Plan: | Bestemmingsplan Lintdorpen en Ruischerbrug |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0014.BP523LintdorpenRui-vg01 |
De volgende paragrafen gaan in op de milieuaspecten die relevant zijn voor dit conserverend bestemmingsplan. Achtereenvolgens wordt ingegaan op bedrijven(terreinen), geluid, luchtkwaliteit, externe veiligheid en bodem.
Bedrijven kunnen hinder (geur, stof of geluid) of gevaar veroorzaken en daardoor de kwaliteit van de leefomgeving beïnvloeden. Dit moet zoveel mogelijk worden voorkomen, vooral bij woongebieden of andere gevoelige bestemmingen. Anderzijds is het zaak, dat bedrijven zich kunnen ontwikkelen en eventueel uitbreiden. Dit geldt met name voor het bedrijventerrein aan De Rollen. In het geval van bedrijvigheid in de (lint)dorpen kan in beperkte mate worden uitgebreid. De uitbreidingsruimte is door middel van een vergroot bouwvlak op de verbeelding geregeld in dit bestemmingsplan.
Het plangebied betreft voornamelijk de grens tussen het stedelijk- en het landelijk gebied van de gemeente Groningen. Op deze grens wordt gewoond, bevinden zich bedrijven en is er natuur en landbouw. Dit zijn de basisfuncties in dit plangebied. Intensieve veehouderij behoort niet tot de basisfuncties in dit plangebied. Nieuwe intensieve veehouderij wordt daarom in zijn geheel uitgesloten.
In het plangebied zijn voornamelijk bedrijven gewenst die vallen onder de categorieën 1 en 2, conform de beschrijving van de VNG in “Bedrijven en milieuzonering”. De regels van dit bestemmingsplan staan geen bedrijven toe die vanwege de aard van de bedrijvigheid een risicocontour hebben die buiten het eigen terrein is gelegen.
Binnen het plangebied bevinden zich echter enkele bedrijven met een hogere categorie. Op dit moment veroorzaken deze inrichtingen geen overlast voor de omgeving. In onderstaand overzicht zijn die bedrijven weergegeven.
Bedrijf | Adres | Categorie | |
Allesco Olie BV | Rollen 16 | 4 | |
Bos Total Cleaning BV | Engelberterweg 12 | 3 | |
Natuurbad & Camping Engelbert BV | Engelberterweg 54 | 3 | |
Transportbedrijf W. Greving en Zn BV | Engelberterweg 79 | 3 | |
Handelsonderneming Jaap Tempel BV | Middelberterweg 44 | 3 | |
Bakker Springs BV | Groningerweg 39 | 3 |
De Wet Ruimtelijke ordening schrijft de zorg voor een goede ruimtelijke ordening voor. Bedrijfsmatige activiteiten kunnen invloed hebben op de leefomgeving. Het aanhouden van een bepaalde afstand tussen een bedrijfsmatige activiteit en een woonbestemming is een middel om overmatige hinder te voorkomen. De VNG uitgave “Bedrijven en milieuzonering”geeft hiervoor richtlijnen. De Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) en de Wet Milieubeheer stellen regels aan de milieugevolgen die ontstaan als gevolg van bedrijfsmatige activiteiten. Het gaat daarbij om regels ten aanzien van het voorkomen of beperken van bijvoorbeeld geluidhinder, bodemverontreiniging en risicovolle situaties. In artikel 2.1 Wabo is aangegeven dat het verboden is een inrichting op te richten zonder daarbij in het bezit te zijn van een oprichtingsvergunning. Dit verbod is niet van toepassing indien de inrichting in het activiteitenbesluit (Barim) genoemd is als een type A of B inrichting. Indien het een type A of B inrichting is, dan is respectievelijk geen melding of het doen van een melding verplicht.
Geluid is één van de factoren die invloed kan hebben op de beleving van de leefomgevingskwaliteit. Daarom moet er bij nieuwe ruimtelijke- of verkeersontwikkelingen akoestisch onderzoek plaatsvinden om de geluidsituatie in beeld te brengen.
Hierbij moet de geluidbelasting op de gevel van geluidgevoelige bestemmingen worden getoetst aan de wettelijke geluidnormen. Hierbij worden drie bronnen van geluidhinder onderscheiden:
Voor de bestaande situatie in dit plangebied zijn de eerste twee bronnen van geluidhinder relevant.
Wegverkeerslawaai
In en langs het plangebied liggen zoneplichtigewegen zoals de Noordzeeweg, Winsumerweg, Rijksweg, Beneluxweg, Middelberterweg en Driebondsweg. Alle zoneplichtigewegen vallen onder de werkingssfeer van de Wet geluidhinder. De geluidbelasting vanwege deze wegen op nabijgelegen woningen of andere geluidgevoelige bestemmingen kan op een aantal drukke punten hoger zijn dan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB uit de Wet geluidhinder. Deze wet heeft geen gevolgen voor de bestaande situatie. Een maatregel om het wegverkeerslawaai te beperken is het toepassen van stil asfalt. Waar nodig en (technisch) mogelijk kan een wegdek bij groot onderhoud worden vervangen door stil asfalt.
Industrielawaai
Een gedeelte van het plangebied is onderdeel van het industrieterrein Groningen Zuidoost. Dit betreft voornamelijk een klein gedeelte ten oosten van de Kieler Bocht. Dit gebied heeft een agrarische bestemming en is geen onderdeel van het bedrijventerrein Eemspoort. Met deze actualistie wordt de grens van het industrieterrein teruggelegd tot aan de rand van het plangebied.
Zoals hierboven vermeld grenst het plangebied aan het industrieterrein Groningen Zuidoost. Rond het industrieterrein ligt een geluidzone. Een deel van het plangebied ligt binnen de geluidzone van het industrieterrein. Dit industrieterrein is gezoneerd in het kader van de Wet geluidhinder. Buiten de geluidzone mag de geluidbelasting niet hoger zijn dan 50 dB(A). De geluidzone is weergegeven op de plankaart. Voor bestaande woningen heeft de geluidzone geen gevolgen. De geluidzone kan niet worden teruggelegd tot op de grens van het plangebied. Dit zou de huidige bedrijven te veel beperken.
De Wet luchtkwaliteit geeft het kwaliteitsniveau aan waaraan de buitenlucht moet voldoen om ongewenste effecten van luchtverontreiniging op de gezondheid van mensen te voorkomen. In deze wet zijn luchtkwaliteitsnormen vastgelegd voor onder meer stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10).
De voornaamste bron van luchtverontreiniging in Groningen is het wegverkeer. De bijdrage van het lokale verkeer aan de luchtverontreiniging wordt berekend met behulp van een wettelijk voorgeschreven model. Voor het bestemmingsplan Lintdorpen en Ruischerbrug is nagegaan wat de concentraties zijn van de luchtverontreinigende stoffen en of er luchtkwaliteitsnormen worden overschreden. Hierbij is gekeken naar de jaren 2010 en 2020.
De concentraties zijn berekend voor de meest drukke wegen in het plangebied te weten: Noordzeeweg, Groningerweg, Borgweg en de Middelberterweg. Als input voor de berekeningen zijn verkeerscijfers gebruikt uit het verkeersmodel Regio Groningen - Assen (RGA), versie 1.2.
Uit de berekeningen blijkt dat de onderzochte situaties voldoen aan de luchtkwaliteitsnormen. Een en ander betekent dat er vanwege de luchtkwaliteit geen belemmeringen zijn voor de vaststelling van dit bestemmingsplan.
Voor meer informatie over luchtkwaliteit en de resultaten van de model berekeningen wordt verwezen naar de Notitie luchtkwaliteit, die als losse bijlage bij dit bestemmingsplan hoort.
Externe veiligheid gaat over overlijdensrisico's die mensen lopen vanwege productie, gebruik, opslag en vervoer van gevaarlijke stoffen over weg, spoor, vaarwegen en buisleidingen. Gevaarlijke stoffen zijn bij voorbeeld vuurwerk, lpg, chloor, ammoniak en munitie. De term 'externe' veiligheid wordt gehanteerd omdat het overlijdensrisico van derden centraal staat. Het gaat om mensen die zelf niet deelnemen aan de activiteit die het overlijdensrisico met zich meebrengt.
De minister van Infrastructuur&Milieu is verantwoordelijk voor de coördinatie van het externe veiligheidsbeleid voor gevaarlijke stoffen. Het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen (BEVI, VROM, 2004, laatst gewijzigd 2009) bevat veiligheidsnormen voor bedrijven. Het beleid voor gevaarlijk transport staat in de nota 'Vervoer gevaarlijke stoffen', opgesteld door het ministerie van Verkeer en Waterstaat (2005). Voor aardgastransportleidingen geldt het Besluit Externe Veiligheid Buisleidingen (2011). Op dit moment wordt nieuw wettelijk instrumentarium ontwikkeld voor het transport van gevaarlijke stoffen (Besluit Transport Externe Veiligheid (BTEV), verwacht in 2013 en Basisnetten Weg, Spoor en Water).
De genoemde kaders verplichten gemeenten om bij het opstellen van ruimtelijke plannen veiligheidsafstanden toe te passen en het externe veiligheidsrisico zo laag mogelijk te houden.
Veiligheidsrisico's worden uitgedrukt in het plaatsgebonden risico en in het groepsrisico. Het plaatsgebonden risico vormt het basisbeschermingsniveau voor individuele burgers, het groepsrisico is een maat voor de maatschappelijke ontwrichting bij een ramp. Bij negatieve veranderingen van het groepsrisico moet de gemeente een verantwoording van het groepsrisico afleggen.
De Milieudienst van de gemeente Groningen heeft voor het bestemmingsplan Lintdorpen en Ruischerbrug een risico-inventarisatie uitgevoerd. De resultaten van de inventarisatie zijn verwoord in een studie. De studie is in het losse, bij dit bestemmingsplan behorend, Bijlagenboek Omgevingsaspecten opgenomen. Uit de inventarisatie blijkt dat er binnen het plangebied de volgende risicobronnen aanwezig zijn.
In de directe omgeving van het plangebied zijn een aantal risicobronnen aanwezig met een invloedsgebied dat reikt tot in het plangebied. Het betreft de volgende risicobronnen:
Voor deze risicobronnen wordt voldaan aan de grens- en richtwaarden van het plaatsgebonden risico, met dien verstande dat de maatregel strikte begeleiding voor de hogedruk aardgastransportleiding in Middelbert wordt geborgd in het bestemmingsplan.
Daarnaast kan vermeld worden dat er geen objecten voor verminderd zelfredzame personen in de zogenaamde 30-meterzone (het plasbrandaandachtsgebied (PAG)) zijn geprojecteerd.
Voor het groepsrisico geldt dat deze voor de provinciale wegen N360, N361 en de N46 recentelijk zijn onderzocht (bestemmingsplan 'Lewenborg-Ruischerwaard' en bestemmingsplan 'De Hunze-van Starkenborgh'). Gebleken is dat het groepsrisico past binnen het wettelijke kader en de oriëntatiewaarde (OW) niet wordt overschreden. Voor het Van Starkenborghkanaal geldt dat uit onderzoek (2008) het groepsrisico in de huidige situatie laag is en onder de oriëntatiewaarde blijft.
Het groepsrisico van de A7 ligt geheel beneden de oriëntatiewaarde. Ook geldt voor de twee hogedruk aardgasleidingen dat in geen enkel geval sprake is van een overschrijding van de oriëntatiewaarde. Tevens geldt voor beide leidingen dat het groepsrisico dusdanig laag is dat de FN-curve niet zichtbaar is.
De regionale brandweer heeft in dit kader uit beoordeling van de aspecten 'bestrijdbaarheid en zelfredzaamheid' het volgende geconstateerd.
Uit de beoordeling van het aspect bereikbaarheid blijkt, dat het plangebied over het algemeen tweezijdig bereikbaar is, maar dat door de ligging in het buitengebied een lange opkomsttijd geldt.Ten aanzien van het aspect bluswatervoorzieningen kan de brandweer niet optimaal beschikken over bluswater. Primaire bluswatervoorzieningen zijn niet of nauwelijks aanwezig. Hierdoor is voor het bestrijden van grote incidenten ondersteuning benodigd en daarvoor geldt een opkomsttijd van minimaal een half uur. Dit beperkt de mogelijkheden voor het snel en effectief bestrijden van incidenten.
Uit beoordeling van het aspect zelfredzaamheid blijkt, dat in het plangebeid geen sprake is van langdurig verblijf van groepen verminderd zelfredzame personen. Daarnaast biedt het plangebied voldoende vluchtwegen om het gebied te verlaten. Door de ligging van het plangebied in het buitengebied bevindt het plan zich niet in het sirenebereik van het bestaande Waarschuwing en Alarmering Systeem (WAS). De verwachting is dat medio 2012 Cell Broadcasting (alarmering via tekstberichten op mobiele telefoons) wordt geïntroduceerd. Hierdoor is een snelle signalering mogelijk.
Samenvattend kan worden geconcludeerd dat de externe veiligheidssituatie geen belemmering vormt voor de vaststelling van het bestemmingsplan.
In het bestemmingsplan de Lintdorpen en Ruischerbrug wordt de bestaande situatie vastgelegd. Er zijn geen ontwikkellocaties benoemd. Voor het plangebied is een inventarisatie van de bodemkwaliteit gemaakt. Deze inventarisatie is in de losse bijlage Omgevingsaspecten aan dit bestemmingsplan toegevoegd.
Het gebied is, volgens de bodemfunctiekaart, voornamelijk bestemd voor de functies: wonen met tuin, landbouw en oppervlaktewater. De bodemkwaliteit voldoet over het algemeen aan de normen die gekoppeld zijn aan het gebruik of de huidige functie.
Bodemverontreiniging kan bestaan uit bronverontreiniging of diffuse verontreiniging. Een bronverontreiniging is een verontreiniging die kan worden gekoppeld aan een bron of oorzaak. Dit in tegenstelling tot een diffuse verontreiniging die ontstaan is door jarenlange gebruik van de bodem en waarbij de verontreiniging niet tot een specifieke bron is te herleiden.
Bronverontreinigingen
Binnen het plangebied zijn 27 locaties bekend die verdacht zijn van een ernstige bodemverontreiniging. De verdachtmakingen kunnen het gevolg zijn van bodembedreigende activiteiten, dempingen of een eerder bodemonderzoek. Daarnaast is bij 5 locaties een geval van ernstige bodemverontreiniging vastgesteld. Deze locaties zijn opgenomen in tabel 1.
Tabel 1: locaties met een ernstige bodemverontreiniging
Locatie code | Locatie naam | Beoordeling verontreiniging | Sanering uitgevoerd* | Zorg na sanering | ||||
AA001400986 | Groningerweg 39 | Ernstig, niet urgent | Nee | |||||
AA001401196 | Beneluxweg, Oostelijke Ringweg | Ernstig, niet urgent | Deels | |||||
AA001403083 | Groningerweg / Molenstreek | Ernstig, niet urgent | Deels | |||||
AA001403339 | Rollen 16-18 | Ernstig, niet urgent | Deels | 2,3 | ||||
Zorgmaatregelen en gebruiksbeperkingen na sanering 1. bestemmingswijzigingen melden bij bevoegd gezag Wbb 2. leeflaag in stand houden 3. verharding in stand houden 4. monitoring grondwater 5. verbod graafactiviteiten 6. grondwateronttrekkingsysteem aanwezig 7. verbod op bouwwerkzaamheden * Bij functiewijzigingen zal nagegaan moeten worden of de sanering voldoende uitgevoerd is voor het beoogde gebruik. |
Bij de aanpak van de bodemverontreiniging moet aangesloten worden bij de geplande ontwikkelingen. De verantwoordelijkheid voor het uitvoeren van een bodemonderzoek en voor een sanering ligt bij de veroorzaker, de eigenaar en/of de belanghebbende. Het uitgangspunt is dat de locatie geschikt wordt gemaakt voor het beoogde gebruik.
Voordat met de sanering kan worden begonnen, moet de gemeente Groningen als bevoegd gezag op grond van de Wet bodembescherming instemmen met de voorgestelde sanering. De gemeente ziet toe op de juiste uitvoering van de sanering en van grondverzet in het algemeen. Voor de locaties die verdacht zijn van (ernstige) bodemverontreiniging is een bodemonderzoek bij de aanvraag van een Wabo-vergunning in ieder geval noodzakelijk.
Diffuse verontreinigingen
Eventuele diffuse bodemverontreiniging ontstaat door jarenlang gebruik en de verontreiniging is niet tot een specifieke bron te herleiden. Uit de bodemkwaliteitskaart van de gemeente Groningen blijkt dat in het plangebied een diffuse bodemverontreiniging voorkomt ten aanzien van lood en PAK's waarbij de te verwachten gemiddelde bodemkwaliteit onder de zogenaamde 'Maximale Waarde Wonen' blijft.
Bij het toepassen en hergebruik van grond dient de Nota Bodembeheer: Beleidsregels voor de toepassing van grond en baggerspecie op landbodem in acht genomen te worden.