direct naar inhoud van 3.4 Milieu
Plan: Bestemmingsplan Bedrijventerrein Koningsweg
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0014.BP484bedrKoningswe-vg01

3.4 Milieu

3.4.1 Inleiding

Binnen de gemeente Groningen is sinds eind jaren '80 van de vorige eeuw het principe van de compacte stad het uitgangspunt van het ruimtelijke en milieubeleid. Het beleid van de compacte stad staat voor een concentratie van stedelijke functies waardoor op regionaal niveau het milieu gunstig wordt beïnvloed. De compacte stad leidt immers tot minder ruimtebeslag in het buitengebied en minder mobiliteit.

Het concept van de compacte stad brengt echter met zich mee dat de kwaliteit van de dagelijkse leefomgeving door de concentratie van stedelijke functies plaatselijk kan leiden tot milieubelasting. Het is dan ook belangrijk om de kwaliteit van de dagelijkse leefomgeving gericht in de gaten te houden. Uitgangspunt hierbij is dat de relatief goede kwaliteit van het Groningse milieu wordt gehandhaafd en waar nodig verbeterd.

Het plangebied betreft voor het grootste gedeelte een bedrijventerrein. Aan de Timpweg en de Regattaweg staan echter ook woningen (waaronder de recentelijk gerealiseerde Tasmantoren). Het voorliggend plan is voornamelijk een conserverend plan, dat in het kader van de actualisering van oude bestemmingsplannen is opgesteld. Dit betekent dat er in principe geen nieuwe ontwikkelingen in worden meegenomen.

Hieronder wordt ingegaan op de milieuaspecten die relevant zijn voor dit bestemmingsplan. Achtereenvolgens wordt aandacht besteed aan de aanwezige bedrijven, geluid, luchtkwaliteit, externe veiligheid, bodem en duurzaamheid.

3.4.2 Bedrijven

Bedrijven kunnen hinder (geur, stof of geluid) of gevaar veroorzaken en daardoor de kwaliteit van de leefomgeving beïnvloeden. Dit moet zoveel mogelijk worden voorkomen, vooral bij woongebieden of gevoelige bestemmingen. Anderzijds is het zaak, dat bedrijven zich kunnen ontwikkelen en eventueel uitbreiden.

Op het bedrijventerrein Koningsweg zijn uitsluitend bedrijven toegestaan in de categorieën 1 tot en met 3.2, zoals omschreven in de brochure 'Bedrijven en Milieuzonering' van de VNG. Grote lawaaimakers zijn expliciet uitgesloten. Dit heeft tot gevolg dat het bedrijventerrein geen gezoneerd industrieterrein meer is. Op de consequenties hiervan wordt in paragraaf 3.4.3 nader ingegaan.

De regels van dit bestemmingsplan staan geen nieuwe bedrijven toe die vanwege de aard van de bedrijvigheid een risicocontour hebben die buiten het eigen terrein is gelegen.

 

De regulering van de milieubelasting door bedrijven vindt plaats met behulp van de Wet milieubeheer en/of op basis van de Algemene Plaatselijke Verordening. Bij de aanvraag van een vergunning voor een nieuwe bedrijfsvestiging wordt beoordeeld of aan de geldende randvoorwaarden kan worden voldaan en of er hinder zal optreden.

3.4.3 Geluid

Geluid is één van de factoren die (grote) invloed kan hebben op de beleving van de leefomgevingskwaliteit. Daarom moet er bij nieuwe ruimtelijke- of verkeersontwikkelingen akoestisch onderzoek plaatsvinden om de geluidsituatie in beeld te brengen.

Hierbij moet de geluidbelasting op de gevel van (nieuwe) geluidgevoelige bestemmingen (zoals woningen) worden getoetst aan de wettelijke geluidnormen. Hierbij worden drie bronnen van geluidhinder onderscheiden:

  • 1. wegverkeerslawaai;
  • 2. industrielawaai;
  • 3. spoorweglawaai.

In het plangebied zijn alleen de eerste twee relevant.

Wegverkeerslawaai

De wegen in het plangebied vallen onder de Wet geluidhinder en hebben een geluidzone van 200 meter aan weerszijden van de as van de weg. Verder liggen in de omgeving enkele drukke wegen, die tevens van invloed zijn op het plangebied. Dit zijn de Beneluxweg met een zone van 400 meter en de Rijksweg met een zone van 200 meter aan weerszijden van de as van de weg.

De geluidsbelasting vanwege deze wegen op nabijgelegen woningen of andere geluidgevoelige bestemmingen kan op een aantal drukke punten hoger zijn dan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB uit de Wet geluidhinder. Deze wet heeft geen gevolgen voor bestaande situaties. Er zijn in dit plan geen nieuwe ontwikkelingen voorzien voor geluidgevoelige bestemmingen. Voor nieuwe ontwikkelingen schrijft de Wet geluidhinder een procedure en werkwijze voor, die consequenties kan hebben voor de geluidsbelasting die is toegestaan op nieuwe maar ook op bestaande geluidgevoelige objecten. Een maatregel om het wegverkeerslawaai te beperken is het toepassen van stil asfalt. Waar nodig en (technisch) mogelijk zal een wegdek bij groot onderhoud worden vervangen door stil asfalt.

Zonering bedrijventerrein

Het bedrijventerrein Koningsweg is een gezoneerd industrieterrein. De geluidzone rondom dit industrieterrein is in 1991 vastgesteld bij Koninklijk Besluit. Op het industrieterrein bevinden zich echter geen grote lawaaimakers (inrichtingen genoemd in artikel 2.4 van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer). Deze zijn in verband met de bestaande en in aanbouw zijnde woningen langs de randen van het industrieterrein ook niet gewenst. Met de actualisering van het bestemmingsplan worden grote lawaaimakers uitgesloten. Het industrieterrein kan daarom niet langer meer worden aangemerkt als een gezoneerd industrieterrein. Nu ze niet langer op een gezoneerd industrieterrein liggen, moeten de aanwezige bedrijfswoningen als geluidgevoelig worden beschouwd. Door middel van akoestisch onderzoek is nagegaan welke consequenties dit heeft voor deze woningen. Hieruit blijkt dat een goed akoestisch klimaat kan worden gewaarborgd door het aanpassen van de vergunningvoorschriften van een Wet milieubeheer-vergunningplichtig bedrijf, het opleggen van maatwerkvoorschriften aan drie bedrijven en het nader onderzoeken van de gevelisolatie van enkele woningen. Dit onderzoek heeft inmiddels plaatsgevonden. Hieruit kan worden geconcludeerd dat aan de woningen geen gevelmaatregelen behoeven te worden getroffen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP484bedrKoningswe-vg01_0014.jpg"

Een deel van het plangebied ligt binnen de geluidzone van het gezoneerde industrieterrein Groningen- Zuidoost. In het uitgevoerde akoestisch onderzoek is eveneens de zonegrens van dit industrieterrein onderzocht. Uit de resultaten blijkt dat de geluidsbelasting op het gehele plangebied als gevolg van het gezoneerde industrieterrein Groningen-Zuidoost kleiner is dan 50 dB(A). Dit betekent dat het mogelijk is om de zone te verkleinen, waardoor het plangebied er niet langer deel van uitmaakt. De ligging van de gewijzigde zonegrens is op onderstaand kaartje met een rode lijn aangegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP484bedrKoningswe-vg01_0015.jpg"

3.4.4 Luchtkwaliteit

De Wet luchtkwaliteit1 geeft het kwaliteitsniveau aan waaraan de buitenlucht moet voldoen om ongewenste effecten van luchtverontreiniging op de gezondheid van mensen te voorkomen. In deze wet zijn luchtkwaliteitsnormen vastgelegd voor onder meer stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10). De voornaamste bron van luchtverontreiniging in Groningen is het wegverkeer. De bijdrage van het lokale verkeer aan de luchtverontreiniging wordt berekend met behulp van een wettelijk voorgeschreven model.

Voor dit bestemmingsplan is nagegaan of er op basis van de huidige en toekomstige verkeersintensiteiten risico's zijn voor het overschrijden van luchtkwaliteitsnormen. Hierbij is gekeken naar de jaren 2009 en 2019. De concentraties langs de Rijksweg zijn berekend op basis van de verkeersintensiteiten uit het verkeersmodel Regio Groningen - Assen (RGA), versie 1.2.

Uit de resultaten van het onderzoek blijkt dat de onderzochte situatie voldoet aan de luchtkwaliteitsnormen. Dit betekent dat er vanwege de luchtkwaliteit geen belemmeringen zijn voor de vaststelling van dit bestemmingsplan.

3.4.5 Externe Veiligheid

Inleiding

Externe veiligheid gaat over overlijdensrisico's die mensen lopen vanwege productie, gebruik, opslag en vervoer van gevaarlijke stoffen over weg, spoor, vaarwegen en buisleidingen. Gevaarlijke stoffen zijn bij voorbeeld vuurwerk, lpg, chloor, ammoniak en munitie. De term externe veiligheid wordt gehanteerd omdat het overlijdensrisico van derden centraal staat. Het gaat om mensen die zelf niet deelnemen aan de activiteit die het overlijdensrisico met zich meebrengt.

Wettelijk kader

De minister van Infrastructuur en Milieu is verantwoordelijk voor de coördinatie van het externe veiligheidsbeleid voor gevaarlijke stoffen. Het Besluit externe veiligheid inrichtingen bevat veiligheidsnormen voor bedrijven. Het beleid voor het transport van gevaarlijke stoffen staat in de Nota 'Vervoer gevaarlijke stoffen', opgesteld door het toenmalige ministerie van Verkeer en Waterstaat in nauwe samenwerking met het toenmalige ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer. Een wettelijke regeling wordt binnenkort verwacht2. Voor aardgastransportleidingen geldt het Besluit externe veiligheid buisleidingen.

De genoemde kaders verplichten gemeenten om bij het opstellen van ruimtelijke plannen veiligheidsafstanden toe te passen en het externe veiligheidsrisico zo laag mogelijk te houden.

Veiligheidsrisico's worden uitgedrukt in het plaatsgebonden risico en in het groepsrisico. Het plaatsgebonden risico vormt het basisbeschermingsniveau voor individuele burgers, het groepsrisico is een maat voor de maatschappelijke ontwrichting bij een ramp. Bij negatieve veranderingen van het groepsrisico moet de gemeente een verantwoording van het groepsrisico afleggen.

Risicosituatie

De Milieudienst van de gemeente Groningen heeft voor het bestemmingsplan een risico-inventarisatie uitgevoerd. Uit de inventarisatie blijkt dat in de omgeving van het plangebied een aantal risicobronnen aanwezig is. Binnen het plangebied bevinden zich geen risicobronnen.

De afstand van een aantal risicobronnen tot het plangebied is zo groot dat deze geen invloed hebben op de veiligheidssituatie binnen het plangebied.

Het betreft de volgende risicobronnen:

  • Q8 LPG tankstation, Rijksweg 130;
  • TOTAL LPG tankstation, Ulgersmaweg 38;
  • een technische groothandel aan de Koldingweg;
  • een oliehandel aan de Stockholmstraat;
  • Elevatormaatschappij Groningen (EMG), Eemskanaal Noordzijde 48.

Het plangebied grenst rechtstreeks aan vier risicobronnen. Het betreft vier transportroutes waarover vervoer van gevaarlijke stoffen plaatsvindt, te weten:

  • Beneluxweg (N46);
  • Rijksweg (N360);
  • Van Starkenborghkanaal;
  • Eemskanaal.

De bijbehorende risicozones liggen over (delen van) het plangebied. Voor deze risicobronnen moet daarom een kwantitatieve risicoanalyse worden verricht. Het Steunpunt externe veiligheid Groningen heeft een dergelijk onderzoek uitgevoerd.

Uit het onderzoek blijkt dat voor het bestemmingsplan sprake is van een laag groepsrisico als gevolg van de transportassen. Er bestaat geen aanleiding tot het nemen van maatregelen. De gemeten waarden passen binnen het bestaande wettelijke kader voor externe veiligheid. Een beperkte groepsrisicoverantwoording (onderzoek ten aanzien van de aspecten bestrijdbaarheid en zelfredzaamheid) is in dit geval voldoende. Deze verantwoording maakt onderdeel uit van de veiligheidsstudie die ter voorbereiding van dit bestemmingsplan is uitgevoerd3.

De regionale brandweer heeft voorts het volgende geconstateerd. Uit de beoordeling van het aspect bestrijdbaarheid blijkt dat de bereikbaarheid matig is en de bluswatervoorzieningen in het plangebied slecht zijn. Geadviseerd wordt bij daadwerkelijke ontwikkelingen in het plangebied tijdig in overleg te gaan met brandweer Groningen om knelpunten te voorkomen.

Uit de beoordeling van het aspect zelfredzaamheid blijkt, dat in het invloedsgebied van het Eemskanaal, ter hoogte van de Tasmantoren, langdurig verblijf van grote groepen verminderd zelfredzame personen in de toekomst niet wordt uitgesloten. Geadviseerd wordt om via opneming van regels uit te sluiten dat in het gebied met de bestemming 'Wonen-3' een grote concentratie van verminderd zelfredzame personen ontstaat.

Samenvattend kan worden geconcludeerd dat de externe veiligheidssituatie geen belemmering vormt voor de vaststelling van het bestemmingsplan.

3.4.6 Bodem

De functies in dit gebied zijn voornamelijk (industriële) bedrijven. In het gebied zijn enkele (grondgebonden) woningen aanwezig. De bodemkwaliteit voldoet over het algemeen aan de normen die gekoppeld zijn aan het gebruik of de huidige functie. In het plangebied zijn echter wel diverse bronnen van verontreiniging aanwezig en is sprake van een diffuse (lichte) verontreiniging van de bodem.

Bronverontreiniging

Binnen het plangebied bevinden zich diverse locaties die verdacht zijn van een (ernstige) bodemverontreiniging. De verdachtmaking kan het gevolg zijn van bodembedreigende activiteiten in het verleden of een eerder bodemonderzoek. In het gebied zijn veel (voormalige) bedrijfsterreinen en tanklocaties aangemerkt als mogelijk (ernstig) verontreinigde locaties. Daarnaast is een aantal ophogingen, dempingen en ondergrondse tanks aanwezig waardoor de bodem plaatselijk verontreinigd kan zijn.

Van de drie locaties waar een ernstige bodemverontreiniging is vastgesteld zijn twee locaties voldoende gesaneerd voor de huidige functie. Van de drie locaties is één locatie aangemerkt als spoedeisend. Deze locatie is inmiddels voldoende gesaneerd voor de huidige functie. Twee locaties zijn als niet-spoedeisend aangemerkt. Deze hoeven niet binnen vier jaar na afgifte van de beschikking op grond van de Wet Bodembescherming gesaneerd te zijn. Van deze locaties is één locatie voldoende gesaneerd voor de huidige functie. Voor de locatie Damsterdiep, de voormalige persleiding naar Delfzijl, is een beschikking genomen over een groter ernstig geval van verontreiniging. Het deel binnen de grenzen van het plangebied maakt onderdeel uit van de beschikking maar betreft zelf geen ernstig geval van verontreiniging.

In onderstaande tabel zijn de locaties met een ernstige bodemverontreiniging weergegeven. Hierbij is tevens aangegeven of er al een sanering heeft plaatsgevonden en of er eventuele gebruiksbeperkingen zijn.

Locaties met een ernstige bodemverontreiniging

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP484bedrKoningswe-vg01_0016.png"

Diffuse verontreinigingen

Als gevolg van jarenlange activiteiten is de bodem belast met een diffuse, niet tot een bron te herleiden, bodemverontreiniging. Uit de bodemkwaliteitskaart van de gemeente Groningen blijkt dat ook in dit plangebied diffuse (lichte) bodemverontreiniging voorkomt. Dit is van invloed op de voorwaarden voor hergebruik van grond.

3.4.7 Duurzaamheid

De gemeente Groningen heeft de ambitie uitgesproken om van Groningen de duurzaamste stad van Nederland te maken. Hiervoor heeft het college van burgemeester en wethouders in 2007 een duurzaamheidvisie vastgesteld. De uitwerking van deze visie heeft het college verwoord in de documenten: 'het Beleidskader duurzaamstestad.groningen.nl' en de 'Routekaart Groningen Energieneutraal+2025'.

In 'het Beleidskader duurzaamstestad.groningen.nl' is beschreven hoe de stedelijke ontwikkeling en de leefomgevingkwaliteit duurzaam ontwikkeld kunnen worden en hoe de stad klaar gemaakt wordt voor de effecten van klimaatverandering.

In de 'Routekaart Groningen Energieneutraal+2025' staat geschreven hoe, met wie, waarmee en wanneer deze ambitie gerealiseerd kan worden. Binnen de Routekaart is een nieuw denkpatroon geïntroduceerd: de Groningse energieladder. De energieladder is hèt gereedschap bij het afwegen van keuzes, bij het nemen van beslissingen, bij het sturen op processen en bij het concreet uitvoeren van acties en maatregelen.

De Groningse energieladder formuleert de volgende doelen:

  • 1. Energievrij
  • 2. Vermindering energieverbruik
  • 3. Gebruik en productie van duurzame energie
  • 4. Efficiënt gebruik van fossiele brandstoffen
  • 5. Compensatie van fossiele energiebronnen

Vanuit de ambitie de duurzaamste stad te worden ligt de focus op twee thema's: energie en de kwaliteit van de leefomgeving. In de onderstaande alinea's staat hoe deze thema's in het kader van dit bestemmingplan worden ingevuld.

Energie

Binnen elk nieuwbouw- of renovatieplan moet de Groningse energieladder meegenomen worden. Er dient, naast aandacht voor een optimale isolatie en besparingen op het gebied van elektra, ook gekeken te worden of er ook andere mogelijkheden in de buurt aanwezig zijn. Voorbeelden hiervan zijn: restwarmte van nabij gelegen bedrijven/kantoren/scholen. Daarnaast is het raadzaam om bij grote (nieuwbouw)projecten te kijken naar een centraal gebruik van duurzame energie in combinatie met het inrichten van de omgeving.

In plangebied is de Tasmantoren een goed voorbeeld. In dit gebouw wordt optimaal gebruik gemaakt van ondiepe aardwarmte in de vorm van warmte-koudeopslag en warmtepompen. Daarnaast wordt het naastliggende oppervlaktewater ook als energiebron gebruikt. In het gebouw zelf is gekozen voor een optimale isolatie in combinatie met een CO2-gestuurde ventilatie. Daarnaast zijn voorzieningen getroffen om het energieverbruik te verminderen zoals standby stopcontacten en hotfill-aansluitingen voor de vaatwasser en/of wasmachine. Op het gebouw kunnen in de nabije toekomst eenvoudig zonnepanelen of kleine windturbines geplaatst worden.

Kwaliteit van de leefomgeving

In dit bestemmingsplan komt de duurzame leefomgeving tot uitdrukking in de manier waarop wordt omgegaan met ecologie, groen, water en onder meer de milieuaspecten geluid, lucht, veiligheid en bodem. In algemene zin kan geconcludeerd worden dat duurzaamheid een goede verankering in dit bestemmingsplan heeft gekregen.