direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Bestemmingsplan Halfweg
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0014.BP553Halfweg-vg01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding en doel

Het voorliggende bestemmingsplan vervangt bestemmingsplan West End uit 1966. Het is opgesteld in het kader van het programma actualisering van verouderde bestemmingsplannen van de gemeente Groningen.

Het bestemmingsplan is een bevestiging van de bestaande stedenbouwkundige structuur en wil een actueel juridisch-planologisch kader verschaffen voor het plangebied. In hoofdlijnen is in dit bestemmingsplan de feitelijke en/of juridisch-planologisch bestaande situatie positief bestemd.

De bestaande bebouwingsstructuur en bebouwingshoogte voor de bedrijven worden met enige marge vastgelegd.

1.2 Begrenzing plangebied

De grenzen van Halfweg worden gevormd door het Hoendiep aan de zuidkant, het woonwagenterrein Hoendiep aan de westkant, de zone met schoolgebouwen in Vinkhuizen in het groen aan de noordkant en de bestaande bedrijfsbebouwing van het Hoendiep aan de oostzijde.

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP553Halfweg-vg01_0001.png"

Ligging plangebied

Hoofdstuk 2 De ruimtelijk - functionele structuur

2.1 De ruimtelijke structuur

Stedenbouwkundige structuur

Halfweg is niet wat men noemt een stedelijke woonwijk en vormt ook geen duidelijke

stedenbouwkundige eenheid. De buurt heeft deels herkenbare grenzen: het Hoendiep en het Westpark zijn daar voorbeelden van. Door deze grenzen en de stedenbouwkundige opzet van losse volumes langs de oorspronkelijke stedelijke radiaal is het buurtje, letterlijk halfweg tussen Groningen en Hoogkerk, als verbijzondering langs deze route herkenbaar. Vanouds kwam langs het Hoendiep op deze plek losse bebouwing voor. De oorspronkelijke verkaveling in het gebied is deels nog steeds herkenbaar. Rond de 30-er jaren vond verdere verdichting van bedrijfsontwikkelingen in combinatie met woonbebouwing op deze plek plaats. Na verloop van tijd is het gebiedje aan alle kanten ingepakt door bedrijfsbebouwing. De plek onderscheidt zich daarmee, maar wordt hiermee ook van de omliggende wijken afgegrensd. Hierdoor neemt het buurtje een enigszins geïsoleerde maar ook zelfstandige positie in. De geschiedenis van de buurt samen met de stedenbouwkundige en functionele verschillen en ingrepen uit de verschillende tijdsperiodes hebben Halfweg gevormd tot wat het nu is.

Bebouwingsmethode
In de wijk zijn verschillende bebouwingsmethoden te onderscheiden:
1. De losse bebouwing langs de rand van het buurtje, het Hoendiep. Tussen en achter de woningen ligt een aantal bedrijven met verschillende functies. Deze zijn soms voor het buurtje zelf en soms voor de stad van betekenis.
2. Het halfopen hofje. Het zijn vrijwel aaneengesloten bouwblokjes van voornamelijk twee onder een kapwoningen met kleine doorgangen naar de achterliggende tuinen.

Stratenpatroon
Halfweg is te bereiken via de oorspronkelijke stedelijke radiaal van de stad het Hoendiep. Deze radiaal is nog steeds van belang op stedelijk niveau en herbergt daarmee ook bedrijven, kantoren of andere instellingen van belang op stedelijk niveau.
Het buurtje bestaat verder uit het haaks op het Hoendiep staande toegangsstraatje tot het “hofje” zelf waaromheen de woningen gerangschikt zijn. Het buurtje bestaat dus niet echt uit een doorgaand netwerk van straten en openbare ruimte zoals in de rest van de stad gewoon is.
Typerend voor de opbouw van Halfweg is de onderlinge rangorde tussen de verschillende werelden, de doorgaande stedelijke route en het doodlopende woonhofje.

Functies
De structuur van het buurtje biedt ruimte aan verschillende soorten van gebruik (functies). De functies die kunnen worden onderscheiden zijn onder andere wonen en bedrijven. Net als bij de ruimtelijke structuur en de routes zijn twee niveaus te onderscheiden, namelijk het stedelijk niveau en het buurtniveau.
Bedrijven met een stedelijke functie zijn allen gelegen langs en achter het Hoendiep. Functies op het niveau van de buurt zelf komen verspreid in het gebied voor. Deze ondernemingen zijn van belang voor de levendigheid en de werkgelegenheid. Het gebied kenmerkt zich als een menggebied van wonen en bedrijven.
De functies recreatie en onderwijs liggen aan de rand van de buurt maar buiten het plangebied. Het wijkpark is in recreatief opzicht van belang voor de buurt alsook voor de wijk Vinkhuizen. De zone met onderwijs aan de noordzijde vervult een functie op stedelijk niveau: veel kinderen van omliggende wijken zijn aangewezen op deze onderwijsvoorzieningen. De vloeivelden aan de overkant van het Hoendiep zijn niet meer als zodanig in gebruik.

Stedenbouwkundige kwaliteit
Halfweg heeft geen duidelijke grenzen en vormt ook geen stedenbouwkundige eenheid. De buurt toont een grote variatie in functies, bebouwingswijze en architectuur. Dat komt door de verschillende periodes waarin de buurt is gebouwd.
Deze grote variatie heeft tot een enigszins onsamenhangend stedenbouwkundig beeld geleid maar is charmant in haar uitzonderlijkheid.
De functionele structuur is helder. De bovenwijkse bedrijvigheid langs en achter het Hoendiep kan belastend zijn voor het woonklimaat en de verblijfskwaliteit van de openbare ruimte in het hofje maar brengt aan de andere kant ook een zekere levendigheid met zich mee.

Hoendiep
Evenals de Friesestraatweg is het Hoendiep één van de oorspronkelijke radialen waarlangs de stad zich ontwikkeld heeft en een belangrijke aan- en afvoerroute naar de stad. De route wordt gekenmerkt door de combinatie van weg (oorspronkelijk jaagpad) en water. Het Hoendiep als waterweg verzorgde de verbinding met Friesland maar heeft die functie reeds lang verloren. De combinatie van losse bebouwing, fietspad, groenstrook, rijbaan en water vormt een mooi en onderling afgewogen profiel. Het prachtige zicht op de verlaten voormalige vloeivelden versterkt het beeld. Het gevoel van 'buiten de stad' wonen wordt erdoor versterkt. De groenstrook mist op deze plek een forse doorgaande boomstructuur zoals even verderop wel het geval is.
Een deel van de huidige bebouwing van Halfweg werd ooit ver buiten de stad in de weilanden gebouwd. Het buurtje laat de ontwikkelings- en industriële geschiedenis van de stad zien. De huidige bebouwing heeft met zijn bebouwingshoogte van één bouwlaag en zijn uitstraling nog deels een dorpskarakter langs het Hoendiep als oude en belangrijke toegangsroute tot het centrum. Indien op termijn panden vrijkomen door bedrijfsverplaatsing, is op deze plek in de stad eventueel een uitbreiding van de woonfunctie denkbaar.

Het hofje
Het hofje heeft een geheel eigen kwaliteit en identiteit zowel in stedenbouwkundige opzet als architectonische uitdrukking. Het neemt binnen het buurtje een geheel eigen plaats in. Het gebiedje is qua bebouwingswijze, de tijd waarin het is ontstaan en sfeer vergelijkbaar met de hofjes in de Hortusbuurt.
Het bestemmingsplan gaat uit van behoud en handhaving van dit bijzondere stukje stad.

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP553Halfweg-vg01_0002.png"

woonhofje

2.2 Wonen

Het wonen in de buurtschap Halfweg in de huidige vorm is tot stand gekomen vanaf omstreeks 1920. Dit gebied had daarvoor een agrarische bestemming en behoorde tot 1969 tot de gemeente Hoogkerk. Uit particulier initiatief zijn in een aantal periodes tot 1936 in totaal 31 woningen gebouwd. Omstreeks 1970 is het merendeel van deze woningen door de bewoners gekocht van de toenmalige eigenaren. De hoofdopzet van de woonbuurt is gebleven zoals ze is ontstaan en ook nu worden er voor de nabije toekomst geen veranderingen voorzien.
Naar huidige maatstaven kan het worden gezien als een tamelijk besloten woonmilieu, min of meer vergelijkbaar met een hofje maar dan (oorspronkelijk) gelegen in landelijk gebied.
De meeste woningen (70 %) zijn van het type twee-onder-een-kapwoning. Dit woningtype, gelegen aan en nabij het centrale deel van de buurt, is oorspronkelijk in dezelfde vorm gebouwd maar nadien afzonderlijk fors veranderd. Het beeld van de woningen parallel aan het Hoendiep wordt bepaald door 2 blokjes van 3 woningen. In zijn geheel heeft de buurt een gevarieerde uitstraling.
De woningen hebben een gemiddelde grootte van ruim 100 m². De gemiddelde WOZ waarde ligt onder het stedelijke gemiddelde.
Het energieverbruik ligt iets onder het stedelijke gemiddelde ondanks het feit dat de energielabels overwegend tot de categorie F en G behoren. Door energiebesparende maatregelen te nemen kunnen de woonlasten worden verlaagd, kan het comfort worden vergroot en wordt het milieu gespaard. Bewoners die hierin zijn geïnteresseerd kunnen worden gefaciliteerd door SLIM wonen met energie.
De meeste bewoners wonen hier voor langere tijd: ruim 50% woont er sinds 2000 of langer. Bijna alle woningen zijn eigendom van de bewoner, 4 woningen worden particulier verhuurd.
In ongeveer de helft van de woningen heeft in de afgelopen 10 jaar geen mutatie plaatsgevonden terwijl in 2 woningen in diezelfde periode 6 en 7 keer een verandering van het eigendom of in de verhuur is geweest.
De samenstelling van de huishoudens is divers. Het aantal stellen, van middelbare leeftijd en met of zonder kinderen, bedraagt bijna de helft. Jonge stellen en jonge singles vormen 1/3 deel van de huishoudens. De afgelopen 10 jaar is een toename te zien van het aantal jongere huishoudens.

2.3 Bedrijvigheid

Binnen het plangebied bevinden zich enkele bedrijven die daar van oudsher al gevestigd waren. De doelstelling van dit bestemmingsplan is uiteraard het behoud van de bestaande bedrijvigheid op deze locatie. Waar mogelijk en wenselijk kan enige uitbreidingsruimte geboden worden om ervoor zorgen dat de aanwezige bedrijvigheid toekomstperspectief heeft. Het is nadrukkelijk niet de bedoeling dat er grootschalige bedrijfsvestigingen komen. Ook qua milieucategorie zal het gaan om lichte bedrijvigheid (categorie 1 en 2). Deze categorieën zijn goed met de omliggende woonfunctie te combineren. Eventuele transformatie naar bijvoorbeeld een woonfunctie is hier dan ook geen bezwaar.

2.4 Verkeer

Verkeer
Verschillende gemeentelijke beleidsnota's gaan uit van een nauwe samenhang tussen het ruimtelijke beleid en het verkeers- en vervoersbeleid. Het verkeers- en vervoersbeleid is vooral op gericht op stimulering van het gebruik van het openbaar vervoer en langzaam verkeer. Dit tegen de achtergrond van het verbeteren van de bereikbaarheid en leefbaarheid van de stad. Dit impliceert een efficiënter gebruik van de bestaande verkeersruimte door een duidelijke wegenstructuur, het vergroten van de doorstromingscapaciteit op het stedelijke hoofdwegennet en bundeling van verkeersstromen, zodat in de tussenliggende gebieden een aangenaam en veiliger woon- en leefklimaat kan ontstaan.
In het kader van het landelijke concept 'Duurzaam Veilig' zijn in de gemeentelijke nota 'Kalm aan en rap een beetje, 2001' alle wegen in de Gemeente Groningen onderverdeeld in een drietal categorieën, te weten: stroomwegen, gebiedsontsluitingswegen en erftoegangswegen (zie kaart) .

Autostructuur
Het Hoendiep is een gebiedsontsluitingsweg (50 km/ uur), die de buurt verbindt met de Johan van Zwedenlaan en de Westelijke Ringweg (N370).
De bedrijven langs het Hoendiep hebben hun inrit direct aangesloten op het Hoendiep. De woningen zijn op het Hoendiep aangesloten op een zijweg, deze weg heet ook het Hoendiep. Het is geen doorgaande weg, het karakter is erftoegang.

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP553Halfweg-vg01_0003.png"

Fietsstructuur
In de Fietsstrategie 2014 wordt de fietsstructuur in de stad onderverdeeld in een hoofdstructuur en een fietsroute plus. In het plangebied behoort het Hoendiep tot de hoofdfietsstructuur.


afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP553Halfweg-vg01_0004.png"

2.5 Openbare ruimte

2.5.1 Groenstructuur

Groen, algemeen
Binnen het plangebied is er relatief weinig groen aanwezig. De aanwezige groene structuren zijn te verdelen in twee categorieën. De eerste maakt deel uit van een doorgaande bovenwijkse structuur en de tweede ligt op buurtniveau.

Bovenwijks groen
De doorgaande weg Hoendiep en het water Hoendiep vormen een radiaal tussen stad en ommeland. De inrichting van het wegprofiel en de groene bermen dragen hieraan bij. Het groen aan weerszijden van de weg vormt een doorgaande structuur. De berm aan de zijde van het water bestaat uit een groene oever met grassen en riet. Hier en daar staat een solitaire boom. Tussen de weg en het fietspad ligt een grasberm. Deze grasberm geeft de weg een landelijk karakter passend bij deze radiaal.

Groen op buurtniveau
De voortuinen van de woningen aan het Hoendiep zijn voor een groot deel ingericht als groene tuinen. Dit beeld levert een passende groene sfeer op behorende bij het historische lint. Centraal in het woonbuurtje ligt een groen ingericht pleintje met wat speelelementen. Deze groene inrichting, bestaande uit enkele bomen en lage heesters, draagt bij aan een aangenaam woonklimaat binnen dit buurtje.

2.5.2 Waterstructuur

Waterstructuur huidige situatie
Het plangebied maakt onderdeel uit van polder De Helden en heeft een winterpeil van NAP -1,70 m en een zomerpeil van NAP -1,50 m. Om het gebied ligt een hoofdwatergang (zie de rode 1 op onderstaande kaart 'Huidige waterstructuur') die een westelijke afvoer heeft richting gemaal De Helden aan het Hoendiep. Bij droogte kan dit gemaal, dat ca. 1,5 km ten westen van het plan ligt, ook water vanuit het Hoendiep inlaten.
Tot enkele jaren gelden voerde Vinkhuizen water af via poldergemaal Halfweg (zie de rode 2 op onderstaande kaart "Huidige waterstructuur'). Nu wordt het water tijdens een afvoersituatie vanuit Vinkhuizen ook afgevoerd door gemaal De Helden en heeft gemaal Halfweg geen functie meer.
Het Hoendiep (boezem) aan de zuidkant van het plan heeft een waterpeil van NAP -0,93 m en maakt onderdeel uit van de Electraboezem (3e schil). De oevers van het Hoendiep hebben een waterkerende functie.

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP553Halfweg-vg01_0005.png"

Huidige waterstructuur

Waterberging

In het gebied is voldoende waterberging aanwezig om het neerslagoverschot dat tijdens het klimaatscenario T=100+10% optreedt te bergen. De lagere delen in het gebied lopen geen risico op wateroverlast . In onderstaande figuren is de ligging van deze kritieke punten weergegeven (Bron: Stedelijke Wateropgave).

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP553Halfweg-vg01_0006.png"

Kritieke punten

Hoofdstuk 3 Randvoorwaarden / omgevingsaspecten

Dit hoofdstuk gaat in op de wijze waarop bij het maken van het bestemmingsplan rekening is gehouden met de omgeving. Aan de hand van de verschillende omgevingsaspecten is aangegeven hoe de in het plangebied voorkomende functies op elkaar zijn afgestemd om overlast en ongewenste effecten op de omgeving te voorkomen.

3.1 Duurzaamheid, energie en leefomgevingskwaliteit

Dit bestemmingsplan maakt geen grootschalige ontwikkelingen mogelijk. Het maakt dat een concrete vertaling van het weergegeven beleid pas aan de orde is bij ver- of nieuwbouwplannen, passend binnen het regime van dit bestemmingsplan. Hierbij is het stimuleren van het toepassen van de duurzaamheidsprincipes het uitgangspunt, ook bij particuliere initiatieven.

3.2 Archeologie

Inleiding
In 1992 is door Nederland het 'verdrag van Valletta' ondertekend, ook wel 'verdrag van Malta' genoemd. Het verdrag van Malta is wettelijk vertaald met een ingrijpende wijziging in de Monumentenwet '88 en enkele andere wetten, zoals de Ontgrondingenwet en de Woningwet. Hierin wordt de verantwoordelijkheid voor een goede omgang met eventueel aanwezige archeologische waarden bij de gemeenten gelegd. De bescherming van die waarden dient te worden meegenomen in de ruimtelijke ordening, dat wil zeggen de bestemmingsplannen.
Elk bestemmingsplan dient vanaf 1 september 2007 daarom een paragraaf archeologie te bevatten, waarin wordt aangegeven welke archeologische waarden in het plan aanwezig, dan wel te verwachten zijn. Daarnaast dient het bestemmingsplan voorschriften te bevatten om eventueel aanwezige archeologische waarden te beschermen. Die voorschriften kunnen in enkele op archeologische gronden geselecteerde gebieden aan bouw- en aanlegvergunningen worden gehangen. Daarmee wordt de aanvrager van een dergelijke vergunning verantwoordelijk voor behoud van archeologisch erfgoed. De Monumentenwet 1988 en de erfgoedverordening van de gemeente en dit bestemmingsplan beschrijven vervolgens de procedure.

Het buurtje Halfweg
Het buurtje dat halverwege aan het Hoendiep gelegen is tussen Hoogkerk en Groningen en de toepasselijke naam Halfweg kreeg, bestond in 1830 nog maar uit enkele huizen, waarvan er één gelegen is in het huidige plangebied Halfweg. Het gebied maakte toen met de voormalige buurschappen Vinkhuizen en Kostverloren deel uit van de gemeente Hoogkerk (tot 1969).

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP553Halfweg-vg01_0007.png"

Kadastrale minuut 1830

Boerderijplaats
Het plangebied zal vanaf de late middeleeuwen in gebruik zijn geweest als weideland. De aanduiding 'de Hoen' is waarschijnlijk afgeleid van het 'hoeden' van vee, waarvoor het natte gebied nog wel kon worden gebruikt. De nattigheid in het gebied werd enigszins verlicht door het graven van het Hoendiep, maar de aanduiding van de afsplitsing van de 'Zomerweg' van het Hoendiep op de kadastrale minute van 1830 geeft al aan dat het gebied dan nog steeds drassig was. Ter plaatse van het Hoendiep 140 heeft volgens de kadastrale minuut (zie afbeelding hierboven) een boerderijplaats gelegen. Deze boerderij ligt in een 'vork' bij het Hoendiep, waar een zijweg (de 'Zomerweg', dat al doet vermoeden dat de weg in de winter niet begaanbaar is door de nattigheid) zich afsplitst van het Hoendiep richting Diamantlaan. Volgens de achterliggende database is de boerderij in 1830 eigendom van een Daniel Daniels Theune, landbouwer. Deze Daniel Theune bezit – behalve de percelen rondom zijn huis en richting Diamantlaan - ook veel land aan de Legeweg. Iets ten noordwesten van het huis van Daniel Theune wordt later in de negentiende eeuw nog een forse boerderij gebouwd, met een omgrachting, die inmiddels gedempt is. Tot begin twintigste eeuw is dit de enige bewoning in het plangebied. Daar komt in de twintigste eeuw een einde aan.

Ontwikkeling vanaf 1900
Met de vestiging van twee grote fabrieken in Hoogkerk, strokartonfabriek De Halm en de suikerfabriek aan het einde van de 19e eeuw en het begin van de 20ste eeuw groeide Hoogkerk (voorheen een voornamelijk agrarisch dorp) uit tot een echt industriedorpje. Voor de arbeiders van de fabrieken werden speciale buurtjes gebouwd zoals De Halmbuurt en de Suikerbuurt die volgens een planmatige opzet werden gebouwd onder invloed van de engelse Tuinstadbeweging (betere woonomstandigheden voor de arbeiders en eigen moestuintjes voor eigen groente). Geleidelijk aan verdichtte de bebouwing langs de noordzijde van het Hoendiep zich vanuit Hoogkerk en vanaf de stad vanaf Kostverloren.
Omstreeks 1920-1925 werd bij Halfweg een speciaal woonbuurtje gebouwd, bestaande uit dubbele (twee onder een kap) arbeiderswoningen. Het buurtje is duidelijk volgens een bepaald stedenbouwkundig plan opgezet met woningen aan een korte toegang en een langgerekte pleinvormige verbreding waar de overige twee onder een kapwoningen als een krans omheen werden gebouwd. Ondanks de forse verbouwingen door toevoegingen van brede dakkapellen voor- en achter en houten topgevelbeschietingen is de oorspronkelijke en symmetrische opzet nog heel goed herkenbaar. Er is variatie aangebracht in de types woningen, met Mansardekappen bij de toegang, zadeldaken evenwijdig aan de straat en halverwege de lange wanden zadeldaken met topgevels (oorspronkelijk van baksteen) tegenover elkaar. Aan de rechterkant is er nog een bakstenen exemplaar dat nog niet van een houten bekleding is voorzien. Ook in de bocht noord kregen de dubbele woningen in het midden een topgevel. Onduidelijk is voor wie dit buurtje werd gebouwd. Wellicht voor arbeiders van een bepaald bedrijf in de omgeving of voor de suikerfabriek aan het Hoendiep.
Cultuurhistorisch is dit buurtje wel waardevol te noemen omdat de oorspronkelijke stedenbouwkundige opzet en architectuur nog herkenbaar is, ondanks de zeer forse verbouwingen van met name de kapvormen en de topgevels.

Archeologische waarden
Wellicht zijn in de ondergrond nog fundamenten of erfinrichting van de eerder genoemde negentiende-eeuwse huisplaats aanwezig. De wegafsplitsing is in ieder geval al door Hottinger (1792) vastgelegd, dus deze indeling van het land is in ieder geval achttiende-eeuws. De huisplaats is daarom als 'archeologisch perceel 'met de dubbelbestemming WR-A 1 opgenomen op de plankaart.

3.3 Ecologie

Ecologische groenstructuur

De bedrijven en huizen in het gebied zijn grondgebonden. Er zijn geen hoogteaccenten. Groen en water zitten voornamelijk aan de randen van het plan. Aan de westkant ligt het plan tegen het verlengde van het groengebied van de Eelderbaanzone. Hier vinden we bos, struweel, watergangen, bloemrijke graslanden en ruigten die onderdeel vormen van de door de raad vastgestelde Groenstructuur en Ecologische Structuur met de kwalificatie van kerngebied. Aan de noordzijde ligt een smalle watergang grenzend aan een groenzone. Tezamen vormen zij een ecologische verbindingszone en zijn zij vastgesteld als Stedelijke Ecologische Structuur (zie hieronder afgebeeld).

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP553Halfweg-vg01_0008.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP553Halfweg-vg01_0009.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP553Halfweg-vg01_0010.png"

Ecologisch verbindingszone aan noordzijde plangebied

Natuurwaarden
Deze worden vooral gevonden in het kerngebied Eelderbaan en de ecologische verbindingszone aan de noordzijde buiten het plangebied. Het gaat in deze gebieden om een scala aan soorten. Zoogdieren als vos, eekhoorn, egel, hermelijn en dwergmuis maar ook verschillende soorten vleermuizen waaronder watervleermuis, meervleermuis en rosse vleermuis komen er voor. Daarnaast veel soorten libellen, vlinders en vogels. Tot de karakteristieke vogelsoorten behoort ijsvogel, blauwborst, rietzanger, grauwe vliegenvanger, grote bonte specht, krakeend en zwartkop. Typische planten komen er voor met kenmerkende en zeldzame soorten waaronder: gele morgenster, grote ratelaar, moeraswolfsmelk, goudhaver en de beschermde rietorchis. Daarnaast ook amfibieën waaronder de zwaar beschermde poelkikker.
Rond en in de traditionele woningen met klassieke pannendaken zijn mogelijkheden voor huismussen, roodstaarten, spreeuwen en kauwen. Verder merels, mezen, egels en verschillende algemene vlindersoorten. Er is door 'verstening' relatief weinig gevarieerd groen in en rond de tuinen en bedrijven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP553Halfweg-vg01_0011.png"

Sterk versteend woongebied


Gewenste ontwikkeling
De stedelijke ecologische verbindingszone ten noorden van het plangebied en het groen van kerngebied Eelderbaan moeten behouden blijven. Ook is het gewenst particulier groen zoveel mogelijk te behouden. De pannendaken bieden ruimte aan natuurlijke nestplekken voor mussen, spreeuwen, kauwen en vleermuizen. Bij renovatie of vervanging moet er getracht worden nestplekken te behouden dan wel te compenseren. Door middel van het aanbrengen van kunstmatige nestgelegenheid kunnen genoemde vogelsoorten en vleermuissoorten extra geholpen worden. De platte daken van de bedrijven bieden kansen voor scholeksters en visdiefjes door grind in combinatie met schelpen toe te passen. Hier liggen tevens mogelijkheden voor het toepassen van vegetatiedaken (al dan niet in combinatie met zonnepanelen). Dit is primair voor vertraging en vasthouden van water en fijnstof, voor isolatie, maar daarnaast ook als leefplaats voor vlinders, bijen en vogels.

Wet- en regelgeving
Door middel van quickscans en zonodig nader onderzoek dienen ruimtelijke ontwikkelingen getoetst te worden aan de Flora- en Faunawet als ook het stedelijke ecologisch beleid.
De afstand tot de Ecologische Hoofdstructuur bedraagt ongeveer 1,8 kilometer. De afstand tot het dichtbij gelegen Natura 2000 gebied De Onlanden bedraagt eveneens 1,8 kilometer.

Samenvattend
Er zijn geen ontwikkelingen of functies binnen het plangebied die strijdig zijn met de natuurwaarden in deze gebieden.

3.4 Water

Beleid
Het waterbeleid voor Groningen is vastgelegd in 'Waterwerk', het Groninger water- en rioleringsplan 2014-2018. Daarnaast wordt gewerkt volgens de stedelijk wateropgave van het waterschap Noorderzijlvest en Hunze en Aa's.

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP553Halfweg-vg01_0012.png"

Beleidskader


Het beleid is vertaald in ambities voor de gemeente Groningen. Na het maken van het eerste 'verbrede' GRP: het Groninger Water- en Rioleringsplan (GWRP) is het water- en rioleringsbeheer in Groningen goed op orde, maar in de totale waterketen moet worden bespaard en het moet efficiënter. Daarbij is het denken over afval sinds een aantal jaren aan het veranderen. Afval bestaat eigenlijk niet meer. Vrijwel alles wat oorspronkelijk is bestempeld als afval, kan na bewerking opnieuw worden benut. Dit kan zijn voor energieproductie, maar in veel gevallen zijn er ook hoogwaardiger toepassingen mogelijk. Afvalwater bijvoorbeeld bevat energie- en voedingsstoffen die kunnen worden gebruikt in de landbouw. Maar naast nuttige stoffen bevat afvalwater ook steeds meer stoffen die we niet in het milieu willen hebben, zoals medicijnresten. Deze ontwikkelingen leiden tot nieuwe doelen, zoals het energiezuiniger maken van de afvalwaterketen, het sluiten van kringlopen door innovatie en het verbeteren van zuiveringsprocessen. Daarnaast blijven uiteraard de bestaande doelen voorop staan, zoals een water- en rioleringssysteem dat de volksgezondheid waarborgt en waar de burger op kan vertrouwen. Samenwerking kan er voor zorgen dat zowel de bestaande als nieuwe doelen efficiënter en goedkoper kunnen worden behaald.
Bij de planvorming wordt in een vroegtijdig stadium overleg met waterbeheerders gezocht (Watertoets). In het kader van de watertoets zal nadere uitwerking van de principes van afwatering en ontwatering in relatie tot de waterkwaliteit en de waterkwantiteit plaats moeten vinden in overleg met de waterbeheerder. De locatie valt binnen het beheergebied van waterschap Noorderzijlvest. Het waterschap vervult een adviserende en toetsende rol.

Randvoorwaarden en omgevingsaspecten

Water en riolering bij inbreidingen
Bij eventuele ontwikkelingen in het gebied moet rekening gehouden worden met de gevolgen van het toepassen van verhard en bebouwd oppervlak. Door deze verstedelijking komt regenwater sneller tot afstroming. Voor het bestaande watersysteem betekent deze toename een extra belasting en moet meer water worden geborgen. Hiervoor wordt door de waterschappen een compensatie in de vorm van oppervlaktewater vereist. Als vuistregel wordt een compensatie van 10% van de toename van het verhard en / of bebouwd oppervlak in de vorm van oppervlaktewater geëist, mits de toename van het verhard oppervlak meer dan 750 m2 bedraagt. Als de toename van het verhard oppervlak minder dan 750 m2 bedraagt is in de regel geen compensatie nodig. Indien watergangen gedempt worden door nieuwe ontwikkelingen moet dit gecompenseerd worden door de aanleg van nieuwe watergangen/-partijen. Het water moet indien mogelijk vertraagd afvoeren op de bestaande hoofdwatergangen door het plangebied.
De aanleg van vegetatiedaken of groene daken kan, afhankelijk van de uitvoering, een bijdrage leveren aan het vertraagd afvoeren van regenwater. Het vegetatiedak gebruikt water voor de groei van de beplanting, het bergt enig water en, afhankelijk van de uitvoering, voert het vervolgens vertraagd af. Ecologisch gezien biedt dit ook de nodige voordelen. Meer ruimte en ontwikkeling voor insecten, vogels en andere flora en fauna.
Een ander nadeel van de verdere verstedelijking is dat geen regenwater in de bodem verdwijnt. Door de hiermee gepaard gaande grondwaterstandsdaling kan een verdroging van de ondergrond optreden. Dit is voor met name de bomen en het overige groen nadelig. Door de toepassing van bijvoorbeeld infiltratievoorzieningen en waterdoorlatende bestrating wordt water geïnfiltreerd. Door toepassing van deze systemen kan ook water geborgen worden. De plaatselijke grondslag moet duidelijk maken of deze toepassingen gebruikt kunnen worden.

Bodem
De drooglegging is de afstand van het oppervlaktewaterpeil tot aan de bovenzijde van het maaiveld. De ontwateringsdiepte is de afstand van de grondwaterstand tot aan het maaiveld. Het verschil tussen de drooglegging en de ontwateringsdiepte wordt veroorzaakt door de opbolling van het grondwater tussen de watergangen. De ontwateringsdiepte moet bij wegen en bomen minimaal 1,00 m zijn en bij gebouwen moet dit minimaal 0,20 m zijn beneden de afdekking van de bodem van de kruipruimte. Bij kruipruimteloos bouwen moet deze afstand minimaal 0,20 m beneden de fundering zijn. Op dit moment zijn onvoldoende gegevens beschikbaar om een uitspraak te doen over de ontwateringsdiepte.
In onderstaande tabel staat de drooglegging van dit gebied weergegeven.

Gebied   Waterpeil   Laagste maaiveld   Drooglegging  
Halfweg   - 1,50 / -1,70 m NAP
 
-1,61 m NAP
 
0,11 / 0,09 m
 

Bron maaiveldhoogte: AHN2

Gesteld kan worden dat de drooglegging van Halfweg niet voldoet aan de norm van 1,00 m. Het betreft waarschijnlijk een gebied met relatief hoge grondwaterstanden. Bij de inrichting van een kavel moet ook rekening worden gehouden met plaatselijk verhoogde waterstanden door opbolling van het grondwater. Hierbij dient met voldoende drainage-afvoer, een geschikt bouwpeil en een geschikte bouwwijze (bijvoorbeeld kruipruimteloze bouw) rekening te worden gehouden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP553Halfweg-vg01_0013.png"

Riolering
In het plangebied is een gemengd stelsel aanwezig waarbij zowel het regen- als afvalwater wordt afgevoerd door middel van rioolgemalen naar het vrijverval riool aan de noordkant van het plangebied. Dit vrijverval riool voert het water af naar het tussengemaal in Selwerd waarna het naar de zuivering in Garmerwolde wordt getransporteerd.
Bij nieuwbouw moet een gescheiden rioolsysteem aangelegd worden, waarbij regenwater gescheiden wordt van het afvalwater.
Het huishoudelijk afvalwater van onder meer toilet, douche en keuken wordt aangesloten op het dwa-stelsel. Of aansluiting op het bestaande stelsel mogelijk is in relatie tot diepteligging en capaciteit moet uitgezocht worden. Dit zal ook afhankelijk zijn van de stedenbouwkundige inrichting. Het dakwater plus het overige regenwater gaat naar het oppervlaktewater. Ook eventuele drainage- systemen moeten, indien mogelijk, afwateren op het oppervlaktewater. Daar waar woningen rechtstreeks aan oppervlaktewater grenzen, kan rechtstreeks afgevoerd worden op oppervlaktewater.

Bouwmaterialen
Ten behoeve van de kwaliteit van grond- en oppervlaktewater moet er bij de bouw van de gebouwen naar gestreefd worden geen materialen te gebruiken die milieuverontreinigend zijn zoals lood, zink en koper. Ook bepaalde bitumen en behandeld hout logen milieugevaarlijke stoffen uit welke via het regenwater in het oppervlaktewater terecht kunnen komen.
Het toepassen van vegetatiedaken is een prima middel om regenwater vast te houden en vertraagd af te voeren. De vegetatie neemt vocht op, bergt water en gebruikt op die manier water. Tevens verdampt het water door zon en wind. Bij hevige neerslag zal het water minder snel tot afstroming komen. Ook dit kan een bijdrage leveren in de compensatie van de toename van het verhard en bebouwd oppervlak. Daarnaast isoleren de groene daken in de zomer. Door het verdampingsproces in de grondlaag wordt voorkomen dat het dak te veel opwarmt. Op deze wijze kan bespaard worden op energieslurpende voorzieningen zoals airco's en dergelijke.

3.5 Milieu

Binnen de gemeente Groningen is sinds eind jaren '80 van de vorige eeuw het principe van de compacte stad het uitgangspunt van het ruimtelijke en milieubeleid. Het beleid van de compacte stad staat voor een concentratie van stedelijke functies waardoor op regionaal niveau het milieu gunstig wordt beïnvloed. De compacte stad leidt immers tot minder ruimtebeslag in het buitengebied en minder mobiliteit.
Het concept van de compacte stad brengt echter met zich mee dat de kwaliteit van de dagelijkse leefomgeving door de concentratie van stedelijke functies plaatselijk kan leiden tot milieubelasting. Het is dan ook belangrijk om de kwaliteit van de dagelijkse leefomgeving gericht in de gaten te houden. Uitgangspunt hierbij is dat de relatief goede kwaliteit van het groningse milieu wordt gehandhaafd en waar nodig verbeterd.
Het plangebied betreft voor het grootste gedeelte een bedrijventerrein. In het woonhofje Halfweg en aan het Hoendiep staan daarnaast ook woningen.
Hieronder wordt ingegaan op de milieuaspecten die relevant zijn voor dit bestemmingsplan. Achtereenvolgens wordt aandacht besteed aan de aanwezige bedrijven, geluid, luchtkwaliteit, externe veiligheid, en bodem.

3.5.1 Bedrijven(terreinen)

Bedrijven kunnen hinder (geur, stof of geluid) of gevaar veroorzaken en daardoor de kwaliteit van de leefomgeving beïnvloeden. Dit moet zoveel mogelijk worden voorkomen, vooral bij woongebieden of gevoelige bestemmingen. Anderzijds is het zaak, dat bedrijven zich kunnen ontwikkelen en eventueel uitbreiden.
Het plangebied kenmerkt zich door een combinatie van bedrijvigheid en wonen. Er bevinden zich voornamelijk inrichtingen in de categorie 1 en 2 conform de beschrijving van de VNG in “Bedrijven en milieuzonering”. Uitzondering hierbij is het bedrijf Dawn Foods aan het Hoendiep 140. Dit bedrijf beoordelen wij als een categorie 3.2 inrichting. In principe is bedrijvigheid van deze categorie te belastend voor de directe omgeving en hoort deze niet thuis in een gebied als dit. Maar het bedrijf heeft uiteraard bestaande rechten. Deze zijn in 2016 vastgelegd in een nieuwe milieuvergunning.

Binnen deze vergunning kan het bedrijf zijn huidige activiteiten uitvoeren en in beperkte mate uitbreiden, zonder dat de nabijgelegen woningen hier overlast van ondervinden die wettelijk niet is toegestaan. Ter plaatse van het bedrijf is op de verbeelding een aanduiding gelegd die de huidige bedrijfsactiviteit bevestigt.

De Wet Ruimtelijke ordening schrijft de zorg voor een goede ruimtelijke ordening voor. Bedrijfsmatige activiteiten kunnen invloed hebben op de leefomgeving. Het aanhouden van een bepaalde afstand tussen een bedrijfsmatige activiteit en een woonbestemming is een middel om overmatige hinder te voorkomen. De VNG uitgave “Bedrijven en milieuzonering”geeft hiervoor een handreiking.

Nu het bestemmingsplangebied geen gezoneerd industrieterrein meer is maar een gebied met gemengde functies is in dit plan een regeling voor de bedrijven opgenomen die is gebaseerd op het 'omgevingstype gemengd gebied' zoals die is te vinden in de VNG-publicatie 'Bedrijven en Milieuzonering'. Daarin zijn voor de daarin voorkomende bedrijfscategorieën adviesafstanden opgenomen, die als volgt luiden.

categorie   aan te houden afstanden tot gevoelige bebouwing  
1   0 meter  
2   10 meter  
3.1   30 meter  
3.2   50 meter  

Gezien de aanwezige bedrijvigheid doet zich qua afstanden één knelpunt voor, en dat is het bedrijf Dawn Foods.Dit bedrijf staat nl. op zeer korte afstand van het naburige woonhofje. Tussen het bedrijf en een aantal woningen (de hoofdgebouwen) zit circa 11 meter. De kortste afstand bevindt zich bij nr. 125, namelijk 9,5 meter. Zoals hierboven vermeld blijven de bestaande rechten van dit bedrijf in stand. Maar mocht het bedrijf in de toekomst van deze locatie vertrekken, dan is het niet gewenst dat een nieuw bedrijf in categorie 3.2 op deze locatie wordt gevestigd. Daarom bevat dit bestemmingsplan een zgn. uitsterfregeling. Dat betekent dat als de huidige bedrijfsactiviteit langer dan één jaar onafgebroken is gestaakt, de locatie niet meer ten behoeve van een categorie 3.2-bedrijf in gebruik mag worden genomen.

De Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) en de Wet Milieubeheer stellen regels aan de milieugevolgen die ontstaan als gevolg van bedrijfsmatige activiteiten. Het gaat daarbij om regels ten aanzien van het voorkomen of beperken van bijvoorbeeld geluidhinder, bodemverontreiniging en risicovolle situaties. In artikel 2.1 Wabo is aangegeven dat het verboden is een inrichting op te richten zonder daarbij in het bezit te zijn van een oprichtingsvergunning. Dit verbod is niet van toepassing indien de inrichting in het activiteitenbesluit (Barim) genoemd is als een type A of B inrichting. Indien het een type A of B inrichting is, dan is respectievelijk geen melding of het doen van een melding.

3.5.2 Geluid (industrie, spoor en weg)

Geluid is één van de factoren die invloed kan hebben op de beleving van de leefomgevingskwaliteit. Daarom moet er bij nieuwe ruimtelijke- of verkeersontwikkelingen akoestisch onderzoek plaatsvinden om de geluidsituatie in beeld te brengen.
Hierbij moet de geluidbelasting op de gevel van geluidgevoelige bestemmingen worden getoetst aan de wettelijke geluidnormen. Hierbij worden drie bronnen van geluidhinder onderscheiden:

1. wegverkeerslawaai
2. industrielawaai
3. spoorweglawaai

Voor de bestaande situatie in dit plangebied zijn alleen wegverkeerslawaai en industrielawaai relevant.

Wegverkeerslawaai
In en langs het plangebied liggen wegen met een geluidszone. De belangrijkste hiervan is het Hoendiep. Wegen met een geluidzone vallen onder de werkingssfeer van de Wet geluidhinder.De geluidbelasting vanwege deze wegen op nabijgelegen woningen of andere geluidgevoelige bestemmingen kan op een aantal drukke punten hoger zijn dan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB uit de Wet geluidhinder. Deze wet heeft geen gevolgen voor dergelijke bestaande situaties, tenzij hier nieuwe ontwikkelingen plaatsvinden. In dat geval schrijft de Wet geluidhinder een procedure en werkwijze voor die consequenties kan hebben voor de geluidbelasting die is toegestaan op nieuwe maar ook op bestaande geluidgevoelige bestemmingen. Een maatregel om het wegverkeerslawaai te beperken is het toepassen van stil asfalt. Waar nodig en (technisch) mogelijk kan een wegdek bij groot onderhoud worden vervangen door stil asfalt.

Industrielawaai

Het plangebied maakt deel uit van het gezoneerde industrieterrein Groningen West-Hoogkerk (zie onderstaande afbeelding). De zone is vastgesteld op 20 oktober 1991 bij Koninklijk Besluit (KB). Op een gezoneerd industrieterrein gelden voor de aanwezige (bedrijfs)woningen geen geluidsnormen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP553Halfweg-vg01_0014.png"

Gezoneerd industrieterrein Groningen West-Hoogkerk, oude situatie


Op het industrieterrein Hoendiep, waarvan het bedrijventerrein in het plangebied deel uitmaakt, zijn geen grote lawaaimakers gevestigd en ook niet toegestaan. Hiermee is het niet meer noodzakelijk de functie 'gezoneerd industrieterrein' te handhaven. De toegestane geluidsbelasting van de aanwezige bedrijven is vastgelegd in milieuvergunningen en Algemene maatregelen van Bestuur. De rechten voor het vergunningplichtige bedrijf Dawn Foods zijn gewaarborgd door de voorschriften in de milieuvergunning van het bedrijf. Na wijzigen van de functie 'gezoneerd industrieterrein' in 'bedrijventerrein' en 'wonen' maakt het plangebied deel uit van de geluidszone rond het overgebleven deel van het industrieterrein Groningen West-Hoogkerk. Dit wordt weergegeven op onderstaande figuur 2. Nieuwbouw binnen deze zone van geluidsgevoelige functies moet binnen de geldende voorkeursgrenswaarde of verkregen hogere grenswaarde blijven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP553Halfweg-vg01_0015.png"

Gezoneerd industrieterrein Groningen West-Hoogkerk, nieuwe situatie, na wijziging

3.5.3 Luchtkwaliteit

De Wet luchtkwaliteit (kortheidshalve wordt hier gesproken van de 'Wet luchtkwaliteit', die op 15 november 2007 in werking is getreden. Formeel gaat het hier echter om de Wet van 11 oktober 2007 tot wijziging van de Wet milieubeheer (luchtkwaliteitseisen)) geeft het kwaliteitsniveau aan waaraan de buitenlucht moet voldoen om ongewenste effecten van luchtverontreiniging op de gezondheid van mensen te voorkomen. In deze wet staan luchtkwaliteitsnormen voor onder meer stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10). De voornaamste bron van luchtverontreiniging in Groningen is het wegverkeer. De bijdrage van het lokale verkeer aan de luchtverontreiniging wordt berekend met behulp van een wettelijk voorgeschreven model.
Op 29 januari 2013 is het 'Verslag luchtkwaliteit 2011 gemeente Groningen' met de bijbehorende luchtkwaliteitskaart vastgesteld. Op deze gedetailleerde kaart is per locatie/weg aan de hand van kleuren te zien wat de concentratie van luchtverontreiniging is. Het verslag luchtkwaliteit en de luchtkwaliteitskaart zijn gebaseerd op modelberekeningen van een extern bureau en op meetgegevens van het Landelijk Meetnet Luchtkwaliteit in Groningen.
Het verslag luchtkwaliteit en de bijbehorende luchtkwaliteitskaart staan op internet: zie https://gemeente.groningen.nl/luchtkwaliteitskaart-inzien.
Uit het verslag luchtkwaliteit en de luchtkwaliteitskaart blijkt, dat in Groningen overal (ruimschoots) wordt voldaan aan de wettelijke luchtkwaliteitsnormen. Dit betekent, dat er vanwege de luchtkwaliteit geen belemmering is voor het vaststellen van het bestemmingsplan.

Geur
Voor zover van toepassing worden de richtlijnen voor geurnormen meegenomen in vergunningen van de bedrijven. Voor het plangebied is de geuremissie van de suikerfabrieken relevant (met name tijdens de bietencampagne in het najaar). Maatregelen die zijn getroffen in de loop van de jaren hebben geresulteerd in een vermindering van de geuroverlast.

3.5.4 Externe Veiligheid (transport, bedrijven/instellingen en buisleidingen)

Externe veiligheid gaat over overlijdensrisico's die mensen lopen vanwege productie, gebruik, opslag en vervoer van gevaarlijke stoffen over weg, spoor, vaarwegen en buisleidingen. Gevaarlijke stoffen zijn bijvoorbeeld vuurwerk, lpg, chloor, ammoniak en munitie. De term externe veiligheid wordt gehanteerd omdat het overlijdensrisico van derden centraal staat. Het gaat om mensen die zelf niet deelnemen aan de activiteit die het overlijdensrisico met zich meebrengt.
De minister van Infrastructuur & Milieu (I&M) is verantwoordelijk voor de coördinatie van het externe veiligheidsbeleid voor gevaarlijke stoffen. Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) bevat veiligheidsnormen voor bedrijven. Voor het transport van gevaarlijke stoffen via weg, water en spoor heeft het Rijk normen vastgesteld in het Besluit externe veiligheid transport- routes (Bevt). Het Bevt is vergelijkbaar met het Bevi en bevat risiconormen voor transportroutes. Voor aardgastransportleidingen geldt het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb).
De genoemde kaders verplichten gemeenten om bij het opstellen van ruimtelijke plannen veiligheidsafstanden toe te passen en het externe veiligheidsrisico zo laag mogelijk te houden. Veiligheidsrisico's worden uitgedrukt in het plaatsgebonden risico en in het groepsrisico. Het plaatsgebonden risico vormt het basisbeschermingsniveau voor individuele burgers, het groepsrisico is een maat voor de maatschappelijke ontwrichting bij een ramp. Bij negatieve veranderingen van het groepsrisico moet de gemeente een verantwoording van het groepsrisico afleggen.
Het Steunpunt Externe Veiligheid Groningen heeft de externe veiligheidssituatie voor het bestemmingsplan Halfweg in beeld gebracht. Uit de inventarisatie blijkt dat er binnen het plangebied geen risicobronnen aangwezig zijn. In de nabijheid van het plangebied zijn echter wel twee risicobronnnen aanwezig, te weten;


Hoge druk aardgasleiding N-507-30 en
Hoge druk aardgasleiding N-507-50.

Uit nader onderzoek is gebleken dat aan veiligheidsnormen wordt voldaan. Dat wil zeggen dat voor de risicobronnen wordt voldaan aan de grens- en richtwaarde van het plaatsgebonden risico, alsmede voor de belemmeringenstrook.
Uit onderzoek blijkt dat het groepsrisico van de buisleidingen, de oriëntatiewaarde in geen enkel geval overschrijdt. Aangezien het GR onder de oriëntatiewaarde blijft, is er een beknopte GR-verantwoording noodzakelijk. Deze bestaat uit een beschouwing van de aspecten 'bestrijdbaarheid' en 'zelfredzaamheid'. Beide aspecten zijn uitgebreid uiteengezet in de veiligheidsstudie en vormen de beknopte GR-verantwoording voor dit plan. Zowel de veiligheidsstudie als de risicoanalyse zijn als losse bijlagen toegevoegd.
De Veiligheidsregio Groningen heeft de veiligheidsstudie op de aspecten 'bestrijdbaarheid en zelfredzaamheid' beoordeeld. Uit de beoordeling van de bestrijdbaarheid blijkt, dat dit aspect geen aanleiding geeft tot het treffen van maatregelen. Ten aanzien van het aspect zelfredzaamheid adviseert de Veiligheidsregio Groningen om de bevolking bij een ramp niet alleen via het bestaande WAS maar ook op een andere wijze te alarmeren (radio, NL-Alert, televisie, geluidswagen, enz.). Verder bestaat geen aanleiding tot nadere advisering door de Veiligheidsregio Groningen.
Samenvattend kan worden geconcludeerd dat de externe veiligheidssituatie geen belemmering vormt voor de vaststelling van het bestemmingsplan.

3.5.5 Bodem

Voor de actualisering van het bestemmingsplan Halfweg is een inventarisatie uitgevoerd naar de, bij de gemeente Groningen, beschikbare bodemkwaliteitsgegevens. De inventarisatie is als losse bijlage bij dit plan gevoegd. De toetsing van de bodemkwaliteit vindt plaats aan de normen die gekoppeld zijn aan het gebruik of de functie van de bodem. De toekomstige gebruik betreft voornamelijk wonen en (openbaar) groen. Bodemverontreiniging kan bestaan uit bronverontreiniging of diffuse verontreiniging.

Bronverontreiniging

Eventuele bronverontreiniging wordt veroorzaakt door huidige of voormalige bedrijfsfuncties en/of dempingen en ophogingen met verontreiniging. Binnen het plangebied bevindt zich één locatie die verdacht is van een (ernstige) bodemverontreiniging. Er is in het plangebied geen geval van ernstige bodemverontreiniging vastgesteld. Er zijn in het plangebied twee gevallen van nieuwe bodemverontreiniging (ontstaan na 1987) gemeld die afdoende zijn weggenomen.

Diffuse verontreinigingen

Eventuele diffuse bodemverontreiniging ontstaat door jarenlang gebruik en is niet tot een specifieke bron te herleiden. Uit de bodemkwaliteitskaart van de gemeente Groningen blijkt dat in dit plangebied een diffuse (lichte) bodemverontreiniging voorkomt die hoger is dan de Achtergrondwaarde en lager dan de kwaliteit Wonen. Bij het toepassen en hergebruik van grond dient de “Nota Bodembeheer: Beleidsregels voor de toepassing van grond en baggerspecie op landbodem” in acht genomen te worden.

3.6 Kabels en leidingen

In bestemmingsplannen worden uitsluitend kabels en leidingen (gas, water, elektra, rioolpersleidingen) opgenomen die ruimtelijke relevantie hebben en/of van belang zijn in het kader van beheer, externe veiligheid of gezondheidsrisico's. Het gaat dan altijd om de hoofdtransportstructuur. In elk bestemmingsplangebied bevinden zich uiteraard ook kabels en leidingen voor distributie en huisaansluitingen, maar die worden niet in het plan opgenomen.
In het plangebied bevinden zich geen kabels en leidingen die als dubbelbestemming op de verbeelding en in de regels zijn opgenomen.

Hoofdstuk 4 Juridische toelichting

4.1 Algemeen

Het bestemmingsplan Halfweg voorziet in een actueel en adequaat juridisch kader voor beheer en ontwikkeling van het plangebied. Het is een plan op basis van artikel 3.1 van de Wet ruimtelijke ordening (Wro). Daarmee kunnen met direct recht omgevingsvergunningen worden verleend. De gekozen bestemmingen en de daarbij behorende regels geven helder aan welke functies op welke plaats zijn toegestaan. Om de nodige flexibiliteit te waarborgen zijn tevens afwijkingsbevoegdheden en een wijzigingsbevoegdheid (archeologie) opgenomen.
Dit bestemmingsplan is gemaakt conform SVBP 2012 (Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012) en het standaardbestemmingsplan van de gemeente Groningen. Daarin zijn de regels gestandaardiseerd. De bestemmingsregels zijn opgemaakt in een vaste indeling en bevatten in principe voor elke bestemming achtereenvolgens: een bestemmingsomschrijving, bouwregels, nadere eisen, afwijken van de bouwregels, specifieke gebruiksregels, afwijken van de gebruiksregels, en waar nodig een vergunningenstelsel voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden.
Het bestemmingsplan is digitaal gemaakt. De digitale verbeelding is variabel in schaal doordat kan worden in- en uitgezoomd, en bezit een meetfunctie. Het digitale plan is raadpleegbaar via het internet (https://gemeente.groningen.nl/projecten-en-bestemmingsplannen alsook www.ruimtelijke plannen.nl). Daar zijn de digitale bestanden ook te downloaden.
De papieren (analoge) verbeelding bestaat uit één kaartblad met schaal 1:1000. Deze verbeelding is getekend conform de PRABPK 2012 (Praktijkrichtlijn Analoge Bestemmingsplankaart). De verbeelding geeft in samenhang met de regels de bouw- en gebruiksmogelijkheden van de gronden binnen het plangebied aan.

4.2 Geldende bestemmingsplannen en overige regelingen

In het plangebied vigeren momenteel de onderstaande bestemmingsplannen. Deze worden gedeeltelijk door het voorliggend bestemmingsplan vervangen.

Nr.   (Bestemmings)plan   Vastgesteld door de gemeenteraad   Goedgekeurd door gedeputeerde staten  
139   West End   29-08-1966   30-05-1967  
534   Woningsplitsing   23-04-2014   nvt  
557   Facetherziening Parkeren   08-06-2016   nvt  

Naast het bovenstaande bestemmingsplan geldt voor het plangebied momenteel een regeling van uniforme voorschriften. Deze wordt eveneens meegenomen en daarmee vervangen door het voorliggend bestemmingsplan. Het betreft de onderstaande regeling.

Regeling   Vastgesteld door de gemeenteraad   Goedgekeurd door gedeputeerde staten  
Uniforme voorschriften industrieterreinen   21-04-1975   22-6-1976  

4.3 Toelichting op de artikelen

4.3.1 Artikelsgewijze toelichting

Inleidende regels
De artikelen 1 tot en met 3 bevatten achtereenvolgens de in het plan gebruikte begrippen en hun definitie, de wijze waarop moet worden gemeten en de manier van omgaan met uitmetingsverschillen.
Bestemmingsregels


Artikel 4 Bedrijventerrein
In het oude bestemmingsplan West End van 1966 is de bestemming van dit terrein 'handel en lichte industrie'. Vertaald naar de bestemming zoals die conform SVBP 2012 voor alle gemeenten geldt, krijgt dit deel van het plangebied de bestemming Bedrijventerrein. Omdat er alleen lichte industrie en handel (geen detailhandel) was toegestaan, handhaven we dat in dit bestemmingsplan. De bestemming Bedrijventerrein bestaat voornamelijk uit categorie 1- en 2 bedrijvigheid.

Er is in het plangebied één bedrijf tot en met categorie 3.2 gevestigd. Op de verbeelding is dit vastgelegd door middel van een functieaanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - 1'.

Voor deze locatie is in de gebruiksregels, artikel 4.5 onder 2 een uitsterfregeling opgenomen. Dat betekent dat bij het meer dan een jaar onafgebroken staken van de huidige activiteiten geen bedrijvigheid in categorie 3.2 meer mag worden uitgeoefend.

Voor het overige zijn alleen categorie 1 en 2 bedrijven toegestaan volgens de lijst in bijlage 1 bij de regels, 'Staat van Bedrijfsactiviteiten'.

Binnen het bouwvlak is een maatvoeringsvlak opgenomen voor respectievelijk een maximale bouwhoogte van 11 of 15 meter. Het bebouwingspercentage voor de bestemming Bedrijventerrein is maximaal 60%. Met afwijkingsbevoegdheid kan het college hiervan afwijken met maximaal 10%.

De afstand van de gebouwen tot de zijdelingse erfgrens mag niet minder dan 2 meter bedragen. Op de bestaande gebouwen is deze regel niet van toepassing.

Een bouwhoogte van 15 meter en een bebouwingspercentage van 60% is voor bedrijventerreinen in de stad al jaren gebruikelijk. Om de bouwmogelijkheden van de bedrijven op Halfweg zo min mogelijk in te perken is een maximale bouwhoogte van 15 meter op het achterste deel van de percelen toegestaan. Dit met uitzondering van het bedrijf aan Hoendiep 140 waar de bestaande bouwhoogten zijn opgenomen, rekening houdende met de woningen in het woonhofje die op korte afstand van het bedrijf gesitueerd zijn.

Een maximale bouwhoogte van 11 meter is toegestaan voor het voorste deel van het bedrijventerrein, rekening houdende met de in dit bestemmingsplan positief te bestemmen woningen langs het Hoendiep.


De bestaande bedrijfswoningen hebben een functieaanduiding 'bedrijfswoning' op de verbeelding. Met een binnenplanse afwijkingsbevoegdheid mag een bestaande bedrijfswoning worden vergroot, mits de maximale bouwhoogte 9 meter en de maximale oppervlakte 200 m² bedraagt. Tevens mag met deze afwijkingsbevoegdheid een nieuwe woning opgericht worden ter vervanging van de bestaande, mits deze wordt opgericht ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' en niet op een geheel andere locatie op het perceel.

Op deze afwijkingsbevoegdheid is een nadere eisenregeling van toepassing.

Bijbehorende bouwwerken
Onder bijbehorende bouwwerken vallen uitbreidingen van het hoofdgebouw, aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen. Deze mogen in het achtererfgebied gesitueerd worden.
Ten aanzien van bijbehorende bouwwerken zijn geen nadere bepalingen opgenomen aangezien de mogelijkheden van het vergunningsvrije bouwen die de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) sinds 1 oktober 2010 biedt en de verdere verruiming hiervan in 2014, ruim voldoende mogelijkheden biedt.

Artikel 5 Verkeer
De bestemming Verkeer omvat de hoofdverkeersstructuur in het plangebied, het Hoendiep, de oost-west lopende weg die de buurt verbindt met de Johan van Zwedenlaan en de Westelijke Ringweg (N370).
De bestemming Verkeer ligt eveneens op een (doodlopende) zijweg van het Hoendiep; de erftoegangsweg naar het woonhofje.

Artikel 6 Water

Deze bestemming is toegekend aan de hoofdwatergang in het plangebied.


Artikel 7 Wonen
De bestemming Wonen betreft het woonhofje (Halfweg) en een twee-onder-een-kapwoning aan de doorgaande weg, het Hoendiep, gelegen.

De regels van de bestemming Wonen zijn gericht op behoud en versterking van de ruimtelijke karakteristiek.

Hoofdgebouwen

De bouwvlakken zijn om de bestaande hoofdbebouwing getrokken. Verdere uitbreiding van de woningen is alleen vergunningvrij mogelijk conform bijlage II van het Besluit omgevingsrecht (Bor) van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht of met een buitenplanse afwijking van het bestemmingsplan, waarbij per geval bekeken wordt of de uitbreiding een ruimtelijk gewenste ontwikkeling is en het college vervolgens bereid is om een afwijking hiervoor toe te staan.
De bestaande bouwhoogten zijn aangegeven in de bouwvlakken.

Bijbehorende bouwwerken
Onder bijbehorende bouwwerken vallen uitbreidingen van het hoofdgebouw, aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen. Deze mogen in het achtererfgebied gesitueerd worden, met dien verstande dat bestaande (dat is op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan bestaand) bijbehorende bouwwerken zijn toegestaan.
Ten aanzien van bijbehorende bouwwerken zijn geen nadere bepalingen opgenomen aangezien de mogelijkheden van het vergunningsvrije bouwen die de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) sinds 1 oktober 2010 biedt en de verdere verruiming hiervan in 2014, ruim voldoende mogelijkheden biedt.
In de planregels is opgenomen dat op de percelen waar een groter oppervlak aan bijbehorende bouwwerken is gebouwd dan vergunningvrij is toegestaan, deze bestaande bouwwerken zijn toegestaan. Het ijkmoment voor 'bestaand' is de inwerkingtreding van het bestemmingsplan.

Bouwwerken, geen gebouw zijnde
Van de in de regels aangegeven bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag worden afgeweken als het bestaande erf- en terreinafscheidingen betreft, in welk geval de bestaande bouwhoogte geldt.

Nadere eisen
In de bestemming Wonen en Bedrijventerrein komt een nadere-eisen-regeling voor. Daarbij kunnen burgemeester en wethouders nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

a. de verblijfssituatie:
Ten aanzien van de binnen de bestemming toegelaten gebruiksvormen dient rekening gehouden te worden met het instandhouden c.q. tot stand brengen van een redelijke lichttoetreding, alsmede de aanwezigheid van voldoende privacy.

b. het straat- en bebouwingsbeeld:
Ten aanzien van de binnen de bestemming toegelaten gebruiksvormen dient te worden gestreefd naar het instandhouden c.q. tot stand brengen van een, in stedenbouwkundig opzicht, samenhangend straat- en bebouwingsbeeld. In het algemeen zal bij bebouwing worden gestreefd naar:

  • een goede verhouding tussen bouwmassa en open ruimte;
  • een goede hoogte-breedteverhouding tussen de bebouwing onderling en een samenhang in bouwvorm/architectonisch beeld tussen bebouwing die ruimtelijk op elkaar georiënteerd is.

c. de verkeersveiligheid:
Ten aanzien van de binnen de bestemming toegelaten gebruiksvormen dient rekening te worden gehouden met het instandhouden c.q. tot stand brengen van een verkeersveilige situatie.

d. de sociale veiligheid:
Ten aanzien van de binnen de bestemming toegelaten gebruiksvormen dient te worden voorkomen dat een ruimtelijke situatie ontstaat die onoverzichtelijk, onherkenbaar en niet sociaal controleerbaar is.

e. de milieusituatie:
Ten aanzien van de binnen een bestemming toegelaten gebruiksvormen dient rekening te worden gehouden met de milieuaspecten, zoals hinder voor omwonenden en een verkeersaantrekkende werking.

f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden:
Ten aanzien van de binnen een bestemming toegelaten gebruiksvormen dient rekening te worden gehouden met de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, indien deze daardoor kunnen worden beïnvloed.

Artikel 8 Waarde - Archeologie 1
De dubbelbestemming Waarde -Archeologie-1 (WA-1) heeft ten doel aanwezige archeologische waarden te beschermen. Ter plaatse van het Hoendiep 140 heeft volgens de kadastrale minute van 1830 een boerderijplaats gelegen. Op deze locatie is de dubbelbestemming gelegd.
Er is in bestemmingsplannen een wijzigingsbevoegdheid opgenomen waarbij burgemeester en wethouders het plan kunnen wijzigen door de bestemming Waarde - Archeologie - 1 van de verbeelding te verwijderen. Dit kan indien op basis van archeologisch onderzoek door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg is aangetoond dat ter plaatse geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.

Artikel 9 Waterstaat - Waterkering

Op de functie Waterkering is een dubbelbestemming gelegd. Er zijn wat de bebouwing betreft, in afwijking van de bepalingen bij de andere voorkomende bestemming(en), uitsluitend bouwwerken, geen gebouw zijnde, toegestaan ten behoeven van de waterkering.

Alleen na voorafgaand schriftelijk overleg met de betreffende waterbeheerder, het waterschap Noorderzijlvest kan met afwijking een omgevingsvergunning worden verleend ten behoeve van in de andere bestemming(en) genoemde bouwwerken, geen gebouw zijnde, mits geen afbreuk wordt gedaan aan het veilig en doelmatig functioneren van de waterkering.

Algemene regels

Artikel 10 Anti-dubbeltelregel
Dit artikel bevat de anti-dubbeltelregel. De redactie is conform artikel 3.2.4 van het Besluit ruimtelijke ordening. Deze bepaling is ervoor om te voorkomen dat dezelfde grond meer dan eens betrokken wordt bij de toets van de aanvraag om een omgevingsvergunning en daarmee meer gebouwd kan worden dan is toegestaan.

Artikel 11 Bijzondere aanduidingsregels - geluidzone industrie

Dit artikel waarborgt dat binnen de 'geluidzone - industrie', mits de geluidbelasting vanwege het industrieterrein op de gevels van deze geluidsgevoelige gebouwen niet hoger is dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde of een verkregen hogere grenswaarde, niet-geluidgevoelige gebouwen kunnen worden gebruikt als geluidgevoelig gebouw en/of geluidgevoelige gebouwen kunnen worden gebouwd.


Artikel 12 Algemene gebruiksregels
In dit artikel wordt aangegeven welke vormen van gebruik in ieder geval in strijd met dit bestemmingsplan zijn.
Er zijn geen seksinrichtingen toegestaan. Reden is, dat de burgemeester en het college van burgemeester en wethouders, de raad gehoord, hebben besloten seksinrichtingen te concentreren in één concentratiegebied binnen de Diepenring en in de tippelzone. Daarbuiten wordt vestiging van prostitutie-inrichtingen tegengegaan. Het gemeentelijk beleid heeft onder meer ten doel om het woon- en leefklimaat te beschermen. De strijdigheid met de woonfunctie ontstaat door de ruimtelijke uitstraling door bijvoorbeeld aanstootgevende of storende uiterlijke kentekenen, en/of door de mogelijke verkeers- en parkeeroverlast.

Artikel 13 Algemene bouwregels

Parkeren
In dit artikel is geregeld dat in een omgevingsvergunning voor bouwen of verbouwen in het plangebied moet worden voorzien in voldoende parkeer- en/of laad- en losgelegenheid voor de beoogde functie. Het toetsingskader dat hierbij wordt gehanteerd zijn de Beleidsregels Parkeernormen van de gemeente Groningen die op het moment van aanvragen van de vergunning gelden. De verwijzing naar deze beleidsregels is toegestaan op grond van artikel 3.1.2, tweede lid, onder a, van het Besluit ruimtelijke ordening. In principe dient op eigen terrein in de parkeerbehoefte te worden voorzien. Voor gevallen waarin dit door bijzondere omstandigheden redelijkerwijs niet kan worden gerealiseerd, of wanneer elders aan de parkeerbehoefte kan worden voldaan, kunnen burgemeester en wethouders gebruik maken van de opgenomen afwijkingsmogelijkheid.

Ruimte tussen bouwwerken
De bepalingen omtrent dit onderwerp zijn overgenomen uit de stedenbouwkundige voorschriften van de Groninger Bouwverordening 2012, die door het vervallen van artikel 8, vijfde lid, van de Woningwet als gevolg van de Reparatiewet BZK 2014 per 29 november 2014 hun werking hebben verloren.

Woningsplitsing
Dit artikel bevat een verbod om een (bestaande) woning te veranderen in en/of te vergroten tot twee of meer zelfstandige woningen als ook te vervangen door 2 of meer zelfstandige woningen. Met dit verbod wordt het realiseren van kamerverhuurachtige zelfstandige eenheden tegengegaan. Het verbod is bedoeld om de diversiteit aan woningtypen te borgen en de kleinere gezinswoningen (tot 140 m2 oppervlakte) in stand te laten.
Het splitsingsverbod geldt voor zowel gebruik, verbouw, uitbreiding als vervanging van woningen. Door middel van de hier opgenomen afwijkingsbevoegdheid mogen woningen met een gebruiksoppervlakte van 140 m2 en meer eventueel gesplitst worden, onder voorwaarde dat na splitsing appartementen ontstaan die niet kleiner zijn dan 50 m2. Dergelijke appartementen zijn niet vergelijkbaar met kamers in kamerverhuurpanden en vormen een ander segment op de woningmarkt. Ook voor het realiseren van een meergeneratiewoning (of mantelzorgwoning) is een afwijkingsmogelijkheid opgenomen.

Artikel 14 Algemene afwijkingsregels
Dit artikel bevat een afwijkingsbevoegdheid, die op alle bestemmingen in het plangebied van toepassing zijn. Bedoeling van de bepaling is om relatief kleine afwijkingen van het bestemmingsplan toe te staan, zowel qua omvang als qua functie.

Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 15 Overgangsrecht
Dit artikel regelt het overgangsrecht. De redactie is conform de artikelen 3.2.1 en 3.2.2 van het Besluit ruimtelijke ordening.

Artikel 16 Slotregel
Dit artikel bevat de zogenaamde slotregel, die bedoeld is voor een eenduidige vastlegging van de naam van het bestemmingsplan.

Interpretatieve gebruiksbepalingen
Interpretatieve gebruiksbepalingen kunnen per bestemming worden opgenomen wanneer binnen die betreffende bestemming behoefte is aan specifieke gebruiksregels of -verboden.

4.3.2 Toelichting regeling van vrije beroepsactiviteiten en bedrijfsmatige activiteiten in en bij woningen

De begrippen aan huis verbonden beroep en vrij beroep worden vaak, en ook hier, synoniem gebruikt. Het voorliggend bestemmingsplan biedt de mogelijkheid aan huis verbonden beroepen -met behoud van de woonfunctie- uit te oefenen in een woning en de daarbij behorende aangebouwde bijbehorende bouwwerken.

In het algemeen is het verboden om, indien aan gronden en bouwwerken een woonbestemming of -functie is gegeven, deze te gebruiken op een wijze of tot een doel in strijd met de woonbestemming. Een ander gebruik dan wonen is niet toegestaan. In de jurisprudentie is echter bepaald dat het vestigen van een vrij beroep niet in strijd is met de woonbestemming, tenzij het bestemmingsplan het tegendeel bepaalt en het beroep door de bewoner van het pand wordt uitgeoefend, waarbij het woonhuis in overwegende mate de woonfunctie behoudt en de uitoefening van het beroep een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft, die met de woonfunctie in overeenstemming is. Het gaat veelal om een eenpersoonsberoep.
Op grond van de definitie van aan huis verbonden beroepen in dit bestemmingsplan zijn de betreffende activiteiten (onder voorwaarden, zie hierna) in overeenstemming met de functie wonen. Voor dergelijke activiteiten in een woning en/ of de daarbij behorende aangebouwde bijbehorende bouwwerken is geen afwijking bij een omgevingsvergunning nodig.
Of een bepaald gebruik in overeenstemming is met de functie woondoeleinden wordt beoordeeld aan de hand van de volgende criteria:
a. de aard van het gebruik
b. de omvang van het gebruik
c. de intensiteit van het gebruik
Ad a. Bij de 'aard' van het gebruik kan men denken aan een beroep welke naar zijn aard (ernstige) hinder voor zijn omgeving oplevert, of welke naar zijn aard grote verkeersproblemen zal opleveren. Het gebruik mag immers geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer. Het mag evenmin een onevenredige parkeerdruk veroorzaken.
Ad b. Bij de 'omvang' van het gebruik is relevant of het gebruik meerdere ruimten of gebouwen in beslag neemt, welk gedeelte van het gebouw door het gebruik in beslag wordt genomen, hoeveel vierkante meter het gebruik in beslag neemt.
Ad c. Bij de 'intensiteit' van het gebruik kan worden gedacht aan frequent of incidenteel gebruik. Als nu blijkt dat het gebruik aldus een uitstraling heeft welke niet te rijmen valt met de gelegde woonbestemming, dan is het gebruik strijdig met de woonbestemming (zie ARRvS, AB 1993/163).

Onder een 'vrije beroepsbeoefenaar' wordt verstaan: 'iemand die wordt gevraagd om zijn individuele, persoonlijke kwaliteiten, die in het algemeen op artistiek of academisch/HBO-niveau liggen'. In de praktijk is het onderscheid moeilijk aan te geven. Bij vrije beroepen valt te denken aan: advocaat, accountant-administratieconsulent, alternatieve genezer, belastingconsulent, bouwkundig architect, dierenarts, fysiotherapeut, gerechtsdeurwaarder, huidtherapeut, huisarts, interieurarchitect, juridisch adviseur, kunstenaar,logopedist, makelaar, medisch specialist, notaris, oefentherapeut, organisatieadviseur, orthopedagoog, psycholoog, raadgevend adviseur, redacteur, registeraccountant, stedenbouwkundige, tandarts, tandarts-specialist, (al dan niet beëdigd) tolkvertaler, tuin- en landschapsarchitect, verloskundige.

Aan huis verbonden beroepen in een vrijstaand bijbehorend bouwwerk
Voor het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken ten behoeve van een aan huis verbonden beroep is het nodig om bij een omgevingsvergunning af te wijken van het bestemmingsplan. Hiertoe is een bevoegdheid voor burgemeester en wethouders opgenomen in lid 7.5.

Kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten

Overige activiteiten, die niet vallen onder de aan huis verbonden beroepen, maar in bepaalde gevallen wel daarmee gelijk te stellen zijn, worden aangemerkt als beroeps- en/of bedrijfsmatige activiteiten, die niet rechtstreeks passen binnen de woonbestemming. Zij zijn daarom niet bij recht toegestaan in dit plan. Wel is het mogelijk voor deze activiteiten bij een omgevingsvergunning af te wijken van het bestemmingsplan (zie lid 7.5, voor zover voorkomend op de bij dit plan behorende Staat van bedrijfsactiviteiten wonen-werken, in bijlage 2).

Hoofdstuk 5 Informatie, inspraak en overleg

5.1 Informatie

De bewonersorganisatie Vinkhuizen en de Vereniging Bedrijvenparken Groningen West zijn geïnformeerd over het voorontwerpbestemmingsplan, voordat het de inspraak ingegaan is.

5.2 Inspraak

Over de voorontwerpversie van het bestemmingsplan is een inspraakprocedure gevoerd op grond van de Algemene Inspraakverordening Groningen 2005. In het kader van deze procedure heeft het voorontwerpbestemmingsplan van 20 augustus tot en met 16 september 2015 ter inzage gelegen. Gedurende deze termijn kon schriftelijk, ook via het internet, op het bestemmingsplan worden gereageerd. Er zijn twee schriftelijke inspraakreacties binnengekomen van bedrijven aan het Hoendiep.
Op verzoek van de bewoners van Halfweg is tijdens de inspraaktermijn een inloopavond georganiseerd waarbij een nadere uitleg over het bestemmingsplan is gegeven. Hierbij waren ook de bedrijven uitgenodigd.

5.3 Overleg

In het kader van het overleg, als bedoeld in artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening is het voorontwerpbestemmingsplan toegezonden aan het waterschap Noorderzijlvest, de provincie Groningen, nutsbedrijven en andere adviseurs en belanghebbenden.

Waterschap Noorderzijlvest
Opmerkingen
Het Waterschap ziet graag dat de hoofdwatergang de bestemming Water krijgt, met bijbehorende regels en daarnaast dat de weg Hoendiep de dubbelbestemming Waterstaat - waterkering krijgt, met bijbehorende regels.

Gemeentelijke reactie:
De opmerkingen van het Waterschap zijn verwerkt in de regels, de toelichting en op de verbeelding van het bestemmingsplan.

Provincie Groningen
Opmerkingen
De provincie geeft aan dat het plan niet in strijd is met de provinciale ruimtelijke belangen. Niettemin vraagt de provincie aandacht voor het volgende.
Omdat de aanwezige woningen binnen het plangebied zich niet meer op een gezoneerd industrieterrein bevinden, worden deze nu tegen geluidhinder beschermd op grond van de Handreiking industrielawaai en vergunningverlening of op grond van het Activiteitenbesluit. Uit de plantoelichting blijkt niet of is onderzocht in hoeverre deze nieuwe situatie gevolgen heeft voor de aangrenzende bedrijfsbestemmingen.

Gemeentelijke reactie:

Deze opmerking is met name relevant voor het bedrijf aan Hoendiep 140. In paragraaf 3.5.1 van de toelichting is expliciet aandacht besteed aan deze vraag.

Behalve het bedrijf aan Hoendiep 140, waarvoor maatwerkvoorschriften zijn opgesteld om de rechten te waarborgen, bevinden zich alleen bedrijven uit de lichtere milieucategorie op het bedrijventerrein. Deze bedrijven zijn hooguit categorie 2 volgens de VNG uitgave 'Bedrijven en Milieuzonering'.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid / exploitatie

Onderzoek naar de economische uitvoerbaarheid van bestemmingsplannen heeft in het algemeen betrekking op nieuwe ontwikkelingen waarvoor bestemmingswijzigingen nodig zijn en die door de gemeente worden gerealiseerd. Het bestemmingsplan Halfweg heeft echter betrekking op een reeds bebouwd deel van de gemeente, waarbij de ontwikkelingen aan het particuliere initiatief worden overgelaten. De door de gemeente te maken kosten bestaan uitsluitend uit plankosten en de kosten van onderzoek, dat nodig is met het oog op de voorbereiding van het plan. Deze uitgaven komen ten laste van de algemene middelen van de gemeente.
Omdat het voorliggende plan een actualisering vormt van geldende planologische regelingen en voornamelijk de bestaande toestand vastlegt, hoeft geen exploitatieplan te worden vastgesteld. Voor zover functiewijziging heeft plaatsgevonden, is daarvoor vergunning verleend en strekt het voorliggende plan slechts tot inpassing daarvan. Voor het overige worden de bouwmogelijkheden, die volgens de vigerende regelingen bestaan, in het nieuwe bestemmingsplan niet gewijzigd of uitgebreid. Er doet zich dus geen mogelijkheid voor van kostenverhaal als bedoeld in afdeling 6.4 van de Wet ruimtelijke ordening.