouwen van een drijvend terras binnen de bestemming 'Water - 3' mits de openheid en een ruime doorvaart kan worden gegarandeerd tussen verschillende bebouwing/terrassen en/of oevers, ter plaatse van de gronden grenzend aan de bestemming 'Gemengd - 2'.
19.3.2 Voorwaarden voor afwijking

Afwijken van de regels met toepassing van lid 19.3.1 is slechts mogelijk, indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de woonsituatie;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de sociale veiligheid;
  • e. de milieusituatie;
  • f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
19.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik in strijd met een bestemmingsplan, zoals bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en artikel 7.2 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van gronden ten behoeve van ligplaatsen voor varende schepen met een verblijfsfunctie en bedrijfsschepen;
  • b. het gebruiken van de gronden voor drijvende terrassen;
  • c. het gebruik van water voor noodwaterberging, in die zin dat het oprichten, aanbrengen en instandhouden van voorzieningen ten behoeve toekomstig gebruik als noodwaterberging is toegestaan, maar het daadwerkelijk gebruik als noodwaterberging niet;
  • d. het gebruik van de gronden voor recreatief nachtverblijf.
19.5 Afwijken van de gebruiksregels
19.5.1 Afwijkingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 19.4 onder b voor het deels gebruiken van een terras binnen de bestemming 'Water - 3' mits de openheid en een ruime doorvaart kan worden gegarandeerd tussen verschillende bebouwing/terrassen en/of oevers, ter plaatse van de gronden grenzend aan de bestemming 'Gemengd - 2'.

19.5.2 Voorwaarden voor afwijking

Afwijken van de regels, als bedoeld in lid 19.5.1 is slechts mogelijk, indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de woonsituatie;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de sociale veiligheid;
  • e. de milieusituatie;
  • f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 20 Wonen

20.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. woningen, al dan niet in combinatie met:
    • 1. aan-huis-verbonden beroepen;
    • 2. bestaande kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;
    • 3. logies met ontbijt, met dien verstande dat deze functie uitsluitend mag worden uitgeoefend in het hoofdgebouw en ten dienste van deze functie maximaal twee (slaap)kamers voor toeristisch-recreatief nachtverblijf mogen worden gebruikt;
    • 4. kamerverhuur in het hoofdgebouw, ter plaatse van de aanduiding 'kamerverhuur';
  • b. behoud en herstel van de hoofdvorm van karakteristieke en beeldbepalende panden, ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek';

met daaraan ondergeschikt:

  • c. fiets- en voetpaden;
  • d. groenvoorzieningen;
  • e. nutsvoorzieningen;
  • f. parkeervoorzieningen;
  • g. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

met de daarbij behorende:

  • h. additionele voorzieningen, waaronder speelvoorzieningen en bruggen.
20.2 Bouwregels
20.2.1 Algemene bouwregels
  • a. Er zijn uitsluitend gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan ten behoeve van de in lid 20.1 genoemde doeleinden.
  • b. Per bestemmingsvlak is maximaal 1 woning toegestaan, tenzij het gronden betreft ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden', in welk geval maximaal het aangegeven aantal is toegestaan.
  • c. Ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' mag de uitwendige hoofdvorm, bestaande uit oppervlakte, goot- en bouwhoogte en dakhelling, van de zodanig aangeduide (delen van) gebouwen, niet meer dan 10% afwijken van de bestaande maatvoering.
  • d. Als binnen een bestemmingsvlak een bouwvlak is aangegeven mogen gebouwen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd.
  • e. De afstand tussen een hoofdgebouw en de weg is minimaal de bestaande afstand tussen de naar de weg gekeerde gevel van het hoofdgebouw en de bestemming Verkeer.
  • f. Voor gebouwen en overkappingen gelden de in het schema vermelde maten en percentages. Als een tabelvak leeg is is de betreffende regel niet van toepassing.

Gebouwsoort   Maximum oppervlakte (m2)   Maximale goothoogte (m)   Maximale bouwhoogte (m)   Minimale dakhelling (graden)   Afstand tot voorgevel hoofdgebouw en verlengde daarvan (m)  
Hoofdgebouw   200   3,5   8   35    
Aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen   50, of indien de nog resterende bebouwingsruimte voor het hoofdgebouw groter is dan 50, de resterende bebouwingsruimte   3   6     3  
Vrijstaande bijgebouwen   bouwpercelen < 2.000 m2: 75
bouwpercelen >= 2000 m2: 100  
3   6     3  
Overkappingen   100     5     0  
20.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. De bouwhoogte van palen en masten is maximaal 8 meter.
  • b. Voor perceel- en erfafscheidingen geldt dat uitsluitend vergunningvrije bouwwerken zijn toegestaan.
  • c. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, is maximaal 5 meter.
20.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. de woonsituatie;
  • b. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de sociale veiligheid;
  • e. de milieusituatie;
  • f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
20.4 Afwijken van de bouwregels
20.4.1 Afwijkingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  • a. lid 20.2.1 onder c voor een grotere afwijking van de bestaande maatvoering in samenhang met de in lid 20.7 genoemde vergunning en voldaan wordt aan de overige bouwregels die ter plaatse van toepassing zijn;
  • b. lid 20.2.1 onder d voor het gedeeltelijk bouwen van een hoofdgebouw of het geheel of gedeeltelijk bouwen van een aanbouw, uitbouw of bijgebouw buiten het bouwvlak, mits de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen maximaal de oppervlakte van het bouwvlak is;
  • c. lid 20.2.1 onder f voor het vergroten van de maximum goothoogte van een hoofdgebouw tot maximaal 6 meter;
  • d. lid 20.2.1 onder f voor het verkleinen van de dakhelling van hoofdgebouwen minder dan 35°.
20.4.2 Voorwaarden voor afwijking

Afwijken van de regels met toepassing van lid 20.4.1 is slechts mogelijk, indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de woonsituatie;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de sociale veiligheid;
  • e. de milieusituatie;
  • f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
20.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik in strijd met dit bestemmingsplan, zoals bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en artikel 7.2 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van gronden en bouwwerken voor reclamedoeleinden (waaronder mede begrepen reclamemasten), met uitzondering van een bord met een oppervlakte van ten hoogste 0,75 m² op de gevel van een gebouw, ten behoeve van een op dat perceel gevestigd gebruik;
  • b. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor bewoning;
  • c. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen ten behoeve van een aan huis verbonden beroep;
  • d. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijfsmatige activiteiten, voor zover dit niet uitdrukkelijk op grond van lid 20.1 is toegestaan.
20.6 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  • a. lid 20.5 onder c voor het gebruik van vrijstaande bijgebouwen ten behoeve van een aan huis verbonden beroep tot een maximum van 70 m².
  • b. lid 20.5 onder d voor het gebruik van hoofdgebouwen en aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen ten behoeve van een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit tot een maximum van 70 m² en voor zover voorkomend op de lijst in Bijlage 2.
20.7 Sloopvergunning
  • a. Ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' is het geheel of gedeeltelijk slopen van gebouwen zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning verboden.
  • b. Het bepaalde onder a. is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:
    • 1. het normale onderhoud betreffen;
    • 2. die op basis van het voorheen geldende plan niet vergunningplichtig waren en die reeds in uitvoering waren ten tijde van de inwerkingtreding van het plan;
    • 3. mogen worden uitgevoerd krachtens een ten tijde van de inwerkingtreding van het plan reeds verleende omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk.
  • c. De in lid a. genoemde vergunning wordt alleen verleend indien:
    • 1. de bebouwing vanwege ernstige gebreken niet in stand kan worden gehouden of waaraan dermate hoge kosten van herstel zijn verbonden, zonder dat door de overheid een financiële tegemoetkoming kan worden gedaan, dat instandhouding redelijkerwijze niet kan worden gevergd.
    • 2. de karakteristieke hoofdvorm niet langer aanwezig is en niet zonder ingrijpende wijzigingen aan het gebouw kan worden hersteld en/of
    • 3. het delen van het gebouw of bijgebouwen betreft die op zichzelf niet als karakteristiek vallen aan te merken en door sloop daarvan geen aantasting van de karakteristieke hoofdvorm plaatsvindt.

Artikel 21 Woongebied - 1

21.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Woongebied - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. woningen, al dan niet in combinatie met:
    • 1. aan-huis-verbonden beroepen;
    • 2. bestaande kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;
    • 3. logies met ontbijt, met dien verstande dat deze functie uitsluitend mag worden uitgeoefend in het hoofdgebouw en ten dienste van deze functie maximaal twee (slaap)kamers voor toeristisch-recreatief nachtverblijf mogen worden gebruikt;
  • b. wegen, fiets- en voetpaden;
  • c. groenvoorzieningen;
  • d. nutsvoorzieningen;
  • e. parkeervoorzieningen, met dien verstande dat bij vrijstaande en twee-aaneen gebouwde woningen ten minste twee opstelplaatsen voor auto's, niet zijnde garages, op eigen erf naast of achter het hoofdgebouw aanwezig dienen te zijn;
  • f. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • g. additionele voorzieningen, waaronder speelvoorzieningen en bruggen.
21.2 Bouwregels
21.2.1 Algemene bouwregels
  • a. Er zijn uitsluitend gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan ten behoeve van de in lid 21.1 genoemde doeleinden.
  • b. Ter plaatse van de aanduiding 'gevellijn' worden de voorgevels van hoofdgebouwen gericht op deze lijn.
  • c. De goot- en bouwhoogte van een hoofdgebouw zijn maximaal de ter plaatse van de aanduidingen 'maximum goothoogte (m)' en 'maximum bouwhoogte (m)' aangegeven hoogte, met dien verstande dat:
    • 1. de bouwhoogte van hoofdgebouwen met een plat dak ten hoogste 7 m bedraagt;
    • 2. bij toepassing van een plat dak, naast het gestelde onder 1, een extra etage is toegestaan ter plaatse waar een 'maximum goothoogte (m)' van meer dan 3,5 meter is aangegeven, mits de extra etage ten hoogste 60% van de oppervlakte van het hoofdgebouw bedraagt en de bouwhoogte maximaal 10,5 meter bedraagt;
    • 3. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - toren' een toren op het hoofdgebouw is toegestaan met een oppervlakte van maximaal 25 m2 en een bouwhoogte van maximaal 21 meter;
    • 4. ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld' appartementengebouwen mogen worden gebouwd met een goot- en bouwhoogte van maximaal 11 meter en 17 meter.
  • d. Rijenwoningen mogen niet worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - wierde' en ter plaatse waar een maximum goothoogte van 3,5 m is aangegeven.
  • e. Voor gebouwen en overkappingen gelden de in het schema vermelde maten en percentages. Als een tabelvak leeg is is de betreffende regel niet van toepassing.

  Maximum bebouwingspercentage (%) *   Maximum oppervlakte hoofdgebouw (m2)   Minimale afstand van voorgevels van hoofdgebouwen tot de perceelgrens (m)   Minimale afstand van voorgevels van hoofdgebouwen tot de bestemmings-
grens (m)  
Woningtype          
Vrijstaand   30   200   5    
Twee-aaneen   45   150   5    
Rijwoning   55   100   3    
Appartementen-
gebouw, ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld'  
55     3    
         
Aanduiding          
'haven'       0 tot en met 1 ***    
'gevellijn'          
'specifieke bouwaanduiding- wierde'         6  

Bouwregel   Minimale afstand van overige gevels tot de perceelgrens (m) **
 
  2  

* met dien verstande dat collectieve parkeergarages bij appartementsgebouwen die voorzien zijn van een dak met beplanting bij dit percentage niet worden meegerekend

** met dien verstande dat:

- de afstand van de achtergevel tot aan de waterlijn minimaal 6 meter bedraagt en van de zijgevel tot aan de waterlijn minimaal 4 meter bedraagt

- ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - dijkwoningen' de afstand van gebouwen tot de zij- en achtergrens minimaal 4 meter bedraagt

en met dien verstande dat tot op de perceelgrens mag worden gebouwd op de zijdelingse perceelgrenzen waar woonhuizen aaneen gebouwd zijn of waar woonhuizen door middel van aan- en uitbouwen of bijgebouwen met andere woonhuizen zijn verbonden

*** tenzij de gronden zijn aangeduid met 'gestapeld', dan geldt een afstand van 3 meter

21.2.2 Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van aan-en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. Voor gebouwen en overkappingen gelden de in het schema vermelde maten. Als een tabelvak leeg is is de betreffende regel niet van toepassing.

Bouwregel




Bouwwerk  
Maximum opper-
vlakte (m2)  
Maximum goothoogte (m)   Maximum bouwhoogte (m)   Afstand achter de voorgevel van een hoofdgebouw en het verlengde daarvan (m)  
Aan-, uit- en bijbouwen   100   3,5, goothoogte aanbouw is maximaal de bouwhoogte van de begane grondverdieping van het hoofdgebouw + 0,2 meter   6, bouwhoogte aanbouw is maximaal de bouwhoogte van het hoofdgebouw en bouwhoogte aan- en uitbouw die twee vrijstaande woonhuizen verbinden is maximaal de goothoogte   3, maar 1 ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - wierde  
Overkappingen   100     3,5   0  

  • b. In afwijking van het bepaalde in lid 21.2.1 onder e mogen bijgebouwen op de erfgrens worden gebouwd indien deze als eenheid met een bijgebouw op het buurperceel worden gebouwd en de afstand tussen deze bijgebouwen en de overige gebouwen minimaal 3 meter bedraagt.
  • c. In afwijking van het bepaalde in lid 21.2.2 onder a is de bouwhoogte binnen 3 meter van de erfgrens maximaal 3 meter, met dien verstande dat deze vanaf de erfgrens mag worden verhoogd in een rechte lijn naar maximaal 6 meter op een afstand van minimaal 3 meter uit de perceelgrens.
21.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. De bouwhoogte van palen en masten is maximaal 8 meter.
  • b. Voor perceel- en erfafscheidingen geldt dat uitsluitend vergunningvrije bouwwerken zijn toegestaan.
  • c. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, is maximaal 5 meter.
21.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. de woonsituatie;
  • b. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de sociale veiligheid;
  • e. de milieusituatie;
  • f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
21.4 Afwijken van de bouwregels
21.4.1 Afwijkingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  • a. lid 21.2.1 onder c voor het vergroten van de goothoogte van hoofdgebouwen;
  • b. lid 21.2.1 onder c voor het verhogen van de gevel van platte daken met ten hoogste 1 m ten behoeve van een borstwering bij een dakterras;
  • c. lid 21.2.1 onder d voor het bouwen van rijwoningen;
  • d. lid 21.2.1 onder e voor het verhogen van het bebouwingspercentage ten behoeve van collectieve parkeergarages bij appartementsgebouwen die voorzien zijn van een dak met beplanting;
  • e. lid 21.2.1 onder e voor een andere goothoogte van hoofdgebouwen;
  • f. lid 21.2.1 onder e voor het bouwen van de voorgevel van gebouwen op een kortere afstand uit of op de perceelgrens als dit noodzakelijk is om de gebruiksmogelijkheden van het bouwperceel te vergroten;
  • g. lid 21.2.1 onder e voor de bouw van hoofdgebouwen tot ten hoogste 300 m²; mits het bebouwingspercentage genoemd in lid 21.2.1 onder e niet wordt overschreden;
  • h. lid 21.2.1 onder e voor de bouw van hoofdgebouwen tot ten hoogste 300 m²; mits het bebouwingspercentage genoemd in lid 21.2.1 onder e niet wordt overschreden;
  • i. lid 21.2.2 onder a voor de bouw van aan- en uitbouwen of bijgebouwen tot maximaal 150 m², mits het bebouwingspercentage genoemd in lid 21.2.1 onder e niet wordt overschreden en de oppervlakte niet meer bedraagt dan de oppervlakte van het hoofdgebouw;
  • j. lid 21.2.2 onder a voor het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen op minder dan 3 meter achter de voorgevels met het oog op een goede ruimtelijke inpassing van een garage op het perceel en/of de gebruiksmogelijkheden van het bouwperceel;
  • k. lid 21.2.2 onder a voor de bouw van veranda's en erkers voor de voorgevel van een hoofdgebouw worden gebouwd, met dien verstande dat:
    • 1. een veranda of erker maximaal 3 meter uit de gevel van het hoofdgebouw wordt gebouwd;
    • 2. de bouwhoogte maximaal 3,5 meter bedraagt, met dien verstande dat deze hoger mag zijn indien de overkapping respectievelijk het dak deel uitmaken van de kap van het hoofdgebouw;
    • 3. bij aaneengebouwde woningen mogen veranda's alleen voor de voor-gevel worden gebouwd als ze worden gebouwd bij alle woningen van dat blok van aaneengebouwde woningen;
    • 4. de bouwhoogte van de balustrade van een veranda maximaal 1,5 meter bedraagt, eventueel vermeerderd met de tot de veranda behorende vloerhoogte.
21.4.2 Voorwaarden voor afwijking

Afwijken van de regels met toepassing van lid 21.4.1 is slechts mogelijk, indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de woonsituatie;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de sociale veiligheid;
  • e. de milieusituatie;
  • f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
21.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik in strijd met dit bestemmingsplan, zoals bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en artikel 7.2 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van gronden en bouwwerken voor reclamedoeleinden (waaronder mede begrepen reclamemasten), met uitzondering van een bord met een oppervlakte van ten hoogste 0,75 m² op de gevel van een gebouw, ten behoeve van een op dat perceel gevestigd gebruik;
  • b. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor bewoning;
  • c. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen ten behoeve van een aan huis verbonden beroep;
  • d. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijfsmatige activiteiten, voor zover dit niet uitdrukkelijk op grond van lid 21.1 is toegestaan.
21.6 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  • a. lid 21.5 onder c voor het gebruik van vrijstaande bijgebouwen ten behoeve van een aan huis verbonden beroep tot een maximum van 70 m².
  • b. lid 21.1 onder d voor het gebruik van hoofdgebouwen en aan-, uit- en bijgebouwen ten behoeve van een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit tot een maximum van 70 m² en voor zover voorkomend op de lijst in Bijlage 2.

Artikel 22 Woongebied - 2

22.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Woongebied - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. woningen, al dan niet in combinatie met:
    • 1. aan-huis-verbonden beroepen;
    • 2. bestaande kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;
    • 3. logies met ontbijt, met dien verstande dat deze functie uitsluitend mag worden uitgeoefend in het hoofdgebouw en ten dienste van deze functie maximaal twee (slaap)kamers voor toeristisch-recreatief nachtverblijf mogen worden gebruikt;
  • b. wegen, fiets- en voetpaden;
  • c. groenvoorzieningen;
  • d. nutsvoorzieningen;
  • e. parkeervoorzieningen, met dien verstande dat bij vrijstaande woningen ten minste twee opstelplaatsen voor auto's, niet zijnde garages, op eigen erf naast of achter het hoofdgebouw aanwezig dienen te zijn;
  • f. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • g. additionele voorzieningen, waaronder speelvoorzieningen en bruggen.
22.2 Bouwregels
22.2.1 Algemene bouwregels
  • a. Er zijn uitsluitend gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan ten behoeve van de in lid 22.1 genoemde doeleinden.
  • b. De goothoogte van een hoofdgebouw is maximaal de ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m)' aangegeven hoogte.
  • c. De bouwhoogte van een hoofdgebouw is maximaal de ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' aangegeven hoogte.
  • d. De hoofdgebouwen worden gebouwd met een kap.
  • e. Voor gebouwen en overkappingen gelden de in het schema vermelde maten en percentages. Als een tabelvak leeg is is de betreffende regel niet van toepassing.

Bouwregel   Maximum bebouwingspercentage (%)   Maximum oppervlakte hoofdgebouw (m2)  
Woningtype      
Vrijstaand   25   200  
Twee-aaneen   45   200  
Rijwoning   55   200  

Bouwregel
 
Minimale afstand tot perceelgrens die grenst aan openbaar groen of de naar de weg gekeerde perceelgrens (m)   Minimale afstand tot zijdelingse perceelgrens (m)   Minimale afstand tot openbaar water   Minimale afstand tot perceelgrens gerekend vanaf de gronden met de bestemming Water - 3 ter plaatse van de aanduiding 'sba - 3' en 'sba - steiger 1' (m)  
Aanduiding          
gronden zonder aanduiding       5   10  
sba - vr1   3   3      
sba - vr2   4   2      

Aanduiding   Minimale afstand tot openbaar gebied   Minimale afstand tot perceelgrens waarin geen twee aaneen gebouwde hoofdgebouwen zijn gebouwd (m)   Minimale afstand tot de perceelgrens die grenst aan de bestemming Water (m)  
sba - vr3     3   5  
sba - vr4     3   10  
sba - vr5   4   2   5  
sba - eg   1      

Bouwregel   Hoofdgebouwen
uitsluitend vrijstaand  
Hoofdgebouwen vrijstaand of twee-aaneen   Hoofdgebouwen vrijstaand, twee-aaneen of in rijen  
algemeen       x  
Aanduiding:        
sba - vr1   x      
sba - vr2   x      
sba - vr3     x *    
sba - vr4   x      
sba - vr5     x *    

* met dien verstande dat twee aaneen gebouwde woningen niet mogen worden gebouwd op:

1. percelen die met de zijdelingse perceelgrens grenzen aan openbaar toegankelijk gebied, dan wel;

2. percelen die grenzen aan andere bouwpercelen waar twee aaneen gebouwde woningen zijn of worden gebouwd.

22.2.2 Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van aan-en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. Voor gebouwen en overkappingen gelden de in het schema vermelde maten:

Bouw-
regel





Bouwwerk  
Maximum oppervlakte (m2)   Maximum goothoogte (m)   Maximum bouwhoogte (m)   Afstand achter de voorgevel van een hoofdgebouw en het verlengde daarvan (m)  
Aan-, uit- en bijbouwen   100   3,5, goothoogte aanbouw is maximaal de bouwhoogte van de begane grondverdieping van het hoofdgebouw + 0,2 boven de bovenkant van de begane grondverdieping van het hoofdgebouw   6, bouwhoogte aanbouw is maximaal de bouwhoogte van het hoofdgebouw en bouwhoogte aan- en uitbouw die twee vrijstaande woonhuizen verbinden is maximaal de goothoogte   3 bij vrijstaande en twee-aaneen gebouwde hoofdgebouwen, 0 bij rijwoningen  
Overkappingen   100     3,5   0  

  • b. In afwijking van het gestelde in lid 22.2.1 onder e mogen bijgebouwen op de erfgrens worden gebouwd indien deze als eenheid met een bijgebouw op het buurperceel worden gebouwd en de afstand tussen deze bijgebouwen en de overige gebouwen minimaal 3 meter bedraagt.
  • c. In afwijking van het gestelde in lid 22.2.2 onder a is de bouwhoogte binnen 3 meter van de erfgrens maximaal 3 meter, met dien verstande dat deze vanaf de erfgrens mag worden verhoogd in een rechte lijn naar maximaal 6 meter op een afstand van minimaal 3 meter uit de perceelgrens.
22.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. De bouwhoogte van palen en masten is maximaal 8 meter.
  • b. Voor perceel- en erfafscheidingen geldt dat uitsluitend vergunningvrije bouwwerken zijn toegestaan.
  • c. Steigers mogen uitsluitend worden gebouwd in aansluiting op de in de bestemming 'Water - 3' voorkomende aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - steiger 1' of ' specifieke bouwaanduiding - 2'.
  • d. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, is maximaal 5 meter.
22.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. de woonsituatie;
  • b. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de sociale veiligheid;
  • e. de milieusituatie;
  • f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
22.4 Afwijken van de bouwregels
22.4.1 Afwijkingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  • a. lid 22.2.1 onder c voor het vergroten van de goothoogte van hoofdgebouwen;
  • b. lid 22.2.1 onder d en e voor het geheel of gedeeltelijk bouwen zonder kap tot een maximale bouwhoogte van maximaal 11 meter;
  • c. lid 22.2.1 onder e voor de bouw van twee-aaneen of in rijen gebouwde woningen, ter plaatse van de aanduidingen 'vrijstaand', 'twee-aaneen', 'specifieke bouwaanduiding - vrijstaand 1', 'specifieke bouwaanduiding - vrijstaand 2', 'specifieke bouwaanduiding - vrijstaand 3', 'specifieke bouwaanduiding - vrijstaand 4' of 'specifieke bouwaanduiding - vrijstaand 5';
  • d. lid 22.2.1 onder e voor de bouw van hoofdgebouwen tot ten hoogste 300 m², mits het bebouwingspercentage genoemd in lid 22.2.1 onder e niet wordt overschreden;
  • e. lid 22.2.2 onder a voor de bouw van aan- en uitbouwen of bijgebouwen tot maximaal 150 m², mits het bebouwingspercentage genoemd in lid 22.2.1 onder e niet wordt overschreden en de oppervlakte niet meer bedraagt dan de oppervlakte van het hoofdgebouw;
  • f. lid 22.2.2 onder a voor de bouw van veranda's en erkers voor de voorgevel van een hoofdgebouw worden gebouwd, met dien verstande dat:
    • 1. een veranda of erker maximaal 3 meter uit de gevel van het hoofdgebouw wordt gebouwd;
    • 2. de bouwhoogte maximaal 3,5 meter bedraagt, met dien verstande dat deze hoger mag zijn indien de overkapping respectievelijk het dak deel uitmaken van de kap van het hoofdgebouw;
    • 3. bij aaneengebouwde woningen mogen veranda's alleen voor de voor-gevel worden gebouwd als ze worden gebouwd bij alle woningen van dat blok van aaneengebouwde woningen;
    • 4. de bouwhoogte van de balustrade van een veranda maximaal 1,5 meter bedraagt, eventueel vermeerderd met de tot de veranda behorende vloerhoogte.
22.4.2 Voorwaarden voor afwijking

Afwijken van de regels met toepassing van lid 22.4.1 is slechts mogelijk, indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de woonsituatie;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de sociale veiligheid;
  • e. de milieusituatie;
  • f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
22.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik in strijd met dit bestemmingsplan, zoals bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en artikel 7.2 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van gronden en bouwwerken voor reclamedoeleinden (waaronder mede begrepen reclamemasten), met uitzondering van een bord met een oppervlakte van ten hoogste 0,75 m² op de gevel van een gebouw, ten behoeve van een op dat perceel gevestigd gebruik;
  • b. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor bewoning;
  • c. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen ten behoeve van een aan huis verbonden beroep;
  • d. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijfsmatige activiteiten, voor zover dit niet uitdrukkelijk op grond van lid 22.1 is toegestaan.
22.6 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  • a. lid 22.5 onder c voor het gebruik van vrijstaande bijgebouwen ten behoeve van een aan huis verbonden beroep tot een maximum van 70 m².
  • b. lid 22.1 onder d voor het gebruik van hoofdgebouwen en aan-, uit- en bijgebouwen ten behoeve van een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit tot een maximum van 70 m² en voor zover voorkomend op de lijst in Bijlage 2.

Artikel 23 Woongebied - 3

23.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Woongebied - 3' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. woningen, al dan niet in combinatie met:
    • 1. aan-huis-verbonden beroepen;
    • 2. bestaande kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;
    • 3. logies met ontbijt, met dien verstande dat deze functie uitsluitend mag worden uitgeoefend in het hoofdgebouw en ten dienste van deze functie maximaal twee (slaap)kamers voor toeristisch-recreatief nachtverblijf mogen worden gebruikt;
  • b. wegen, fiets- en voetpaden;
  • c. groenvoorzieningen;
  • d. nutsvoorzieningen;
  • e. parkeervoorzieningen, met dien verstande dat bij vrijstaande en twee-aaneen gebouwde woningen ten minste twee opstelplaatsen voor auto's, niet zijnde garages, op eigen erf naast of achter het hoofdgebouw aanwezig dienen te zijn;
  • f. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • g. additionele voorzieningen, waaronder speelvoorzieningen en bruggen.
23.2 Bouwregels
23.2.1 Algemene bouwregels
  • a. Er zijn uitsluitend gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan ten behoeve van de in lid 23.1 genoemde doeleinden.
  • b. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding uitgesloten - bouwwerken' mogen geen bouwwerken worden gebouwd.
  • c. De goothoogte van een hoofdgebouw is maximaal de ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m)' aangegeven hoogte.
  • d. De bouwhoogte van een hoofdgebouw is maximaal de ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' aangegeven hoogte.
  • e. De hoofdgebouwen worden gebouwd met een kap.
  • f. Voor gebouwen en overkappingen gelden de in het schema vermelde maten en percentages. Als een tabelvak leeg is is de betreffende regel niet van toepassing.

Bouwregel   Maximum bebouwingspercentage (%)   Maximum oppervlakte hoofdgebouw (m2)   Hoofdgebouwen vrijstaand of twee-aaneen **   Hoofdgebouwen vrijstaand  
Woningtype          
Vrijstaand   30   200      
Twee-aaneen   45   150   aanduiding 'twee-aaneen'   overige deel van de bestemming  

Bouwregel   Minimale afstand tot de perceelgrens die grenst aan openbaar toegankelijk gebied (m)   Minimale afstand tot de zijdelingse perceelgrens (m)   Minimale afstand tot de achterste perceelgrens (m)  
Aanduiding        
geen aanduiding   3   3   5*  
-sba-bw     5    

* Met uitzondering van percelen waarvan het achterste deel een bestemming 'Groen - 2' heeft, in welk geval geen minimale afstand geldt.

** Met dien verstande dat twee aaneen gebouwde woningen niet mogen worden gebouwd op percelen die met de zijdelingse perceelgrens grenzen aan openbaar toegankelijk gebied.

23.2.2 Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van aan-en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. Voor gebouwen en overkappingen gelden de in het schema vermelde maten:

Bouwregel




Bouwwerk  
Maximum oppervlakte (m2)   Maximum goothoogte (m)   Maximum bouwhoogte (m)   Afstand achter de voorgevel van een hoofdgebouw en het verlengde daarvan (m)  
Aan-, uit- en bijbouwen   100   3,5, goothoogte aanbouw is maximaal de bouwhoogte van de begane grondverdieping van het hoofdgebouw + 0,2 meter   6, bouwhoogte aanbouw is maximaal de bouwhoogte van het hoofdgebouw en bouwhoogte aan- en uitbouw die twee vrijstaande woonhuizen verbinden is maximaal de goothoogte   3 bij vrijstaande en twee-aaneen gebouwde hoofdgebouwen  
Overkappingen   100     3,5   0  

  • b. In afwijking van het gestelde in lid 23.2.1 onder f mogen bijgebouwen op de erfgrens worden gebouwd indien deze als eenheid met een bijgebouw op het buurperceel worden gebouwd en de afstand tussen deze bijgebouwen en de overige gebouwen minimaal 3 meter bedraagt.
  • c. In afwijking van het gestelde in lid 23.2.2 onder a is de bouwhoogte binnen 3 meter van de erfgrens maximaal 3 meter, met dien verstande dat deze vanaf de erfgrens mag worden verhoogd in een rechte lijn naar maximaal 6 meter op een afstand van minimaal 3 meter uit de perceelgrens.
23.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. De bouwhoogte van palen en masten is maximaal 8 meter.
  • b. Voor perceel- en erfafscheidingen geldt dat uitsluitend vergunningvrije bouwwerken zijn toegestaan.
  • c. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, is maximaal 5 meter.
23.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. de woonsituatie;
  • b. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de sociale veiligheid;
  • e. de milieusituatie;
  • f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
23.4 Afwijken van de bouwregels
23.4.1 Afwijkingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  • a. lid 23.2.1 onder c voor het vergroten van de goothoogte van hoofdgebouwen;
  • b. lid 23.2.1 onder d en e voor het geheel of gedeeltelijk bouwen zonder kap tot een maximale bouwhoogte van maximaal 11 meter;
  • c. lid 23.2.1 onder f voor de bouw van in twee-aaneen of in rijen gebouwde woningen;
  • d. lid 23.2.1 onder f voor de bouw van hoofdgebouwen tot ten hoogste 300 m²; mits het bebouwingspercentage genoemd in lid 23.2.1 onder f niet wordt overschreden;
  • e. lid 23.2.2 onder a voor de bouw van veranda's en erkers voor de voorgevel van een hoofdgebouw worden gebouwd, met dien verstande dat:
    • 1. een veranda of erker maximaal 3 meter uit de gevel van het hoofdgebouw wordt gebouwd;
    • 2. de bouwhoogte maximaal 3,5 meter bedraagt, met dien verstande dat deze hoger mag zijn indien de overkapping respectievelijk het dak deel uitmaken van de kap van het hoofdgebouw;
    • 3. bij aaneengebouwde woningen mogen veranda's alleen voor de voor-gevel worden gebouwd als ze worden gebouwd bij alle woningen van dat blok van aaneengebouwde woningen;
    • 4. de bouwhoogte van de balustrade van een veranda maximaal 1,5 meter bedraagt, eventueel vermeerderd met de tot de veranda behorende vloerhoogte.
23.4.2 Voorwaarden voor afwijking

Afwijken van de regels met toepassing van lid 23.4.1 is slechts mogelijk, indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de woonsituatie;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de sociale veiligheid;
  • e. de milieusituatie;
  • f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
23.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik in strijd met dit bestemmingsplan, zoals bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en artikel 7.2 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van gronden en bouwwerken voor reclamedoeleinden (waaronder mede begrepen reclamemasten), met uitzondering van een bord met een oppervlakte van ten hoogste 0,75 m² op de gevel van een gebouw, ten behoeve van een op dat perceel gevestigd gebruik;
  • b. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor bewoning;
  • c. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen ten behoeve van een aan huis verbonden beroep;
  • d. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijfsmatige activiteiten, voor zover dit niet uitdrukkelijk op grond van lid 23.1 is toegestaan.
23.6 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  • a. lid 23.5 onder c voor het gebruik van vrijstaande bijgebouwen ten behoeve van een aan huis verbonden beroep tot een maximum van 70 m².
  • b. lid 23.5 onder d voor het gebruik van hoofdgebouwen en aan-, uit- en bijgebouwen ten behoeve van een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit tot een maximum van 70 m² en voor zover voorkomend op de lijst in Bijlage 2.

Artikel 24 Woongebied - 4

24.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Woongebied - 4' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. woningen, al dan niet in combinatie met:
    • 1. aan-huis-verbonden beroepen;
    • 2. bestaande kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;
    • 3. logies met ontbijt, met dien verstande dat deze functie uitsluitend mag worden uitgeoefend in het hoofdgebouw en ten dienste van deze functie maximaal twee (slaap)kamers voor toeristisch-recreatief nachtverblijf mogen worden gebruikt;
  • b. wegen, fiets- en voetpaden;
  • c. groenvoorzieningen;
  • d. nutsvoorzieningen;
  • e. parkeervoorzieningen, met dien verstande dat bij vrijstaande en twee-aaneen gebouwde woningen ten minste twee opstelplaatsen voor auto's, niet zijnde garages, op eigen erf naast of achter het hoofdgebouw aanwezig dienen te zijn;
  • f. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • g. additionele voorzieningen, waaronder speelvoorzieningen en bruggen.
24.2 Bouwregels
24.2.1 Algemene bouwregels
  • a. Er zijn wat de bebouwing betreft uitsluitend gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan ten behoeve van de in lid 24.1 genoemde doeleinden.
  • b. De goothoogte van een hoofdgebouw is maximaal de ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m)' aangegeven hoogte.
  • c. De bouwhoogte van een hoofdgebouw is maximaal de ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' aangegeven hoogte, met dien verstande dat de bouwhoogte van een gebouw met een plat dak maximaal 7 meter bedraagt, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 1'.
  • d. De hoofdgebouwen worden gebouwd met een kap.
  • e. De voorgevel van een hoofdgebouw dient evenwijdig aan de achtergrens van het bouwperceel te worden geplaatst, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding 2'.
  • f. Voor gebouwen en overkappingen gelden de in het schema vermelde maten en percentages. Als een tabelvak leeg is is de betreffende regel niet van toepassing.

Bouwregel   Maximum bebouwingspercentage (%)   Maximum oppervlakte hoofdgebouw (m2)  
Aanduiding   sba - 1   sba - 2    
Woningtype        
Vrijstaand   30   30   200  
Twee-aaneen   45   30   150  
Rijwoning   70   50   100  

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP568MeerstadMidW-vg01_0018.png"

Bouwregel   Hoofdgebouwen vrijstaand, twee-aaneen of in rijen   Aantal aaneen te bouwen hoofdgebouwen  
Aanduiding   sba-1 en sba-2   'aaneengebouwd': 4  

* met uitzondering van de zijdelingse perceelsgrenzen waar twee-aaneen gebouwde en in rijen gebouwde woningen aaneen gebouwd zijn, daar mag tot op de perceelsgrens worden gebouwd.

24.2.2 Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van aan-en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. Voor gebouwen en overkappingen gelden de in het schema vermelde maten. Als een tabelvak leeg is is de betreffende regel niet van toepassing.

Bouwregel




Bouwwerk  
Maximum oppervlakte (m2)   Maximum goothoogte (m)   Maximum bouwhoogte (m)   Afstand achter de voorgevel van een hoofdgebouw en het verlengde daarvan (m)  
Aan-, uit- en aangebouwde bijbouwen   100   4,5, goothoogte aanbouw is maximaal de bouwhoogte van de begane grondverdieping van het hoofdgebouw + 0,2 meter   7, bouwhoogte aanbouw is maximaal de bouwhoogte van het hoofdgebouw en bouwhoogte aan- en uitbouw die twee vrijstaande woonhuizen verbinden is maximaal de goothoogte   0  
Vrijstaande bijgebouwen     3   6   0  
Over-
kappingen  
100     3,5   0  

  • b. In afwijking van het gestelde in lid 24.2.1 onder f mogen bijgebouwen op de erfgrens worden gebouwd indien deze als eenheid met een bijgebouw op het buurperceel worden gebouwd en de afstand tussen deze bijgebouwen en de overige gebouwen minimaal 3 meter bedraagt.
  • c. In afwijking van het gestelde in lid 24.2.2 onder a is de bouwhoogte binnen 3 meter van de erfgrens maximaal 3 meter, met dien verstande dat deze vanaf de erfgrens mag worden verhoogd in een rechte lijn naar maximaal 6 meter op een afstand van minimaal 3 meter uit de perceelgrens.
24.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. De bouwhoogte van palen en masten is maximaal 8 meter.
  • b. Voor perceel- en erfafscheidingen geldt dat uitsluitend vergunningvrije bouwwerken zijn toegestaan.
  • c. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, is maximaal 5 meter.
24.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. de woonsituatie;
  • b. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de sociale veiligheid;
  • e. de milieusituatie;
  • f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
24.4 Afwijken van de bouwregels
24.4.1 Afwijkingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  • a. lid 24.2.1 onder f voor de bouw van in rijen gebouwde woningen;
  • b. lid 24.2.1 onder b voor het vergroten van de goothoogte van hoofdgebouwen;
  • c. lid 24.2.1 onder c voor het verhogen van de gevel van platte daken met maximaal 1 meter ten behoeve van een borstwering bij een dakterras;
  • d. lid 24.2.1 onder c en d voor het geheel of gedeeltelijk bouwen zonder kap tot een maximale bouwhoogte van maximaal 11 meter;
  • e. lid 24.2.1 onder e voor het afwijken van de ligging van de voorgevel;
  • f. lid 24.2.1 onder f voor de bouw van hoofdgebouwen tot ten hoogste 300 m²; mits het bebouwingspercentage genoemd in lid 24.2.1 onder f niet wordt overschreden;
  • g. lid 24.2.1 onder f voor de bouw van hoofdgebouwen op minimaal 2 meter uit de zijdelingse perceelgrens indien de woning aan openbaar groen grenst aan die zijde;
  • h. lid 24.2.1 onder f voor de bouw van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen op minimaal 2 meter uit de zijdelingse perceelgrens;
  • i. lid 24.2.1 onder f voor het bouwen van de voorgevel van hoofdgebouwen op een afstand van minder dan 5 meter uit de perceelgrens als dit noodzakelijk is om de gebruiksmogelijkheden van het bouwperceel te vergroten;
  • j. lid 24.2.2 onder a voor de bouw van aan- en uitbouwen of bijgebouwen tot maximaal 150 m², mits het bebouwingspercentage genoemd in lid 24.2.1 onder f niet wordt overschreden en de oppervlakte niet meer bedraagt dan de oppervlakte van het hoofdgebouw;
  • k. lid 24.2.2 onder a voor het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen op minder dan 3 meter achter de voorgevels van hoekwoningen, met het oog op een goede ruimtelijke inpassing van een garage op het perceel en/of de gebruiks-mogelijkheden van het bouwperceel;
  • l. lid 24.2.2 onder a voor de bouw van veranda's en erkers voor de voorgevel van een hoofdgebouw worden gebouwd, met dien verstande dat:
    • 1. een veranda of erker maximaal 3 meter uit de gevel van het hoofdgebouw wordt gebouwd;
    • 2. de bouwhoogte maximaal 3,5 meter bedraagt, met dien verstande dat deze hoger mag zijn indien de overkapping respectievelijk het dak deel uitmaken van de kap van het hoofdgebouw;
    • 3. bij aaneengebouwde woningen mogen veranda's alleen voor de voor-gevel worden gebouwd als ze worden gebouwd bij alle woningen van dat blok van aaneengebouwde woningen;
    • 4. de bouwhoogte van de balustrade van een veranda maximaal 1,5 meter bedraagt, eventueel vermeerderd met de tot de veranda behorende vloerhoogte.
24.4.2 Voorwaarden voor afwijking

Afwijken van de regels met toepassing van lid 24.4.1 is slechts mogelijk, indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de woonsituatie;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de sociale veiligheid;
  • e. de milieusituatie;
  • f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
24.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik in strijd met dit bestemmingsplan, zoals bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en artikel 7.2 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van gronden en bouwwerken voor reclamedoeleinden (waaronder mede begrepen reclamemasten), met uitzondering van een bord met een oppervlakte van ten hoogste 0,75 m² op de gevel van een gebouw, ten behoeve van een op dat perceel gevestigd gebruik;
  • b. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor bewoning;
  • c. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen ten behoeve van een aan huis verbonden beroep;
  • d. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijfsmatige activiteiten, voor zover dit niet uitdrukkelijk op grond van lid 24.1 is toegestaan.
24.6 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  • a. lid 24.5 onder c voor het gebruik van vrijstaande bijgebouwen ten behoeve van een aan huis verbonden beroep tot een maximum van 70 m².
  • b. lid 24.5 onder c voor het gebruik van hoofdgebouwen en aan-, uit- en bijgebouwen ten behoeve van een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit tot een maximum van 70 m² en voor zover voorkomend op de lijst in Bijlage 2.

Artikel 25 Woongebied - 5

25.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Woongebied - 5' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. woningen, al dan niet in combinatie met:
    • 1. aan-huis-verbonden beroepen;
    • 2. bestaande kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;
    • 3. logies met ontbijt, met dien verstande dat deze functie uitsluitend mag worden uitgeoefend in het hoofdgebouw en ten dienste van deze functie maximaal twee (slaap)kamers voor toeristisch-recreatief nachtverblijf mogen worden gebruikt;
  • b. wegen, fiets- en voetpaden;
  • c. groenvoorzieningen;
  • d. nutsvoorzieningen;
  • e. parkeervoorzieningen, met dien verstande dat bij vrijstaande en twee-aaneen gebouwde woningen ten minste twee opstelplaatsen voor auto's, niet zijnde garages, op eigen erf naast of achter het hoofdgebouw aanwezig dienen te zijn;
  • f. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • g. additionele voorzieningen, waaronder speelvoorzieningen en bruggen.
25.2 Bouwregels
25.2.1 Algemene bouwregels
  • a. Er zijn wat de bebouwing betreft uitsluitend gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan ten behoeve van de in lid 25.1 genoemde doeleinden.
  • b. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding uitgesloten - gebouwen' mogen geen gebouwen worden gebouwd.
  • c. De goothoogte van een hoofdgebouw is maximaal de ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m)' aangegeven hoogte.
  • d. De bouwhoogte van een hoofdgebouw is maximaal de ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' aangegeven hoogte.
  • e. De hoofdgebouwen worden gebouwd met een kap.
  • f. Voor gebouwen en overkappingen gelden de in het schema vermelde maten en percentages. Als een tabelvak leeg is is de betreffende regel niet van toepassing.

Bouwregel   Maximum bebouwingspercentage (%)   Maximum oppervlakte hoofdgebouw (m2)  
Aanduiding     sba - eiland   sba - geschakelde vrijstaande woonhuizen    
Woningtype          
Vrijstaand   30   25   45   200  
Twee-aaneen   45       150  
Rijwoning   55       100  
Aanduiding          
sba-geschakelde vrijstaande woonhuizen         180  

Bouwregel   Minimale afstand tot perceelgrens die grenst aan water (m) *   Minimale afstand tot de perceelgrens (m) *   Minimale afstand tot perceelgrens gerekend vanaf de gronden met de bestemming Water - 3 ter plaatse van de aanduiding 'sba - 3' en 'sba - steiger 2' (m)  
  5   2   10  

Bouwregel

Aanduiding  
Hoofdgebouwen vrijstaand of twee-aaneen   Hoofdgebouwen uitsluitend vrijstaand **   Hoofdgebouwen in rijen  
gronden zonder aanduiding   x      
sba-eiland     x    
sba-geschakelde vrijstaande woonhuizen   x      
aaneengebouwd   x     x  

* tot op de perceelgrens mag worden gebouwd:

- aan openbare paden uitsluitend bedoeld voor langzaam verkeer die grenzen aan de achterperceelgrens

- op de zijdelingse perceelgrenzen waar woonhuizen aaneengebouwd zijn of waar woonhuizen door middel van aan- en uitbouwen of bijgebouwen met andere woonhuizen zijn verbonden

** met dien verstande dat hoofdgebouwen ter plaatse van deze aanduiding ook twee-aaneengebouwd mogen worden indien:

- deze niet op de koppen van een eiland en op de hoek van twee wegen worden gebouwd

- deze uitsluitend tussen percelen met vrijstaande woningen worden gebouwd

25.2.2 Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van aan-en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. Voor gebouwen en overkappingen gelden de in het schema vermelde maten. Als een tabelvak leeg is is de betreffende regel niet van toepassing.

  Maximum oppervlakte (m2)   Maximum goothoogte (m)   Maximum bouwhoogte (m)   Afstand achter de voorgevel van een hoofdgebouw en het verlengde daarvan (m)  
Aan-, uit- en bijbouwen   100   3,5, goothoogte aanbouw is maximaal de bouwhoogte van de begane grondverdieping van het hoofdgebouw + 0,2 meter   6, bouwhoogte aanbouw is maximaal de bouwhoogte van het hoofdgebouw en bouwhoogte aan- en uitbouw die twee vrijstaande woonhuizen verbinden is maximaal de goothoogte   3 bij vrijstaande en twee-aaneen gebouwde hoofdgebouwen
0 bij rijwoningen  
Overkappingen   100     3,5   0  

  • b. In afwijking van het gestelde in lid 25.2.1 onder f mogen bijgebouwen op de erfgrens worden gebouwd indien deze als eenheid met een bijgebouw op het buurperceel worden gebouwd en de afstand tussen deze bijgebouwen en de overige gebouwen minimaal 3 meter bedraagt.
  • c. In afwijking van het gestelde in lid 25.2.2 onder a is de bouwhoogte binnen 3 meter van de erfgrens maximaal 3 meter, met dien verstande dat deze vanaf de erfgrens mag worden verhoogd in een rechte lijn naar maximaal 6 meter op een afstand van minimaal 3 meter uit de perceelgrens.
25.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. De bouwhoogte van palen en masten is maximaal 8 meter.
  • b. Voor perceel- en erfafscheidingen geldt dat uitsluitend vergunningvrije bouwwerken zijn toegestaan.
  • c. Steigers mogen uitsluitend worden gebouwd in aansluiting op de in de bestemming 'Water - 3' voorkomende aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - steiger 1' of ' specifieke bouwaanduiding - steiger 2'.
  • d. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, is maximaal 5 meter.
25.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. de woonsituatie;
  • b. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de sociale veiligheid;
  • e. de milieusituatie;
  • f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
25.4 Afwijken van de bouwregels
25.4.1 Afwijkingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  • a. lid 25.2.1 onder f voor de bouw van twee-aaneen of in rijen gebouwde woningen;
  • b. lid 25.2.1 onder c voor het vergroten van de goothoogte van hoofdgebouwen;
  • c. lid 25.2.1 onder d en e voor het geheel of gedeeltelijk bouwen zonder kap tot een maximale bouwhoogte van maximaal 11 meter;
  • d. lid 25.2.1 onder f voor de bouw van hoofdgebouwen tot ten hoogste 300 m²; mits het bebouwingspercentage genoemd in lid 25.2.1 onder f niet wordt overschreden;
  • e. lid 25.2.2 onder a voor de bouw van aan- en uitbouwen of bijgebouwen tot maximaal 150 m², mits het bebouwingspercentage genoemd in lid 25.2.1 onder f niet wordt overschreden en de oppervlakte niet meer bedraagt dan de oppervlakte van het hoofdgebouw;
  • f. lid 25.2.2 onder a voor het bouwen van aan- en uit- of bijgebouwen op een afstand van minder dan 3 meter achter de voorgevel van een hoofdgebouw (of het ver-lengde daarvan).
  • g. lid 25.2.2 onder a voor de bouw van veranda's en erkers voor de voorgevel van een hoofdgebouw worden gebouwd, met dien verstande dat:
    • 1. een veranda of erker maximaal 3 meter uit de gevel van het hoofdgebouw wordt gebouwd;
    • 2. de bouwhoogte maximaal 3,5 meter bedraagt, met dien verstande dat deze hoger mag zijn indien de overkapping respectievelijk het dak deel uitmaken van de kap van het hoofdgebouw;
    • 3. bij aaneengebouwde woningen mogen veranda's alleen voor de voor-gevel worden gebouwd als ze worden gebouwd bij alle woningen van dat blok van aaneengebouwde woningen;
    • 4. de bouwhoogte van de balustrade van een veranda maximaal 1,5 meter bedraagt, eventueel vermeerderd met de tot de veranda behorende vloerhoogte.
25.4.2 Voorwaarden voor afwijking

Afwijken van de regels met toepassing van lid 25.4.1 is slechts mogelijk, indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de woonsituatie;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de sociale veiligheid;
  • e. de milieusituatie;
  • f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
25.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik in strijd met dit bestemmingsplan, zoals bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en artikel 7.2 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van gronden en bouwwerken voor reclamedoeleinden (waaronder mede begrepen reclamemasten), met uitzondering van een bord met een oppervlakte van ten hoogste 0,75 m² op de gevel van een gebouw, ten behoeve van een op dat perceel gevestigd gebruik;
  • b. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor bewoning;
  • c. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen ten behoeve van een aan huis verbonden beroep;
  • d. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijfsmatige activiteiten, voor zover dit niet uitdrukkelijk op grond van lid 25.1 is toegestaan.
25.6 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  • a. lid 25.5 onder d voor het gebruik van vrijstaande bijgebouwen ten behoeve van een aan huis verbonden beroep tot een maximum van 70 m².
  • b. lid 25.5 onder e voor het gebruik van hoofdgebouwen en aan-, uit- en bijgebouwen ten behoeve van een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit tot een maximum van 70 m² en voor zover voorkomend op de lijst in Bijlage 2.  

Artikel 26 Woongebied - Waterwoningen 1

26.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Woongebied - Waterwoningen 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen in waterwoningen al dan niet in combinatie met:
    • 1. aan-huis-verbonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;
    • 2. logies met ontbijt, met dien verstande dat deze functie uitsluitend mag worden uitgeoefend in het hoofdgebouw en ten dienste van deze functie maximaal twee (slaap)kamers voor toeristisch-recreatief nachtverblijf mogen worden gebruikt;
  • b. wegen, fiets- en voetpaden;
  • c. groenvoorzieningen;
  • d. nutsvoorzieningen;
  • e. parkeervoorzieningen;
  • f. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • g. voorzieningen ten behoeve van toekomstige noodwaterberging;
  • h. additionele voorzieningen, waaronder speelvoorzieningen en bruggen.
26.2 Bouwregels
26.2.1 Algemene bouwregels

Er zijn wat de bebouwing betreft uitsluitend gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan ten behoeve van de in lid 26.1 genoemde doeleinden.

26.2.2 Gebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. Er mogen uitsluitend vrijstaande waterwoningen met aan- of uitbouwen worden gebouwd, alsmede per waterwoning maximaal één bijgebouw.
  • b. De bouwhoogte van de waterwoning met aan- of uitbouwen is maximaal de ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' aangegeven bouwhoogte, met dien verstande dat waar hoger gebouwd mag worden dan 5 meter, dat alleen mag gebeuren ten behoeve van een derde bouwlaag van niet meer dan 60% van de oppervlakte van het hoofdgebouw.
  • c. De oppervlakte van een waterwoning met aan- of uitbouwen is maximaal :
    • 1. 6 meter bij 15 meter ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' met de waarde 5;
    • 2. 120 m2 ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' met de waarde 8;
  • d. De oppervlakte van het bijgebouw bij een waterwoning is maximaal 10 m², met dien verstande dat de breedte van een gevel niet meer dan 3,5 m mag bedragen.
  • e. De bouwhoogte van het bijgebouw bij een waterwoning is maximaal 2,5 meter;
  • f. Aangebouwde of aan de waterwoning uitgebouwde (geïntegreerde) terrassen zijn uitsluitend toegestaan overeenkomstig de regels genoemd in lid 26.2.3.
26.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. De bouwhoogte van steigers en terrassen is maximaal 1 meter, met dien verstande dat de bouwhoogte van toegangssteigers tussen de wal en de voordeur van de waterwoning maximaal 3 meter mag bedragen.
  • b. De oppervlakte van (drijvende) terrassen en steigers, niet zijnde toegangssteigers vanaf de wal, bedraagt bij waterwoningen ter plaatse van de aanduiding maximale bouwhoogte 5 meter maximaal 18 m2 en bij waterwoningen ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' met een waarde van 8 meter maximaal 25 m².
  • c. (Drijvende) terrassen ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' met een waarde van 5 meter reiken maximaal 3 meter uit de gevel van de waterwoning en ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' met een waarde van 8 meter reiken maximaal 5 meter uit de gevel van de waterwoning.
  • d. De bouwhoogte van palen en masten is maximaal 6 meter.
  • e. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, is maximaal 5 meter.
26.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. de woonsituatie;
  • b. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de sociale veiligheid;
  • e. de milieusituatie;
  • f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
26.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik in strijd met dit bestemmingsplan, zoals bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en artikel 7.2 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van het dak van de hoogste verdieping van waterwoningen als terras;
  • b. het gebruik van drijvende terrassen met een groter oppervlak of andere afmetingen dan is toegestaan volgens de bouwregels, dan wel een verleende afwijking als bedoeld in lid 26.5.1;
  • c. het gebruik van openbare terreinen (kade) voor privé-woondoeleinden zoals terrassen, opslag of speelvoorzieningen met bijbehorende bouwwerken;
  • d. het gebruik van gronden ten behoeve van ligplaatsen voor varende schepen met een verblijfsfunctie en bedrijfsschepen.
26.5 Afwijken van de gebruiksregels
26.5.1 Afwijkingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 26.4 onder b voor de bouw/gebruik van terrassen met een grotere diepte dan 3 meter uit de gevel van de waterwoning.

26.5.2 Voorwaarden voor afwijking

Afwijken van de regels, als bedoeld in lid 26.5.1 is slechts mogelijk, indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de woonsituatie;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de sociale veiligheid;
  • e. de milieusituatie;
  • f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 27 Woongebied - Waterwoningen 2

27.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Woongebied - Waterwoningen 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen in waterwoningen in met riet begroeide water- en/of oevergebieden, al dan niet in combinatie met:
    • 1. aan-huis-verbonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten
    • 2. logies met ontbijt, met dien verstande dat deze functie uitsluitend mag worden uitgeoefend in het hoofdgebouw en ten dienste van deze functie maximaal twee (slaap)kamers voor toeristisch-recreatief nachtverblijf mogen worden gebruikt;
  • b. wegen, fiets- en voetpaden;
  • c. groenvoorzieningen;
  • d. nutsvoorzieningen;
  • e. parkeervoorzieningen;
  • f. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • g. voorzieningen ten behoeve van toekomstige noodwaterberging;
  • h. additionele voorzieningen, waaronder speelvoorzieningen en bruggen.
27.2 Bouwregels
27.2.1 Algemene bouwregels

Er zijn wat de bebouwing betreft uitsluitend gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan ten behoeve van de in lid 27.1 genoemde doeleinden.

27.2.2 Gebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. Er mogen uitsluitend vrijstaande waterwoningen met aan- of uitbouwen worden gebouwd, alsmede per waterwoning maximaal één bijgebouw.
  • b. De oppervlakte van een waterwoning met aan- of uitbouwen is maximaal 6 meter bij 15 meter.
  • c. De bouwhoogte van de waterwoning met aan- of uitbouwen is maximaal 5 meter.
  • d. De oppervlakte van het bijgebouw bij een waterwoning is maximaal 6 m².
  • e. De bouwhoogte van het bijgebouw bij een waterwoning is maximaal 2,5 meter.
27.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. De bouwhoogte van steigers en terrassen is maximaal 1 meter, met dien verstande dat de bouwhoogte van toegangssteigers tussen de wal en de voordeur van de waterwoning maximaal 3 meter mag bedragen.
  • b. De oppervlakte van terrassen en steigers, niet zijnde toegangssteigers vanaf de wal, per waterwoning is maximaal 75 m².
  • c. De bouwhoogte van palen en masten is maximaal 6 meter.
  • d. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, is maximaal 5 meter.
27.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. de woonsituatie;
  • b. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de sociale veiligheid;
  • e. de milieusituatie;
  • f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
27.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik in strijd met dit bestemmingsplan, zoals bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en artikel 7.2 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van het dak van de hoogste verdieping van waterwoningen als terras;
  • b. het gebruik van openbare terreinen (kade) voor privé-woondoeleinden zoals terrassen, opslag of speelvoorzieningen met bijbehorende bouwwerken, met uitzondering van de in lid 27.2.2 genoemde bijgebouwen;
  • c. het gebruik van gronden ten behoeve van ligplaatsen voor varende schepen met een verblijfsfunctie en bedrijfsschepen.

Artikel 28 Woongebied - Uit te werken

28.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Woongebied - Uit te werken' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen;
  • b. woon-werkcombinaties;
  • c. natuurdoeleinden (waaronder agrarisch medegebruik);
  • d. water en waterhuishoudkundige doeleinden, exclusief noodwaterberging;
  • e. voorzieningen ten behoeve van toekomstige noodwaterberging;
  • f. verkeers- en verblijfsdoeleinden ten behoeve van de ontsluitingswegen;
  • g. maatschappelijke voorzieningen;
  • h. bedrijfsdoeleinden uitgezonderd risicovolle inrichtingen, waaronder worden verstaan bedrijven als genoemd in categorie 1 en 2 van de lijst van bedrijven zoals opgenomen in Bijlage 1, dan wel bedrijven die naar aard en omvang gelijk te stellen zijn met de aangegeven categorieën;
  • i. detailhandel, met uitzondering van volumineuze detailhandel;
  • j. dienstverlening;
  • k. horecabedrijven van categorie 1,2, 3 en 5;
  • l. cultuurgrond;
  • m. recreatieve doeleinden;
  • n. groenvoorzieningen;
  • o. sportdoeleinden;
  • p. geluidsreducerende maatregelen;

met de daarbij behorende additionele voorzieningen.

28.2 Uitwerkingsregels

Burgemeester en wethouders werken de bestemming uit met inachtneming van de volgende regels:

28.2.1 Algemeen

De bestemming mag worden uitgewerkt in een onbepaald aantal uitwerkingsplannen, waarbij deze uitwerkingsplannen (delen van) één of meerdere van de deelgebieden Meeroevers, Tersluis en Sluis Oost, Achter Klein Harkstede kunnen bevatten.

28.2.2 Oppervlakten en woningaantallen
  • a. Het totaal aantal woningen is maximaal 1685. Per deelgebied geldt het volgende maximum aantal: Meeroevers: 150, Tersluis 100, Sluis-Oost 935, Achter Klein Harkstede: 500. De deelgebieden zijn opgenomen in Bijlage 3.
  • b. Het gezamenlijk bruto vloeroppervlak aan voorzieningen zoals genoemd in lid 28.1, anders dan wonen, is maximaal 30.000 m2.
28.2.3 Verdere (bebouwings)karakteristieken
  • a. Bebouwing op percelen grenzend aan of liggend nabij Harkstederweg en Hoofdweg dient qua hoogte en bebouwingsdichtheid zoveel mogelijk aan te sluiten op de karakteristiek van het ter plaatse bestaande lint.
  • b. Onverminderd het bepaalde onder a mag de (goot)hoogte van bouwwerken in meters niet meer bedragen dan in onderstaande tabel is aangegeven:

  Deelgebied   Tersluis en Sluis Oost   Achter Klein Harkstede   Meeroevers  
Gebouwen   Goothoogte   21   17,5   17,5  
  Bouwhoogte   26   22,5   22,5  
Bouwwerken geen gebouw zijnde   Bouwhoogte   26   22,5   22,5  
Antennemasten   Bouwhoogte   50   40   40  
  • c. In deelgebied Tersluis en Sluis Oost mogen, in afwijking van het bepaalde onder b, gebouwen mogelijk worden gemaakt tot een hoogte van maximaal 35 meter, tot een gezamenlijke oppervlakte van maximaal 3.500 m².
28.2.4 Ligplaatsen c.a.

Bij de uitwerking mogen ligplaatsen mogelijk worden gemaakt.

28.2.5 Water

Het watersysteem binnen deze bestemming en de afstemming met het watersysteem in omliggende bestemmingen dient zo te worden uitgevoerd dat het grondwaterpeil voor omliggende gronden waarvan het bestaand gebruik, al dan niet tijdelijk, wordt voortgezet niet op voor dat gebruik nadelige wijze wordt beïnvloed. Daartoe dient een afdoende kwelvoorziening tot uitdrukking te komen tussen de meeroever en omliggende gronden, voorzover daarin niet in een andere bestemming wordt voorzien. De aanleg van de wateroppervlakken en de kwelvoorzieningen dient zodanig in onderlinge samenhang en fasering te geschieden dat bedoelde overlast niet kan optreden. Een kwelvoorziening mag in het kader van meervoudig ruimtegebruik gecombineerd worden met andere verenigbare doeleinden.

28.2.6 Verkeer
  • a. Bij de uitwerking mogen niet meer dan 650 woningen worden mogelijk gemaakt, dan nadat:
    • 1. de westelijke ontsluiting tussen Hoofdweg/Borgweg en Beneluxweg is gerealiseerd dan wel dat vaststaat dat deze in gebruik zal zijn genomen op het moment dat meer dan 1500 woningen zullen zijn opgeleverd; of
    • 2. er een aantoonbaar gelijkwaardig alternatief beschikbaar is, bijvoorbeeld in de vorm van de opgewaardeerde Driebondsweg, waarvan vaststaat dat dat in stand zal blijven totdat de westelijke ontsluiting alsnog wordt gerealiseerd. Als gelijkwaardig alternatief wordt beschouwd een vrijliggende rijbaan met twee volwaardige rijstroken, met een aansluiting op de Beneluxweg ter plaatse van de definitieve aansluiting.
  • b. Het aantal rijstroken per weg is maximaal twee, tenzij de intensiteit van wegen aanleiding geeft tot meer rijstroken.
  • c. Bij de uitwerking wordt een fijnmazig langzaamverkeersnetwerk gerealiseerd, waarbij woonbuurten onderling zoveel mogelijk door korte fietsroutes worden verbonden, voorzieningen goed bereikbaar zijn, de barrièrewerking van wijk-/buurtontsluitingen voor het langzaam verkeer zoveel mogelijk wordt beperkt en hoogwaardige fietsverbindingen ontstaan naar Groningen, omliggende plaatsen en rond het meer.
28.2.7 Geluid
  • a. Bij de uitwerking mogen geen nieuwe geluidgevoelige objecten mogelijk worden gemaakt met een geluidbelasting vanwege het wegverkeer van meer dan 48 dB of een vast te stellen hogere grenswaarde.
  • b. Bij de uitwerking wordt het aantal woningen met een geluidsbelasting hoger dan 48 dB zoveel mogelijk beperkt en wordt een zo goed mogelijk leefkwaliteit nagestreefd waarbij de maximaal vast te stellen hogere grenswaarde 58 dB bedraagt. Hiertoe wordt akoestisch onderzoek uitgevoerd.
  • c. Bij de uitwerking wordt het aantal woningen ter plaatse van de aanduiding 'geluidzone - industrie' met een geluidsbelasting hoger dan 50 dB(A) zoveel mogelijk beperkt en wordt een zo goed mogelijk leefkwaliteit nagestreefd waarbij de maximaal vast te stellen hogere grenswaarde 55 dB(A) bedraagt. Hiertoe wordt akoestisch onderzoek uitgevoerd.
28.2.8 Zones, dubbelbestemmingen, gebiedsaanduidingen en leidingen

Bij de uitwerking wordt rekening gehouden met de aangegeven dubbelbestemmingen en gebiedsaanduidingen en de daarbij behorende regels en worden deze dubbelbestemmingen en gebiedsaanduidingen met de daarbij behorende regels in de uitwerking opgenomen onder gelijktijdige wijziging van die dubbelbestemmingen en gebiedsaanduidingen , in die zin dat de dubbelbestemmingen en gebiedsaanduidingen komen te vervallen voorzover deze binnen het uitwerkingsplan vallen. Indien bij de dubbelbestemmingen en gebiedsaanduidingen wijzigingsbevoegdheden zijn opgenomen, mogen deze bij de uitwerking worden verwerkt met inachtneming van de bij de dubbelbestemmingen en gebiedsaanduidingen opgenomen wijzigingsvoorwaarden.

28.3 Bouwregels
28.3.1 Bouwverbod
  • a. Zolang en voorzover voor gronden geen uitwerkingsplan in werking is getreden, is het verboden op gronden met deze bestemming gebouwen en bouwwerken te bouwen (bouwverbod).
  • b. In afwijking van het bouwverbod mogen:
    • 1. tot de terinzagelegging van een op de plaats van het bouwwerk betrekking hebbend ontwerp-uitwerkingsplan en,
    • 2. onverminderd de gebruiksregels bij deze bestemming; en

worden gebouwd:

  • c. woonhuizen en dienstwoonhuizen; en
  • d. bijgebouwen, aanbouwen, uitbouwen en overige bouwwerken bij woonhuizen en dienstwoonhuizen, voorzover strekkend tot vergroting van het woongenot:
  • e. Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bouwverbod, mits het bouwplan in overeenstemming is met:
    • 1. het vastgestelde uitwerkingsplan als er een uitwerkingsplan is vastgesteld; of
    • 2. het ontwerp-uitwerkingsplan, als er nog geen uitwerkingsplan is vastgesteld; of
    • 3. de in deze bestemming opgenomen uitwerkingsregels.
  • f. Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning eveneens afwijken van het bouwverbod voor bouwwerken en gebouwen ten behoeve van gebiedsontwikkeling en -beheer en het al dan niet tijdelijk gebruik van openbaar of nog braakliggend gebied, zoals civieltechnische werken, kunstuitingen, opslagen, recreatieve voorzieningen, voorzieningen ten behoeve van de gebiedspromotie en daarmee vergelijkbare zaken. De afwijkingsvoorwaarden in lid 39.2 zijn van overeenkomstige toepassing.
28.4 Specifieke gebruiksregels
28.4.1 Gebruiksverbod
  • a. Het is verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met deze bestemming (gebruiksverbod).Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
    • 1. het gebruik van gronden, bouwwerken, voertuigen, vaartuigen en andere al dan niet drijvende constructies ten behoeve van een seksinrichting;
    • 2. de opslag van aan hun gebruik onttrokken voer- of vaartuigen, werktuigen of machines of onderdelen daarvan, verpakkingsmaterialen, bouwmaterialen, bagger en grondspecie, afval, puin, grind of brandstoffen, anders dan in verband met normaal onderhoud of ter verwezenlijking van de bestemming;
    • 3. het gebruik van gronden ten behoeve van ligplaatsen voor varende schepen met een verblijfsfunctie en bedrijfsschepen;
    • 4. het gebruik van water voor noodwaterberging, in die zin dat het oprichten, aanbrengen en instandhouden van voorzieningen ten behoeve toekomstig gebruik als noodwaterberging is toegestaan, maar het daadwerkelijk gebruik als noodwaterberging niet;
    • 5. Zolang en voorzover voor gronden geen uitwerkingsplan in werking is getreden, is het verboden (gebruiksverbod) de gronden te gebruiken of te laten gebruiken voor:
      • bedrijfsdoeleinden;
      • maatschappelijke voorzieningen;
      • detailhandel;
      • dienstverlening;
      • horeca;
      • agrarische cultuurgrond;
      • verblijfsrecreatieve doeleinden;
      • sportdoeleinden;
      • gebruik van water ten behoeve van ligplaatsen en drijvende woningen.
  • b. In afwijking van het bepaalde onder a is tot de inwerkingtreding van het uitwerkingsplan wel toegestaan het gebruik van gronden en opstallen ten behoeve van de onder a. 5 genoemde doeleinden, indien en voorzover dat gebruik reeds bestond ten tijde van de inwerkingtreding van dit bestemmingsplan.
  • c. Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van een gebruiksverbod, indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.
  • d. Burgemeester en wethouders kunnen omgevingsvergunning verlenen van het gebruiksverbod onder a.5 en gebruik ten behoeve van de daar genoemde doeleinden toestaan, mits:
    • 1. de gebruiksmogelijkheden van omliggende gronden en gebouwen niet onevenredig worden aangetast;
    • 2. er geen strijd ontstaat met de overige op basis van dit plan geldende regels; en
    • 3. er geen belemmeringen ontstaan voor de verdere ontwikkeling van Meerstad.

Artikel 29 Leiding - Gas

29.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de aanleg, de instandhouding en bescherming van aardgastransportleidingen.

29.2 Bouwregels

Er zijn wat de bebouwing betreft, in afwijking van de regels bij de andere voorkomende bestemming(en), uitsluitend bouwwerken, geen gebouw zijnde toegestaan ten behoeve van de aardgastransportleidingen tot een maximale bouwhoogte van 3 meter met uitzondering van bestaande bouwwerken.

29.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 29.2 ten behoeve van de bouw van in de andere bestemming(en) genoemde bouwwerken, geen gebouw zijnde, na voorafgaand schriftelijk advies van de betreffende leidingbeheerder en mits geen afbreuk wordt gedaan aan het veilig en doelmatig functioneren van de aardgastransportleiding.

29.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
29.4.1 Vergunningplicht

Het is verboden om zonder omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden de volgende activiteiten uit te voeren, zulks ongeacht het bepaalde in de regels bij de andere op deze gronden van toepassing zijnde bestemmingen:

  • a. het aanbrengen en/of rooien van diepwortelende beplantingen en bomen;
  • b. het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • c. het indrijven van voorwerpen in de bodem;
  • d. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
  • e. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
  • f. het permanent opslaan van goederen.
29.4.2 Uitzondering van de vergunningplicht

Het in lid 29.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden:

  • a. die reeds in uitvoering zijn bij het van kracht worden van het plan;
  • b. die het normale onderhoud ten aanzien van de leiding en belemmeringenstrook of ten aanzien van de functies van de andere voorkomende bestemming(en) betreffen;
  • c. welke graafwerkzaamheden als bedoeld in de Wet informatie-uitwisseling ondergrondse netten vormen.
29.4.3 Voorwaarden voor vergunningverlening

Een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden kan worden verleend na voorafgaand schriftelijk advies van de betreffende leidingbeheerder en mits geen afbreuk wordt gedaan aan het veilig en doelmatig functioneren van de aardgastransportleiding.

29.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen door de bestemming 'Leiding - Gas' te verwijderen indien de gasleiding niet meer aanwezig of in werking is.

Artikel 30 Leiding - Riool

30.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Riool' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de aanleg, de instandhouding en bescherming van ondergrondse rioolleidingen.

30.2 Bouwregels

Er zijn wat de bebouwing betreft, in afwijking van de regels bij de andere voorkomende bestemming(en), uitsluitend bouwwerken, geen gebouw zijnde toegestaan ten behoeve van de rioolleiding tot een maximale bouwhoogte van 3 meter, met uitzondering van bestaande bouwwerken.

30.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 30.2 ten behoeve van de bouw van in de andere bestemming(en) genoemde bouwwerken, geen gebouw zijnde, na voorafgaand schriftelijk advies van de betreffende leidingbeheerder en mits geen afbreuk wordt gedaan aan het veilig en doelmatig functioneren van de rioolleiding.

30.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen door de bestemming 'Leiding - Riool' te verwijderen indien de rioolpersleiding niet meer aanwezig of in werking is.

Artikel 31 Waarde - Archeologie 1

31.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 1' aangewezen gronden zijn, naast het bepaalde in de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen, bestemd voor het behoud van archeologische waarden.

31.2 Bouwregels
  • a. Voor het bouwen van bouwwerken met een grotere oppervlakte dan 50 m2 en een grotere diepte dan 0,3 meter beneden maaiveld, waarvoor een omgevingsvergunning is vereist, geldt dat deze uitsluitend mogen worden gebouwd nadat de aanvrager een archeologisch rapport heeft overlegd waaruit blijkt dat geen archeologische waarden aangetroffen zijn danwel dat geen archeologische waarden verwacht worden. Indien archeologische waarden worden aangetroffen, dient een advies te worden ingewonnen ten aanzien van de voorgenomen werken bij een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.
  • b. In afwijking van het gestelde onder a geldt ter plaatse van de aanduiding 'archeologische waarden' een afwijkende diepte, namelijk 1,50 meter beneden maaiveld en zolang de natuurlijke bodem niet wordt bereikt,
  • c. Ter plaatse van de aanduiding 'archeologische waarden' is het slaan van heipalen toegestaan of met de aard hiervan samenhangende werkzaamheden.
31.3 Afwijken van de bouwregels
31.3.1 Afwijkingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 31.2 mits aan één van de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. Op basis van archeologisch onderzoek door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg is aangetoond dat er geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.
  • b. Op basis van archeologisch onderzoek door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg is aangetoond dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig worden geschaad.
  • c. Er worden technische maatregelen getroffen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden.
  • d. Er wordt archeologisch onderzoek door middel van opgraving uitgevoerd.
  • e. De bouw van het bouwwerk wordt begeleid door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.
31.3.2 Voorwaarden voor afwijken

Indien burgemeester en wethouders voornemens zijn om aan de in lid 31.3.1 genoemde vergunning voorwaarden te verbinden wordt een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg om advies gevraagd.

31.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
31.4.1 Vergunningplicht

Het is verboden om zonder omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden de volgende activiteiten uit te voeren, zulks ongeacht het bepaalde in de regels bij de andere op deze gronden van toepassing zijnde bestemmingen:

  • a. het ontgronden, afgraven, egaliseren en ophogen van de gronden en/of het anderszins ingrijpend wijzigen van de bodemstructuur;
  • b. het verwijderen en/of aanbrengen van bomen en diepwortelende beplanting;
  • c. het aanleggen van ondergrondse of bovengrondse energie-, transport- en/of communicatieleidingen.
31.4.2 Uitzondering van de vergunningplicht

Het in lid 31.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden:

  • a. die het normale onderhoud betreffen;
  • b. die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
  • c. tot een oppervlakte kleiner dan 50 m2 en een diepte kleiner dan 0,30 meter beneden maaiveld;
  • d. tot een oppervlakte kleiner dan 50 m2 en een diepte kleiner dan 1,50 meter beneden maaiveld, ter plaatse van de aanduiding 'archeologische waarden';
  • e. in het kader van archeologisch onderzoek en het doen van opgravingen, mits verricht door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.
31.4.3 Voorwaarden voor vergunningverlening

De omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden wordt niet verleend dan nadat de aanvrager een rapport heeft overgelegd waarin, naar oordeel van burgemeester en wethouders:

  • a. de archeologische waarde van het terrein, dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, in voldoende mate is vastgesteld;
  • b. in voldoende mate is aangegeven op welke wijze de archeologische waarden worden bewaard en/of gedocumenteerd.
31.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen door de bestemming 'Waarde - Archeologie 1' te verwijderen indien op basis van archeologisch onderzoek door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg is aangetoond dat ter plaatse geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.

Artikel 32 Waarde - Archeologie 2

32.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 2' aangewezen gronden zijn, naast het bepaalde in de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen, bestemd voor het behoud van archeologische waarden.

32.2 Bouwregels
  • a. Voor bouwwerken met een oppervlakte groter dan 200 m² en een grotere diepte dan 0,3 meter beneden het maaiveld moet aanvrager, alvorens een omgevingsvergunning voor het bouwen wordt verleend, een rapport van een archeologisch deskundige overleggen waarin naar het oordeel van het bevoegd gezag:
    • 1. de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag kunnen worden verstoord in voldoende mate zijn vastgesteld; en
    • 2. in voldoende mate is aangegeven op welke wijze de archeologische waarden worden bewaard en/of gedocumenteerd.
  • b. In afwijking van het bepaalde onder a behoeft aanvrager geen rapport te overleggen als naar het oordeel van het bevoegd gezag:
    • 1. reeds voldoende informatie beschikbaar is over de archeologische waarden die zich in de bodem bevinden; en
  • c. behoud en/of documentatie van die waarden niet noodzakelijk is. Indien uit het rapport of de informatie als bedoeld in sub a blijkt dat door het verlenen van de omgevingsvergunning voor het bouwen archeologische waarden kunnen worden verstoord, kunnen aan de omgevingsvergunning voor het bouwen één of meerdere van de volgende voorwaarden worden verbonden:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor de archeologische waarden in de bodem worden behouden;
    • 2. de verplichting tot het doen van onderzoek door middel van opgravingen;
    • 3. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan bij de vergunning te stellen kwalificaties.
32.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
32.3.1 Vergunningplicht

Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is ongeacht het bepaalde in de regels bij de andere op de gronden van toepassing zijnde bestemmingen een omgevingsvergunning vereist:

  • a. het ontgronden, afgraven (waaronder het graven van watergangen en waterpartijen), egaliseren en ophogen van gronden en/of het anderszins ingrijpend wijzigen van de bodemstructuur;
  • b. het verwijderen en/of aanbrengen van bomen en diep wortelende beplanting;
  • c. het aanleggen van ondergrondse of bovengrondse energie-, transport- en of communicatieleidingen.
32.3.2 Uitzondering van de vergunningplicht

Het in lid 32.3.1 vervatte verbod is niet van toepassing op een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden:

  • a. die het normale onderhoud betreffen;
  • b. die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
  • c. niet dieper gaan dan 0,30 m beneden het maaiveld en een kleinere oppervlakte dan 200 m² beslaan;
  • d. in het kader van archeologisch onderzoek en het doen van opgravingen, mits verricht door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.
32.3.3 Voorwaarden voor vergunningverlening
  • a. De omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden wordt niet verleend dan nadat de aanvrager een rapport heeft overgelegd waarin, naar oordeel van burgemeester en wethouders:
    • 1. de archeologische waarde van het terrein, dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, in voldoende mate is vastgesteld;
    • 2. in voldoende mate is aangegeven op welke wijze de archeologische waarden worden bewaard en/of gedocumenteerd.
  • b. In afwijking van het bepaalde onder a behoeft aanvrager geen rapport te overleggen als naar het oordeel van het bevoegd gezag:
    • 1. reeds voldoende informatie beschikbaar is over de archeologische waarden die zich in de bodem bevinden; en
    • 2. behoud en/of documentatie van die waarden niet noodzakelijk is.
  • c. Indien uit het rapport of de informatie als bedoeld in lid 32.2 blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het uitvoeren van werken of werkzaamheden kunnen worden verstoord, kunnen één of meerdere van de volgende voorwaarden worden verbonden aan de omgevingsvergunning:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. de verplichting tot het doen van onderzoek door middel van opgravingen;
    • 3. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan bij de vergunning te stellen kwalificaties.
32.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen door de bestemming 'Waarde - Archeologie 2' te verwijderen indien op basis van archeologisch onderzoek door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg is aangetoond dat ter plaatse geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.

Artikel 33 Waarde - Groene linten

33.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Groene linten' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  • de bescherming van de wegbeplanting.
33.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden
33.2.1 Vergunningplicht

Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is ongeacht het bepaalde in de regels bij de andere op de gronden van toepassing zijnde bestemmingen een omgevingsvergunning vereist:

  • het verwijderen van wegbeplanting.
33.2.2 Uitzondering

Het bepaalde in lid 33.2.1 is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden welke:

  • a. het normale onderhoud betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
33.2.3 Toetsingscriteria

De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien:

  • a. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de bescherming van de wegbeplanting;
  • b. bij het verwijderen van wegbeplanting de noodzaak is aangetoond en herplant is gewaarborgd.

Artikel 34 Waterstaat - Waterkering

34.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor waterkering.

34.2 Bouwregels

Er zijn wat de bebouwing betreft, in afwijking van de regels bij de andere voorkomende bestemming(en), uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan ten behoeve van waterkering, tenzij het bestaande bouwwerken betreft en bouwwerken die zijn toegestaan in de bestemming Water - 1.

34.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 34.2 ten behoeve van de bouw van in de andere bestemming(en) genoemde bouwwerken geen gebouw zijnde, na voorafgaand overleg met de betreffende waterbeheerder en mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het veilig en doelmatig functioneren van de waterkering.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 35 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 36 Algemene bouwregels

36.1 Bestaande afwijkingen

Bestaande afwijkingen ten opzichte van het bepaalde in Hoofdstuk 2 en Artikel 38 zijn toegestaan.

36.2 Woningsplitsing
36.2.1 Splitsingsverbod

Het is verboden een bestaande woning te veranderen in en/of te vergroten tot twee of meer zelfstandige woningen.

36.2.2 Afwijkingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  • a. lid 36.2.1 voor het veranderen en/of vergroten van een bestaande woning tot twee of meer zelfstandige woningen, mits:
    • 1. de gebruiksoppervlakte woonfunctie van de bestaande woning groter is dan of gelijk is aan 140 m2, en
    • 2. de gebruiksoppervlakte volgens NEN 2580 van elke zelfstandige woning die als gevolg van de splitsing ontstaat niet kleiner is dan 50 m2 ;
  • b. lid 36.2.1 voor het splitsen van een zelfstandige woning ten behoeve van een meergeneratiewoning.
36.2.3 Voorwaarden voor afwijken

Afwijken van de regels, als bedoeld in lid 36.2.2 is slechts mogelijk, indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. het woon- en leefmilieu;
  • b. de parkeersituatie;
  • c. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
36.3 Parkeren
36.3.1 Vergunningverlening

Een omgevingsvergunning voor het bouwen of verbouwen van gebouwen wordt slechts verleend indien bij de aanvraag wordt aangetoond dat ten behoeve van de betreffende functie in voldoende mate is voorzien in ruimte voor het parkeren of stallen van auto's in, op of onder het gebouw, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw behoort. Deze regel is niet van toepassing waar in Hoofdstuk 2 regels zijn gesteld over parkeren.

36.3.2 Afwijkingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 36.3.1:

  • a. indien het voldoen aan die regels door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit; of
  • b. voor zover op andere wijze in de nodige parkeer- of stallingsruimte wordt voorzien.
36.3.3 Voorwaarden voor afwijken

Afwijken van de regels, als bedoeld in lid 36.3.2 is slechts mogelijk, indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. het woon- en leefmilieu;
  • b. de parkeersituatie;
  • c. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
36.3.4 Beleidsregels

Burgemeester en wethouders passen deze bouwregels toe met inachtneming van de door hen vastgestelde beleidsregels met betrekking tot het parkeren, zoals die gelden op het tijdstip van indiening van de aanvraag om een omgevingsvergunning.

36.4 Ruimte tussen bouwwerken
  • 1. De zijdelingse begrenzing van een bouwwerk moet ten opzichte van de zijdelingse grens van het erf zodanig zijn gelegen dat tussen dat bouwwerk en de op het aangrenzende erf aanwezige bebouwing geen tussenruimten ontstaan die:
    a. vanaf de hoogte van het erf tot 2,2 meter daarboven minder dan 1 meter breed zijn;
    b. niet toegankelijk zijn.
  • 2. In afwijking van het bepaalde onder 1.a mogen de hoogte en breedte kleiner zijn, mits er voldoende mogelijkheid aanwezig is voor reiniging en onderhoud van de vrij te laten ruimte.

Artikel 37 Algemene gebruiksregels

Tot een gebruik in strijd met dit bestemmingsplan, zoals bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en artikel 7.2 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor de uitoefening van een seksinrichting;
  • b. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor de opslag van aan hun gebruik onttrokken voer-, vaar- of vliegtuigen, werktuigen of machines of onderdelen daarvan, verpakkingsmaterialen, schroot- en afbraak- en bouwmaterialen, bagger en grondspecie, afval, puin, grind of brandstoffen, anders dan in verband met het normale onderhoud of ter verwezenlijking van de bestemming;
  • c. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor de uitoefening van een automaten / amusementshal;
  • d. het wonen in een verplaatsbaar gebouw;
  • e. het gebruik van een bestaande woning als meer dan één zelfstandige woning.

Artikel 38 Algemene aanduidingsregels

38.1 geluidzone - industrie
  • a. Ter plaatse van de aanduiding 'geluidzone - industrie' mogen in afwijking van Hoofdstuk 2 geen nieuwe woningen worden gebouwd, geluidsgevoelige ruimtes worden ingericht of gronden in gebruik worden genomen waardoor die aangemerkt kunnen worden als een geluidsgevoelig object, tenzij:
    • 1. de geluidsgevoelige ruimten binnen de contouren van een bestaand woongebouw of hoofdgebouw of de contouren van bestaande geluidsgevoelige ruimten in een ander geluidsgevoelig object worden gerealiseerd of;
    • 2. de geluidsbelasting vanwege een industrieterrein op de gevels van de woning of de geluidsgevoelige ruimte niet hoger zal zijn dan geldende voorkeursgrenswaarde of;
    • 3. de geluidsbelasting vanwege een gezoneerd industrieterrein op de gevels van de woning of de geluidsgevoelige ruimte niet hoger zal zijn dan een vastgestelde hogere grenswaarde of Maximaal Toelaatbare Gevelbelasting.
  • b. Het bevoegd gezag is bevoegd een omgevingsvergunning te verlenen voor het afwijken van sub a ten behoeve van de bouw of uitbreiding van een woning of ander geluidsgevoelig object, met inachtneming van het volgende:
    • 1. de geluidsbelasting op de gevels van geluidsgevoelige objecten zal niet hoger worden dan een vastgestelde hogere grenswaarde.
38.2 geluidzone - weg 1
  • a. Voor een woning of geluidsgevoelig object ter plaatse van de aanduiding 'geluidzone - weg 1' is op de gevel een geluidsbelasting van 53 dB van toepassing vanwege het gemotoriseerd wegverkeer.
  • b. Ter plaatse van de aanduiding 'geluidzone - weg 1' mogen geluidsgevoelige objecten pas in gebruik worden genomen als wordt voldaan aan de voorkeursgrenswaarde dan wel een vastgestelde hogere grenswaarde.
  • c. Deze regels zijn niet van toepassing op bestaande geluidsgevoelige objecten of geluidsgevoelige objecten waarvoor een omgevingsvergunning voor het bouwen is verleend.
  • d. Het bevoegd gezag is bevoegd een omgevingsvergunning te verlenen voor het afwijken van sub a ten behoeve van een lagere geluidsbelasting op de gevel van een woning of geluidsgevoelig object indien hiervoor een nader akoestisch onderzoek heeft plaatsgevonden waaruit blijkt dat de waarde lager kan zijn.
38.3 geluidzone - weg 2
  • a. Voor een woning of geluidsgevoelig object ter plaatse van de aanduiding 'geluidzone - weg 2' is op de gevel een geluidsbelasting van 58 dB van toepassing vanwege het gemotoriseerd wegverkeer.
  • b. Ter plaatse van de aanduiding 'geluidzone - weg 2' mogen geluidsgevoelige objecten pas in gebruik worden genomen als wordt voldaan aan de voorkeursgrenswaarde dan wel een vastgestelde hogere grenswaarde.
  • c. Deze regels zijn niet van toepassing op bestaande geluidsgevoelige objecten of geluidsgevoelige objecten waarvoor een omgevingsvergunning voor het bouwen is verleend.
  • d. Het bevoegd gezag is bevoegd een omgevingsvergunning te verlenen voor het afwijken van sub a ten behoeve van een lagere geluidsbelasting op de gevel van een woning of geluidsgevoelig object indien hiervoor een nader akoestisch onderzoek heeft plaatsgevonden waaruit blijkt dat de waarde lager kan zijn.
38.4 milieuzone

De functie van de aanduiding 'milieuzone' is het tegengaan van een te grote stank-, stof- of geluidhinder of een gevaaraspect vanwege een hinderveroorzakende inrichting voor een hindergevoelig object of hindergevoelige functie.

38.4.1 Bouwregels

Voor het bouwen van gebouwen geldt de volgende regel:

  • In afwijking van het bepaalde bij de andere voor deze gronden aangewezen bestemmingen mogen geen nieuwe hindergevoelige objecten worden gebouwd.
38.4.2 Afwijken van de bouwregels
  • 1. Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 38.4.1 ten behoeve van het bouwen van hindergevoelige objecten die krachtens een andere bestemming ter plaatse zijn toegestaan, mits:
    • a. de hinderveroorzakende inrichting definitief is beëindigd; of
    • b. door het nemen van maatregelen of door een blijvend gewijzigde bedrijfsvoering de hinderbelasting op de gevels van de hindergevoelige gebouwen c.q. op de grens het gebied waar niet in gebouwen gehuisveste hindergevoelige functies voorkomen vergelijkbaar zal zijn met een vanwege de inrichting te ontvangen hinder op de grens van de hinderzone bij een ongewijzigde situatie; of
    • c. krachtens een veranderde wettelijke normstelling de mate van hinder voor het hindergevoelige object alsnog aanvaardbaar moet worden geacht;
    • d. en wordt voldaan aan de regels van andere ter plaatse geldende bestemmingen, al dan niet na gebruik van de bij die bestemmingen opgenomen afwijkingsbevoegdheden.
  • 2. Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 38.4.1 en toestaan dat bestaande hindergevoelige gebouwen, standplaatsen en kampeerstandplaatsen worden uitgebreid, mits:
    • a. de hinderbelasting op de gevels van de uitbreiding niet hoger zal zijn dan de reeds bestaande hinderbelasting op het uit te breiden object; en/of
    • b. krachtens een veranderde wettelijke normstelling de hinderbelasting alsnog aanvaardbaar moet worden geacht;
    • c. en wordt voldaan aan de regels van andere ter plaatse geldende bestemmingen, al dan niet na gebruik van de bij die bestemmingen opgenomen afwijkingsbevoegdheden.
38.4.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze gebiedsaanduiding, wordt in ieder geval gerekend het gebruik van gronden en gebouwen voor hindergevoelige functies.

38.4.4 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van lid 38.4.3, mits:

  • a. de hinderveroorzakende inrichting definitief is beëindigd; en/of
  • b. door het nemen van maatregelen of door een blijvend gewijzigde bedrijfsvoering de hinderbelasting op de gevels van de hindergevoelige gebouwen c.q. op de grens het gebied waar niet in gebouwen gehuisveste hindergevoelige functies voorkomen vergelijkbaar zal zijn met een vanwege de inrichting te ontvangen hinder op de grens van de hinderzone bij een ongewijzigde situatie; en/of
  • c. krachtens een veranderde wettelijke normstelling de mate van hinder voor het hindergevoelige object alsnog aanvaardbaar moet worden geacht;
  • d. en wordt voldaan aan de regels van andere ter plaatse geldende bestemmingen, al dan niet na gebruik van de bij die bestemmingen opgenomen afwijkingsbevoegdheden.
38.4.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de gebiedsaanduiding 'milieuzone' wordt verkleind of verwijderd, met dien verstande dat:

  • a. de zone alleen mag worden verwijderd als de hinderveroorzakende inrichting als zodanig definitief is beëindigd.
  • b. de zone mag alleen worden verkleind als:
    • 1. door het nemen van maatregelen of door een blijvend gewijzigde bedrijfsvoering de hinderbelasting op de gevels van de hindergevoelige gebouwen c.q. op de grens het gebied waar niet in gebouwen gehuisveste hindergevoelige functies voorkomen vergelijkbaar zal zijn met de hinder op de grens van de hinderzone bij een ongewijzigde situatie; of
    • 2. krachtens een veranderde wettelijke normstelling een andere hinderzone alsnog aanvaardbaar moet worden geacht.
38.5 vrijwaringszone - vaarweg
  • a. Ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'vrijwaringszone - vaarweg' zijn de gronden tevens bestemd voor de bescherming van het doelmatig en veilig functioneren van de vaarweg.
  • b. Er zijn wat de bebouwing betreft, in afwijking van het bepaalde in de overige bestemmingsregels, uitsluitend bouwwerken, geen gebouw zijnde, toegestaan voor de vaarweg. Deze regel is niet van toepassing op bestaande bouwwerken.
  • c. Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in sub b voor de bouw van bouwwerken overeenkomstig de regels van de andere bij dit plan aangewezen bestemmingen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het veilig en doelmatig functioneren van de vaarweg en voorafgaand overleg met de vaarwegbeheerder heeft plaatsgevonden.

Artikel 39 Algemene afwijkingsregels

39.1 Afwijkingsbevoegdheid

Voor zover zulks niet op grond van een andere bepaling van de regels kan worden toegestaan, kunnen burgemeester en wethouders bij een omgevingsvergunning afwijken van de regels van het plan:

  • a. van de bij recht in de regels gegeven maten, afmetingen, percentages tot maximaal 10% van die maten, afmetingen en percentages en/of van de bij recht in de regels en/of op de verbeelding gegeven maten en afmetingen tot maximaal 1 meter;
  • b. voor aanpassing in geringe mate van het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geven;
  • c. de bouwhoogte van gebouwen in verband met een hoger peil:
    • 1. met maximaal 1 meter;
    • 2. teneinde de hoogte van de begane grondvloer in overeenstemming te brengen met omringende bebouwing;
    • 3. teneinde voldoende drooglegging te creëren ten opzichte van de grondwaterspiegel;
  • d. de maten en eigenschappen van gebouwen en bouwwerken:
    • 1. ten behoeve van de onderlinge architectonische afstemming van op hetzelfde bouwperceel gelegen gebouwen, mits:
      • de bouwhoogte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen niet meer gaat bedragen dan de bouwhoogte van het hoofdgebouw;
      • de voor gebouwen toegestane oppervlakte met niet meer dan 15% wordt overschreden;
    • 2. ten behoeve van een welstandstechnisch beter verantwoord gebouw of gebouwenensemble, indien:
      • zonder de afwijking niet of moeilijk aan redelijke eisen van welstand zou kunnen worden voldaan;
      • de bouwhoogte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen niet meer gaat bedragen dan de bouwhoogte van het hoofdgebouw;
      • de voor gebouwen toegestane oppervlakte met maximaal 15% wordt overschreden;
  • e. voor overschrijding van de bouw- en/of maatvoeringsgrenzen:
    1. indien een meetverschil of de situatie ter plekke daartoe aanleiding geeft;
    2. ten behoeve van stoepen, toegangen, portieken, hellingbanen, buitentrappen, terrassen, erkers, balkons, luifels, hijsinrichtingen, lift- en trappenhuizen alsmede naar de aard vergelijkbare delen van bouwwerken;
  • f. voor overschrijding van de bouwhoogte van gebouwen ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers, lichtkappen en buitentrappen, mits:
    1. de oppervlakte van de vergroting maximaal 25 m² bedraagt;
    2. deze bouwhoogte met maximaal 25% wordt overschreden;
  • g. een minimale afstand van aan- en uitbouwen en bijgebouwen en overkappingen tot het voorerf ten behoeve van het bouwen dichterbij of op het voorerf;
  • h. een voorgeschreven afstandsmaat ten opzichte van de zijdelingse en achterste perceelgrens ten behoeve van het bouwen tot op de perceel-grens, mits:
    • 1. zich op het perceel geen andere reële mogelijkheden voordoen of de strijdigheid voortkomt uit een afwijkende vorm van het bouwperceel;
    • 2. de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad;
  • i. voor het oprichten van kleine, niet voor bewoning bestemde, gebouwtjes voor zakelijke doeleinden, zoals kiosken en naar aard en omvang daarmee gelijk te stellen gebouwtjes, met een maximale inhoud van 50 m3;
  • j. voor het oprichten van bouwwerken van openbaar nut, zoals abri's, telefooncellen, transformatorhuisjes, gasreduceerstations en daarmee gelijk te stellen bouwwerken met een maximale inhoud van 200 m3;
  • k. voor het oprichten van containers voor het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen, als bedoeld in artikel 1.1., eerste lid, Wet milieubeheer, met een maximale inhoud van 200 m3, met dien verstande dat voor ondergrondse containers geen maatvoeringsbeperkingen gelden;
  • l. voor het realiseren van voorzieningen ten behoeve van de verkeers- en waterinfrastructuur;
  • m. het realiseren van visstoepen, te-water-laatplaatsen voor vaartuigen, waterinnamepunten ten behoeve van brandweer en landbouw en daarmee gelijk te stellen voorzieningen;
  • n. voor het bouwen van een collector voor warmteopwekking of een paneel voor elektriciteitsopwekking op een dak van een bouwwerk;
  • o. voor het oprichten van bouwwerken, geen gebouw zijnde, zoals vlaggenmasten, reclame-uitingen tot een maximale bouwhoogte van 6 meter, gedenktekens, beeldhouwwerken en andere kunstuitingen;
  • p. voor het innemen van een standplaats voor straathandel;
  • q. voor het oprichten van geluidwerende voorzieningen met een bouwhoogte van maximaal 4 meter;
  • r. voor overschrijding van de toegestane bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tot maximaal 10 meter vanaf peil, met dien verstande dat voor reclame-uitingen een maximale bouwhoogte van 6 meter geldt;
  • s. voor overschrijding van de toegestane bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van zend-, ontvang- en/of sirenemasten, tot maximaal 40 meter vanaf peil;
  • t. het houden van terugkerende strijdige evenementen, onder de volgende voorwaarden:
    • 1. een evenement mag per keer niet langer duren dan 2 weken;
    • 2. op een locatie mogen ten hoogste 6 evenementen per kalenderjaar plaatsvinden, met een gezamenlijke duur van niet meer dan 30 dagen;
    • 3. de opbouw en de afbraak van eventuele tijdelijke bouwwerken ten behoeve van een evenement moet plaatsvinden in een periode van niet meer dan 30 dagen;
    • 4. het evenement mag niet tot gevolg hebben dat de gronden en/of opstallen na afloop van het evenement ongeschikt zijn voor gebruik conform de geldende bestemming;
39.2 Voorwaarden voor afwijken

Afwijken van de regels met toepassing van lid 39.1 is slechts mogelijk, indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de woonsituatie;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de sociale veiligheid;
  • e. de milieusituatie;
  • f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 40 Overgangsrecht

40.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • 1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • 2. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
  • 3. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
40.2 Overgangsrecht gebruik
  • 1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • 2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • 3. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • 4. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 41 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan Meerstad-Midden West.