direct naar inhoud van Hoofdstuk 2 Ontstaansgeschiedenis
Plan: Bestemmingsplan Hoornse Meer, Hoornse Park en Piccardthof
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0014.BP485HoornseMeerHo-vg01

Hoofdstuk 2 Ontstaansgeschiedenis

De oudste geschiedenis

In het bestemmingsplan zijn twee zones met een archeologische verwachting aanwezig, gebaseerd op de bodemkundige waarden in het plangebied: een smalle zandrug en een groot veengebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP485HoornseMeerHo-vg01_0004.png"

De bodemkaart van het plangebied, met in paars het veengebied, in geel de uitloper van de dekzandrug van Tynaarlo en in roze de moerige gronden rond de rug

Aan de westzijde van het plangebied bevinden zich de flanken van een dekzandrug. In de steentijd was dit een goed bewoonbare plaats, omdat hier de afwatering goed was door de wat hogere ligging. Er zijn hier dan ook archeologische steentijdvondsten gedaan. Na de steentijd werd het gebied zodanig nat, dat het gebied slecht bewoonbaar werd. Het gebied was in ieder geval in de late middeleeuwen weer begaanbaar.

Ten westen van de dekzandrug bevindt zich een veengebied. Hoewel dit natte gebied niet geschikt leek voor bewoning, zijn er in het gebied toch archeologische resten aangetroffen uit de dertiende en veertiende eeuw. In deze periode is het hier iets droger geweest, mogelijk als gevolg van een kleine klimaatsverandering. Het gebied werd minder zompig en er waagden zich mensen in het veengebied.

De bewoningsresten die zij achterlieten, werden door Clingenborg in de tweede helft van de jaren zestig gekarteerd, als zogenaamde 'veenterpjes'. Dit moeten er meer dan 200 zijn geweest. Volgens Casparie (1988) bestaan deze bewoningsresten uit 'ronde plekken verwerkt veen, gemengd met klei, zandkleileem en aardewerkscherven'. De doorsnede van deze zogenaamde veenterpjes was meestal enkele tientallen meters, de dikte kon oplopen tot een meter. De terp zelf werd opgeworpen uit rietveen, dat aan de oppervlakte gewonnen kon worden.

De toegankelijkheid van het gebied bleef echter slecht en de bewoning zal niet makkelijk zijn geweest. Er bestonden geen bevaarbare sloten; wegen die rijdend verkeer konden dragen, zijn ook niet aangetroffen. Het gebied heeft bovendien vrij vaak onder water gestaan. De bewoning in het gebied is dan ook van korte duur geweest en gebonden aan de iets drogere periode tussen 1150 en 1250. De terpjes zijn waarschijnlijk niet langer dan één of twee decennia bewoond gebleven en het is niet onwaarschijnlijk dat er alleen in de zomer gewoond werd.

Na 1250 was er sprake van toenemende neerslag, waardoor er - misschien meerdere malen - onderwaterzetting optrad, die de huizen verwoestte en bewoning verder onmogelijk maakte.

Na het verdwijnen van de terpbewoning werd het veen als gras- en weideland gebruikt vanuit de omliggende dorpen Eelderwolde, Paterswolde en Peize. Er ontstond in de veertiende eeuw een nieuwe perceelsindeling, die niet teruggrijpt op de door het veenterpbewoners gemaakte landschap, maar gerelateerd is aan de Onlandse Dijk. De Onlandse Dijk was een verbinding tussen het Hoornsche Diep in het oosten en de Tochtsloot nabij het Stadspark/Hoogkerk. Delen daarvan, bij het Hoornse Diep en ten oosten van Piccardthof, zijn bewaard gebleven.

Het Paterswoldse Meer, dat 560 hectare groot is, ontstond tussen 1740 en 1830 door turfwinning.

Vanaf het einde van de 19de eeuw kon men het veengebied door middel van verbeterde waterbeheersing makkelijker gebruiken als weidelandschap.

De twintigste eeuw

De Veenweg

De Veenweg werd aangelegd rond circa 1900 als voortzetting van de bestaande Paterswoldseweg en vormde de rechtstreekse verbinding met Eelderwolde. De weg heette toen nog Paterswoldeseweg. De rechte weg sneed schuin door de bestaande kavels, waardoor er een zaagtandstructuur ontstond.

De vroegste bebouwing dateert van kort voor 1900 en bestaat uit een paar kleine boerderijtjes. Tussen 1915-1930 vond verdichting van de bebouwing plaats langs de Veenweg. Mede door de opkomst van de recreatie en de aantrekkingskracht van het Paterswoldse Meer bouwden veel Groningers hier hun woningen. Ook bij kunstenaars raakte de Veenweg in trek, zoals blijkt uit het woonhuis met atelier op nummer 47, dat beeldhouwer Willem Valk liet bouwen. Het van oorsprong agrarische lint werd daarna geleidelijk aan met vrijstaande en dubbele woningen bebouwd. Aldus ontstond karakteristieke lintbebouwing met een divers karakter.

Hoornse Meer en Hoornse Park

Het Paterswoldse Meer werd in de jaren '70 van de vorige eeuw naar het noorden toe vergroot door het graven van het Hoornse Meer en de Hoornse Plas. Het zand van het Hoornse Meer werd gebruikt voor de verbreding van de A-7 en voor de aanleg van de wijk Corpus den Hoorn Zuid. Met de vervening van het gebied, dat nu het Paterswoldse Meer vormt, en de aanleg van de recreatiewateren Hoornse Plas en Hoornse Meer ontstond een aantrekkelijk recreatiegebied aan de zuidkant van de stad. Het lag dan ook voor de hand, dat na de Tweede Wereldoorlog plannen werden ontwikkeld voor een stadsuitbreiding in deze richting.

Voor Corpus den Hoorn Zuid zijn vanaf de jaren zestig diverse plannen de revue gepasseerd, waarin uiteenlopende ideeën over de verdere stadsuitleg tot uitdrukking kwamen. Uiteindelijk is gekozen voor een nieuwe woonwijk, waarin de openbare ruimte als collectief element herkenbaar is en ondersteund wordt door begeleidende bebouwing (straten/pleinen). Het gebied werd in de jaren 80 van de twintigste eeuw ontwikkeld. De prioriteit werd gelegd bij sociale woningbouw met een bijhorende woningdichtheid. Gestapelde bouw ging 40% van de nieuwe 'stad aan het water' uitmaken. In het spraakgebruik werd de benaming Corpus den Hoorn Zuid meer en meer verlaten ten gunste van de namen Hoornse Meer en Hoornse Park. De Hoornse Meer werd een wijk aan het water met uitsluitend projectmatige bouw, veel gestapelde bouw en woningen in de sociale huursector. In het Hoornse Park werden vooral vrije-sectorwoningen gebouwd. De wijken worden van elkaar gescheiden door de Veenweg.

Piccardthof

Rond de laatste eeuwwisseling is in het gebied rond de Piccardthofplas ten westen van het wijkje Hoornse Park de woonwijk Piccardthof gerealiseerd. De Piccardthofplas vormt met de omringende gronden een waardevol natuurgebied.

In het structuurplan 'De stad van straks' koos de gemeente Groningen voor een compacte verstedelijking in en aan de randen van het stedelijke gebied. De stadsrand werd gezien als een goed alternatief voor het 'buiten de stad wonen'. Het gebied rond de Piccardthofplas met zijn bijzondere landschappelijke en ecologische waarden leende zich goed voor deze ambities. De Piccardthof is een woonwijk geworden met ruim 400 hoofdzakelijk vrijstaande en twee-onder-een-kapwoningen in een parkachtig landschap.