Plan: | Bestemmingsplan Hoogkerk-Zuid 2016 |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0014.BP562HoogkrkZd2016-vg01 |
Het voorliggend bestemmingsplan Hoogkerk-Zuid 2016 betreft de wijk Hoogkerk-Zuid, die is gebouwd als een uitbreiding van het dorp Hoogkerk. Deze uitbreiding werd hoofdzakelijk vanaf het midden van de zestiger jaren van de vorige eeuw gerealiseerd. In 1969 werd Hoogkerk deel van de gemeente Groningen. De bebouwing in Hoogkerk-Zuid onderscheidt zich van andere wijken in Groningen door kleinschaligheid, overwegend laagbouw en een dorps karakter.
Dit bestemmingsplan is opgesteld in het kader van het actualiseringstraject voor bestemmingsplannen, dat ten doel heeft de gemeente Groningen te voorzien van actuele bestemmingsplannen. Het vervangt bestemmingsplan Hoogkerk-Zuid, vastgesteld op 21 februari 2007. Er zijn geen nieuwe ontwikkelingen beoogd. De feitelijke en/of bestaande juridische situatie is vastgelegd. De inzet van dit bestemmings- plan is dan ook: Hoogkerk-Zuid voorzien van een actuele regeling.
Ligging van Hoogkerk
Het plangebied wordt begrensd door manifeste structuurlijnen: het Koningsdiep/de Roderwolderdijk aan de oostzijde, de spoorlijn Groningen-Leeuwarden aan de noordzijde, de Zuiderweg aan de oostzijde, de A7 aan de zuidzijde en aansluitend een strook grond direct ten noorden van de A7 aan de zuidoostzijde.
De spoorlijn Groningen-Leeuwarden is buiten het plan gehouden. Dit houdt verband met het project 'Extra Sneltrein' van Prorail, in opdracht van het Ministerie van Infrastructuur en Milieu en de provincies Fryslân en Groningen. Pas na het formele Tracébesluit wordt voor de spoorlijn een nieuw bestemmingsplan opgesteld. De inspraakprocedure voor het project liep tot en met 12 januari 2017.
Ook het water aan de westzijde van het plangebied is buiten het plangebied gehouden, omdat voor het openbaar vaarwater binnen de gemeente een afzonderlijk nieuw bestemmingsplan zal worden opgesteld.
Ten opzichte van bestemmingsplan Hoogkerk-Zuid (2007) is het plangebied aan de zuidoostzijde uitgebreid om de onderdoorgang onder de A7 planologisch vast te leggen.
Ligging van Hoogkerk-Zuid
Ondergrond en landschappelijke kenmerken van het bestemmingsplangebied
Het bestemmingsplangebied ligt op de overgang van het Drentse plateau naar de voormalige Groningse kwelders. Uit grondboringen in de directe omgeving is bekend dat de pleistocene ondergrond bestaat uit keileem met daarop dekzand, waarbij soms nog delen van een podzolbodem aanwezig zijn. Ten westen van het plangebied ligt het dekzand enkele meters beneden het maaiveld, waarbij het richting het noorden daalt. Ten oosten van het gebied ligt het dekzand aanmerkelijk hoger door een uitloper van de Rug van Tynaarlo. Deze rug is één van de keileem-dekzandopduikingen die ten westen en parallel aan de Hondsrug liggen. Ook ter hoogte van de boerderij Zuiderweg 72 is sprake van een dergelijke opduiking.
Een groot deel van het gebied wordt gevormd door het voormalige stroomdal van de Hunsinge en in het zuidoosten, het Eelderdiepje. Tot aan de aanleg van de huidige woonwijk was de voormalige Hunsingeloop nog als slingerende weg (de Zuiderweg) te herkennen. Ook enkele afwijkende kavelsloten hadden vermoedelijk hun oorsprong in deze waterloop. Gewoonlijk leidden de waterlopen in dit gebied het water weg vanaf het Drents plateau richting de Waddenzee. Bij hoog water verliep de waterstroom echter in tegengestelde richting, waarbij er klei werd afgezet en er een dik kleipakket ontstond.
In en om het gebied komen tussen de kleilagen oude veenlagen voor. Deze zijn gevormd in een periode dat de zee het gebied tijdelijk minder goed kon bereiken. Uiteindelijk is dit veenpakket weer afgedekt door nieuwe kleilagen. Met name langs de west-, zuid- en zuidoostzijde van het gebied zijn deze veenlagen in de ondergrond aanwezig.
Resultaten uit eerder archeologisch onderzoek
Met uitzondering van een enkele opgraving in 1960 heeft binnen het bestemmingsplangebied tot op heden geen archeologisch onderzoek plaatsgevonden. Om toch een beeld te kunnen vormen van de archeologische resten die binnen het gebied aanwezig kunnen zijn, is het noodzakelijk te kijken naar de onderzoeksresultaten uit de directe omgeving.
Steentijd (laatpaleolithicum, mesolithicum en neolithicum)
Ten oosten van het gebied ligt de nieuwbouwwijk Ruskenveen. Voorafgaande aan de bouw en aanleg van deze wijk en het graven van een recreatieplas zijn meerdere archeologische onderzoeken uitgevoerd. Vooral de bewoningssporen uit de steentijd zijn in vergelijking met gebieden elders binnen de gemeente rijk vertegenwoordigd. De oudste sporen dateren uit het laatpaleolithicum en behoren toe aan een kort gebruikt jager-verzamelaarskampje van leden van de Ahrensburg-traditie. Iets jonger zijn de werktuigen, afslagen en de meer dan tien haardkuilen uit het mesolithicum. Ook dit zijn waarschijnlijk de resten van korte bezoeken. Uit de laatste periode van de steentijd, het neolithicum, dateren een scherf van Trechterbekeraardewerk, enkele afslagen en werktuigen. Veel van deze steentijdvondsten zijn aangetroffen op en nabij de dekzandopduikingen en voormalige waterloopjes.
Bijzonder was de vondst van een fragment van een forse geslepen bijl, waarvan binnen Nederland geen gelijke bekend is. Dit fragment is aangetroffen nabij de Peizerweg. De grond was echter afkomstig was van de locatie Ruskenveen.
IJzertijd
Bewoningssporen uit de bronstijd zijn binnen de gemeente Groningen schaars. Rondom het bestemmingsplangebied lijken deze vooralsnog geheel te missen. Pas vanaf de midden-/late ijzertijd neemt het aantal bewoningssporen weer toe. In deze periode woonde men op al dan niet kunstmatig verhoogde delen in het landschap. Voorbeelden hiervan zijn aangetroffen in zowel Ruskenveen, als in industriepark Westpoort dat ten westen van het plangebied ligt. Ook is op verschillende plekken aardewerk uit de ijzertijd/Romeinse tijd waargenomen, soms als losse vondst en soms in relatie met een oude waterloop.
In Ruskenveen zijn ter hoogte van voorheen Zuiderweg 64 en de recreatieplas resten aangetroffen, die waarschijnlijk hoorden bij een aantal 'zwervende boerenerven' die elkaar in tijd hebben opgevolgd. In industriepark Westpoort zijn in 2007 de resten van een woonplaats uit het begin van de jaartelling aangetroffen. Hier was op een veenlaag een podium van klei opgeworpen, waarop vermoedelijk een boerenerf heeft gestaan. Bij andere onderzoeken in het industriepark zijn concentraties van aardewerkscherven waargenomen. Sommigen leken niet direct te verklaren, anderen zijn aangetroffen nabij een hoge kwelderrug en een oude geul. Tevens zijn op verschillende locaties brandlaagjes gezien, die verband houden met het periodiek afbranden van de vegetatie ten behoeve van jonge aanwas voor het vee. Voorbeelden van deze wijze van vegetatieverjonging zijn op meerdere plekken in het voormalige wierdengebied nabij de stad aangetroffen.
Uitgaande van deze gegevens was ter hoogte van het gebied in de ijzertijd/Romeinse tijd sprake van locaties met geconcentreerde bewoning binnen een groot gebruiksgebied.
Late middeleeuwen
Na de ijzertijd/Romeinse tijd nemen de bewoningssporen weer af. De oorzaak hiervan ligt vermoedelijk in de toenemende invloed van de zee op dit gebied. Vanaf de late middeleeuwen lijkt het gebied (opnieuw) te zijn ontgonnen. De bewoning vond in het begin met name plaats op de verhoogde delen in het landschap. Een voorbeeld hiervan zijn de bewoningssporen op de verhoging 'De Hege Vier' nabij Ruskenveen. Van iets latere datum is het boerenerf dat ter hoogte van voormalig Matsloot 12 is aangetroffen. In de tweede helft van de 13de eeuw werd daar een podium opgeworpen, dat was omgeven door een gracht met aan de westzijde een brug. Op het terrein stond een zogenaamd 'voorwerk', dat vermoedelijk eigendom was van het klooster van Assen. Van hieruit werd het nabijgelegen Roderwolder veengebied ontgonnen.
Bewoningsgeschiedenis van het plangebied
Door de grootschalige nieuwbouw, die met name vanaf de jaren '50-'60 in het gebied heeft plaatsgevonden, is veel van de eeuwenlange bewoningsgeschiedenis aan het oog onttrokken. Door een gebrek aan archeologisch onderzoek is vooralsnog geen informatie beschikbaar over bewoningssporen tot aan de late middeleeuwen. De schaarse informatie die we vanaf de late middeleeuwen hebben, is veelal afkomstig uit historische en cartografische bronnen. Zo is bekend dat gedurende de 14de
en begin 15de eeuw een samenwerkingsverband van verschillende zijlvesten uit de wijde omgeving aanpassingen heeft doorgevoerd om onder meer de waterhuishouding ter hoogte van het gebied te verbeteren. Mogelijk is in deze periode ook het Peizerdiep (ook wel Koningsdiep genoemd) gegraven. Deze was aan de oostzijde voorzien van een dijk en bedoeld om een groot deel van de kronkelende Hunsinge af te snijden en de afwatering te bevorderen. Uitgaande van de oriëntatie en de breedte van de omliggende kavels lijkt het Koningsdiep te zijn aangelegd over een reeds bestaande verkaveling. Wanneer deze kavels zijn aangelegd, is vooralsnog onduidelijk. De lange rechte verkavelingen in grote delen van het gebied wijzen op een vooropgezet plan. Uitzondering hierop is een aantal boerderijplaatsen met afwijkende kavelsloten. Mogelijk zijn dit locaties van oudere bewoning op voormalige oeverwallen en/of dekzandhoogtes.
Hoe lang delen van de oude Hunsingeloop nog watervoerend zijn geweest, is niet bekend. Wel is het aannemelijk, dat het noordelijke deel tot in het begin van de nieuwe tijd werd gebruikt voor de waterhuishouding van het gebied. In het Wierumerzijlboek uit de eerste helft van de 16de eeuw wordt onder meer melding gemaakt van een zogenaamde 'pomp' in de Hunsinge nabij het gehucht Koningspoort. In 1960 zijn resten van een dergelijke 'pomp' bij toeval ontdekt tijdens de sloop van een 19de-eeuwse boerderij. Uit mondelinge overlevering was al bekend, dat tijdens de bouw van de boerderij houtwerk in de ondergrond was aangetroffen. Uitgaande van de locatie is het goed mogelijk dat de aangetroffen delen van de 'pomp' dezelfde zijn als die uit het Wierumerzijlboek.
Vierverlaten en Koningspoort
Het noordwestelijke deel van het gebied bestaat uit het gehucht Vierverlaten (zie ook §2.2). Op het Minuutplan van 1821-1832 is te zien, dat ten zuiden van de sluizen bebouwing staat aangegeven.
Rond het midden van de 19de eeuw is ten oosten hiervan, op de hoek van het Hoendiep en het Peizerdiep, een (zaag)molen gebouwd met aan het Hoendiep mogelijk een balkgat. Pas in de loop van de 20ste eeuw raakte dit gebied, met name langs de Roderwolderdijk, verder bebouwd.
Ten oosten van Vierverlaten lag tot 1966-1967 het gehucht Koningspoort, waarvan de oudste vermelding uit 1335 dateert. Van oudsher bestond het, naast enkele boerderijen, onder meer uit een borgterrein en een steenhuisterrein dat lange tijd bewoond is geweest door leden van de familie Koning. In 1852 werd langs het Koningsdiep de scheepswerf 'De Koningspoort' aangelegd. Na enkele keren van eigenaar te zijn veranderd, kwam deze in 1930 in handen van de familie Barkmeijer, die ook elders in Groningen en Friesland scheepswerven bezat (zie ook §2.2).
Vanaf de tweede helft van de jaren '60 tot begin jaren '70 verdween het gehucht Koningspoort langzaamaan om plaats te maken voor de uitbreidingen van de bietsuikerfabriek (voormalig CSM en tegenwoordig de Suiker Unie). Voor de fabriek werden enkele zogenaamde 'indikkers' geplaatst en meerdere bassins uitgegraven. Ook zijn delen van het terrein later opgehoogd. Deze grondverplaatsingen hebben ervoor gezorgd, dat delen van dit interessante gebied archeologisch zwaar verstoord zijn geraakt.
Ontwikkelingsgeschiedenis
Het voormalige dorp Hoogkerk is ontstaan op de kruising van weg- (Zuiderweg/Kerkstraat) en waterwegen (Hoendiep, Peizerdiep, Aduarderdiep). Het gebied ten zuiden van het Hoendiep werd de Koningspoort of Middenpolder genoemd. In zuidelijke richting liep de toen nog zeer kronkelige Zuiderweg dwars door de Middenpolder om uit te komen bij de Drentse Laan. Tussen de huidige Bernhardlaan en de Jan Ensinglaan maakte de Zuiderweg een grote bocht naar links; dit gedeelte staat op de Kadastrale minuut van circa 1830 dan ook vermeld als 'Boogke'. In 1890 werd deze bocht rechtgetrokken en kreeg de Zuiderweg een meer recht beloop en werd zij verhard. Samen met de Kerkstraat vormt zij de noord-zuidverbinding, waaraan het centrum van het dorp zich in de loop van de tijd meer en meer ging ontwikkelen.
Kadastrale minuut van circa 1830
Aanvankelijk was Hoogkerk een agrarisch streekdorp met lintbebouwing langs het Hoendiep, de Kerkstraat en de Zuiderweg en enige kleinschalige bedrijvigheid, zoals een paar oliemolens, een zeepfabriek, een smederij, twee kalkovens en een scheepswerf. De meeste mensen vonden een bestaan in de landbouw en veeteelt. Mede door de gunstige ligging aan de handelsroute van Groningen naar Friesland op het knooppunt van land- en waterwegen ontwikkelde zich enige kleinschalige bedrijvigheid in Hoogkerk. De aanleg van de spoorlijn Groningen-Leeuwarden in 1866 en de bouw van een station ter plaatse waren belangrijke factoren voor de industriële ontwikkeling in de tweede helft van de 19de eeuw.
Buurtschap Vierverlaten/Koningshoogte
In het noordwesten van het plangebied ligt het buurtschap Vierverlaten, ontstaan op de plek waar vanuit het zuiden het Peizerdiep (Koningsdiep) via het Hoendiep overging in het Aduarderdiep.
De naam Vierverlaten verwijst naar het dubbel stel sluisdeuren van het verlaat (schutsluis) die hier in 1654 in het Hoendiep werd aangelegd ten westen van de Roderwolderdijk. De oostelijke sluisdeur werd Kinderverlaat genoemd en de westelijke Pannekoeksverlaat. Over het Hoendiep lag hier in de 19de eeuw een ijzeren draaibrug (in de 20ste eeuw vervangen door een moderne brug). Ter plaatse werd het Peizerdiep 'Koningsdiep' genoemd. Even rechts hiervan, ten oosten van het Peizerdiep, lag het gehucht Koningspoort, bestaande uit een borgterrein en enkele boerderijplaatsen. Rond de sluis ontwikkelde zich enige bedrijvigheid, die vooral op de scheepvaart was gericht. Tot de opening van het van Starkenborghkanaal omstreeks 1938 maakte de meeste scheepvaart richting Friesland gebruik van het Hoendiep. In 1852 vestigde Jacob Jans Mulder aan de oostzijde van het Peizerdiep een scheepstimmerwerf, de 'Koningspoort'. Tussen Vierverlaten en de Koningspoort moet omstreeks 1860 een houtzaagmolen met balkgat hebben gelegen, zoals staat aangegeven op een kadastrale kaart van rond 1860. Later waren hier twee oliemolens gevestigd, die in 1913 en in 1923 werden afgebroken. Een ervan was de stoomoliefabriek en korenmolen 'De Hoop'.
Uittreksel kadastrale kaart, circa 1860 met in het midden een houtzaagmolen met balkgat,
de Koningspoort rechts en links de sluis van Vierverlaten. Beeldbank Groninger Archieven
In 1930 werd scheepswerf De Koningspoort overgenomen door de gebroeders Barkmeijer uit Stroobos. Zij bouwden de werf uit tot een modern bedrijf waar, behalve binnenvaartschepen en coasters, ook baggermolens, brandblusboten en veerboten werden gebouwd. Begin 1972 werd de sluiting van de werf op termijn bekend gemaakt in verband met uitbreidingsplannen van de CSM- suikerfabriek. Het bedrijf werd tot eind 1976 gehuurd van CSM (nu Suiker Unie). Daarna werden de opstallen door de suikerfabriek afgebroken ten behoeve van de aanleg van nieuwe vloeivelden.
Overzichtsfoto van de voormalige scheepswerf
met de scheepshelling van Barkmeijer ten oosten van het Koningsdiep/Vierverlaten,
gezien richting het zuidoosten
Ontwikkeling tot industriedorp
Omstreeks 1900 begon het dorp Hoogkerk zich snel uit te breiden toen enkele grote industrieën Hoogkerk als vestigingsplaats kozen, zoals de N.V. Noord-Nederlandsche Beetwortelsuikerfabriek in 1896 (voormalige CSM en sinds 2007 Suiker Unie) en (stro)kartonfabriek De Halm in 1913 (nu onderdeel Smurfit Kappa). Een van de oliemolens zou uitgroeien tot het concern van P.R. Roelfsema's Oliefabrieken (later U.T. Delfia; veevoeder).
Topografische kaart met het gebied van Hoogkerk-Zuid uit 1905, herzien in 1925.
Beeldbank Groninger Archieven (1536_2618)
Hierbij speelde de gunstige ligging op een knooppunt van spoor-, water- en wegverbindingen een belangrijke rol. Ook de aanwezigheid van zoet water -het Peizerdiep- voor de productie was doorslaggevend om voor Hoogkerk als vestigingsplaats te kiezen. Toen bieten en stro nog per schip werden aangevoerd, stond het Hoendiep te boek als het drukst bevaren kanaal van Nederland!
In 1927 werd ten noorden van het Hoendiep bij Vierverlaten de asfaltfabriek van Smid & Hollander opgericht (nu EsHa).
Woningbouw in Hoogkerk in de twintigste eeuw: 'oud-Hoogkerk'
Door de vestiging van de fabrieken was er al spoedig behoefte aan meer arbeiderswoningen. Ten zuiden van de oude kern van het dorp werden daarom enige woonbuurten gerealiseerd richting de spoorlijn Groningen- Leeuwarden: de Halmbuurt (1914-1915) en de Suikerbuurt (1919). Beide buurten kregen een planmatige opzet volgens de ideeën van de tuinwijkgedachte. De Suikerbuurt, die werd gebouwd in opdracht van de Hoogkerkse woningbouwvereniging, kreeg toen de naam Plan Zuid. In 1927 werd de Zuiderweg vervangen door een betonweg, de eerste van Nederland. De weg werd aangelegd door de Hoogkerkse firma Kool & Wildeboer.
Na de Tweede Wereldoorlog bleef Hoogkerk zich gestaag ontwikkelen. De industriële bedrijvigheid nam verder toe. Bouwplannen die direct na de oorlog werden opgesteld, werden vaak ingegeven door de nijpende woningnood. Vanaf 1946 werd in Hoogkerk gewerkt aan de complementering van de Halm- en de Suikerbuurt in de oude kern van Hoogkerk - 'Oud-Hoogkerk'- conform het plan zoals dat voor de oorlog was vastgesteld.
In 1952 werden in Hoogkerk 36 arbeiderswoningen gebouwd in het kader van het zogenaamde '1000-Woningenplan'. Dit plan was een initiatief van de Nationale Woningraad op voorspraak van een groot aantal kleine gemeenten in de provincie Groningen en had tot doel om de woningbouwproductie van diverse kleine plattelandsgemeenten in één bouwstroom uit te kunnen laten uitvoeren door kleine lokale aannemers. Daarom was het belangrijk dat het ontwerp van de woningen door middel van traditionele bouwtechnieken gerealiseerd kon worden. De ontwikkelingskosten voor het standaardontwerp van architectenbureau Kuiler & Drewes werden gedeeld door alle deelnemende gemeenten. Hierdoor werd het lokale bouwbedrijf gesteund èn was tevens een enorme kostenbesparing mogelijk. De woningen werden gebouwd ten noorden van de spoorlijn en vormen een afsluitende rand van de Suikerbuurt waar nog ruimte was voor uitbreiding: de Noorderstraat en de Houwerzijlstraat. Op 8 mei 1952 werd in Hoogkerk de 1000-ste woning opgeleverd in aanwezigheid van minister In 't Veld. In de jaren 1992-1994 zijn de 36 woningen van het 1000-Woningenplan aan de Noorderstraat en Houwerzijlstraat ingrijpend gerenoveerd en heringedeeld.
De terreinen ten noorden van het spoor en in een latere fase ook in Hoogkerk-Zuid, werden één voor één ingevuld. Daarnaast werden enkele woningen gebouwd aan de Roderwolderdijk. Tussen 1945 en 1958 verrezen aan de randen van het oude dorp in totaal 225 nieuwe woningen, zogenaamde 'industriewoningen'. Daarna was er ten noorden van de spoorlijn geen ruimte meer. Bij de bouwplannen van na 1945 werd met een toekomstige uitbreiding in zuidelijke richting rekening gehouden.
Woningbouw in het plangebied
Hoogkerk-Zuid is in vier fasen ontwikkeld. Dit heeft geleid tot vier van elkaar te onderscheiden buurtjes (zie de kaart '4 deelgebieden' in hoofdstuk 3).
Plan Zuid/Hoogkerk 1: de eerste uitbreidingen na de Tweede Wereldoorlog
Nadat 'Oud-Hoogkerk' was bebouwd, werd woningbouw gerealiseerd ten zuiden van de spoorlijn. Men koos voor uitleg in zuidelijke richting, rekening houdend met de toekomstige ontwikkeling van de industrie. Wonen in zuid leek het meest aantrekkelijk, omdat de windrichting "in deze streken zich nog altijd beweegt vanuit het westen, hetgeen tot gevolg heeft dat onwelriekende geuren – daarbij die van het Hoendiep niet vergetende – en rookgassen zich niet gaan verspreiden ten zuiden van de spoorlijn".
In 1956 kreeg de Dienst Gemeentewerken opdracht voor het ontwerpen van een gedeelte van het uitbreidingsplan dat de naam Plan Zuid kreeg - ten zuiden van de spoorlijn en ten westen van de Zuiderweg. In 1957 werden 88 zogenaamde 'industriewoningen' gerealiseerd door bouwbedrijf K. Eldering, Hoogkerk. Hiervan kwamen 42 voor rekening van de woningbouwvereniging en de overige 46 voor rekening van de Hoogkerker Industrieën, verenigd in de Stichting Bedrijfswoningbouw Hoogkerk.
Uit overleg tussen de gemeente, de industrie en de woningbouwvereniging bleek, dat er grote behoefte was aan woningen voor alle lagen van de bevolking, die vooral bestond uit lokale arbeiders en instromende kleine middenstand. De nieuwe uitbreiding Hoogkerk-Zuid zou in tegenstelling tot het oude dorp een kleinstedelijk karakter moeten krijgen. Het totaal aantal woningen zou 487 bedragen.
Het uitbreidingsplan Hoogkerk-Zuid is in de betrekkelijk korte periode van 1946 tot 1963 gerealiseerd, grotendeels aan de hand van het 'Plan in hoofdzaak' uit 1950. Dit plan werd ontworpen door bureau Oom & Kuiper en werd vastgesteld door de gemeenteraad op 2 februari 1956. De nieuwe wijk Plan Zuid van de gemeente Hoogkerk werd op 7 juli 1958 officieel geopend door mr. W.A. Offerhaus, commissaris der Koningin in de provincie Groningen.
Het woningbestand werd opgebouwd uit een twee woningtypen: eengezinswoningen en etagewoningen, waarbij niet bewust werd gestreefd naar een afwisseling in hoogte en oriëntatie van de bouwstroken. De woningtypen werden onderverdeeld in een vijftal woningklassen. De verdere uitbreiding tot aan de Bernhardlaan kreeg een esthetische stedenbouwkundige structuur, uitgaande van open bouwblokken, een strokenverkaveling en een vrije verkaveling.
Luchtfoto Plan Zuid Hoogkerk, 1969 gezien richting noordwesten met de spoorlijn rechtsboven, de strokenbouw links hiervan en de Reddingiusweg als hoofdas.
Hoogkerk-Zuid: 2 en 3 (eind jaren '70/ begin jaren '80)
In 1969 werd Hoogkerk geannexeerd door de gemeente Groningen. De uitbreidingen die daarna volgden (hier Hoogkerk-Zuid 2 en 3 genoemd), hielden vast aan de dorpse structuur met klein- schaligheid, de aanwezigheid van overwegend laagbouw en een dorps karakter.
Hoogkerk-Zuid 2, gelegen ten zuidoosten van de eerste uitbreiding van Hoogkerk-Zuid, is gerealiseerd eind jaren '70. Het gebied kent een totaal andere structuur dan het eerste uitbreidingsplan. De bouwwijze is gebaseerd op de tuinstadgedachte en de buurt kan getypeerd worden als een zogenaamde ervenwoonbuurt, opgebouwd uit kleinere woonbuurtjes met veel groen. Hoogkerk-Zuid 3, gelegen ten zuiden van Hoogkerk-Zuid 2, borduurde op deze uitgangspunten voort.
Hoogkerk-Zuid 4: Minerva (jaren '90)
Na de realisatie van Hoogkerk-Zuid 3 is het aantal woningen in Hoogkerk tot de jaren '90 nauwelijks gegroeid. Hierdoor veranderde de bevolkingsomvang van de wijk. Door het geringe woningaanbod vertrokken jongeren en gezinnen, zodat er sprake was van vergrijzing. Dit, terwijl veel bewoners wel in Hoogkerk wilden blijven wonen, maar dat door een tekortschietend woningaanbod niet konden.
Om hierin verbetering aan te brengen, werd in de jaren '90 van de vorige eeuw Minerva ontwikkeld, een buurt met een grote variatie in woningen in diverse prijsklassen. Minerva ligt in de zuidoosthoek van Hoogkerk-Zuid. Stedenbouwkundige uitgangspunten waren: open bebouwing langs de A7 als voortzetting van de bestaande rand van het eerste uitbreidingsplan en gesloten bebouwing langs de Zuiderweg. De buurt vormt een afronding van Hoogkerk-Zuid.
Cultuurhistorische waarden
Van cultuurhistorische waarde zijn in het noordelijke deel van het plangebied (Hoogkerk-Zuid 1)
de volgende stedenbouwkundige ensembles en objecten.
Stedenbouwkundige ensembles
Kunstwerken
Beeldbepalende panden
Roderwolderdijk 2, zeer karakteristiek gelegen naast de brug; voormalig molenaarshuis uit 1901 van oliemolen De Hoop met aansluitend bedrijfsdeel met schoorsteen.
Inleiding
Hoogkerk-Zuid ligt sterk ingekapseld in de bestaande infrastructuur: de spoorlijn, de Zuiderweg en de A7. De aanwezigheid van geluidswallen langs de A7 zorgt ervoor dat Hoogkerk-Zuid deels aan het zicht vanaf de A7 wordt onttrokken.
De duidelijke grenzen van de wijk en de stedenbouwkundige inzichten en ingrepen uit de verschillende tijdsperiodes hebben Hoogkerk-Zuid gevormd tot wat het nu is: een gebied dat zich ten opzichte van de rest van de wijken van Groningen onderscheidt.
De belangrijkste straatnamen
De stedenbouwkundige structuur: infrastructuur en verkaveling
De belangrijkste drager van Hoogkerk-Zuid is de hoofdwegenstructuur met de daaraan gekoppelde groenstructuur. Deze structuur is kruisvormig en bestaat uit de Prinses Margrietstraat/ Jan Ensinglaan en de Bernhardlaan. Samen met de Reddingiusweg zijn dit de belangrijkste ontsluitingwegen voor Hoogkerk-Zuid naar het hoofdwegennet. Aan de wegen zijn de verschillende clusters woningbouw opgehangen en liggen de belangrijkste voorzieningen.
In principe bestaat de verkaveling van Hoogkerk-Centrum uit een aaneenschakeling van gesloten bouwblokken. Hoogkerk-Zuid daarentegen is ontworpen als een op-zichzelf-staande wijk met een sterk van het vooroorlogse deel afwijkende verkaveling. De richting en oriëntatie van de bouwblokken verwijst op geen enkele wijze naar de gesloten bouwblokken van het oude dorp. Hoogkerk-Zuid is opgebouwd uit een reeks van moderne verkavelingsmodellen: stroken, haken, opengeknipte blokken, individuele blokken en variaties daarop. Aan de randen van de wijk zijn verkavelingsmodellen gekozen met een grote openheid. Hierdoor is sprake van een enorme hoeveelheid zichtlijnen. Op enkele plekken is die openheid versterkt door middel van verspringingen en door de plaatsing van kleine stroken woningbouw, bijvoorbeeld aan de groene westrand van de wijk. Er is een duidelijke scheiding tussen de openbare en de private ruimte.
Hoogkerk-Zuid is een karakteristieke woonbuurt gelegen ten zuiden van de oorspronkelijke dorpskern. Het vormt samen met de recenter gebouwde buurten Ruskenveen en Buitenhof de zuidelijke begrenzing van de wijk Hoogkerk. Door het in zekere zin dorpse woonmilieu en de gunstige ligging nabij diverse voorzieningen is het een gewilde plek om te wonen.
De wijk is vanaf midden jaren '50 in een aantal bouwperiodes gebouwd en heeft begin jaren '90 de huidige vorm en omvang bereikt. Met de wijkvernieuwing in 2012 is het woningaanbod verbreed en zijn er nieuwe woonmilieus en een nieuw buurtcentrum toegevoegd. De wijk heeft hierdoor een impuls gekregen waarmee het de concurrentie op de woningmarkt met vergelijkbare wijken aan moet kunnen.
Heimansschoollocatie Zuiderweg-Bernhardlaan
Voor de komende jaren worden geen grote, nieuwe ontwikkelingen voorzien. Voor deze actualisatie van het bestemmingsplan wordt in hoofdzaak de bestaande situatie beschreven.
Vooral het vroeg-naoorlogse deel van Hoogkerk-Zuid heeft een dorpskarakter met veel eengezinswoningen. Er staan in de buurt ruim 2400 woningen waarvan circa 60% in de particuliere sector. Verreweg het grootste deel bestaat uit rijwoningen in een tamelijk ruime verkaveling. Hierdoor oogt de buurt ruim en groen, al behoort 30% van de woningen tot de categorie gestapelde bouw. Een aanzienlijk deel hiervan is recent gebouwd als seniorenhuisvesting, zowel met als zonder zorgfaciliteit.
In Hoogkerk-Zuid woonden eind 2015 ruim 5500 personen. Vanaf 2013 laten de bevolkingscijfers een licht dalende trend zien. Dit laat zich verklaren door het afronden van de wijkvernieuwing en door de duidelijke toename van het aantal eenpersoonshuishoudens (senioren) en in iets mindere mate de toename van het aantal eenoudergezinnen. Het aantal jongerenhuishoudens blijft nagenoeg constant.
De nieuwe woonbuurten in de westelijke standsrand hebben in het afgelopen decennium een belangrijke bijdrage geleverd aan de woningbouwtaakstelling van de stad. Voor Hoogkerk-Zuid is het belangrijk zijn positie als vitale gezinswoonwijk te behouden. Hiervoor zijn in ieder geval kwalitatief goede woningen in een prettige en veilige woonomgeving noodzakelijk. De aanwezige gevarieerde woningvoorraad is hiervoor in aanleg geschikt. Vooral de gezinswoningen in het oudere deel zijn betaalbaar en daardoor courant, maar hier staat een zekere gedateerdheid tegenover. De woonvisie Wonen in Stad wijst op het belang van 'blijven vernieuwen, verbeteren en verduurzamen van de bestaande woningvoorraad. Hoe zorgen we ervoor dat de bestaande stad er goed bij blijft staan?' Na de herstructurering en verbetering van de sociale woningvoorraad door de wijkvernieuwing is het vizier nu ook gericht op de particuliere sector om te moderniseren en te verduurzamen. Dit vindt natuurlijk reeds her en der individueel plaats, en zeker Hoogkerk heeft een traditie van zelfredzaamheid, maar het is de vraag of dit voldoende is om achterstanden voor te zijn. De woonvisie noemt in dit verband het belang van betrokken bewoners, gebiedsgericht werken, de faciliteit 'Groningen woont Slim' en zo mogelijk het gebruik van een wijkbedrijf om met bewoners projecten op te zetten die de leefbaarheid in brede zin kunnen vergroten.
Lofverstraat Bulder- en Werkmanstraat
Vier deelgebieden
Kenmerkend voor de stedenbouwkundige opzet van Hoogkerk-Zuid is de onderverdeling in vier deelgebieden. Deze zijn op bijgaande afbeelding weergegeven: Hoogkerk-Zuid 1 (de eerste uitbreidingen), Hoogkerk-Zuid 2, Hoogkerk-Zuid 3 en Hoogkerk-Zuid 4 (Minerva).
Vier deelgebieden
De vier deelgebieden hebben elk een eigen identiteit, tot uitdrukking komend in een duidelijke begrenzing, verkavelingsvorm, architectuur en woningtypologie. Zij vertegenwoordigen een stedenbouwkundige geschiedenis die kenmerkend is voor de periode waarin ze zijn ontstaan.
De gebieden worden hierna beschreven.
Hoogkerk-Zuid 1 (de eerste uitbreidingen)
Hoogkerk-Zuid 1 is de eerste uitbreiding van Hoogkerk ten zuiden van het spoor.
De verkaveling van Hoogkerk-Zuid 1 bestaat uit een reeks van moderne verkavelingvormen. Er is niet bewust gestreefd naar een afwisseling in hoogte en oriëntatie van de bouwstroken. Veel blokken zijn in een stempel- of een strokenstructuur gebouwd. In het middengebied zijn voornamelijk gesloten verkavelingsmodellen aanwezig, langs de randen juist meer open verkavelingsmodellen met vrijstaande villabebouwing. Door de openheid langs de randen zijn er veel zichtlijnen van en naar de wijk.
Het woningbestand is opgebouwd uit een tweetal woningtypen: eengezinswoningen en etagewoningen. De woningtypen zijn weer onderverdeeld in verschillende woningklassen zonder dat daaraan een inhoudsmaat is gekoppeld.
Hoogkerk-Zuid 1
2. Hoogkerk-Zuid 2
Begin jaren '70 van de vorige eeuw veranderde de visie op nieuwbouwwijken. De strakke stratenpatronen, het overwegend weinige groen, de vele hoogbouw en de opkomst van het autoverkeer konden het bij beleidsmakers en consumenten steeds minder goed doen. Mede door de opkomst van het fenomeen inspraak werd de conclusie getrokken dat een goed leefklimaat er anders uit moest gaan zien. In de stad Groningen werd dit voor het eerst zichtbaar gemaakt in de wijk Lewenborg. Daar werden op basis van de tuinstadgedachte de woonerven geïntroduceerd, waarbij doorgaand verkeer om kleine, laag gebouwde woonbuurten werd geleid en een groene omgeving werd gecreëerd. De veronderstelling was, dat kleine herkenbare woongebieden de gemeenschapszin van de bewoners zou stimuleren. Hoogkerk-Zuid 2 zou op deze gedachte voortborduren.
Hoogkerk-Zuid 2
Hoogkerk-Zuid 2 ligt ten oosten van de eerste uitbreiding van Hoogkerk-Zuid. Het gebied wordt aan de noordkant begrensd door de Bernhardlaan, aan de west- en zuidkant door de Jan Ensinglaan en aan de oostkant door de Zuiderweg. De woonbuurtjes hebben een eigen identiteit, die tot uitdrukking komt in een duidelijke begrenzing, een eenduidige woningtypologie en architectuur, alsmede een beperkte functiemenging.
Hoogkerk-Zuid 2 is opgesplitst in twee delen, gescheiden door groen. Elk deel heeft één aansluiting op de hoofdverkeersstructuur. Vanuit deze aansluiting kronkelen woonstraten zich door het gebied.
Er is voor gekozen om de woningen met de 'mooie' kant op de verblijfsgebieden te oriënteren en met de achterkant op de openbare weg met de bedoeling om het karakter van het verblijfsgebied te benadrukken. De sociale veiligheid wordt versterkt, doordat men vanuit het levendige gedeelte van de woning zicht heeft op het verblijfsgebied.
Een gevolg van de verkeersstructuur is de verspringende verkaveling in het binnengebied. Ook de woningen zijn verspringend ten opzichte van elkaar geschakeld. De woningen zijn nagenoeg identiek aan elkaar qua architectuur en vormgeving. Ze zijn opgetrokken in twee bouwlagen en hebben een flauw-hellende kap. Een aantal woningen heeft een garage, welke deel uitmaakt van het bouwblok. De woningen voldoen redelijk aan de eisen en woonwensen van deze tijd.
3. Hoogkerk-Zuid 3
Op de tuinstadgedachte die aan Hoogkerk-Zuid 2 ten grondslag lag, is in Hoogkerk-Zuid 3 voortgeborduurd. Hoogkerk-Zuid 3 ligt ten zuiden van Hoogkerk-Zuid 2 en is ontwikkeld vlak na Hoogkerk-Zuid 2.
Drager van Hoogkerk-Zuid 3 is de binnenringstructuur. Deze ring, die voor dit deelgebied de ontsluitingsweg is, takt aan alle vier zijden aan op de hoofdverkeersstructuur van de wijk. Op de ring takken de woonstraatjes, waaraan de woongebieden zijn gesitueerd, aan.
Net als in Hoogkerk-Zuid 2 is hier het bevorderen van de gemeenschapszin door het realiseren van herkenbare kleine woonbuurten en de relatie met het groen een belangrijke gedachte geweest. De stedenbouwkundige opzet is dan ook nagenoeg hetzelfde.
Echter, de woningtypologie is in dit deelgebied meer gevarieerd dan in Hoogkerk-Zuid 2. Naast een verscheidenheid aan eengezinswoningen zijn er ook veel seniorenwoningen gebouwd.
De verkaveling is veelvormig. Dat heeft een woonmilieu opgeleverd dat soms - vooral voor de bezoeker - verwarring wekt, maar waar het over het algemeen goed wonen is.
Hoogkerk-Zuid 3
4. Hoogkerk-Zuid 4 (Minerva)
Minerva is een logische voortzetting en afronding van de bestaande structuur van het eerste uitbreidingsplan voor Hoogkerk-Zuid. Dit deelgebied ligt in de zuidoosthoek van Hoogkerk-Zuid en wordt aan de zuidkant begrensd door de A7, aan de oostkant door de Zuiderweg, aan de noord- en westkant door de deelgebieden 3 en 1.
Uitgangspunt bij de opzet van Minerva was: open bebouwing langs de A7 als voortzetting van de bestaande rand van het eerste uitbreidingsplan en gesloten bebouwing langs de Zuiderweg.
Gekozen is voor een bebouwingsstructuur die is afgeleid van de dominant aanwezige richtingen van de Zuiderweg en de A7. De invalswegen vanaf de Zuiderweg lopen evenwijdig aan de Minervalaan. Door het verschil in oriëntatie tussen de rand langs de A7 en de stroken vanaf de Zuiderweg ontstaat er een bijzondere ontmoeting tussen deze twee richtingen: een zaagtandvormige randbebouwing langs de openbare groenzone die in het verlengde van de hoofdgroenstructuur ligt.
Langs de A7 is de Wet geluidhinder relevant voor de maximale bouwhoogte. De woningen die binnen de geluidscontour vallen, zijn opgetrokken in 1 bouwlaag. Stedenbouwkundig vormen ze een logische voortzetting van de strook bungalows uit het eerste uitbreidingsplan. Hierdoor is een heldere en duidelijke randbebouwing met veel open ruimten gecreëerd.
Langs de Zuiderweg is de bebouwing gesloten. Er staan appartementen, opgetrokken in 3 bouwlagen. In het middengebied zijn rijenwoningen en halfvrijstaande woningen aanwezig.
De verscheidenheid in woningtypologie van Minerva heeft ervoor gezorgd, dat de sociale structuur van Hoogkerk weer in evenwicht is.
Hoogkerk-Zuid 4
In Hoogkerk-Zuid zijn naast de functie wonen met name de functies detailhandel, dienstverlening en bedrijven, onderwijs, sport en recreatie en gezondheidszorg aanwezig. Zij hebben nagenoeg allemaal een wijkgebonden functie. Aan de westzijde van de wijk zijn de terreinen voor proceswaterzuivering van de suikerfabriek Suiker Unie qua oppervlakte dominant aanwezig.
Detailhandel, voorzieningen en bedrijven
De nadruk van de detailhandel ligt op de dagelijkse verzorging. In het centrumgebied is een supermarkt gevestigd. Er zijn enkele kleinschalige bedrijven gevestigd aan de Reddingiusweg, zoals een kapper, een bank, een cateringbedrijf en een apotheek. Aan huis gebonden beroepen liggen verspreid over de wijk. Er is in Hoogkerk-Zuid één standplaats: langs de Zuiderweg.
Aan de westkant van de wijk liggen de voormalige vloeivelden van de suikerfabriek. Deze werden gebruikt voor tarraberging, maar dienen tegenwoordig voor proceswaterzuiveringsdoeleinden. Dit terrein neemt een zeer grote oppervlakte van het plangebied in beslag.
Voorts herbergt het gebied aan de Roderwolderdijk een kleinschalig bedrijf dat handelt in en reparaties uitvoert aan personenauto's.
De suikerindustrie Reddingiusweg-Zuiderweg
Het gemeentelijk beleid is gericht op stimulering van de wijkeconomie door het bevorderen van kleinschalige bedrijvigheid en het bieden van kansen aan startende ondernemers. Startende, vaak kleinschalige, bedrijven dragen bij aan de versterking van de economische structuur. Functiemenging van bedrijvigheid en wonen bevordert de levendigheid in de wijk. De ervaring leert dat startende ondernemers vaak de thuisbasis benutten om een eigen bedrijf te beginnen. Om deze reden zijn in het gehele plangebied aan-huis-gebonden beroepen en bedrijven bij recht dan wel bij vrijstelling toegestaan. In het plangebied blijft het primaat echter bij het wonen liggen. Dit betekent dat bij verdere doorgroei van een bedrijf zal moeten worden gezocht naar een andere vestigingslocatie. Daar waar bestaande bedrijvigheid goed is gesitueerd, dient deze behouden te blijven; in dit bestemmingsplan is onttrekking van bedrijfsruimte daarom beperkt, en uitsluitend met toepassing van een afwijkingsbevoegdheid, mogelijk.
Onderwijs
In Hoogkerk-Zuid zijn twee basisscholen aanwezig: de christelijke Anne Frankschool aan de De Sanstraat en de gereformeerde Rehobothschool aan de Prinses Margrietstraat. Daarnaast is er in de directe nabijheid een Vensterschool: aan de andere kant van de Zuiderweg.
Sport en recreatie
Aan de Roderwolderdijk (ter hoogte van de oprit naar de A7) bevindt zich een kinderboerderij en verspreid over de wijk liggen diverse speel- en recreatieveldjes.
Het gebied rond de Vensterschool, net buiten het plangebied, biedt de wijk voldoende sport- mogelijkheden, ook in clubverband. In het voorliggend bestemmingsplan is de mogelijkheid opgenomen om in de groengebieden, maar ook daarbuiten (in de bestemming Verkeer) speel- en recreatieveldjes in te richten met de daarbij behorende voorzieningen.
Gezondheidszorg en overige voorzieningen
In het centrumgebied is een openbare bibliotheek gevestigd. Aan de zuidkant van de Zuiderweg is er een woonzorgcentrum voor senioren, de Gabriëlflat, met daarbij aanleunwoningen voor zelfstandig wonende senioren. Er zijn verspreid over de wijk twee tandartsen en een huisartsenpraktijk aanwezig. De overige wijkvoorzieningen, zoals kerken en een wijkgebouw, zijn in het woongebied opgenomen.
Centrumgebied Gabriëlflat Zuiderweg
Kinderboerderij School
Algemeen
Verschillende gemeentelijke nota's gaan uit van een nauwe samenhang tussen het ruimtelijk beleid en het verkeers- en vervoersbeleid. Dit tegen de achtergrond van het verbeteren van de bereikbaarheid en leefbaarheid van de stad. Het verkeers- en vervoersbeleid is vooral gericht op stimulering van het gebruik van het openbaar vervoer en langzaam verkeer en beperking van de groei van het niet-essentiële autoverkeer. Dit impliceert een efficiënter gebruik van de bestaande verkeersruimte door een duidelijke verkeersstructuur, het vergroten van de doorstromingscapaciteit op het stedelijk hoofdwegennet en bundeling van verkeersstromen, zodat in de tussenliggende gebieden een aangenaam en veiliger woon- en leefklimaat kan ontstaan.
Hoogkerk-Zuid is een netwerk van straten, die het auto- en langzaam verkeer binnen de wijk verdelen en zorgen voor de aansluiting met de stad. Centraal in de wijk ligt de kruisvormige hoofdstructuur van wegen (Jan Ensinglaan/ Prinses Margrietstraat, Bernhardlaan en Reddingiusweg). Aan deze hoofdstructuur liggen de centrumvoorzieningen.
De deelgebieden hebben elk een eigen verkeersstructuur, herkenbaar aan de periode van realisatie. De straten in het eerste uitbreidingsplan van de wijk zijn voornamelijk rechtstanden; zij hebben een rasterstructuur. De straten in Hoogkerk-Zuid 2 daarentegen hebben een ervenstructuur. In Hoogkerk-Zuid 3 is een mini-binnenringstructuur aanwezig. Al deze verschillende typen verkeersstructuren komen uit op de kruisvormige hoofdstructuur en zijn van daaruit ontsloten op de Zuiderweg. Er zijn rotondes bij de op- en afritten van de A7 aan de zuidoostzijde van Hoogkerk en ter plaatse van de kruising Eemsgolaan-busbaan is een tunnel aanwezig.
In het kader van het landelijk concept 'Duurzaam Veilig' en de gemeentelijke nota 'Kalm aan en rap een beetje' zijn alle wegen in de gemeente Groningen onderverdeeld in een drietal categorieën, te weten stroomwegen (ringwegen), gebieds- (of wijk-)ontsluitingswegen en erftoegangswegen (woonstraten).
De A7 is een stroomweg. De Zuiderweg is een gebiedsontsluitingsweg en de Roderwolderdijk, voorzover gelegen buiten de bebouwde kom, ook. De overige straten in Hoogkerk-Zuid zijn erftoegangswegen.
Het concept “Duurzaam Veilig” gaat uit van een inhaalslag met betrekking tot de realisering van 30-km gebieden en een gewijzigde regelgeving (bromfiets op de rijbaan, fiets van rechts voorrang). Alleen op de Zuiderweg is een maximumsnelheid van 50 km/u toegestaan en op de Roderwolderdijk 60 km/u, behalve bij de woningen aan de Roderwolderdijk waar 50 km/u is toegestaan. In alle overige straten mag niet harder worden gereden dan 30 km/u. De inrichting van de straat dient overeenkomstig het gewenste snelheidsgedrag te zijn.
Speciale aandacht wordt besteed aan de overgang tussen de gebiedsontsluitingswegen en de erftoegangswegen. Verkeer vanuit de erftoegangswegen dient voorrang te verlenen aan het verkeer op de gebiedsontsluitingswegen. Dit dient af te leiden te zijn uit de inrichting van de wegen in zijn algemeenheid en de aansluiting in het bijzonder. De voorkeur gaat uit naar een aansluiting in de vorm van een zogenoemde inritconstructie. Mocht dit niet mogelijk zijn, dan kan gekozen worden voor bebording in combinatie met markering. Ook de overige eisen, richtlijnen en aanbevelingen uit het concept “Duurzaam Veilig” en de nota “Kalm aan en rap een beetje” dienen als uitgangspunt voor de (her)inrichting van straten.
Parkeren
In de woonstraten wordt zowel op eigen erf als in de openbare ruimte geparkeerd. Rond de voorzieningen wordt op parkeerterreinen geparkeerd.
Toename van het autobezit leidt plaatselijk tot een tekort aan parkeerruimte. In sommige gevallen kan een herinrichting van de openbare ruimte het probleem oplossen of verminderen.
Er dient terughoudend te worden omgegaan met verzoeken om parkeerplaatsen in de openbare ruimte op te heffen ten gunste van parkeren op eigen terrein. Bijvoorbeeld wanneer openbare parkeerplaatsen worden opgeheven ten behoeve van een inrit voor een parkeerplaats op eigen erf.
Bij nieuwbouwplannen dient rekening te worden gehouden met voldoende parkeerruimte op de juiste plaats voor zowel de auto als de fiets. In dit bestemmingsplan is in artikel 20 geregeld dat de beleidsregels inzake de parkeernormen van de gemeente Groningen, die op het moment van aanvragen van de vergunning gelden, van toepassing zijn.
Fietsen
Het fietsnetwerk wordt gevormd door het hoofdnetwerk, gericht op de snelle en doorgaande fietser en het basisnetwerk, dat ontsluitend en fijnmazig is (Fietsstrategie Groningen 2015-2025). De route via de Zuiderweg is een belangrijke fietsroute in noord-zuid richting, die deel uitmaakt van de hoofdroute. Gezien de drukte van deze route liggen de fietspaden langs de Zuiderweg vrij om zo een optimale veiligheid voor het langzame verkeer te garanderen. In oost-zuidrichting is fietspad De Verbetering doorgetrokken naar de Peizerweg en Hunsingolaan. Hiermee ontstaat een snelle, directe verbinding tussen Hoogkerk en Groningen. Een andere belangrijke fietsroute is de Minervalaan. Dit fietspad heeft voornamelijk een recreatieve functie; het verbindt de groene westrand van Hoogkerk-Zuid met de wijk Ruskenveen. In de overige delen van de wijk wordt op de rijbaan gefietst.
Openbaar Vervoer
Het openbaar vervoer maakt op dit moment gebruik van de route Zuiderweg – Jan Ensinglaan – Prinses Margrietstraat – Reddingiusweg - Zuiderweg. De uitvoering van bushaltes op gebiedsontsluitingswegen geschiedt bij voorkeur in de vorm van een haltekom om de doorstroming van het (auto)verkeer niet te veel te belemmeren. Bij zogenaamde instaphaltes dient rekening gehouden te worden met de plaatsing van een abri. Bij de lijnvoering en de situering van de haltes is de loopafstand van belang.
Zuiderweg Jan Ensinglaan
De groenstructuur van Hoogkerk-zuid wordt gekenmerkt door samenhang aan de randen van de onderlinge buurten en door kleinere autonome groengebieden binnen in de buurten.
De hoofdgroenstructuur loopt langs de grenzen van de verschillende deelgebieden. Centraal in de wijk loopt de groene hoofdstructuur parallel met het assenkruis door de wijk. Hier is de groenzone breed opgezet met in het midden waterpartijen.
Langs de westrand vormt het groen een brede buffer tussen Hoogkerk-Zuid en de grondberging van de Suiker Unie. Deze groene zone heeft naast de bufferfunctie ook een recreatieve functie. Er zijn wandelpaden aangelegd en er is een speeltuin, een kinderboerderij en een trapveldje.
Het is van belang dat de groenstructuur wordt gehandhaafd en waar mogelijk wordt versterkt. Functies die hieraan kunnen bijdragen, zoals een speelveldje en wandelpaden, zijn hierin gewenst.
Binnen Hoogkerk-Zuid zijn er verschillende groengebieden: elk deelgebied heeft een eigen identiteit.
In het eerste uitbreidingsplan wordt de structuur gekenmerkt door een heldere scheiding tussen private en openbare ruimte. Er zijn wigvormige openbare ruimten, die door hun consistente inrichting met groepen bomen als verbindende elementen functioneren. De bebouwing wordt door deze groene onderlegger 'bij elkaar gehouden'. Dit wordt versterkt door het ontbreken van etagewoningen: er zijn eengezinswoningen met privé-tuinen als onderdeel van de groenstructuur.
In Hoogkerk-Zuid 2 en 3 is de overgang tussen privaat en openbaar juist minder duidelijk.
Gekoppeld aan de groene hoofdstructuur lopen de waterpartijen. Deze waterpartijen zijn of worden met elkaar verbonden. Zo ontstaat er een samenhangend watersysteem en een samenhangende hoofdontsluitings-, groen- en waterstructuur.
Groengebieden langs de randen
Groengebieden binnen Hoogkerk-Zuid
Hoofdgroenstructuur
Groen
Omdat het groen buiten de hoofdstructuur van de wijk een kleinschalig karakter heeft, is een heldere inrichting van essentieel belang. Deze losse groengebiedjes moeten een verzorgd uiterlijk hebben. Dit is goed te realiseren door een traditionele groeninrichting met gecultiveerd plantmateriaal.
Bomen
De gewenste bomenstructuur binnen het plangebied staat omschreven in het bomenstructuurplan, dat in 2014 door de gemeenteraad is vastgesteld. Het bomenstructuurplan voor het voorliggende bestemmingsplan valt binnen de deeluitwerkingen Hoogkerk en Vierverlaten.
Bomenstructuurplan Hoogkerk-Zuid
Dit hoofdstuk gaat in op de wijze waarop bij het maken van het bestemmingsplan / het planvormingstraject rekening is gehouden met de omgeving. Aan de hand van de verschillende omgevingsaspecten is aangegeven hoe de in het plangebied voorkomende functies op elkaar zijn afgestemd om overlast en ongewenste effecten op de omgeving te voorkomen.
Duurzame ontwikkeling is ontwikkeling die aansluit op de behoeften van het heden zonder het vermogen van toekomstige generaties om in hun eigen behoeften te voorzien in gevaar te brengen, aldus de definitie van de VN-commissie Brundtland uit 1987.
De raad van de gemeente Groningen heeft in 2007 het Beleidskader duurzaamstestad.nl en de Routekaart Groningen Energieneutraal vastgesteld. Hierin is uitgewerkt hoe in Groningen 'duurzame ontwikkeling' concreet gemaakt wordt. In 2011 is de Routekaart geactualiseerd in het Masterplan Groningen Energieneutraal en in het bijbehorende uitvoeringsprogramma Groningen geeft energie. In deze documenten is het onderdeel energie verder uitgewerkt. In 2012 volgden de Visie op de ondergrond en de Warmtevisie Groningen geeft Energie. In deze visies wordt ook de ruimtelijke component wat betreft duurzame ontwikkeling verder ingevuld.
De leefomgevingkwaliteit vormt een belangrijk onderdeel van de totale afweging over ruimtelijke plannen binnen de gemeente. Naast de milieukwaliteiten, zoals onder andere geluidhinder, fijnstof, externe veiligheid en bodemkwaliteit maken water en ecologie deel uit van de leefomgevingkwaliteit. Hieraan wordt in dit hoofdstuk aandacht besteed. Daar waar nodig zijn onderzoeken verricht en is aangegeven wat gedaan kan worden om de milieubelasting voor de omgeving te beperken.
Dit bestemmingsplan maakt geen grootschalige ontwikkelingen mogelijk. Dit maakt dat een concrete vertaling van het hierboven weergegeven beleid pas aan de orde is bij ver- of nieuwbouwplannen, passend binnen het regime van dit bestemmingsplan. Hierbij is het stimuleren van het toepassen van de duurzaamheidsprincipes het uitgangspunt, ook bij particuliere initiatieven.
In 1992 is door Nederland het 'verdrag van Valletta' ondertekend, in de volksmond ook wel 'verdrag van Malta' genoemd. Het verdrag van Malta is wettelijk vertaald met een ingrijpende wijziging in de Monumentenwet 1988 en enkele andere wetten, zoals de Ontgrondingenwet en de Woningwet. Hierin wordt de verantwoordelijkheid voor een goede omgang met eventueel aanwezige archeologische waarden bij de gemeenten gelegd. De bescherming van die waarden dient te worden meegenomen in de ruimtelijke ordening, dat wil zeggen in de bestemmings-, uitwerkings- of wijzigingsplannen.
Een dergelijk plan dient vanaf 1 september 2007 daarom een paragraaf archeologie te bevatten, waarin wordt aangegeven welke archeologische waarden in het plan aanwezig, dan wel te verwachten zijn. Daarnaast dient het plan regels te bevatten om eventueel aanwezige archeologische waarden te beschermen. Het gaat om regels voor bepaalde, op archeologische gronden geselecteerde, gebieden, waarvoor een 'omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk of voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden' verplicht wordt. Daarmee wordt de aanvrager van een dergelijke vergunning verantwoordelijk voor het behoud van archeologisch erfgoed. De Monumentenwet 1988, de erfgoedverordening van de gemeente en het ruimtelijk plan beschrijven vervolgens de procedure.
Hoewel binnen het gebied nagenoeg geen opgravingen hebben plaatsgevonden, kan aan de hand van de beschikbare archeologische gegevens uit de directe omgeving en de kennis uit oud kaartmateriaal en historische bronnen worden onderbouwd, dat het gebied waarschijnlijk een hoge archeologische verwachting heeft. Om die reden en omdat betere inzichten beschikbaar zijn, is het nodig het gebied te beschermen met de bestemming archeologische waarde 2A (zie de verbeelding en artikel 16). Dat betekent dat bodemingrepen die dieper gaan dan 0,3 m èn een oppervlak hebben van meer dan 200 m², aan de hand van archeologisch onderzoek moeten worden getoetst. Voor de gebieden ter hoogte van de vloeivelden van de Suiker Unie geldt een aangepaste archeologische waarde 2B (zie de verbeelding en artikel 17). Naar verwachting zal het bovenste deel van de bodem bij de aanleg van de vloeivelden deels zijn verstoord. Om die reden geldt hier een verplichting tot archeologisch onderzoek voor bodemingrepen die dieper reiken dan 0,5 m èn een oppervlakte van meer dan 200 m².
Enkele terreinen binnen dit gebied verdienen een extra archeologische bescherming. Hiertoe behoren de bebouwing ten zuiden van de sluis en het balkgat ter hoogte van Vierverlaten, de dijk langs het Peizerdiep, het voormalige steenhuisterrein en twee (delen van) boerderijplaatsen. Op deze plekken is de bestemming Waarde Archeologie 1 gelegd, waarbij elke bodemingreep dieper dan 0,3 m èn groter dan 50 m² aan de hand van archeologisch onderzoek moet worden getoetst (zie de verbeelding en artikel 15).
Van enkele diep gegraven waterpartijen en indikkers zal de ondergrond dermate zijn verstoord, dat de kans op archeologische resten zeer klein is. Deze gebieden zijn daarom vrijgesteld van archeologisch onderzoek.
Algemeen geldt dat, wanneer onverhoopt archeologische resten worden aangetroffen op de vrijgegeven terreinen en daarbuiten, de vinder op grond van de Omgevingswet (bron: www.wetten.overheid.nl) direct melding dient te doen bij de minister of de gemeentelijk archeoloog (tel.nr.: 050-3678111).
Dit stadsdeel, dat na de oorlog in ontwikkeling is gekomen, kenmerkt zich door kleinschalige bebouwing met een dorpskarakter. De belangrijkste groenstructuren liggen aan de randen van het plan. Het zijn de aan de zuidzijde gelegen Roderwolderdijk, de Zuiderweg aan de oostzijde (buiten het plangebied) en de groenstructuur die de begrenzing met de grondberging van de suikerindustrie vormt aan de westzijde. Daarnaast bestaat er een groene as langs de Jan Ensinglaan en de Job Hansenstraat. Al deze structuren behoren tot de door de raad vastgestelde Stedelijke Ecologische Structuur met de betekenis van duurzaam te behouden groen. De overige groenstructuren bestaan uit een aantal zogenaamde 'binnengroentjes'. Hiertoe behoren het binnengroentje Willem Alexanderstraat, de zuidzijde van de Industriestraat, de oostzijde van de Willem de Zwijgerstraat en de zuidzijde van de Bernhardlaan. Ter plaatse van grazige delen of gazons die zich kenmerken door een intensief maaibeheer zijn de ecologische waarden op deze locaties uiterst gering. Voorts zijn er de particuliere tuinen die groen- en natuurfuncties dragen.
Natuurwaarden
Ecologisch gezien is vooral de westzijde met daarin de gevarieerde groenstrook van het Reddingiuspark alsook het Albert Hahnpark van belang. Bomen, bosschages, vijvers, sloten, gazons en bloemrijke grazige vegetaties vertonen hier een vrij natuurlijk karakter. Dit gebied behoort tot ecologisch kerngebied van de Stedelijke Ecologische Structuur. In dit gebied leven onder andere reeën, dwergmuizen, egels en verschillende vleermuissoorten. Het is verhoudingsgewijs rijk aan libellensoorten (23 soorten), waaronder de zeldzame tengere grasjuffer en de vroege glazenmaker. Verschillende delen van het gebied bestaan uit bloemrijke graslanden met onder andere de echte koekoeksbloem en de pinksterbloem. Ook de zuidelijk gelegen groencorridor langs de Roderwolderdijk heeft een robuust karakter en heeft de status van ecologische groenverbinding. Deze bestaat vooral uit gazons, vakken met sierstruiken en al oudere goed ontwikkelde bomen.
De overige ecologische verbindingszones, vaak gekoppeld aan boom- en waterstructuren, zijn de Zuiderweg, de Jan Ensinglaan, de Bernhard- en de Minervalaan. De laatste twee hebben de status van te ontwikkelen en/of te versterken verbindingszones. Deze gebieden en verbindingszones zijn vastgesteld op de Stedelijke Ecologische Structuurkaart van 2014. Hier leven belangrijke (deel)populaties van onder andere verschillende beschermde vleermuissoorten, ,, egels, muizen, vlinders en vogelsoorten. Verschillende vleermuissoorten gebruiken de boomstructuren en/of waterwegen als foerageerplek en trekroute. Deze trekroutes zijn wettelijk beschermd. Behoud en versterking van deze zones is van groot belang. Genetische uitwisseling en klimaatopwarming vragen om duurzame, goed functionerende ecologische verbindingen.
Bij ruimtelijke ontwikkelingen geldt niet alleen het behoud van de genoemde kerngebieden en verbindingszones, maar juist ook het veiligstellen en ecologisch functioneel houden van de 'ecologische stadspoorten'. Dat zijn hier de Roderwolderdijk en de Bernhardlaan. Deze vormen een verbinding of aansluiting met het buitengebied en het Natura-2000-gebied De Onlanden.
De Zuiderweg zou ter hoogte van de Bernhardlaan ontsnipperd kunnen worden. Daarmee wordt het wijkgroen verbonden met de natuur rond het voormalig Suikerunieterrein.
Voorts zijn alle boomstructuren in het gebied waardevol voor vogels en vleermuizen als nestplaats, voedselvoorziening en trekroute.
Waterstructuur
De parkvijvers, sloten en poel aan de westzijde zijn ecologisch het meest waardevol. Het grote aantal libellensoorten en watergebonden vleermuissoorten dat hier is aangetroffen, geeft dit aan. De wateren en oevers zijn belangrijke voortplantingsbiotopen voor vissen, watervogels, amfibieën en libellen. Vogels, maar ook vleermuizen, gebruiken ze eveneens als foerageergebied. Voor ecologische wateren is er het streven naar een hogere waterkwaliteit, doorzicht en doorstroming, de aanwezigheid van ondergedoken waterplanten en het ontwikkelen van ecologische oevers. De taluds in het plangebied zijn soms nog steil of hard, waardoor ecologische kwaliteiten van oeverbeplanting plaatselijk ontbreken (zie Stadswater ecoscan 2010).
Gewenste ontwikkeling
Genetische uitwisseling en klimaatopwarming vragen om duurzame, goed functionerende kerngebieden en ecologische verbindingen tussen groengebieden.
Optimale stadsverbindingen zijn minimaal 25 meter breed en bevatten, benevens een waterstructuur, een boom-, struik- en kruidlaag om voor doelsoorten als ree, wezel en egel passeerbaar te zijn. Bij langere verbindingszones zijn aansluitende kleinere groengebieden als ondersteuning van belang. Dit geldt in het plangebied voor de Zuiderweg. Het groenprofiel is hier lang en smal, en kansen voor extra ondersteuning -zoals aangegeven op de SES-kaart 2014- moeten worden gepakt.
Bij ruimtelijke ontwikkelingen geldt niet alleen het behoud van de genoemde kerngebieden en verbindingen. Het ecologisch omvormen van de grote gazonpartijen en het verbeteren van de kwaliteit van het watersysteem, onder andere door ecologische oevers en gazons, kan de soortenvariatie aanzienlijk verhogen. Tevens kan ecologische winst geboekt worden in de inrichting en het ecologisch beheer van de aansluitende groenzones langs de A7. Inrichting en beheer moet afgestemd zijn op het Doelsoortenbeleid West.
Overige aandachtspunten
De bouwwijze van huizen in dit stadsdeel kenmerkt zich door een beperkte aanwezigheid van holten en spleten in daken en gevels. Deze holten zijn van belang voor waardevolle stadsdieren als gier- zwaluwen, huismussen, roodstaarten en verschillende vleermuissoorten.
De huismus lijkt in deze wijk lokaal aanwezig, maar de aantallen van deze soort nemen stadsbreed af en staan ook hier onder druk, omdat nieuwbouw geen nieuwe nestplekken biedt. Hetzelfde geldt hier voor gierzwaluwen en vleermuizen.
Bij renovatie en nieuwbouwplannen is het daarom noodzakelijk voorzieningen voor genoemde soorten als randvoorwaarde op te nemen. Op platte daken met grind worden wel scholekster of visdiefjes- nesten gevonden. Deze zeldzamer geworden soorten van het kustlandschap laten zich in de stad steeds vaker door grinddaken verleiden.
Wet- en regelgeving
Door middel van quickscans en zonodig nader onderzoek dienen de ruimtelijke ontwikkelingen getoetst te worden aan de nieuwe Wet Natuurbescherming alsook het stedelijke ecologisch beleid.
De afstand tot Nationaal Natuurnetwerk Natura-2000-gebied Leekstermeer/Onlanden bedraagt circa 300 meter. Omdat er in dit plan geen belangrijke nieuwe ontwikkelingen zijn voorzien en er afscherming is door de A7 en industrieterrein Westpoort is er geen sprake van invloed ten gevolge van het voorliggend plan op dit gebied.
Beleid
Het waterbeleid voor Groningen is vastgelegd in 'Waterwerk' het Groninger water- en rioleringsplan 2014-2018. Daarnaast wordt gewerkt volgens de stedelijk wateropgave van het waterschap Noorderzijlvest en Hunze en Aa's.
Beleidskader
Het beleid is vertaald in ambities voor de gemeente Groningen. Na het maken van het eerste 'verbrede' GRP: het Groninger Water- en Rioleringsplan (GWRP) is het water- en rioleringsbeheer in Groningen goed op orde, maar in de totale waterketen moet worden bespaard en het moet efficiënter. Daarbij is het denken over afval sinds een aantal jaren aan het veranderen. Afval bestaat eigenlijk niet meer. Vrijwel alles wat oorspronkelijk werd bestempeld als afval, kan na bewerking opnieuw worden benut. Dit kan zijn voor energieproductie, maar in veel gevallen zijn er ook hoogwaardiger toepassingen mogelijk. Afvalwater bijvoorbeeld bevat energie en voedingsstoffen, die kunnen worden gebruikt in de landbouw. Maar naast nuttige stoffen bevat afvalwater ook steeds meer stoffen die ongewenst zijn in het milieu, zoals medicijnresten. Deze ontwikkelingen leiden tot nieuwe doelen, zoals het energiezuiniger maken van de afvalwaterketen, het sluiten van kringlopen door innovatie en het verbeteren van zuiveringsprocessen. Daarnaast blijven uiteraard de bestaande doelen voorop staan, zoals een water- en rioleringssysteem dat de volksgezondheid waarborgt en waar de burger op kan vertrouwen. Samenwerking kan er voor zorgen, dat zowel de bestaande als nieuwe doelen efficiënter en goedkoper kunnen worden behaald.
Bij planvorming wordt in een vroegtijdig stadium overleg met waterbeheerders gezocht (Watertoets). In het kader van de watertoets zal nadere uitwerking van de principes van afwatering en ontwatering in relatie tot de waterkwaliteit en de waterkwantiteit plaats moeten vinden in overleg met de waterbeheerder. Het waterschap vervult een adviserende en toetsende rol.
Waterstructuur
Het plangebied is gelegen in het beheersgebied van waterschap Noorderzijlvest en grenst aan het Koningsdiep dat deel uitmaakt van de Electraboezem en zorgt voor de aan- en afvoer van water in het noordwestelijke deel van de provincies Groningen en Drenthe. Het kanaal heeft tevens de functie voor waterberging en scheepvaart. De langs het kanaal gelegen kades vallen als waterkering onder de Keur van het waterschap. Het peil van het Koningsdiep bedraagt -0,93 m NAP dat in perioden van hevige neerslag kan oplopen tot -0,25 m NAP. Een groene dijk dient een minimale kerende hoogte te hebben van +0,05 m NAP en een harde kering een hoogte van -0,05 m NAP.
Huidige waterstructuur
Hoogkerk bevat twee hydrologische systemen; peilgebied Hoogkerk met peil -1,70 m NAP dat afwatert op peilgebied Hoogkerk-Zuid met een zomerpeil van -1,70 m NAP en een winterpeil van -1,85 m NAP. Via peilgebied Hoogkerk-Zuid (D) verlaat het water het plangebied en stroomt het vervolgens via polder De Verbetering en het Stadspark richting het gemaal aan het Hoendiep op het voormalig Suikerunieterrein. Vanuit het Koningsdiep kan er op twee plaatsen (A) water het gebied in worden gelaten. De noordelijke inlaat kruist het Suiker-Unieterrein, maar wordt niet door de Suiker Unie gebruikt. Dit terrein ligt hoger dan de omgeving en is hydraulisch geïsoleerd van het watersysteem.
Vijvers en watergangen binnen Hoogkerk hebben een functie voor berging en afvoer van stedelijk water. Aan de vijvers bevindt zich een aantal riooloverstorten en regenwateruitlaten. Het bergend oppervlak van de bestaande vijvers is in verhouding erg laag, waardoor relatief grote peilfluctuaties optreden en de waterkwaliteit zwaar belast wordt. Door een koppeling met de recreatieplas (B) tezamen met het helofytenfilter kunnen de waterpartijen met de wateroverschotten uit de plas worden doorgespoeld. Daarbij is aanvullend voeding en doorspoeling met Drents water vanuit waterstructuur- plan Westrand een mogelijkheid. Aan de wateren in Hoogkerk zijn in het waterplan twee basisfuncties toegekend. Vooral de watergangen langs de randen, zoals langs de A7, hebben de functie stedelijk water. De vijvers in de wijken hebben de functie duurzaam stedelijk water vanwege de geïsoleerde ligging en de ecologische waarde van de omgeving.
Waterberging
In het gebied is voldoende waterberging aanwezig om het neerslagoverschot dat tijdens het klimaatscenario T=100+10% optreedt te bergen. De lagere delen in het gebied lopen geen risico op wateroverlast. In de navolgende figuur is de ligging van deze kritieke punten weergegeven (bron: Stedelijke Wateropgave).
Kritieke punten
Water en riolering bij ontwikkelingen
Bij eventuele ontwikkelingen in het gebied moet rekening gehouden worden met de gevolgen van het toepassen van verhard en bebouwd oppervlak. Door deze verstedelijking komt regenwater sneller tot afstroming. Voor het bestaande watersysteem betekent deze toename een extra belasting en er moet meer water worden geborgen. Hiervoor wordt door de waterschappen een compensatie in de vorm van oppervlaktewater vereist. Als vuistregel wordt een compensatie van 10% van de toename van het verhard en / of bebouwd oppervlak in de vorm van oppervlaktewater geëist, mits de toename van het verhard oppervlak meer dan 750 m² bedraagt. Als de toename van het verhard oppervlak minder dan 750 m² bedraagt, is in de regel geen compensatie nodig. Indien watergangen gedempt worden door nieuwe ontwikkelingen moet dit gecompenseerd worden door de aanleg van nieuwe watergangen/partijen. Het water moet, indien mogelijk, vertraagd afvoeren op de bestaande hoofdwatergangen door het plangebied.
De aanleg van een vegetatiedak/groene daken kan, afhankelijk van de uitvoering, een bijdrage leveren aan het vertraagd afvoeren van regenwater. Het vegetatiedak gebruikt water voor de groei van de beplanting, het bergt enig water en, afhankelijk van de uitvoering, voert het vervolgens vertraagd af. Ecologisch gezien biedt dit ook de nodige voordelen: meer ruimte en ontwikkeling voor insecten, vogels en andere flora en fauna.
Een ander nadeel van de verdere verstedelijking is, dat geen regenwater in de bodem verdwijnt. Door de hiermee gepaard gaande grondwaterstandsdaling kan verdroging van de ondergrond optreden.
Dit is voor met name de bomen en het overige groen nadelig. Door de toepassing van bijvoorbeeld infiltratievoorzieningen en waterdoorlatende bestrating wordt water geïnfiltreerd. Door toepassing van deze systemen kan ook water geborgen worden. De plaatselijke grondslag moet duidelijk maken of deze toepassingen gebruikt kunnen worden.
Bodem
Het plangebied is grotendeels gelegen op een laaggelegen zandrug, deels afgedekt met klei en veen. Het is een overgangsgebied tussen de stroomdalen van het Peizer- en Eelderdiep en de Drentsche Aa. Het Koningsdiep vormt het gekanaliseerde restant van het Peizer- en Eelderdiep. De bodemopbouw is gevarieerd; in de toplagen is veel leem aanwezig. Deze bovenlaag houdt over het algemeen veel water vast, waardoor het gebied in natte periodes snel als nat wordt ervaren.
De drooglegging is de afstand van het oppervlaktewaterpeil tot aan de bovenzijde van het maaiveld. De ontwateringsdiepte is de afstand van de grondwaterstand tot aan het maaiveld. Het verschil tussen de drooglegging en de ontwateringsdiepte wordt veroorzaakt door de opbolling van het grondwater tussen de watergangen.
De ontwateringsdiepte moet bij wegen minimaal 0,80 m zijn, bij bomen minimaal 1,00 m en bij gebouwen moet dit minimaal 0,20 m beneden de afdekking van de bodem van de kruipruimte zijn. Bij kruipruimteloos bouwen moet deze afstand minimaal 0,20 m beneden de fundering zijn. Op dit moment zijn onvoldoende gegevens beschikbaar om een uitspraak te doen over de ontwateringsdiepte in dit gebied.
In onderstaande tabel staat de drooglegging van dit gebied weergegeven.
Gebied | Waterpeil | Laagste maaiveld | Drooglegging |
Hoogkerk Hoogkerk-zuid | -1,70 m NAP -1,70/-1,85 m NAP | -0,72 m NAP -0,54 m NAP |
0,98 m 1,16 m |
Gesteld kan worden dat de drooglegging binnen het plangebied niet overal voldoet aan de norm van 1,20 m. Bij de inrichting van het gebied moet rekening worden gehouden met plaatselijk verhoogde waterstanden door opbolling van het grondwater. Hierbij dient met voldoende drainage-afvoer, een geschikt bouwpeil en een geschikte bouwwijze (bijvoorbeeld kruipruimteloze bouw) rekening te worden gehouden.
Riolering
In het gebied tussen het spoor en de Bernhardlaan ligt grotendeels een gescheiden stelsel waarbij het regenwater wordt afgevoerd naar de vijvers in de wijk. Ook in straten ten zuiden van de Minervalaan ligt een gescheiden stelsel. In het midden van Hoogkerk-Zuid ligt grotendeels een gemengd stelsel, waarbij het afvalwater richting de Bernhardlaan stroomt om daar met de rest van het afvalwater vanuit Hoogkerk-Zuid de Zuiderweg te kruisen om verder richting de rioolzuivering van Hoogkerk te stromen.
Door de grote capaciteit van het stelsel en voldoende berging in het systeem treden er nauwelijks problemen op door wateroverlast.
Bouwmaterialen
Ten behoeve van de kwaliteit van grond- en oppervlaktewater moet er bij de bouw van de gebouwen naar gestreefd worden geen materialen te gebruiken die milieuverontreinigend zijn, zoals lood, zink en koper. Ook bepaalde bitumen en behandeld hout logen milieugevaarlijke stoffen uit welke via het regenwater in het oppervlaktewater terecht kunnen komen.
Het toepassen van vegetatiedaken is een prima middel om regenwater vast te houden en vertraagd af te voeren. De vegetatie neemt vocht op, bergt water en gebruikt op die manier water. Tevens verdampt het water door zon en wind. Bij hevige neerslag zal het water minder snel tot afstroming komen. Ook dit kan een bijdrage leveren in de compensatie van de toename van het verhard en bebouwd oppervlak. Daarnaast isoleren de groene daken in de zomer. Door het verdampingsproces in de grondlaag wordt voorkomen dat het dak te veel opwarmt. Op deze wijze kan bespaard worden op energieslurpende voorzieningen zoals airco's en dergelijke.
Ten noorden en ten westen van Hoogkerk-Zuid ligt een deel van het industrieterrein Groningen- West-Hoogkerk. Dit is een gezoneerd industrieterrein. Op het industrieterrein is zwaardere industrie aanwezig. Het betreft onder andere de productielocatie Vierverlaten van de Suiker Unie. Deze suikerfabriek veroorzaakt de meeste geluidsbelasting. De geluidszone om het gezoneerd industrieterrein is op de bestemmingsplankaart aangegeven.
De geluidszone, die voortdurend wordt gemonitord, is niet veranderd ten opzichte van het bestemmingsplan uit 2007. De geluidemissie van het gezoneerde industrieterrein, met inbegrip van nog niet gebruikte geluidruimte, voldoet aan de normen (MTG's, grenswaarden) voor woningen die in de geluidszone zijn gelegen. De grenswaarden voor de woningen in het plangebied behoeven dan ook niet te worden verhoogd. Er zijn geen nieuwe woningen of andere geluidgevoelige bestemmingen in het plangebied geprojecteerd.
Het gezoneerde industrieterrein met geluidzone
Ter toelichting het volgende.
Bij de vaststelling van de geluidszone in 1996 zijn door het Ministerie van VROM voor woningen met een te hoge geluidsbelasting zogenoemde MTG's (maximaal toelaatbare geluidsniveaus) vastgesteld. Voor woningen die na die tijd binnen de zone zijn gebouwd, zijn door de provincie of gemeente Groningen 'hogere waarden' vastgesteld. De MTG's en hogere waarden worden bewaakt in het zonebeheersysteem van de gemeente Groningen. Bij wijzigingen op het industrieterrein wordt door de zonebeheerder van de gemeente Groningen bewaakt dat de vastgestelde MTG's of hogere waarden niet overschreden worden. Hiervoor is het zonebeheermodel 'Industrieterrein Groningen west / Hoogkerk' opgesteld.
In het zonebeheermodel zijn, naast de geluidsbronnen van de aanwezige bedrijven, op plaatsen waar fysiek nog ruimte is op het industrieterrein, zogenoemde toekomstbronnen opgenomen. Deze toekomstbronnen worden vervangen door 'echte' bronnen op het moment dat deze aanwezig en vergund zijn. Met name op het westelijk deel van het industrieterrein (Westpoort) is nog ruimte voor nieuw te vestigen industrie. In het MER 'industrieterrein Westpoort Groningen' uit 2002 is een categorie-indeling gemaakt voor dit gebied. Op basis van deze indeling zijn de bronvermogens van de toekomstbronnen bepaald.
Uit de toetsing blijkt dat er nog geluidruimte over is voor toekomstige bedrijven of uitbreidingen.
Ten behoeve van dit bestemmingsplan is opnieuw een zonetoets uitgevoerd. Hiervoor is voor een aantal relevante punten (langs de rand van het de woonwijk tegen het industrieterrein) een berekening uitgevoerd. De punten waarvoor dit is gebeurd, zijn aangegeven op onderstaande tekening.
Plangebied met toetspunten
In onderstaande tabel zijn de op deze punten berekende geluidsniveaus en de bijbehorende MTG of hogere waarde weergegeven.
Omschrijving | Berekende Waarde | MTG / hogere waarde | Verschil |
zonepunt | 47 | 50 | -3 |
Roderwolderdijk 4 | 65 | 65 | 0 |
Roderwolderdijk 6 | 63 | 65 | -2 |
Roderwolderdijk 6 | 64 | 65 | -1 |
Roderwolderdijk 8-12 | 62 | 65 | -3 |
Roderwolderdijk 8-12 | 61 | 65 | -4 |
Roderwolderdijk 14 | 60 | 65 | -5 |
Roderwolderdijk 14 | 62 | 65 | -3 |
Roderwolderdijk 16-18 | 61 | 65 | -4 |
Roderwolderdijk 16-18 | 59 | 65 | -6 |
Roderwolderdijk 18a-18b | 57 | 65 | -8 |
Roderwolderdijk 18a-18b | 59 | 65 | -6 |
Roderwolderdijk 2 | 62 | 64 | -2 |
irenestraat 2-10 | 61 | 63 | -2 |
Industriestraat 2-10 | 61 | 63 | -2 |
Industriestraat 101-105* | 56 | 62 | -6 |
Industriestraat 101-105 | 60 | 62 | -2 |
Industriestraat 151 | 63 | 65 | -2 |
Julianastraat 2 | 63 | 64 | -1 |
Reddigiusweg 50 | 52 | 55 | -3 |
Reddigiusweg 81 | 55 | 55 | 0 |
Irenestraat 12 | 60 | 62 | -2 |
Irenestraat 30 | 59 | 60 | -1 |
H.N.Werkmanstraat 47 | 55 | 55 | 0 |
hendrik loverstraat 49 | 56 | 56 | 0 |
Nico Bulderstraat 44 | 54 | 55 | -1 |
albert hahnlaan 1 | 50 | 55 | -5 |
beatrixstraat 5 | 59 | 60 | -1 |
industriesrtraat 001 | 51 | 55 | -4 |
industriesrtraat 009 | 52 | 55 | -3 |
irenestraat 27 | 57 | 59 | -2 |
julianastraat 45 | 61 | 63 | -2 |
hendrik loverstraat 47 | 56 | 56 | 0 |
Roderwolderdijk 22 | 63 | 64 | -1 |
Roderwolderdijk 40-48 | 62 | 62 | 0 |
Berekende geluidsniveaus met MTG of hogere waarde
Conclusie: Er is genoeg geluidruimte voor toekomstige bedrijvigheid.
In het voorliggend bestemmingsplan is de bestaande suikerindustrie toegestaan. Deze heeft milieucategorie 5 conform de beschrijving in 'Bedrijven en milieuzonering'. Voorts kent het plangebied een bedrijf/autohandel van milieucategorie 3. Voor het overige biedt het bestemmingsplan de mogelijkheid tot het vestigen van inrichtingen tot en met de categorieën 1 en 2. Dergelijke bedrijven zijn verenigbaar met de woonfunctie.
De locatie wordt aan de zuidkant begrensd door de A7 en de Roderwolderdijk, aan de oostkant door de Zuiderweg en aan de westkant de Roderwolderdijk.
Begin jaren '90 heeft de gemeente naast de A7 een geluidswal gerealiseerd. De geluidsbelasting als gevolg van de A7 is vastgelegd in zogenoemde Geluid Productie Plafonds (GPP's).
De GPP's zijn op 1 juli 2012 ingevoerd voor rijkswegen en hoofdspoorwegen. Langs de rijkswegen en hoofdspoorwegen liggen referentiepunten met grenswaarden. De wegbeheerders (Rijkswaterstaat en Prorail) moeten aan de grenswaarden op de refentiepunten voldoen en dit jaarlijks aantonen. Deze grenswaarden en de bijbehorende (bron)gegevens staat in een openbaar toegankelijk register.
Bij nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen in de geluidzone van de wegen zal moeten worden nagegaan of de voorkeursgrenswaarde van 48 dB wordt overschreden. Bij een overschrijding moet tot 53 dB (buitenstedelijke wegen) respectievelijk 63 dB (binnenstedelijke wegen) een ontheffing worden aangevraagd in het kader van de Wet geluidhinder. Worden deze waarden overschreden, dan zullen dove gevels moeten worden toegepast. De overige wegen in het plangebied zijn 30 km/uur-wegen en hebben geen geluidszone in het kader van de Wet geluidhinder.
De locatie wordt aan de noordkant begrensd door de spoorlijn Groningen-Leeuwarden. Bij nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen in de geluidzone van het spoor zal moeten worden nagegaan of de voorkeursgrenswaarde van 55 dB wordt overschreden. Bij een geluidsbelasting tussen 55 dB en 68 dB moet een ontheffing worden aangevraagd in het kader van de Wet geluidhinder. Wordt de waarde van 68 dB overschreden, dan zullen dove gevels moeten worden toegepast.
In dit actualiserend bestemmingsplan zijn geen nieuwe ontwikkelingen voorzien. De bestaande feitelijke en/of juridische situatie wordt opnieuw vastgelegd. Een geluidontheffing is daarom niet nodig.
De Wet luchtkwaliteit geeft het kwaliteitsniveau aan, waaraan de buitenlucht moet voldoen om ongewenste effecten van luchtverontreiniging op de gezondheid van mensen te voorkomen. In deze wet staan luchtkwaliteitsnormen voor onder meer stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10). De voornaamste bron van luchtverontreiniging in Groningen is het wegverkeer. De bijdrage van het lokale verkeer aan de luchtverontreiniging wordt berekend met behulp van een wettelijk voorgeschreven model.
Op 29 januari 2013 is het 'Verslag luchtkwaliteit 2011 gemeente Groningen' met de bijbehorende luchtkwaliteitskaart vastgesteld. Op deze gedetailleerde kaart is per locatie/weg aan de hand van kleuren te zien wat de concentratie van luchtverontreiniging is. Het verslag luchtkwaliteit en de luchtkwaliteitskaart zijn gebaseerd op modelberekeningen van een extern bureau en op meetgegevens van het Landelijk Meetnet Luchtkwaliteit in Groningen. Het verslag luchtkwaliteit en de bijbehorende luchtkwaliteitskaart zijn te vinden op het internet: zie https://gemeente.groningen.nl/luchtkwaliteitskaart-inzien Uit beide stukken blijkt dat in Groningen overal (ruimschoots) wordt voldaan aan de wettelijke luchtkwaliteitsnormen (c.q. de EU-grenswaarden). Ook de meetgegevens van de twee LML-meetpunten (Landelijk Meetnet Luchtkwaliteit) in de stad Groningen bevestigen dit beeld. Dit betekent, dat er op basis van de regeling in dit bestemmingsplan, vanwege de luchtkwaliteit geen belemmering is voor het vaststellen van het bestemmingsplan.
Het Convenant Integratie Milieu en Ruimtelijke ordening 2013 (IMR-convenant) is een convenant tussen de provincie Groningen, de gemeente Groningen en Suiker Unie. In dit convenant worden randvoorwaarden voor de drie partijen vastgelegd met betrekking tot milieu en ruimtelijke ordening in een bepaalde zone rondom Suiker Unie Vierverlaten in Hoogkerk.
Eerdere convenanten zijn 1995 en 2008 opgesteld. Duidelijk is dat de situatie inmiddels is gewijzigd doordat Suiker Unie Groningen verhuisd is naar een gebied ten westen van de oorspronkelijke locatie. Hierdoor is ook de IMR-contour, die met name het aspect 'geur' betreft, gewijzigd.
De belangrijkste afspraken in het huidige convenant betreffen een verhoging van de productie- capaciteit door:
Suiker Unie zorgt ervoor, dat de geur- en geluidemissie niet hoger is dan in de milieucontouren is vastgelegd (zie afbeelding).
De gemeente is terughoudend met woningbouw binnen de IMR-zone: maximaal 105 nieuwe of vervangende woningen kunnen worden gerealiseerd binnen 5 jaar, gerekend vanaf december 2013. Het convenant geldt voor een periode van 10 jaar, echter na 5 jaar wordt de benodigde ruimte voor woningbouw door de partijen herzien na een tussentijdse evaluatie. De gemeente neemt hiertoe het initiatief.
In het voorliggend bestemmingsplan zijn geen nieuwe woningen geprojecteerd; uitsluitend de bestaande woningen zijn op de plankaart en in de regels vastgelegd. Het plan conflicteert dan ook niet met de IMR-afspraken.
Externe veiligheid gaat over overlijdensrisico's die mensen lopen vanwege productie, gebruik, opslag en vervoer van gevaarlijke stoffen over weg, spoor, vaarwegen en buisleidingen. Gevaarlijke stoffen zijn bijvoorbeeld vuurwerk, lpg, chloor, ammoniak en munitie. De term 'externe' veiligheid wordt gehanteerd, omdat het overlijdensrisico van derden centraal staat. Het gaat om mensen die zelf niet deelnemen aan de activiteit die het overlijdensrisico met zich meebrengt.
Voor risicovolle inrichtingen, transportroutes en transportleidingen is verschillende wet- en regelgeving van toepassing. Voor inrichtingen is dit het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), voor transportroutes het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) en voor hogedrukaardgas- transportleidingen het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb).
De genoemde kaders verplichten gemeenten om bij het opstellen van ruimtelijke plannen veiligheids- afstanden toe te passen en het externe veiligheidsrisico zo laag mogelijk te houden. Veiligheidsrisico's worden uitgedrukt in het plaatsgebonden risico en in het groepsrisico. Het plaatsgebonden risico vormt het basisbeschermingsniveau voor individuele burgers, het groepsrisico is een maat voor de maatschappelijke ontwrichting bij een ramp. Bij het vaststellen van ruimtelijke plannen dient de gemeente het groepsrisico te verantwoorden.
De Omgevingsdienst Groningen heeft voor het bestemmingsplan een risico-inventarisatie uitgevoerd. Hieruit blijkt dat binnen het plangebied een aardgasontvangststation, de Rijksweg A7, de provinciale weg N372 en drie hogedrukaardgastransportleidingen aanwezig zijn. In de omgeving van het plangebied bevindt zich tevens Suiker Unie Vierverlaten en de spoorlijn Onnen - Sauwerd. Uit nader onderzoek is echter gebleken dat aan de veiligheidsnormen wordt voldaan. Dat wil zeggen dat voor deze risicobronnen wordt voldaan aan de grens- en richtwaarde van het plaatsgebonden risico, alsmede voor het plasbrandaandachtsgebied (PAG). Het bestemmingsplan Hoogkerk - Zuid heeft geen toename van het GR tot gevolg. De verantwoording groepsrisico is uiteengezet in een veilig- heidsstudie die als bijlage 1 bij deze toelichting is toegevoegd.
Conclusie
De conclusie van de Veiligheidsregio Groningen voor het aspect bestrijdbaarheid is, dat het plangebied goed bereikbaar is en dat er voldoende bluswatervoorzieningen aanwezig zijn. Voor het aspect zelfredzaamheid concludeert de Veiligheidsregio Groningen dat in de invloedsgebieden van de risicobronnen geen sprake is van objecten bestemd voor langdurig verblijf van groepen verminderd zelfredzame personen. Daarnaast ligt het bebouwde gedeelte van het plangebied binnen het sirene- bereik van het bestaande waarschuwingsalarmstysteem (WAS) en biedt het plangebied voldoende ontvluchtingsmogelijkheden. Veiligheidsregio Groningen adviseert om de bevolking bij een ramp niet alleen via het bestaande WAS, maar ook op een andere wijze te alarmeren (radio, NL-Alert, televisie, geluidswagen, enz.).
Voor dit bestemmingsplan is in april 2016 een inventarisatie uitgevoerd naar de aanwezigheid van gegevens over de bodemkwaliteit bij de gemeente Groningen. Daarvoor zijn de volgende aspecten beoordeeld:
De inventarisatie is gebaseerd op de op dat moment bij de gemeente beschikbare gegevens. Dagelijks worden gegevens aangeleverd en bijgewerkt. Voor een actuele situatie of voor informatie over individuele locaties wordt daarom verwezen naar naar www.gemeente.groningen.nl/bodemonderzoek-en-bodemsanering.Verder bestaat de mogelijkheid om op afspraak rapporten in te zien.
Voor de inventarisatie van de bodemkwaliteitsgegevens is gebruik gemaakt van de informatie zoals opgeslagen in het bodeminformatiesysteem (BIS) van de gemeente Groningen.
Het verrichten van bodemonderzoeken en het uitvoeren van eventuele saneringswerkzaamheden is een verantwoordelijkheid van de veroorzaker, de eigenaar en/of een belanghebbende.
Voor de locaties die verdacht zijn van een geval van (ernstige) bodemverontreiniging is een bodemonderzoek bij de aanvraag van een Wabo-vergunning in ieder geval noodzakelijk. De Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) en de gemeentelijke bouwverordening regelen in welke gevallen de aanvraag van een vergunning vergezeld dient te gaan van een bodemonderzoek.
Daarnaast geldt voor nieuwe bodemverontreiniging, ontstaan na 1987, een ander regiem. Op deze gevallen is de zorgplicht van toepassing. Dit betekent dat nieuwe bodemverontreiniging altijd zoveel mogelijk ongedaan gemaakt moet worden, ongeacht hoe ernstig de bodemverontreiniging is.
De toetsing van de bodemkwaliteit vindt plaats aan de normen die gekoppeld zijn aan het gebruik of de functie van de bodem. Het toekomstige gebruik betreft voornamelijk wonen en (openbaar) groen.
Bodemverontreiniging kan bestaan uit bronverontreiniging of diffuse verontreiniging.
Bronverontreiniging
Eventuele bronverontreiniging wordt veroorzaakt door huidige of voormalige bedrijfsfuncties en/ of dempingen en ophogingen met verontreiniging.
Bij een geval van ernstige bodemverontreiniging zijn de functionele eigenschappen die de bodem voor mens, plant of dier heeft ernstig verminderd. Een bodemsanering is dan nodig om de locatie weer geschikt te maken voor het beoogde gebruik. Uit de BIS-inventarisatie blijkt dat binnen het plangebied geen locaties aanwezig zijn, waarvoor dit urgent is.
Locaties met een ernstige bodemverontreiniging en saneringen
Locatie code | Locatie naam | Beoordeling verontreiniging | Sanering uitgevoerd* | Zorg na sanering |
GR001400302 | Weg der Verenigde Naties, Zuidelijke Ringweg | Ernstig, niet urgent | Opstellen saneringsplan |
nvt |
GR001400339 | Fabriekslaan 12 | Ernstig, niet urgent | Deelsanering | nvt |
*Voldoende onderzocht: Voldoende onderzocht voor het beoogde doel van het onderzoek. Onderzoek is niet vanzelfsprekend geschikt voor alle doeleinden.
Diffuse bodemverontreiniging
In de loop van de tijd zijn op allerlei manieren puinhoudend materiaal, kooldeeltjes en ander afval in de bodem terechtgekomen. Bewoning, bedrijvigheid en ook neerslag van luchtverontreiniging heeft op vele plaatsen de bodem belast. Dit heeft mogelijk geleid tot diffuse, niet tot een bron te herleiden, bodemverontreiniging.
De gemeente Groningen heeft voor haar gehele grondgebied een bodemkwaliteitskaart opgesteld. Deze bodemkwaliteitskaart geeft inzicht in de diffuse bodemkwaliteit.
De bodemkwaliteitskaart is onderdeel van de 'Nota Bodembeheer: Beleidsregels voor de toepassing van grond en baggerspecie op landbodem' (zie voor meer informatie www.groningen.nl). De kaart is volgens de regels uit het Besluit Bodemkwaliteit opgesteld.
Uit de bodemkwaliteitskaart blijkt, dat de verwachte gemiddelde waarde binnen het plangebied lager is dan de Achtergrondwaarde (bodemnormering Besluit bodemkwaliteit).
Bij het toepassen en hergebruik van grond dient de 'Nota Bodembeheer: Beleidsregels voor de toepassing van grond en baggerspecie op landbodem' in acht genomen te worden.
In bestemmingsplannen worden uitsluitend kabels en leidingen opgenomen, die ruimtelijke relevantie hebben en/of van belang zijn in het kader van beheer, externe veiligheid of gezondheidsrisico's. Het gaat dan altijd om de hoofdtransportstructuur. In elk bestemmingsplangebied bevinden zich uiteraard ook kabels en leidingen voor distributie en huisaansluitingen, maar die worden niet in het plan opgenomen.
In het voorliggend plangebied bevinden zich de volgende leidingen die als dubbelbestemming op de verbeelding en in de regels zijn opgenomen:
Het bestemmingsplan Hoogkerk-Zuid 2016 voorziet in een actueel en adequaat juridisch kader voor beheer en ontwikkeling van het plangebied. Het is een plan op basis van artikel 3.1 van de Wet ruimtelijke ordening (Wro). Daarmee kunnen met direct recht omgevingsvergunningen worden verleend. De gekozen bestemmingen en de daarbij behorende regels geven helder aan welke functies op welke plaats zijn toegestaan.
Om de nodige flexibiliteit te waarborgen, zijn tevens afwijkingsbevoegdheden opgenomen, alsmede een wijzigingsbevoegdheid in de bestemming Wonen en de bestemmingen ten behoeve van de archeologie (respectievelijk artikel 12 en de artikelen 15 t/m 17).
Dit bestemmingsplan is gemaakt conform SVBP 2012 (Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012) en het standaardbestemmingsplan van de gemeente Groningen. Daarin zijn de regels gestandaardiseerd. De bestemmingsregels zijn opgemaakt in een vaste indeling en bevatten in principe voor elke bestemming achtereenvolgens: een bestemmingsomschrijving, bouwregels, nadere eisen, afwijken van de bouwregels, specifieke gebruiksregels, afwijken van de gebruiksregels, en waar nodig een vergunningenstelsel voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden.
Het bestemmingsplan is digitaal gemaakt. De digitale verbeelding is variabel in schaal doordat kan worden in- en uitgezoomd, en bezit een meetfunctie. Het digitale plan is raadpleegbaar via het internet (gemeente.groningen.nl/projecten-en-bestemmingsplannen alsook www.ruimtelijke plannen.nl). Daar zijn de digitale bestanden ook te downloaden.
De papieren (analoge) verbeelding bestaat uit één kaartblad met schaal 1: 2500. Deze verbeelding is getekend conform de PRABPK 2012 (Praktijkrichtlijn Analoge Bestemmingsplankaart). De verbeelding geeft in samenhang met de regels de bouw- en gebruiksmogelijkheden van de gronden binnen het plangebied aan.
In het plangebied vigeren momenteel de onderstaande (bestemmings)plannen. Deze worden geheel of gedeeltelijk door het voorliggend bestemmingsplan vervangen.
Nr. | (Bestemmings)plan | Vastgesteld door de gemeenteraad | Goedgekeurd door gedeputeerde staten |
428 | Hoogkerk-Zuid | 21-2-2007 | 31-7-2007 |
504 | Kranenburg-Stadspark | 26-6-2013 | n.v.t. |
Naast de bovenstaande bestemmingsplannen gelden voor het plangebied momenteel of binnenkort een aantal aanvullende en uniforme voorschriften. Deze worden eveneens meegenomen en daarmee vervangen door het voorliggend bestemmingsplan. Het betreft: bestemmingsplan Woningsplitsing, vastgesteld d.d.23 april 2014 en bestemmingsplan Facetherziening Parkeren, vastgesteld d.d.8 juni 2016.
Inleidende regels
De artikelen 1 tot en met 3 bevatten achtereenvolgens de in het plan gebruikte begrippen en hun definitie, de wijze waarop moet worden gemeten en de manier van omgaan met uitmetingsverschillen.
Met de definitie van een aantal begrippen, die met name van belang zijn voor de bestemming Wonen, is vaak letterlijk aangesloten bij de definitie, zoals opgenomen in bijlage II bij het Besluit omgevingsrecht (Bor), dat op 1 november 2014 in werking is getreden. De definities 'achtererfgebied', 'bebouwingsgebied', 'daknok', 'dakvoet', 'hoofdgebouw', 'openbaar toegankelijk gebied' en 'voorerfgebied' zijn letterlijk overgenomen en met de definitie van 'erf' is aangesloten bij bijlage II van het Bor. Deze begrippen zijn vooral relevant voor de bij recht toegestane bijbehorende bouwwerken in de bestemming Wonen.
Achtererfgebied
Omgevingsvergunningvrije bouwwerken - in dit bestemmingsplan met name de bijbehorende bouwwerken, zoals aan-en uitbouwen, bijgebouwen, carports en serres - zijn vaak alleen toegestaan in het achtererfgebied.
Het achtererfgebied is het achtererf en het niet naar openbaar toegankelijk gebied gekeerde zijerf.
De in dit bestemmingsplan opgenomen regeling is gebaseerd op het uitgangspunt dat aan de voorkant van hoofdgebouwen in beginsel niet mag worden gebouwd en aan de achterkant juist wel. Doel is de ruimtelijke kwaliteit van het publieke domein te beschermen.
De grens tussen voor- en achtererfgebied loopt door het hoofdgebouw op 1 meter achter de voorkant (zie de navolgende afbeelding). Op 1 meter achter die voorkant komt die lijn uit de zijgevel van het hoofdgebouw; de lijn loopt vervolgens buiten het hoofdgebouw verder, evenwijdig aan het openbaar toegankelijk gebied dat grenst aan het perceel waarop zich het hoofdgebouw bevindt. Meestal bevindt dit openbaar toegankelijk gebied, dus ook het voorerfgebied, zich aan de voorzijde van een perceel. Maar in hoeksituaties bevindt zich ook aan de zijkant van het hoofdgebouw voorerfgebied.
Voor het bepalen van de situering van het achtererf is het van groot belang waar de voorgevel van een hoofdgebouw zich bevindt. In dit bestemmingsplan is de feitelijke situatie doorslaggevend. Mede gebaseerd op jurisprudentie zijn er daarbij de volgende aanknopingspunten: de systematiek van huisnummering (dus waar zich het huisnummer bevindt), de zijde van het gebouw waar zich voordeur of hoofdingang bevindt, de plaats waar de brievenbus is aangebracht en de plaats waar de hoofdontsluiting van het perceel zich bevindt.
Voor exacte en gedetailleerde informatie over deze regeling: zie de formele tekst van sublid 12.2.3. Voor een uitgebreidere toelichting op deze regeling: zie de folder van de rijksoverheid, http://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/bouwregelgeving/documenten-en-publicaties/brochures/2014
Bebouwingsgebied
Het bebouwingsgebied is het achtererfgebied met inbegrip van de aan het oorspronkelijk hoofdgebouw toegevoegde bijbehorende bouwwerken. Dit begrip is van belang om te kunnen bepalen hoeveel de maximale oppervlakte bedraagt van bijbehorende bouwwerken die in totaal (bij recht) aanwezig mogen zijn.
Openbaar toegankelijk gebied
Met openbaar toegankelijk gebied wordt bedoeld: gebied dat voor publiek algemeen toegankelijk is. Hieronder valt niet het restgroen dat niet bedoeld is om te betreden, c.q. kleine strookjes langs de gevels van woningen, of brandgangen (vaak paden langs achtertuinen).
Onder openbaar toegankelijk gebied valt ook vaarwater, dat geschikt is om te worden gebruikt door scheepvaart, waaronder pleziervaart, zoals een rivier, gracht, beek, kanaal of wetering. Doorsnee- sloten/smalle watergangen vallen hier niet onder.
Voorerfgebied
Het voorerfgebied betreft het erfdeel dat geen onderdeel uitmaakt van het achtererfgebied.
Het voorerfgebied is het gebied vóór de voorgevel plus 1 meter daarachter èn de delen van het zijerf die naar openbaar toegankelijk gebied zijn gekeerd.
Bestemmingsregels
Artikel 4 Bedrijf
De bestemming Bedrijf is gelegd op een kleinschalig bedrijf in autoreparaties en -verkoop aan de Roderwolderdijk en op een tankstation zonder LPG.
Artikel 5 Bedrijventerrein
Op de bestemming Bedrijventerrein is een suikerfabriek gevestigd. De bestemmingsregeling consolideert in grote lijnen de bestaande juridische situatie, die is vastgelegd in het vigerende bestemmingsplan.
Overeenkomstig de bestaande juridische situatie heeft het noordelijk deel van het terrein onder meer de doeleinden 'Suikerindustrie tot maximaal (milieu)categorie 5' en 'Groothandel' met uitgebreide bouwmogelijkheden (een bebouwingspercentage van 60% en een bouwhoogte van 25 dan wel 35 meter). Het zuidelijk deel van het terrein werd voorheen door de suikerindustrie gebruikt als tarraberging. Tarra, c.q. spoelgrond, afkomstig van bij de fabriek aangevoerde suikerbieten, werd na de productiecampagne afgevoerd naar onder meer de gronden, die op de plankaart met de nadere aanduiding 'grondberging' zijn aangegeven.
De hier bedoelde gronden hebben inmiddels een functie als terrein voor proceswaterzuivering. Deze functie is eveneens op de plankaart aangegeven en aan de doeleindenomschrijving onder de bestemming toegevoegd. Overeenkomstig de bestaande juridische situatie komen deze gronden in beginsel niet in aanmerking voor het oprichten van bedrijfsbebouwing. Eventuele bebouwing dient ondergeschikt te zijn aan de vorenbedoelde functies en beperkt zich dan ook voornamelijk tot bouwwerken, zoals een omheining of persleiding. Daarom zijn het bebouwingspercentage en de bouwhoogte hier laag, respectievelijk 3% en 3 meter hoog.
In artikel 1 onder wordt onder het begrip 'additionele voorzieningen' verstaan: voorzieningen, die een onderdeel vormen van en ondergeschikt zijn aan een bestemming of functie. Uit deze omschrijving blijkt, dat de inhoud van dit begrip afhankelijk is van de bestemming of functie, zoals die in het bestemmingsplan is vastgelegd. Het begrip omvat voor wat betreft het grondbergings-/ proceswaterzuiveringsterrein bijvoorbeeld persleidingen, aarden wallen en keerwanden, alsmede ontsluitingswegen, groenvoorzieningen en sloten.
De bestaande suikerfabriek heeft milieucategorie 5. Deze categorie-aanduiding berust op de indeling in de VNG-brochure "Bedrijven en milieuzonering". Hier is ter bepaling van het onderscheid tussen categorieën van bedrijven een indeling in zes mogelijke klassen gemaakt.
De indeling behelst als het ware een gesimplificeerde index voor de milieubelasting:
De lijst wordt gewogen gehanteerd. Gelet op de nagestreefde ontwikkeling – behoud van de reeds lang gevestigde suikerindustrie in Hoogkerk - en de reëel te verwachten milieuhinder is de in het bestemmingsplan gehanteerde afstand aanvaardbaar. De nabijheid van de functies wonen en bedrijven beantwoordt bovendien goed aan de uitgangspunten van de compacte stad.
Lid 11.2: Bij erfscheidingen wordt in de voorliggende regeling een afwijkende wijze van
meten gehanteerd, omdat de voormalige tarraberging (deels) wordt begrensd door dijken, waarop de erfscheidingen zijn geplaatst.
Artikel 6 Centrum
Binnen de bestemming Centrum bevinden zich op dit moment onder meer een supermarkt, een tandarts, een bibliotheek en een woonfunctie. Horeca heeft ten doel de centrumfunctie – met name de detailhandel ter plaatse - ondersteunen. Dit betekent, dat een aantal vormen van horeca - zoals hotels, pensions en dancings - niet zijn toegestaan.
Artikel 7 Dienstverlening
De bestemming Dienstverlening, die conform het voorgaande bestemmingsplan is gelegd op de ter plaatse reeds gevestigde apotheek, laat zowel zakelijke als maatschappelijke dienstverlening toe.
Artikel 8 Groen
De bestemming Groen omvat de hoofdgroenstructuur in het plangebied, die het woongebied begrenst en op enkele plaatsen doorsnijdt, alsmede kleinere groengebieden die de wegen binnen het plangebied begeleiden. Ook de plekken waar wordt geparkeerd, maar waar zich overwegend groen bevindt, hebben de bestemming Groen gekregen.
Binnen de bestemming is een tweetal bestaande gebouwen voor recreatieve voorzieningen toe- gestaan; het betreft een kinderboerderij en een speeltuingebouw.
Artikel 9 Maatschappelijk
Onder deze bestemming vallen twee scholen, een uitvaartcentrum alsmede een gebouw aan de Zuiderweg, waarin een verpleeghuis en woningen voor zelfstandig wonende ouderen zijn gecombi- neerd, en dat is voorzien van een bijbehorende restaurantfunctie voor ouderen die in en nabij het huis wonen.
Artikel 10 Verkeer
De bestemming Verkeer betreft de wegen binnen de woonwijk, de weg Ruskenveen, alsmede Rijksweg A7 en het daaraan parallel lopende deel van de Roderwolderdijk.
Artikel 11 Water
De bestemming Water betreft de belangrijkste vijvers en watergangen in het plangebied.
Artikel 12 Wonen
Voor de bestemming Wonen wordt onderscheid gemaakt tussen het hoofdgebouw, waarin de woning is ondergebracht, en de daarbij behorende – in architectonisch opzicht - ondergeschikte bebouwing, c.q. de aan- en uitbouwen en de bijgebouwen. Uitgangspunt daarbij is dat het uiteindelijk dient te gaan om het bewerkstelligen van een ruimtelijk bebouwingsbeeld op een bouwperceel, dat een zekere ruimtelijke hiërarchie op dat bouwperceel weergeeft.
De ruimtelijke hiërarchie manifesteert zich door middel van een aaneengesloten - als belangrijkste bouwwerk op het perceel aan te merken - bouwmassa, het hoofdgebouw, met op het achter- en/of zijerf één of meer gebouwen van geringere omvang.
De hoofdfunctie (wonen sec) is in het hoofdgebouw ondergebracht en de daaraan dienstbare functies in de aanbouwen en bijgebouwen.
Bijbehorende bouwwerken , zoals aan-en uitbouwen, bijgebouwen, carports en serres in achtererfgebied (sublid 12.2.3)
Voor de regeling van bijbehorende bouwwerken is aangesloten bij de omgevingsvergunningvrije regeling in bijlage II bij het Besluit omgevingsrecht (Bor) 2014. Voor een goed begrip van de regeling: zie de relevante definities, die ook in deze paragraaf zijn weergegeven onder Inleidende regels. Het bestemmingsplan staat in sublid 12.2.3 niet meer toe dan het Bor al doet. Toch is deze regeling overgenomen ten behoeve van de duidelijkheid van het bestemmingsplan èn omdat hiermee een basis is geschapen voor toepassing van de afwijkingsbevoegdheid.
De bij een woning behorende bouwwerken in het achtererfgebied (zie de afbeelding en de omschrijving in deze paragraaf onder Inleidende regels) zijn vergunningvrij als ze voldoen aan de voorwaarden die zijn beschreven in sublid 12.2.3 van dit bestemmingsplan. Globaal geldt het volgende.
Het achtererfgebied begint op 1 meter achter de voorkant van de woning en loopt dan daaruit evenwijdig met het aangrenzend openbaar toegankelijk gebied. Het erf dat niet bij het achtererf hoort, heet 'voorerf'. Woningen op een hoek zullen vaak aan twee zijden een voorerf hebben.
Artikel 13 Leiding-Gas en artikel 14 Leiding-Hoogspanning
De artikelen 13 en 14 betreffen de dubbelbestemming waarin de leidingstroken in het plangebied worden geregeld. Om de leidingen te beschermen moet voor het bouwen een minimum afstand van 4 meter ter weerszijden in acht worden genomen.
Artikelen 15, 16 en 17 Dubbelbestemmingen Waarde-Archeologie 1, 2A en 2B
De (dubbel)bestemmingen Waarde-Archeologie -1, 2A en 2B hebben ten doel aanwezige respectievelijk verwachte archeologische waarden te beschermen. Voor de bescherming van aanwezige archeologische waarden is de dubbelbestemming Waarde-Archeologie 1 gelegd op de bebouwing ten zuiden van de sluis en het balkgat ter hoogte van Vierverlaten, de dijk langs het Peizerdiep, het voormalige steenhuisterrein en twee (delen van) boerderijplaatsen. Voor vrijwel het hele overige gedeelte van het plangebied geldt een verwachte archeologische waarde.
Artikel 18 Waterstaat-Waterkering
De (dubbel)bestemming 'Waterstaat -Waterkering' is op grond van de keur van het waterschap tevens bestemd voor de waterkering en heeft ten doel de waterkeringen in het gebied te beschermen. Ter plaatse kan slechts nieuwbouw ten behoeve van in de andere bestemmingen toegestane bouwwerken worden gepleegd na toepassing van de afwijkingsbevoegdheid zoals beschreven in lid 18.3. Voordat wordt afgeweken moet worden overlegd met de beheerder van de waterkering; de afwijking mag niet leiden tot onevenredige afbreuk aan het veilig en doelmatig functioneren van de waterkering.
Algemene regels
Artikel 19 Anti-dubbeltelregel
Dit artikel bevat de anti-dubbeltelregel. De redactie is conform artikel 3.2.4 van het Besluit ruimtelijke ordening. Deze bepaling is ervoor om te voorkomen dat dezelfde grond meer dan eens betrokken wordt bij de toets van de aanvraag om een omgevingsvergunning en daarmee meer gebouwd kan worden dan is toegestaan.
Artikel 20 Algemene bouwregels
Lid 17.1 Woningsplitsing
Ingevolge het op 23 april 2014 door de gemeenteraad vastgestelde facet-bestemmingsplan Woningsplitsing bevat dit artikel een verbod om een bestaande woning te veranderen in en/of te vergroten tot twee of meer zelfstandige woningen. Met dit verbod wordt het realiseren van kamerverhuurachtige zelfstandige eenheden tegengegaan. Het verbod is bedoeld om de diversiteit aan woningtypen in een woonbuurt te borgen en de kleinere gezinswoningen (tot 140 m² oppervlakte) in stand te laten.
Het splitsingsverbod geldt voor zowel gebruik, verbouw als uitbreiding van woningen in het plangebied. Door middel van de hier opgenomen afwijkingsbevoegdheid mogen woningen met een gebruiksoppervlakte van 140 m² en meer eventueel gesplitst worden, onder voorwaarde dat na splitsing appartementen ontstaan die niet kleiner zijn dan 50 m² gebruiksoppervlakte. Dergelijke appartementen zijn niet vergelijkbaar met kamers in kamerverhuurpanden en vormen een ander segment op de woningmarkt. Ook voor het realiseren van een meergeneratiewoning (of mantelzorgwoning) is een afwijkingsmogelijkheid opgenomen.
Lid 17.2 Parkeernormen
In dit artikel is geregeld dat in een omgevingsvergunning voor bouwen of verbouwen in het plangebied moet worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid voor de beoogde functie. Het toetsingskader dat hierbij wordt gehanteerd zijn de Beleidsregels Parkeernormen van de gemeente Groningen die op het moment van aanvragen van de vergunning gelden. De verwijzing naar deze beleidsregels is toegestaan op grond van artikel 3.1.2 tweede lid onder a. van het Besluit ruimtelijke ordening. In principe dient op eigen terrein in de parkeerbehoefte te worden voorzien. Voor gevallen waarin dit door bijzondere omstandigheden redelijkerwijs niet kan worden gerealiseerd, of wanneer elders aan de parkeerbehoefte kan worden voldaan, kunnen burgemeester en wethouders gebruik maken van de opgenomen afwijkingsmogelijkheid.
Lid 17.3 Ruimte tussen bouwwerken
De bepaling omtrent dit onderwerp is overgenomen uit de inmiddels uit de Woningwet geschrapte stedenbouwkundige bepalingen van de (in dit geval) Groninger Bouwverordening.
Artikel 21 Algemene gebruiksregels
Dit artikel bevat de gebruiksregels die op alle bestemmingen van toepassing zijn.
In het voorliggend bestemmingsplan zijn geen seksinrichtingen toegestaan. Reden is, dat de burgemeester en het college van burgemeester en wethouders, de raad gehoord, hebben besloten seksinrichtingen te concentreren in één concentratiegebied binnen de Diepenring en in de tippelzone. Daarbuiten wordt vestiging van prostitutie-inrichtingen tegengegaan. Het gemeentelijk beleid heeft onder meer ten doel om het woon- en leefklimaat te beschermen. De strijdigheid met de woonfunctie ontstaat door de ruimtelijke uitstraling door bijvoorbeeld aanstootgevende of storende uiterlijke kentekenen, en/of door de mogelijke verkeers- en parkeeroverlast.
Artikel 22 Bijzondere aanduidingsregels - geluidzone industrie
Dit artikel waarborgt dat binnen de 'geluidzone-industrie' uitsluitend indien de geluidbelasting vanwege het industrieterrein op de gevels van deze geluidgevoelige gebouwen niet hoger is dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde of een verkregen hogere grenswaarde niet-geluidgevoelige gebouwen kunnen worden gebruikt als geluidgevoelig gebouw en/of geluidgevoelige gebouwen kunnen worden gebouwd.
Artikel 23 Algemene afwijkingsregels
Dit artikel bevat een afwijkingsbevoegdheid, die op alle bestemmingen in het plangebied van toepassing zijn. Bedoeling van de bepaling is om relatief kleine afwijkingen van het bestemmingsplan toe te staan, zowel qua omvang als qua functie.
Overgangs- en slotbepalingen
Artikel 24 Overgangsrecht
Dit artikel regelt het overgangsrecht. De redactie is conform de artikelen 3.2.1 en 3.2.2 van het Besluit ruimtelijke ordening.
Artikel 25 Slotregel
Dit artikel bevat de zogenaamde slotregel, die bedoeld is voor een eenduidige vastlegging van de naam van het bestemmingsplan.
Interpretatieve gebruiksbepalingen
Interpretatieve gebruiksbepalingen kunnen per bestemming worden opgenomen wanneer binnen die betreffende bestemming behoefte is aan specifieke gebruiksregels of -verboden.
Wijzigingsbevoegdheid
Dit bestemmingsplan bevat geen algemene procedureregels voor wijzigingsplannen. De procedure hiervoor is nu voorgeschreven in artikel 3.9a van de Wet ruimtelijke ordening en heeft rechtstreekse werking. Dit artikel regelt dat deze procedure de weg moet volgen die is voorgeschreven in afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht. Dit betekent een terinzagelegging van 6 weken, gedurende welke zienswijzen kunnen worden ingediend. Burgemeester en wethouders besluiten vervolgens binnen 8 weken over de vaststelling van het wijzigingsplan.
De begrippen aan huis verbonden beroep en vrij beroep worden vaak, en ook hier, synoniem gebruikt. Het voorliggend bestemmingsplan biedt de mogelijkheid aan huis verbonden beroepen -met behoud van de woonfunctie- uit te oefenen in een woning en de daarbij behorende aangebouwde bijbehorende bouwwerken.
In het algemeen is het verboden om, indien aan gronden en bouwwerken een woonbestemming of -functie is gegeven, deze te gebruiken op een wijze of tot een doel in strijd met de woonbestemming. Een ander gebruik dan wonen is niet toegestaan. In de jurisprudentie is echter bepaald dat het vestigen van een vrij beroep niet in strijd is met de woonbestemming, tenzij het bestemmingsplan het tegendeel bepaalt en het beroep door de bewoner van het pand wordt uitgeoefend, waarbij het woonhuis in overwegende mate de woonfunctie behoudt en de uitoefening van het beroep een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft, die met de woonfunctie in overeenstemming is. Het gaat veelal om een eenpersoonsberoep.
Op grond van de definitie van aan huis verbonden beroepen in dit bestemmingsplan zijn de betreffende activiteiten (onder voorwaarden, zie hierna) in overeenstemming met de functie wonen. Voor dergelijke activiteiten in een woning en/ of de daarbij behorende aangebouwde bijbehorende bouwwerken is geen afwijking bij een omgevingsvergunning nodig.
Of een bepaald gebruik in overeenstemming is met de functie woondoeleinden wordt beoordeeld aan de hand van de volgende criteria:
a. de aard van het gebruik
b. de omvang van het gebruik
c. de intensiteit van het gebruik
Ad a. Bij de 'aard' van het gebruik kan men denken aan een beroep welke naar zijn aard (ernstige) hinder voor zijn omgeving oplevert, of welke naar zijn aard grote verkeersproblemen zal opleveren. Het gebruik mag immers geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer. Het mag evenmin een onevenredige parkeerdruk veroorzaken.
Ad b. Bij de 'omvang' van het gebruik is relevant of het gebruik meerdere ruimten of gebouwen in beslag neemt, welk gedeelte van het gebouw door het gebruik in beslag wordt genomen, hoeveel vierkante meter het gebruik in beslag neemt.
Ad c. Bij de 'intensiteit' van het gebruik kan worden gedacht aan frequent of incidenteel gebruik.
Als nu blijkt dat het gebruik aldus een uitstraling heeft welke niet te rijmen valt met de gelegde woonbestemming, dan is het gebruik strijdig met de woonbestemming (zie ARRvS, AB 1993/163).
Onder een 'vrije beroepsbeoefenaar' wordt verstaan: 'iemand die wordt gevraagd om zijn individuele, persoonlijke kwaliteiten, die in het algemeen op artistiek of academisch/HBO-niveau liggen'. In de praktijk is het onderscheid moeilijk aan te geven. Bij vrije beroepen valt te denken aan: advocaat, accountant-administratieconsulent, alternatieve genezer, belastingconsulent, bouwkundig architect, dierenarts, fysiotherapeut, gerechtsdeurwaarder, huidtherapeut, huisarts, interieurarchitect, juridisch adviseur, kunstenaar,logopedist, makelaar, medisch specialist, notaris, oefentherapeut, organisatieadviseur, orthopedagoog, psycholoog, raadgevend adviseur, redacteur, registeraccountant, stedenbouwkundige, tandarts, tandarts-specialist, (al dan niet beëdigd) tolkvertaler, tuin- en landschapsarchitect, verloskundige.
Aan huis verbonden beroepen in een vrijstaand bijbehorend bouwwerk
Voor het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken ten behoeve van een aan huis verbonden beroep is het nodig om bij een omgevingsvergunning af te wijken van het bestemmingsplan. Hiertoe is een bevoegdheid voor burgemeester en wethouders opgenomen in lid 12.6.
Kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten
Overige activiteiten, die niet vallen onder de aan huis verbonden beroepen, maar in bepaalde gevallen wel daarmee gelijk te stellen zijn, worden aangemerkt als beroeps- en/of bedrijfsmatige activiteiten, die niet rechtstreeks passen binnen de woonbestemming. Zij zijn daarom niet bij recht toegestaan in dit plan. Wel is het mogelijk voor deze activiteiten bij een omgevingsvergunning af te wijken van het bestemmingsplan (zie lid 12.6, voor zover voorkomend op de bij dit plan behorende Staat van bedrijfsactiviteiten wonen-werken (bijlage 2 bij de regels).
Er is voldaan aan het bepaalde in artikel 1.3.1 van het Besluit ruimtelijke ordening door middel van een kennisgeving van het voornemen tot het maken van het voorliggend bestemmingsplan op 24 augustus 2016. Gezien het stadium waarin het plan op dat moment verkeerde, zijn toen geen stukken ter inzage gelegd, is toen evenmin gelegenheid geboden zienswijzen omtrent het voornemen naar voren te brengen en zijn onafhankelijke instanties niet in de gelegenheid gesteld advies uit te brengen over het voornemen.
Over de huidige planontwikkeling heeft de gemeente op 13 september 2016 overleg gevoerd met de Vereniging Wijkopbouw Hoogkerk. Tijdens dit gesprek is het plan toegelicht en zijn informatieve vragen over het bestemmingsplan beantwoord.
De volgende vragen zijn gesteld:
De vragen zijn tijdens/na het gesprek als volgt beantwoord;
Ad 1: Het plangebied ligt op 2.4 km van de spoorlijn waarover gevaarlijke stoffen worden vervoerd naar/van de Eemshaven/Delfzijl. Eén van de stoffen heeft een invloedsgebied van 4 km. Dit is de reden dat een verantwoording in het kader van de externe veiligheid is vereist. Uit nader onderzoek is gebleken dat aan de veiligheidsnormen is voldaan.
Ad 2: De fontein zorgt inderdaad voor een waardevolle bijdrage aan het inbrengen van zuurstof in het water, maar wordt in het bestemmingsplan niet genoemd, omdat een bestemmingsplan de ruimtelijke indeling van het plangebied betreft.
Ad 3. Het graafwerk betreft vermoedelijk een oplossing voor de afwatering ter plaatse; er komt daar geen nieuw fietspad. De berm is inmiddels hersteld en opnieuw ingezaaid.
Ad 4. In het bestemmingsplan zijn eventuele ontwikkelingen inzake de Molukse kerk niet meegenomen, omdat het bestemmingsplan puur ter actualisering is opgesteld. Nieuwe ontwikkelingen worden niet opgenomen, tenzij zij voldoende zijn uitgekristalliseerd. Indien er een concrete aanleiding voor is, zal er voor de locatie Molukse kerk een nieuwe procedure worden gevoerd.
Tijdens het gesprek is aangegeven dat de feitelijke en/of bestaande juridische situatie is vastgelegd, waarbij tevens is aangesloten bij de standaardregelingen van rijk en gemeente. Er zijn geen wijzigingsbevoegdheden voor specifieke locaties opgenomen, omdat er geen nieuwe ontwikkelingen in Hoogkerk-Zuid zijn geprojecteerd en er veel van de, in het nu nog vigerend plan opgenomen, ontwikkelingen zijn gerealiseerd. Op de verbeelding zijn de hoofdgroen- en waterstructuren, alsmede op enkele plekken in de bestemming Wonen waar dat nog niet het geval was in het vigerend plan, nauwkeuriger conform de werkelijkheid opgenomen.
Tot slot is globaal aangegeven hoe een bestemmingsplanprocedure verloopt.
In het kader van het overleg zijn reacties ontvangen van de provincie, waterschap Noorderzijlvest, de brandweer, de gemeente Tynaarlo en de Gasunie. Deze instanties stemmen in met het bestemmingsplan, met dien verstande dat:
- de provincie een verduidelijking wenst van de toelichting van paragraaf 4.5 inzake industrielawaai, luchtkwaliteit en geur, en
- het waterschap verzoek om opname van waterkeringen op de verbeelding en in de regels.
Aan de verzoeken van de provicie en het waterschap is in de vaststellingsversie van dit bestemmingsplan voldaan.
De overlegreacties zijn afzonderlijk bij dit bestemmingsplan gevoegd.
Onderzoek naar de economische uitvoerbaarheid van bestemmingsplannen heeft in het algemeen
betrekking op nieuwe ontwikkelingen waarvoor bestemmingswijzigingen nodig zijn en die door de
gemeente worden gerealiseerd. Het bestemmingsplan Hoogkerk-Zuid 2016 heeft echter betrekking op een reeds bebouwd deel van de gemeente, waarbij de ontwikkelingen aan het particuliere initiatief worden overgelaten. De door de gemeente te maken kosten bestaan uitsluitend uit plankosten en de kosten van onderzoek, dat nodig is met het oog op de voorbereiding van het plan. De kosten worden gedekt uit het beschikbare budget voor actualisering van bestemmingsplannen.
Omdat het voorliggende plan een actualisering vormt van een geldende planologische regeling en voornamelijk de bestaande toestand vastlegt, hoeft geen exploitatieplan te worden vastgesteld. De bouwmogelijkheden, die volgens de vigerende regelingen bestaan, worden in het nieuwe bestemmings- plan niet gewijzigd of uitgebreid. Er doet zich dus geen mogelijkheid voor van kostenverhaal als bedoeld in afdeling 6.4 van de Wet ruimtelijke ordening.