direct naar inhoud van Artikel 10 Recreatie
Plan: Bestemmingsplan Kranenburg-Stadspark
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0014.BP504KranenbStadsp-vg01

Artikel 10 Recreatie

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'recreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. dagrecreatieve voorzieningen;
  • b. verblijfsrecreatieve voorzieningen;
  • c. volkstuinen, ter plaatse van de aanduiding (vt);
  • d. een kampeerterrein, ter plaatse van de aanduiding (kt);
  • e. een bedrijfswoning, ter plaatse van de aanduiding (bw);
  • f. additionele voorzieningen.
10.2 Bouwregels
10.2.1 Algemene bouwregels

Er zijn wat de bebouwing betreft uitsluitend gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde, toegestaan ten behoeve van de in lid 10.1 genoemde doeleinden.

10.2.2 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. De gebouwen mogen uitsluitend binnen het aangegeven bouwvlak worden gebouwd.
  • b. De goot- en bouwhoogte mag maximaal de aangegeven goot- en bouwhoogte bedragen.
  • c. In afwijking van het bepaalde onder a geldt dat op de gronden met de aanduiding volkstuin (vt) per tuinperceel maximaal 60 m2 bebouwing mag worden opgericht, met een bouwhoogte van maximaal 4 meter, tenzij de oppervlakte bestaande bebouwing meer bedraagt, in welk geval de bestaande oppervlakte geldt.
  • d. Op het hoofdveld van de Camping Stadspark mogen in 2 clusters van 5 maximaal 10 logwood-cabins worden gebouwd met een maximale goothoogte van 2,5 meter en een maximale bouwhoogte van 4 meter. De oppervlakte varieert tussen 15 en maximaal 25 m2, met dien verstande dat de totale bebouwingsoppervlakte per cluster maximaal 100 m2 mag bedragen.
  • e. Wat de situering betreft dient rekening te worden gehouden met de zichtlijnen over de camping. De logwood-cabins dienen zich te integreren in de camping, d.w.z. een situering rug aan rug, openend richting andere campinggasten.
  • f. De cabins moeten een natuurlijke uitstraling hebben, de materiaalkeuze moet afgestemd zijn op een landelijke omgeving. Mogelijkheden van materialen: groen dak (b.v. mos, sedum), zinken of houten dak, hedera of houten gevels. De kleurstelling is ingetogen opgaand in een natuurlijke setting.
10.2.3 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouw zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag maximaal 2,50 meter bedragen.
  • b. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 6 meter bedragen.
10.3 Afwijken van de bouwregels
10.3.1 Afwijkingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde lid 10.2.2 onder a voor het bouwen van gebouwen ten dienste van de bestemming, ter plaatse van de aanduiding kampeertterrein (kt) zoals gebouwen voor onderhoud en beheer of voor kleinschalige lichte horeca (horeca 1 en/of 2) tot een oppervlakte van maximaal 200 m2, met een maximale goothoogte van 4 meter en een maximale bouwhoogte van 7 meter. Daarnaast kunnen burgemeester en wethouders afwijken van het bepaalde in lid 10.2.2. voor het bouwen van nog eens maximaal 10 logwood-cabins op het hoofdveld van de Camping. Hiervoor geldt het bepaalde in artikel 10.2.2 onder d., e. en f.

10.3.2 Voorwaarden voor afwijken

Afwijken van de regels, als bedoeld in lid 10.3.1, is slechts mogelijk indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

a. de woonsituatie:

Ten aanzien van de binnen de bestemming toegelaten gebruiksvormen dient rekening gehouden te worden met het instandhouden c.q. tot stand brengen van een redelijke lichttoetreding, alsmede de aanwezigheid van voldoende privacy.

b. het straat- en bebouwingsbeeld:

Ten aanzien van de binnen de bestemming toegelaten gebruiksvormen dient te worden gestreefd naar het instandhouden c.q. tot stand brengen van een, in stedenbouwkundig opzicht, samenhangend straat- en bebouwingsbeeld. In het algemeen zal bij bebouwing worden gestreefd naar:

  • een goede verhouding tussen bouwmassa en open ruimte;
  • een goede hoogte-breedteverhouding tussen de bebouwing onderling en een samenhang in bouwvorm/architectonisch beeld tussen bebouwing die ruimtelijk op elkaar georiënteerd is.

c. de verkeersveiligheid:

Ten aanzien van de binnen de bestemming toegelaten gebruiksvormen dient rekening te worden gehouden met het instandhouden c.q. tot stand brengen van een verkeersveilige situatie.

d. de sociale veiligheid:

Ten aanzien van de binnen de bestemming toegelaten gebruiksvormen dient te worden voorkomen dat een ruimtelijke situatie ontstaat die onoverzichtelijk, onherkenbaar en niet sociaal controleerbaar is.

e. de milieusituatie:

Ten aanzien van de binnen een bestemming toegelaten gebruiksvormen dient rekening te worden gehouden met de milieuaspecten, zoals hinder voor omwonenden en een verkeersaantrekkende werking.

f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden:

Ten aanzien van de binnen een bestemming toegelaten gebruiksvormen dient rekening te worden gehouden met de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, indien deze daardoor kunnen worden beïnvloed.

10.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik in strijd met het bestemmingsplan, zoals bedoeld in lid 2.1, eerste lid, onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en artikel 7.2 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel;
  • b. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van permanente bewoning.