direct naar inhoud van Artikel 4 Bedrijventerrein
Plan: Bestemmingsplan Kranenburg-Stadspark
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0014.BP504KranenbStadsp-vg01

Artikel 4 Bedrijventerrein

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'bedrijventerrein' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijven die zijn genoemd in de categorieën 1, 2 en 3.1 van de bij dit plan behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten met uitzondering van geluidszoneringplichtige en risicovolle inrichtingen;
  • b. kantoren;
  • c. maatschappelijke dienstverlening, waaronder kinderdagverblijf, medische dienstverlening (gezondheidscentrum), openbaar bestuur, onderzoeksinstellingen;
  • d. sport-, recreatie- en fitnessvoorzieningen;
  • e. horeca-1 en horeca-2, met dien verstande dat deze functie uitsluitend is toegestaan tot maximaal 200 m2 brutovloeroppervlakte per vestiging;
  • f. opleidingsinstituten voor bedrijfsopleidingen en hoger onderwijs;
  • g. één facilitycentre of facilitypoint met voorzieningen ten behoeve van bedrijfsactiviteiten, zoals een congres- en infocentrum met vergaderruimte, uitzendbureau en ondersteunende dienstverlenende functies met ondersteunende kleinschalige detailhandelsvoorzieningen tot een gezamenlijke oppervlakte detailhandel van maximaal 300 m2 brutovloeroppervlakte;
  • h. parkeervoorzieningen;
  • i. een verkooppunt voor motorbrandstoffen met lpg ter plaatse van de aanduiding (vml) bij het garagebedrijf met detailhandel in auto's ter plaatse van de aanduiding (ga);
  • j. bermen, taluds, groenvoorzieningen en waterlopen;
  • k. additionele voorzieningen.
4.2 Bouwregels
4.2.1 Algemene bouwregels

Er zijn wat de bebouwing betreft uitsluitend gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde, toegestaan ten behoeve van de in lid 4.1 genoemde doeleinden.

4.2.2 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. De gebouwen mogen uitsluitend binnen het op de kaart aangegeven bouwvlak worden gebouwd.
  • b. Het bebouwingspercentage en de bouwhoogte mogen maximaal het aangegeven percentage en de aangegeven bouwhoogte bedragen.
  • c. Voor het gedeelte aan de westzijde van de Peizerweg (voorheen gesitueerd in het bestemmingsplan Driehoek Peizerweg-Zuiderweg) geldt in aanvulling op het bepaalde onder b dat de bouwhoogte over maximaal 40% van de oppervlakte van het gebouw 11 meter mag bedragen ten behoeve van een derde bouwlaag, met dien verstande dat deze derde bouwlaag aan alle zijden van het gebouw minimaal 2 meter terug moet liggen ten opzichte van de onderliggende bouwlagen.
4.2.3 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouw zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag maximaal 2,50 meter bedragen.
  • b. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouw zijnde, mag maximaal 6 meter bedragen.
4.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

a. de verblijfssituatie:

Ten aanzien van de binnen de bestemming toegelaten gebruiksvormen dient rekening gehouden te worden met het instandhouden c.q. tot stand brengen van een redelijke lichttoetreding, alsmede de aanwezigheid van voldoende privacy.

b. het straat- en bebouwingsbeeld:

Ten aanzien van de binnen de bestemming toegelaten gebruiksvormen dient te worden gestreefd naar het instandhouden c.q. tot stand brengen van een, in stedenbouwkundig opzicht, samenhangend straat- en bebouwingsbeeld. In het algemeen zal bij bebouwing worden gestreefd naar:

  • een goede verhouding tussen bouwmassa en open ruimte;
  • een goede hoogte-breedteverhouding tussen de bebouwing onderling en een samenhang in bouwvorm/architectonisch beeld tussen bebouwing die ruimtelijk op elkaar georiënteerd is.

c. de verkeersveiligheid:

Ten aanzien van de binnen de bestemming toegelaten gebruiksvormen dient rekening te worden gehouden met het instandhouden c.q. tot stand brengen van een verkeersveilige situatie.

d. de sociale veiligheid:

Ten aanzien van de binnen de bestemming toegelaten gebruiksvormen dient te worden voorkomen dat een ruimtelijke situatie ontstaat die onoverzichtelijk, onherkenbaar en niet sociaal controleerbaar is.

e. de milieusituatie:

Ten aanzien van de binnen een bestemming toegelaten gebruiksvormen dient rekening te worden gehouden met de milieuaspecten, zoals hinder voor omwonenden en een verkeersaantrekkende werking.

f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden:

Ten aanzien van de binnen een bestemming toegelaten gebruiksvormen dient rekening te worden gehouden met de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, indien deze daardoor kunnen worden beïnvloed.

4.4 Afwijken van de bouwregels
4.4.1 Afwijkingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.2.2 onder b voor het vergroten van de toegestane bouwhoogte met maximaal 4 meter.

4.4.2 Voorwaarden voor afwijken

Afwijken van de regels, als bedoeld in lid 4.4.1, is slechts mogelijk indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. de verblijfssituatie;
  • b. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de sociale veiligheid;
  • e. de milieusituatie;
  • f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Het gestelde in lid 4.3 is hierbij van overeenkomstige toepassing.

4.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik in strijd met een bestemmingsplan, zoals bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en artikel 7.2 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijven, behorende tot een andere milieucategorie dan die welke volgens lid 4.1 onder a. zijn toegestaan;
  • b. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel (uitgezonderd het facility-point en detailhandel in auto's ter plaatse van de aanduiding garagebedrijf (ga);
  • c. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bewoning;
  • d. het gebruik van de gronden voor recreatief nachtverblijf.
4.6 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  • a. lid 4.5 onder a juncto lid 4.1 voor de vestiging van bedrijven die naar de aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met bedrijven die zijn genoemd in de categorieën 1, 2 en 3.1 van de bij dit plan behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten, mits het geen geluidszoneringplichtige of risicovolle inrichtingen betreft;
  • b. lid 4.1 onder a, juncto lid 4.5 onder b, voor het gebruik van gronden en bouwwerken voor ondergeschikte detailhandel, met dien verstande dat de verkoopvloeroppervlakte niet meer mag bedragen dan 250 m2 en dat detailhandel in voedings- en genotmiddelen niet is toegestaan.