direct naar inhoud van Artikel 16 Wonen - Woonwagens
Plan: Bestemmingsplan Kranenburg-Stadspark
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0014.BP504KranenbStadsp-vg01

Artikel 16 Wonen - Woonwagens

16.1 Bestemmingsomschrijving

De op de kaart voor 'wonen-woonwagens' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

16.2 Bouwregels
16.2.1 Algemene bouwregels
  • a. Er zijn wat de bebouwing betreft uitsluitend gebouwen, woonwagens, daarbij behorende bijbehorende bouwwerken, geen gebouw zijnde, toegestaan ten behoeve van de in lid 16.1 genoemde doeleinden;
  • b. De onder a genoemde bebouwing mag het aangegeven bebouwingspercentage en de aangegeven hoogte niet overschrijden. Deze bepaling geldt niet voor bebouwing die op de datum van tervisielegging van dit bestemmingsplan een grotere oppervlakte heeft. Voor deze bebouwing is de op dat moment bebouwde oppervlakte de maximaal toegestane.
16.2.2 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. Woonwagens worden aangemerkt als hoofdgebouw.
  • b. De hoogte van de woonwagens bedraagt maximaal de op de kaart aangegeven hoogte van 4 meter; met een kap wordt een maximale bouwhoogte van 5,5 meter toegestaan, met dien verstande dat voor de rij woonwagens aan de oostkant van De Kring tegenover de bouwblokken van de 'gewone' woningen geldt dat een hogere kap tot een maximale bouwhoogte van 6,5 meter wordt toegestaan.
  • c. De woonwagens mogen op niet minder dan 5 meter van elkaar zijn gesitueerd, tenzij de bestaande afstand minder bedraagt, in welk geval de bestaande afstand geldt. De bepaling betreffende de onderlinge afstand van 5 meter geldt niet bij clustering van twee woonwagens tussen twee voorzieningengebouwen.
  • d. De afstand van een woonwagen tot de zijdelingse en achterste perceelgrens bedraagt minimaal 1 meter.
16.2.3 Bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van aan- en bijgebouwen gelden de volgende bepalingen:

a. de maximale hoogte bedraagt 3 meter.

b. de afstand tot de voorste perceelsgrens bedraagt minimaal 4 meter.

16.2.4 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouw zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag op de voorste perceelsgrens maximaal 1 meter bedragen en op de zij- en achtererfgrens maximaal 2 meter;
  • b. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouw zijnde, mag maximaal 4 meter bedragen;
16.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

a. de woonsituatie:

Ten aanzien van de binnen de bestemming toegelaten gebruiksvormen dient rekening gehouden te worden met het instandhouden c.q. tot stand brengen van een redelijke lichttoetreding, alsmede de aanwezigheid van voldoende privacy;

b. het straat- en bebouwingsbeeld:

Ten aanzien van de binnen de bestemming toegelaten gebruiksvormen dient te worden gestreefd naar het instandhouden c.q. tot stand brengen van een, in stedenbouwkundig opzicht, samenhangend straat- en bebouwingsbeeld. In het algemeen zal bij bebouwing worden gestreefd naar:

  • een goede verhouding tussen bouwmassa en open ruimte;
  • een goede hoogte-breedteverhouding tussen de bebouwing onderling en een samenhang in bouwvorm/architectonisch beeld tussen bebouwing die ruimtelijk op elkaar georiënteerd is;

c. de verkeersveiligheid:

Ten aanzien van de binnen de bestemming toegelaten gebruiksvormen dient rekening te worden gehouden met het instandhouden c.q. tot stand brengen van een verkeersveilige situatie;

d. de sociale veiligheid:

Ten aanzien van de binnen de bestemming toegelaten gebruiksvormen dient te worden voorkomen dat een ruimtelijke situatie ontstaat die onoverzichtelijk, onherkenbaar en niet sociaal controleerbaar is;

e. de milieusituatie:

Ten aanzien van de binnen een bestemming toegelaten gebruiksvormen dient rekening te worden gehouden met de milieuaspecten, zoals hinder voor omwonenden en een verkeersaantrekkende werking;

f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden:

Ten aanzien van de binnen een bestemming toegelaten gebruiksvormen dient rekening te worden gehouden met de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, indien deze daardoor kunnen worden beïnvloed.

16.4 Afwijken van de bouwregels
16.4.1 Afwijkingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van:

  • a. lid 16.2.1onder c voor het verkleinen van de afstand tussen twee woonwagens mits daar vanuit brandveiligheidsoogpunt geen bezwaar tegen bestaat;
  • b. lid 16.2.1 onder a voor het vergroten van de toegestane bouwhoogte van vrijstaande bijbehorende bouwwerken tot maximaal 4 meter, echter uitsluitend ten behoeve van een kap.
  • c. lid 16.2.2 onder d voor het verkleinen van de afstand tussen woonwagens en de achterste- en zijdelingse perceelsgrens, mits daar vanuit brandveiligheids- en ruimtelijk oogpunt geen bezwaar tegen bestaat.
16.4.2 Voorwaarden voor afwijken

Afwijken van de regels, als bedoeld in lid 16.4.1 , is slechts mogelijk indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. de woonsituatie;
  • b. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de sociale veiligheid;
  • e. de milieusituatie;
  • f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Het gestelde in 16.3 is hierbij van overeenkomstige toepassing.

16.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in lid 7.10, lid 1 van de Wet ruimtelijke ordening wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van woonwagens voor andere doeleinden dan wonen;
  • b. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken voor bewoning;
  • c. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken ten behoeve van een aan huis verbonden beroep;
  • d. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijfsmatige activiteiten, voor zover dit niet uitdrukkelijk op grond van lid 16.1 is toegestaan.
16.6 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van:

  • a. lid 16.5 onder d voor het gebruik van bijbehorende bouwwerken ten behoeve van een aan huis verbonden beroep tot een maximum van 70m². Het gestelde in lid 16.3 is hierbij van overeenkomstige toepassing;
  • b. lid 16.5 onder e voor het gebruik van hoofd- en bijbehorende bouwwerken ten behoeve van een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit tot een maximum van 70m² en voor zover voorkomend op de bij dit plan behorende 'Lijst van bedrijfstypen wonen-werken'. Het gestelde in lid 16.3 is hierbij van overeenkomstige toepassing.
16.7 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming van de gronden op De Kring waar de woonwagens zijn gesitueerd ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone-wijzigingsbevoegdheid 1' wijzigen in de bestemming Wonen -1 - , mits de maximale bouwhoogte niet meer bedraagt dan 7 meter.

Voor het overige zijn de planregels van de bestemming Wonen -1- in artikel 14 van overeenkomstige toepassing.

De bovenstaande wijzigingsbevoegdheid kan slechts worden toegepast, mits:

- geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de woonsituatie, het straat-en bebouwingsbeeld, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid, de milieusituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Het gestelde in lid 16.3 is hierbij van overeenkomstige toepassing.