Plan: | Bestemmingsplan Binnenstad-Oost 2012 |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0014.BP508BinnenstadOos-vg01 |
Vroegste geschiedenis
Het plangebied Binnenstad-Oost 2012 is gelegen op de oostflank van de Hondsrug, een zandopduiking ontstaan in de ijstijd (een gestuwde eindmorene uit de voorlaatste Saale-IJstijd), bestaande uit keileem en keizand. De Hondsrug ligt hoger dan de directe omgeving en is daarom een aantrekkelijke vestigingsplaats gebleken voor bewoning vanaf de (Oude) Steentijd. Er kunnen dus sporen en vondsten worden verwacht van tijdelijke (jacht)kampen en nederzettingen uit die tijd en uit bijvoorbeeld de ijzertijd. Een voorbeeld van resten uit de Steentijd zijn zes vuurstenen klingen (lemmeten), die bij een kleine opgraving werden aangetroffen ter hoogte van Oostersingel 65-67. Eerder werd bij de aanleg van de parkeerkelder van het UMCG al een site uit het laat-paleolithicum gevonden. Ook bij de aanleg van de parkeerkelder aan het Damsterdiep zijn sporen en vondsten uit de late Steentijd opgetekend.
Middeleeuwen
Vanaf de 11de eeuw wordt de zich ontwikkelende stad omgracht en versterkt. De stad Groningen ligt dan weliswaar nog westelijk van het plangebied, maar activiteiten die met de stad samenhangen kunnen al wel sporen hebben nagelaten in het bodemarchief. Het gebied van Binnenstad-Oost wordt ingepolderd en verkaveld met lange kavels die min of meer haaks op de Hondsrug liggen. Er kunnen hier in de ondergrond archeologische sporen en resten die een relatie hebben met de middeleeuwse stad aanwezig zijn.
Schuitenschuiverskwartier
In 1425 wordt de Fivel tussen Appingedam en Groningen vergraven tot Damsterdiep. De kop van deze vaarweg wordt gevormd door een overtoom, een soort van dam tussen het Schuitendiep en het Damsterdiep. Op deze plaats, net buiten de 15de-eeuwse wallen, vindt overslag van goederen plaats. Als gevolg van deze activiteiten ontstaat aan weerszijden van het Damsterdiep een kleine voorstad.
In de loop van de 15de en 16de eeuw neemt de bebouwing aan de noordzijde van het Damsterdiep toe. De bebouwing wordt nog vóór 1565 omgeven door een kleine gracht, die later bij opgravingen aan het Damsterdiep wordt teruggevonden.
Tussen 1608 en 1624 breidt de stad onder andere aan de oostzijde uit en wordt het Schuitenschuivers- kwartier opgenomen binnen de nieuwe omwalling van Groningen. Het oude grachten- en wallenstelsel wordt vergraven en voorzien van een kade. Het huidige Schuitendiep is daar een voorbeeld van. Dit diep maakt verbinding met het Winschoterdiep en daarmee met de Veenkoloniën. De overtoom maakt plaats voor enkele sluizen. De vaarroute met al zijn handelsactiviteiten komt nu binnen de stad te liggen. De bewoners waren meestal schippers en schuitenvaarders; vandaar de naam 'Schuitenschuiverskwartier' die de buurt in de volksmond kreeg.
Het Schuitenschuiverskwartier met omgrachting op de kaart van Jacob van Deventer
Archeologische resten uit deze periode zijn aangetroffen aan het Damsterdiep, waar onder meer de reeds genoemde, werden aangetroffen (afgebeeld op de kaart van Jacob van Deventer). Verder werd bij een opgraving in de Agricolastraat een 6-meter-brede sloot aangetroffen met materiaal uit de periode 1650-1850. Ook zijn bij een archeologische begeleiding van het vervangen van de riolen in het plangebied aanwijzingen gevonden voor het bestaan van leerlooiers-activiteiten.
Vanouds is de bebouwing met stegen en gangen gericht op enerzijds het Damsterdiep, anderzijds het Schuitendiep. Met behoud van het verkavelingspatroon van evenwijdige gangen en steegjes wordt rond 1620, diagonaal door het Schuitenschuiverskwartier heen, de Nieuwe(poelstraat)weg aangelegd. Deze weg vormt de verbinding met de oude stad via de Steentilpoort (1620) met Appingedam. Een strakke planmatige aanleg zoals in de Hortusbuurt, gerelateerd aan de Nieuweweg, kent het gebied niet.
Ten zuiden van het Damsterdiep blijft de structuur van lintbebouwing langs het diep tot in deze eeuw onveranderd. Hier, aan weerszijden van het (Binnen-)Damsterdiep, ontwikkelde zich veel bedrijvigheid en daarmee samenhangende voorzieningen als cafés, herbergen, veerhuizen, stallen en smederijen.
Door de voltooiing van het Winschoterdiep bij Winschoten in 1637 kwam een verbinding met de Veenkoloniën tot stand. Hierdoor ontstond een omvangrijke en voor de stad Groningen belangrijke bedrijfstak: de turfvaart en -handel. De turf werd vanuit de zuidoostelijke veengebieden aangevoerd per schip en in de omgeving van de Turfsingel en het Schuitendiep verhandeld.
Het Schuitenschuiverskwartier ontwikkelt zich dankzij de gunstige ligging tot een knooppunt van handel, bedrijvigheid, (scheepvaart)verkeer en vervoer.
Het (Binnen)Damsterdiep is de lig- en losplaats voor de beurtschepen en snikken die het vervoer van goederen en personen van en naar het noordoosten van de provincie verzorgen. De herberg Loppersum, waaraan de Loppersumergang zijn naam ontleent, is als veerhuis het centrum in dit vervoersnetwerk.
Het noordelijke deel
Het gebied tussen de Brede Gang (de huidige Tuinstraat) en de Bloemstraat blijft tot ver in de vorige eeuw grotendeels leeg. Bebouwing is er alleen aan de zijde van het Schuitendiep en de Turfsingel, tot aan de Kruitlaan. Deze laan lag ten zuiden van een gracht die het in 1627 gebouwde Provinciaal Kruithuis, het 'Nieuw Artillery Huys' omgaf. Ten noorden hiervan, op het terrein tussen de huidige Gymnasiumstraat en de Walstraat, waren in de windluwte van de stad leerlooierijen gevestigd. In in de grond gegraven kuipen of bakken ondergingen de huiden verschillende bewerkingen met menselijke urine. Een restant van de steeg met de naam Noorderkuipen ten noorden van de Walstraat herinnert hier nog aan.
Tegenover de huidige Maagdenbrug werd in 1770 een landgoed, het 'Hof van Iddekinge' of 'Boumanshof', gebouwd. Voordat het huis werd gebouwd, strekten zich hier grote bleekvelden uit tot aan de stadswal. Het huis werd in 1913 afgebroken toen dwars door het terrein de huidige W.A. Scholtenstraat werd aangelegd.
Ook het noordelijk hiervan gelegen gebied nabij de Bloemstraat blijft lange tijd onbebouwd. Er liggen voornamelijk bleekvelden, (moes)tuinen en andere open terreinen, terwijl her en der verspreid enkele boerderijen staan. Wel vestigden particulieren hier de eerste industriële ondernemingen van Groningen, zoals de machinale spinnerij van Dumonceau aan de Vlasstraat (1840). Vlak daarnaast stond een electro-chemische loodwitfabriek, die echter al in 1864 failliet ging.
Aan het Schuitendiep vestigde zich in 1861 de suikerraffinaderij en stroopfabriek van de bekende grootindustrieel W.A. Scholten.