direct naar inhoud van Artikel 7 Wonen
Plan: Bestemmingsplan De Held I
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0014.BP472DeHeldI-oh01

Artikel 7 Wonen

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen;
  • b. bijzondere vormen van huisvesting, zoals begeleid wonen en kamerverhuur;
  • c. logies met ontbijt, met dien verstande dat deze functie uitsluitend mag worden uitgeoefend in het hoofdgebouw en ten dienste van deze functie maximaal twee (slaap)kamers voor toeristisch-recreatief nachtverblijf mogen worden gebruikt;
  • d. maatschappelijke dienstverlening, ter plaatse van de aanduiding 'maatschappelijk';
  • e. dienstverlening, ter plaatse van de aanduiding 'dienstverlening';
  • f. standplaatsen voor woonwagens, ter plaatse van de aanduiding 'woonwagenstandplaats';
  • g. additionele voorzieningen.
7.2 Bouwregels
7.2.1 Algemene bouwregels
  • a. er zijn wat de bebouwing betreft uitsluitend gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde, toegestaan ten behoeve van de in lid 7.1 genoemde doeleinden;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'woonwagenstandplaats' mogen uitsluitend woonwagens en de daarbij behorende bijgebouwen worden gebouwd.
7.2.2 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. de gebouwen mogen uitsluitend binnen het aangegeven bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte mag maximaal de aangegeven bouwhoogte bedragen;
  • c. het bebouwingspercentage mag maximaal het aangegeven percentage bedragen, met dien verstande dat:
    • 1. de afstand tussen vrijstaande hoofdgebouwen en de zijdelingse perceelsgrens minimaal 3 meter bedraagt, tenzij de bestaande afstand minder bedraagt, in welk geval de bestaande afstand geldt;
    • 2. de afstand tussen twee aaneengebouwde hoofdgebouwen en één van beide zijdelingse perceelsgrenzen minimaal 3 meter bedraagt, tenzij de bestaande afstand minder bedraagt, in welk geval de bestaande afstand geldt;
  • d. de bouwhoogte van een woonwagen mag maximaal 4 meter bedragen;
  • e. de oppervlakte van een woonwagen mag maximaal 100m2 bedragen.
7.2.3 Aan- en uitbouwen en bijgebouwen

Voor het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen mogen uitsluitend op het achtererf worden gebouwd, met dien verstande dat:
    • 1. de maximale bouwhoogte 3,50 meter bedraagt;
    • 2. de maximale diepte, gemeten vanuit (het verlengde van) de achtergevel, 4 meter bedraagt;
    • 3. de afstand tot de zij- en achtererfgrens, indien deze grenst aan het openbaar gebied, minimaal 1 meter bedraagt;
    • 4. deze bepalingen niet gelden voor aan-, uit- en bijgebouwen voor woonwagens;
  • b. vrijstaande bijgebouwen mogen uitsluitend op het achtererf worden gebouwd, met dien verstande dat:
    • 1. de maximale bouwhoogte 3,50 meter bedraagt;
    • 2. de afstand tot de zij- en achtererfgrens, indien deze grenst aan het openbaar gebied, minimaal 1 meter bedraagt;
  • c. door het hier bedoelde bouwen mag de totale oppervlakte van bebouwing op het achtererf maximaal 50 m² bedragen, en mag het achtererf voor maximaal 50% zijn bebouwd;
  • d. in afwijking van het bepaalde onder b. zijn vrijstaande bijgebouwen op het voorerf toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouw', met dien verstande dat
    • 1. de maximale oppervlakte 50m2 bedraagt;
    • 2. de maximale bouwhoogte 3,50 meter bedraagt.
7.2.4 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouw zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. voorzover het niet erf- of perceelsafscheidingen betreft mogen de bouwwerken, geen gebouw zijnde, uitsluitend op het achtererf worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag op het voorerf maximaal 1 meter bedragen en op het zij- en achtererf maximaal 2 meter;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouw zijnde, mag maximaal 4 meter bedragen;
  • d. door het hier bedoelde bouwen mag de totale oppervlakte van bebouwing op het achtererf maximaal 50 m² bedragen, en mag het achtererf voor maximaal 50% zijn bebouwd.
7.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

a. de woonsituatie:

Ten aanzien van de binnen de bestemming toegelaten gebruiksvormen dient rekening gehouden te worden met het instandhouden c.q. tot stand brengen van een redelijke lichttoetreding, alsmede de aanwezigheid van voldoende privacy;

b. het straat- en bebouwingsbeeld:

Ten aanzien van de binnen de bestemming toegelaten gebruiksvormen dient te worden gestreefd naar het instandhouden c.q. tot stand brengen van een, in stedenbouwkundig opzicht, samenhangend straat- en bebouwingsbeeld. In het algemeen zal bij bebouwing worden gestreefd naar:

  • een goede verhouding tussen bouwmassa en open ruimte;
  • een goede hoogte/breedteverhouding tussen de bebouwing onderling en een samenhang in bouwvorm/architectonisch beeld tussen bebouwing die ruimtelijk op elkaar georiënteerd is;

c. de verkeersveiligheid:

Ten aanzien van de binnen de bestemming toegelaten gebruiksvormen dient rekening te worden gehouden met het instandhouden c.q. tot stand brengen van een verkeersveilige situatie;

d. de sociale veiligheid:

Ten aanzien van de binnen de bestemming toegelaten gebruiksvormen dient te worden voorkomen dat een ruimtelijke situatie ontstaat die onoverzichtelijk, onherkenbaar en niet sociaal controleerbaar is;

e. de milieusituatie:

Ten aanzien van de binnen een bestemming toegelaten gebruiksvormen dient rekening te worden gehouden met de milieuaspecten, zoals hinder voor omwonenden en een verkeersaantrekkende werking;

f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden:

Ten aanzien van de binnen een bestemming toegelaten gebruiksvormen dient rekening te worden gehouden met de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, indien deze daardoor kunnen worden beïnvloed.

7.4 Ontheffing van de bouwregels
7.4.1 Ontheffingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van:

  • a. het bepaalde in lid 7.2.2 onder c voor overschrijding van het toegestane bebouwingspercentage met maximaal het getal 10;
  • b. het bepaalde in lid 7.2.3 onder a.1 voor het vergroten van de toegestane bouwhoogte tot maximaal 4 meter;
  • c. het bepaalde in lid 7.2.3 onder a.2 voor het vergroten van de de toegestane diepte, gemeten vanuit (het verlengde van) de achtergevel van het hoofdgebouw tot maximaal 5 meter;
  • d. het bepaalde in lid 7.2.3 onder a.3 voor het bouwen tot op de erfgrens;
  • e. het bepaalde in lid 7.2.3 onder a en/of b voor het oprichten van aan- en uitbouwen en bijgebouwen op het zijerf, met dien verstande dat:
    • 1. de goothoogte van aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen maximaal 4 meter bedraagt;
    • 2. de goothoogte van vrijstaande bijgebouwen maximaal 3,50 meter bedraagt;
    • 3. een kap is toegestaan;
    • 4. de breedte maximaal 4 meter bedraagt;
    • 5. de afstand tot het voorerf minimaal 1 meter bedraagt;
    • 6. het zijerf voor maximaal 70% wordt bebouwd;
  • f. het bepaalde in lid 7.2.3 onder b.1 voor het vergroten van de toegestane bouwhoogte tot maximaal 4,50 meter, echter uitsluitend ten behoeve van een kap;
  • g. het bepaalde in lid 7.2.3 onder b.2 voor het bouwen tot op de erfgrens;
  • h. het bepaalde in lid 7.2.3 onder c voor vergroting van de gezamenlijke oppervlakte van de bijgebouwen tot maximaal 70 m² uitsluitend ten behoeve van de uitoefening van een aan huis verbonden beroep of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit in een bijgebouw, met dien verstande dat het achter- en zijerf voor maximaal 50% respectievelijk 70% worden bebouwd;
  • i. het bepaalde in lid 7.2.3 onder d voor het vergroten van de toegestane bouwhoogte tot maximaal 4 meter.
7.4.2 Voorwaarden voor ontheffing

De in lid 7.4.1 genoemde ontheffingen kunnen slechts worden verleend, indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. de woonsituatie;
  • b. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de sociale veiligheid;
  • e. de milieusituatie;
  • f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Het gestelde in 7.3 is hierbij van overeenkomstige toepassing.

7.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in lid 7.10, lid 1 van de Wet ruimtelijke ordening wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor bewoning;
  • b. het gebruik van aangebouwde bijgebouwen voor zelfstandige bewoning;
  • c. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van standplaatsen, met uitzondering van de gronden en bouwwerken ter plaatse van de aanduiding 'woonwagenstandplaats';
  • d. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van woonhuizen, ter plaatse van de aanduiding 'woonwagenstandplaats';
  • e. het gebruik van bijgebouwen ten behoeve van een aan huis verbonden beroep;
  • f. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijfsmatige activiteiten.
7.6 Ontheffing van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van:

  • a. het bepaalde in lid 7.5 onder e voor het gebruik van bijgebouwen ten behoeve van een

aan huis verbonden beroep tot een maximum van 70m². Het gestelde in lid 7.4.2 onder b, c, e en f is hierbij van overeenkomstige toepassing;

7.7 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat ter plaatse van de aanduiding 'woonwagenstandplaats' woonhuizen mogen worden gebouwd, waarbij de volgende regels in acht dienen te worden genomen:

  • c. er dient een bouwvlak te worden aangegeven dat op 3 meter uit de huidige perceelsgrenzen ligt;
  • d. er mogen uitsluitend vrijstaande en/of 2-onder-1-kapwoningen worden gebouwd, al dan niet geschakeld met garages;
  • e. er mogen maximaal 8 woningen worden gebouwd;
  • f. de minimale afstand tot de zijdelingse perceelsgrenzen bedraagt 3 meter;
  • g. de bouwhoogte mag maximaal 11 meter bedragen;
  • h. er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de woonsituatie, het straat- en bebouwingsbeeld, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid, de milieusituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Het gestelde in lid 7.3 is hierbij van overeenkomstige toepassing.