direct naar inhoud van 4.4 Milieu
Plan: Bestemmingsplan Cortinghborg
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0014.BP477Cortinghborg-oh01

4.4 Milieu

4.4.1 Inleiding

Binnen de gemeente Groningen is sinds eind jaren '80 van de vorige eeuw het principe van de compacte stad uitgangspunt van het milieu- en ruimtelijk beleid. Het compacte stadsbeleid staat voor een concentratie van stedelijke functies, waardoor op regionaal niveau het milieu gunstig wordt beïnvloed. De compacte stad leidt immers tot minder ruimtebeslag in het buitengebied en minder mobiliteit.

Het concept van de compacte stad brengt echter met zich mee dat de kwaliteit van de dagelijkse leefomgeving door de concentratie van de stedelijke functie plaatselijk kan leiden tot milieubelasting. Het is dan ook belangrijk om de kwaliteit van de dagelijkse leefomgeving gericht in de gaten te houden. Uitgangspunt hierbij is dat de relatief goede kwaliteit van het Groningse milieu wordt gehandhaafd en waar nodig verbeteren.

De volgende paragrafen gaan in op de milieuaspecten die relevant zijn voor dit bestemmingsplan. Achtereenvolgens wordt ingegaan op bedrijven(terreinen), geluid, luchtkwaliteit, externe veiligheid, bodem en duurzaamheid. Deze milieuparagraaf is opgesteld op basis van de gegevens van de ontwerptekening van juni 2010. Indien het ontwerp tijdens de procedure voor dit plan wijzigt kan het nodig zijn om de gegevens uit deze paragraaf aan te passen.

4.4.2 Bedrijven(terreinen)

Het plangebied ligt tegenover het bedrijventerrein De Hoogte. Dit bedrijventerrein is niet gezoneerd volgens de Wet geluidhinder. De nieuwe woningen aan de noordkant van het plangebied (eerstelijnsbebouwing) moeten op grond van het wegverkeerslawaai uitgevoerd worden met een dove gevel (zie paragraaf 4.4.3). Geluidsnormen uit het activiteitenbesluit zijn niet van toepassing op dove gevels. Daarom heeft het nieuwe plan geen gevolgen voor de bedrijven op het bedrijventerrein De Hoogte.

In het plangebied is thuiswerken mogelijk. Dit is bij recht of na afwijken van de regels mogelijk. Het betreft hier aan huis gebonden beroepen. Hierbij is de uitoefening van het beroep ondergeschikt aan het wonen. Mogelijk dat een aantal activiteiten onder een algemene maatregel van bestuur zal komen te vallen. Dit zal per situatie worden bekeken.

4.4.3 Geluid

Voor dit plan zijn wegverkeerslawaai en spoorweglawaai van belang. Het plangebied ligt binnen de geluidzone van de ringweg N 370, de Bedumerweg en de spoorweg Groningen-Sauwerd. Daarom is voor dit plan een akoestisch onderzoek uitgevoerd (Cortinghborg te Groningen, DHV, juni 2010 en DHV aanvulling augustus 2010). Het akoestisch onderzoek en de aanvulling van DHV zijn als afzonderlijke bijlagen bij dit plan gevoegd.

Wegverkeerslawaai

De Ringweg N 370 is een autoweg volgens de Wet geluidhinder. De hoogst toelaatbare geluidbelasting binnen de zone van een autoweg is 53 dB.

De Provincie Groningen heeft als beheerder van de Ringweg het voornemen om het gedeelte van de Ringweg nabij het plangebied te reconstrueren. Met de bouwaanvraag voor deze reconstructie heeft de gemeente Groningen ingestemd. Bij de reconstructie zal het wegdek van de Ringweg N 370 uitgevoerd worden met dunne deklaag type 2 asfalt. Tevens zal bij de Ringweg N 370 en de Bedumerweg een geluidscherm geplaatst worden. Deze uitgangspunten zijn in het akoestisch onderzoek opgenomen.

Uit de resultaten van het akoestisch onderzoek blijkt dat op de 1e lijnsbebouwing overschrijdingen plaatsvinden van zowel de voorkeursgrenswaarde (48 dB) als de hoogst toelaatbare geluidbelasting (53 dB). Voor het overschrijden van de voorkeursgrenswaarde zal een hogere waarde besluit opgesteld worden. De gevels waar de hoogst toelaatbare geluidbelasting overschreden wordt zullen als dove gevel uitgevoerd moeten worden. De norm voor de binnenwaarde vanuit het Bouwbesluit en de Wet geluidhinder voor nieuwbouw is 33 dB. Bij de gevelwering dient hier rekening mee gehouden te worden,

Spoorweglawaai

Uit de resultaten van het onderzoek blijkt dat de gevelbelasting, als gevolg van spoorweglawaai, op een aantal woningen hoger zal zijn dan de voorkeursgrenswaarde van 55 dB. De gevelbelasting is echter niet hoger dan de maximale grenswaarde van 68 dB. Bij de bepaling van de gevelwering zal hier rekening mee gehouden worden.

Hogere grenswaarden geluid

Voor het overschrijden van de voorkeursgrenswaarde kan een hogerewaardebesluit vastgesteld worden. Dit hogerewaardebesluit wordt genomen voordat het bestemmingsplan wordt vastgesteld. Het ontwerpbesluit wordt als afzonderlijke bijlage bij het ontwerp-bestemmingsplan gevoegd. Belanghebbenden kunnen dan zienswijzen indienen met betrekking tot het ontwerphogerewaarde besluit en later beroep aantekenen bij de Raad van State tegen het hogerewaardebesluit.

4.4.4 Luchtkwaliteit

De Wet luchtkwaliteit geeft het kwaliteitsniveau aan waaraan de buitenlucht moet voldoen om ongewenste effecten van luchtverontreiniging op de gezondheid van mensen te voorkomen. In deze wet zijn luchtkwaliteitsnormen vastgelegd voor onder meer stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10).

De voornaamste bron van luchtverontreiniging in Groningen is het wegverkeer. De bijdrage van het lokale verkeer aan de luchtverontreiniging wordt berekend met behulp van een wettelijk voorgeschreven model. Voor dit bestemmingsplan is nagegaan wat de concentraties zijn van de luchtverontreinigende stoffen en of er luchtkwaliteitsnormen worden overschreden. Hierbij is gekeken naar de jaren 2007 en 2017 De concentraties zijn berekend voor de twee meest drukke wegen in het plangebied De Hoogte, te weten: Bedumerweg en Noordelijke ringweg N370(Plataanlaan). Als input voor de berekeningen zijn verkeerscijfers gebruikt uit het verkeersmodel Regio Groningen - Assen (RGA), versie 1.2.

De conclusie van het onderzoek is dat alle onderzochte situaties voldoen aan de luchtkwaliteitsnormen. Dit betekent dat er vanwege de luchtkwaliteit geen belemmeringen zijn voor de vaststelling van dit plan. Voor een toelichting/onderbouwing wordt verwezen naar debijlage 'Notitie luchtkwaliteit ten behoeve van het plan De Hoogte'.

4.4.5 Externe Veiligheid

Externe veiligheid gaat over overlijdensrisico's die mensen lopen vanwege productie, gebruik, opslag en vervoer van gevaarlijke stoffen over weg, spoor, vaarwegen en buisleidingen. Gevaarlijke stoffen zijn bij voorbeeld vuurwerk, lpg, chloor, ammoniak en munitie. De term 'externe' veiligheid wordt gehanteerd omdat het overlijdensrisico van derden centraal staat. De mensen (externen) nemen zelf niet deel aan de activiteit die het risico met zich meebrengt.

Het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen (BEVI) bevat veiligheidsnormen voor bedrijven. Voor het transport geldt de Circulaire Risiconormering Vervoer Gevaarlijke Stoffen. Binnenkort wordt het Besluit Transportroutes Externe Veiligheid (BTEV) vastgesteld, een AMvB naar analogie van het BEVI. Voor aardgastransportleidingen geldt op dit moment de Circulaire 'Zonering langs hogedruk aardgastransportleidingen 1984'. Deze circulaire zal worden vervangen door het Besluit Externe Veiligheid Buisleidingen (BEVB).

De genoemde kaders verplichten gemeenten om bij het opstellen van ruimtelijke plannen veiligheidsafstanden toe te passen en het externe veiligheidsrisico zo laag mogelijk te houden.

Veiligheidsrisico's worden uitgedrukt in het plaatsgebonden risico en in het groepsrisico. Het plaatsgebonden risico vormt het basisbeschermingsniveau voor individuele burgers, het groepsrisico is een maat voor de maatschappelijke ontwrichting bij een ramp.

De Milieudienst van de gemeente Groningen heeft voor het plan een risico-inventarisatie uitgevoerd. Hieruit blijkt dat drie risicobronnen in de omgeving van het plangebied aanwezig zijn:

  • N370 (noordelijke ringweg);
  • spoorlijn Groningen-Delfzijl/Roodeschool;
  • Aardolie Opslag Groningen B.V. (AOG).

Verder bevinden zich geen risicobronnen in of nabij het plangebied.

Voor alle risicobronnen wordt voldaan aan de grens- en richtwaarden van het plaatsgebonden risico. Binnen het plasbrandaandachtsgebied (PAG), een veiligheidszone van 30 m langs de N370 en het spoor, wordt in het kader van het plan geen ontwikkeling toegestaan.

De afstand tussen het plangebied en de AOG bedraagt circa 200 meter. Het invloedsgebied van het bedrijf strekt zich niet uit tot het plangebied. Het bedrijf heeft daarom geen invloed op de veiligheidssituatie binnen het plangebied.

Het plangebied ligt binnen het invloedsgebied van zowel de N370 als van het spoor. Over beide transportroutes vindt vervoer van gevaarlijke stoffen plaats. Met behulp van het voorgeschreven rekenprogramma RBM II is een kwantitatieve analyse van het groepsrisico uitgevoerd. Uit de berekeningen blijkt dat het groepsrisico licht toeneemt als gevolg van het plan. De geringe toename past binnen het bestaande wettelijke kader. Voor meer informatie wordt verwezen naar het externe veiligheidsonderzoek. Het externe veiligheidsonderzoek is als afzonderlijke bijlage bij dit plan gevoegd.

Over elke toename van het groepsrisico moet verantwoording worden afgelegd. Uit de motivatie blijkt dat het groepsrisico kan worden aanvaard. De tekst van de motivatie voor de verantwoording is als bijlage bij dit plan gevoegd.

De externe veiligheidssituatie vormt geen belemmering voor de vaststelling van het plan.

4.4.6 Bodem

Met deze herziening van het plan wordt op deze locatie de functie wonen mogelijk gemaakt. Dit is een wijziging ten opzichte van het bestaande gebruik als sportvelden.

Als gevolg van jarenlange activiteiten is de bodem belast met een diffuse, niet tot een bron te herleiden, bodemverontreiniging. Uit de bodemkwaliteitskaart van de gemeente Groningen blijkt dat ook in dit plangebied diffuse bodemverontreiniging voorkomt. Dit is van invloed op de voorwaarden voor het toepassen van grond.

De beoordeling van de bodemkwaliteit voor het bestemmingsplan gaat uit van een gebiedsbenadering en van de beschikbare gegevens op het moment van de inventarisatie. De inventarisatie is uitgevoerd op 2 februari 2010 en is gebaseerd op de op dat moment bij de Milieudienst beschikbare gegevens over (potentiële) ernstige verontreinigingen. Dagelijks worden gegevens aangeleverd en bijgewerkt. Voor een actuele situatie of voor informatie over individuele locaties verwijzen wij daarom naar www.eloket.groningen.nl.

Het plangebied is grotendeels onderzocht en er is bovendien historische bodeminformatie bekend. De voetbalvelden zijn in 2007 onderzocht (zie bijlage) en er is een matige verontreiniging van het grondwater aangetroffen. Milieuhygienisch gezien vormt de bodemkwaliteit van deze locatie geen belemmering voor toekomstige woningbouw.

4.4.7 Duurzaamheid

De gemeente Groningen heeft de ambitie uitgesproken om van Groningen de duurzaamste stad van Nederland te maken. Hiervoor heeft het college in 2007 een duurzaamheidvisie opgesteld en vastgesteld. De uitwerking van deze visie heeft het college verwoord in de documenten: 'het Beleidskader duurzaamstestad.groningen.nl' en de 'Routekaart Groningen Energieneutraal+2025”.

In het beleidskader duurzaamstestad.groningen.nl is beschreven hoe de stedelijke ontwikkeling en de leefomgevingkwaliteit duurzaam ontwikkeld kunnen worden en hoe de stad klaar gemaakt wordt voor de effecten van klimaatverandering.

Vanuit de ambitie de duurzaamste stad te worden ligt de focus op twee thema's: energie en de kwaliteit van de leefomgeving. In de onderstaande paragrafen staat hoe deze thema's in het kader van dit bestemmingplan worden ingevuld.

Energie

Binnen elk nieuwbouw- of renovatieplan moet de Groningse energieladder meegenomen worden. Er dient, naast aandacht aan een optimale isolatie en besparingen op het gebied van elektra, bijvoorbeeld ook gekeken te worden of er ook andere mogelijkheden in de buurt aanwezig zijn. Zoals bijvoorbeeld restwarmte van nabij gelegen bedrijven / kantoren / scholen.

Kwaliteit van de leefomgeving

In dit bestemmingsplan komt de duurzame leefomgeving tot uitdrukking in de manier hoe wordt omgegaan met de milieuaspecten geluid, lucht, veiligheid en bodem. In algemene zin kunnen we dan concluderen dat duurzaamheid al een goede verankering in dit bestemmingsplan heeft gekregen.

Overige (duurzaamheid)aspecten

Op het gebied van materiaalgebruik wordt gestreefd om materialen te gebruiken die gerecycled kunnen worden of herwinbaar zijn. Hiertoe dienen materialen tevens zodanig te worden toegepast dat deze na sloop eenvoudig kunnen worden gescheiden en geschikt voor hergebruik zijn. Bij het gebruik van materialen dient uitloging naar de bodem, het grondwater en het oppervlaktewater zoveel mogelijk te worden voorkomen.

4.4.8 Kabels en leidingen

In of vlak langs het plangebied zijn de volgende kabels en leidingen aanwezig: waterleiding, middenspanningsleiding en een hogedrukgasleiding. Deze zijn aangegeven op het onderstaande kaartje. De kabels en leidingen hebben mogelijk invloed op de ruimtelijke mogelijkheden.

Om dit te kunnen oplossen moeten mogelijk leidingen verlegd worden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP477Cortinghborg-oh01_0007.jpg"

Voorts zijn er nog kabels en leidingen ten behoeve van glasvezel, gas lagedruk, laagspanning en telecom aanwezig in het gebied. De ontwikkelaar is verantwoordelijk voor het in acht nemen van de juiste afstanden tussen nutsvoorzieningen en bouwwerken. Als het noodzakelijk is, dient de ontwikkelaar zorg te dragen voor verlegging van kabels, leidingen en dergelijke.