Plan: | Bestemmingsplan Korrewegwijk-De Hoogte 2009 |
---|---|
Status: | onherroepelijk |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0014.BP467Korrewegwijk-oh01 |
Inleiding
In de ontstaansgeschiedenis van de Korrewegwijk en de Hoogte zijn globaal twee fasen te onderscheiden:
Periode tot 1910
Rond 1850 was het gebied van de latere Korrewegwijk, De Hoogte en de Selwerderwijk landelijk van karakter. De grond was hoofdzakelijk in gebruik als weiland; de zware (knip)klei was ongeschikt voor akkerbouw. Er was sprake van een blokverkaveling. De ruimtelijke structuren, die de vorm en grootte van de uitbreiding zouden bepalen, waren al voor een deel aanwezig.
De Korreweg bestaat al sinds 800 en vormde lange tijd de enige uitvalsweg naar het noordoosten van de provincie. De Bedumerweg ligt op de plaats van het voormalige Boterdiep, de oude vaarweg van Groningen naar Bedum. Het gedeelte van het Boterdiep langs de huidige Bedumerweg bestaat al sinds 1616 en heette oorspronkelijk Kleisloot. Deze was gegraven als verbinding tussen het bestaande Selwerderdiepje en het oorspronkelijke Boterdiep dat vanaf de verder naar het noorden gelegen Zuidwending richting Bedum liep. Langs de Kleisloot werd een kleiweg aangelegd die tegen het einde van de 19de eeuw met grind verhard werd. Verder oostelijk slingerde zich ook de Hunze door het gebied.
De Noorderstationsstraat was voor de slechting van de wallen (1876) een zandweg met aan weerszijden enkele kleine boerderijen. In 1884 werd aan het einde van deze weg, met de aanleg van de spoorlijn naar Delfzijl, het 'Noorderstation' gebouwd. Tegelijkertijd werd de weg, die tot dat moment Verlengde Nieuwe Ebbingestraat heette, verhard. In 1885 werd het bestaande tramspoor, dat liep van het hoofdstation naar de Ebbingepoort, doorgetrokken naar het Noorderstation.
Rond 1870 ontstond in het westen van het gebied langs de Rodeweg, nabij de brug over het Boterdiep waar al een oud veerhuis stond, de eerste woonbebouwing, bestaande uit kleine arbeiders- en schipperswoningen. Midden in de weilanden ver buiten de bebouwde kom werd in 1882 aan de Korreweg, op de plek tussen de huidige Ambonstraat en het Floresplein, een armenhuis van de Nederlands Hervormde Diaconie gebouwd ('Avondrust'). Langs de Noorderstationsstraat en het Boterdiep stonden verspreid enkele boerderijen en arbeiderswoningen.
Kort voor de eeuwwisseling werden tussen de Bedumerweg en de Korreweg door particulieren straten aangelegd en woningen gebouwd. Zo ontstonden de Eerste en Tweede Hunzestraat en de Fivelstraat (de Hunzebuurt, 1896). Rond 1900 werd op een terrein ten zuiden van de Korreweg op de plaats van het huidige Bernoulliplein en de mts/ambachtsschool het 'Noordersportterrein' aangelegd met onder andere een harddraversbaan. In het begin van de eeuw vond luxere bebouwing plaats langs de Bankastraat, de Riouwstraat en aan het begin van de Korreweg.
Periode 1910-1940
Noordelijk deel
Vanaf 1910 werd het gebied op meer planmatige wijze ingevuld. Dat was het startsein voor een hele reeks plannen die in grote lijnen het Plan van Uitleg van de gemeente Groningen volgde (1906, J.A. Mulock Houwer). De eerste planmatige bebouwing in de wijk vond plaats langs de oostkant van de Bedumerstraat (in 1912 door de speciaal daarvoor opgerichte N.V. Woningbouwvereniging Volkshuisvesting, complex van 87 arbeiderswoningen) en de Bedumerweg (in 1915 door de Maatschappij tot Verbetering van Woningtoestanden). In 1918 werd ook de westkant van de Bedumerstraat bebouwd. Ten noordwesten van de Korreweg waren voornamelijk woningbouwverenigingen actief, aan de overzijde vond vanaf de jaren twintig vooral particuliere woningbouw plaats.
Eerste woningcomplex van Volkshuisvesting aan de Bedumerstraat, gesloopt circa 1980
Tuindorp 'De Hoogte'
Van 1917 tot 1921 werd op grote afstand van de bebouwde kom het arbeidersdorp De Hoogte gebouwd. Het plan dat Mulock Houwer maakte, is zowel op de lokale geschiedenis als op het populaire tuindorpconcept geïnspireerd. Het betrof een grootschalig bouwplan van ruim 400 woningen, dat werd gerealiseerd door de Maatschappij tot Verbetering van Woningtoestanden.
Het terrein De Hoogte is een verhoging die haar ontstaan te danken heeft aan een middeleeuws steenhuis dat hier gestaan heeft: het Cortinghhuis. Als herinnering aan deze borg kreeg het complex een monumentale toegangspoort die tevens de beslotenheid van het dorp markeerde. Langs de randen van het dorp werden hogere woonblokken geplaatst, die als de muren van een fort de lage gezinswoningen aan de binnenstraten omringen. De lage woningen kwamen te liggen aan brede straten of pleinvormige ruimten met veel groen. Middenin het dorp is een robuust schoolgebouw opgenomen met een twaalf meter hoge toren als verwijzing naar het middeleeuwse steenhuis.
Na 1921 namen de bouwactiviteiten vanwege planologische belemmeringen af. Zo kon een bouwplan voor uitbreiding van De Hoogte tussen de Cortinghlaan en de spoorlijn uit 1924 als gevolg van plannen voor uitbreiding van het spoorwegemplacement pas in 1931 worden gerealiseerd: de Nieuwe Hoogte (architecten Kazemier & Tonkens).
Tuindorp De Hoogte, vogelperspectief, 1917
Deliplein en omgeving
Tegelijkertijd bouwde de 'Vereeniging tot Opruiming en Verbetering van Slop- en Gangwoningen' in 1918 een woningcomplex van 87 arbeiderswoningen in de Indische Buurt ten oosten van de Hunzebuurt. Rondom het trapeziumvormige Deliplein werden in een dubbele ring woningen aan een gemeenschappelijk binnenterrein gesitueerd. De vier bouwblokken, gegroepeerd rondom het plein telden gezamenlijk 36 beneden- en 50 bovenwoningen, een winkel en een werkplaats. Verschillende poortdoorgangen leiden naar het besloten binnenterrein. Tot 1921 bebouwde genoemde woningbouw- vereniging achtereenvolgens de Billitonstraat en de Padangstraat aan weerszijden van het Deliplein en vervolgens het Sabangplein, de Atjehstraat en een deel van de Sumatralaan.
In 1922 bouwde woningbouwvereniging 'Volkshuisvesting' een complex arbeiderswoningen aan de 'binnenkant' van de vork die gevormd wordt door het Borneoplein, de Sumatralaan en de Javalaan. Zo ontstonden het Billitonplein en het Rhijnvis Feithplein. Van 1926 tot 1929 werd de Balistraat en de rest van de Padangstraat bebouwd. Tegelijkertijd werden aan de Korreweg, tussen Balistraat en Borneoplein, particuliere woningen in de stijl van de Amsterdamse School gebouwd.
Floresplein en omgeving
In 1934 verrees ten westen van het ontworpen Floresplein met Floresvijver particuliere woningbouw aan de Ambonstraat, de Madoerastraat en de Korreweg. Het oude armenhuis uit 1882 aan de Korreweg werd gesloopt en vervangen door een hofje voor ouden van dagen (Rustoord) met achtergelegen gasthuis (Ubbenagasthuis). Tegelijkertijd werd op de hoek van de Korreweg en het Floresplein een gereformeerde kerk gebouwd: de Sionskerk (architecten J.G. en D.K. Mensink, Apeldoorn).
De 'Maatschappij tot Verbetering van Woningtoestanden' bouwde in 1935 aan het einde van de Billitonstraat, de Sumatralaan en de Bankastraat een complex van 58 arbeiderswoningen. Vanaf het midden van de jaren dertig werd vanaf het Floresplein in oostelijke richting verder gebouwd tot aan het Molukkenplantsoen. Particuliere woningbouw verrees aan de Celebesstraat, de Ceramstraat, het laatste gedeelte van de Korreweg en het oostelijke gedeelte van de Molukkenstraat. In 1937 werd op het binnenterrein aan de oostzijde van de Ceramstraat een hofje voor ouden van dagen gebouwd door de Dienst Gemeentewerken (S.J. Bouma). In 1940 tenslotte werden nog twee complexen arbeiders- woningen gebouwd aan de Floresstraat, de Menadostraat en de Palembangstraat.
Zuidelijk deel
Bernoulliplein en omgeving
Tot ongeveer 1920 stond slechts aan het begin van de Korreweg en langs de Singelweg enige bebouwing. De terreinen aan weerszijden van het tussen 1924 en 1928 gerealiseerde Oosterhamrikkanaal waren door Mulock Houwer bestemd voor handel en bedrijvigheid. Aansluitend hierop werd in 1922 tussen de Petrus Driessenstraat en de C.H. Petersstraat in korte tijd een ultramodern scholencomplex met bijbehorende conciërgewoningen gebouwd (architecten J.G. Wiebenga en L.C. van der Vlugt). De vormgeving van het complex, met glas en een betonskelet - één van de vroegste voorbeelden in Nederland van het Nieuwe Bouwen - deed veel stof opwaaien.
Tussen dit scholencomplex en de Korreweg werd het oude Noordersportterrein omgevormd tot een plein dat voor volksfeesten en markten en als speelterrein kon dienen. In 1924, enkele jaren na de oplevering van de school, greep de gemeente economische redenen aan voor de bouw van particuliere woningen aan het Bernoulliplein. De invulling van de woonblokken aan het Bernoulliplein geschiedde in vier fasen tussen 1925-1928 in de stijl van de Amsterdamse School (architect J.A. Boer).
Het gebied ten oosten van de J.C. Kapteynlaan (de Professorenbuurt)
In 1930 was het gebied ten zuidwesten van de J.C. Kapteynlaan volgebouwd. Daarna werd de buurt in snel tempo naar het noordoosten uitgebreid, waarbij slechts op details werd afgeweken van de plannen van Mulock Houwer, Schut en Berlage. Het stratenpatroon is rechtlijnig en regelmatig van opzet. De groenvoorzieningen en open ruimtes in de wijk waren deels al opgenomen in de plannen van Mulock Houwer, Schut en Berlage. De pleinvormige verbredingen met plantsoentjes in de Oppenheimstraat en de Diephuisstraat zijn voorbeelden van latere bijgestelde plannen. Aan de oostkant van de wijk eindigt de bebouwing in een groengebied rondom de grote Hamburgervijver. Aan de Oosterhamrikkade vestigde zich kleinschalige bedrijvigheid.
De woningbouw bestaat uit gesloten bouwblokken. Aanvankelijk betrof het tamelijk luxe middenstandsappartementen. Later werden ten noordoosten van de Diephuisstraat ook eengezinswoningen gebouwd, variërend van strak en modern (Gratamastraat en Star Numanstraat) tot tuindorpachtig (Van Hamelstraat). Alleen de bebouwing aan weerszijden van de Petrus Hendrikszstraat was niet in particuliere handen, maar van woningbouwvereniging 'Volkshuisvesting'.
In 1933 werd op een binnenterrein achter de Tellegenstraat een hofje voor ouden van dagen gebouwd (Dienst Gemeentewerken, S.J. Bouma). Ook werd in 1933 op de hoek van de Diephuisstraat en de Oosterhamrikkade een overdekt, openbaar zwembad gebouwd, het 'Noorderbad' (architect J.A. Boer). In het plan van Schut en Berlage was deze plek bestemd voor een opvallend ontworpen openbaar (kerk)gebouw. Door de bouw van de gereformeerde Sionskerk in het noordelijk deel en vanwege plannen voor een nog te bouwen R.-K.kerk (Franciscuskerk, 1938) in de nabijgelegen Oosterparkwijk, werd in deze behoefte voorzien en kwam het Noorderbad tot stand. In 1938 werd het Van Starkenborghkanaal voltooid.
Ontwikkelingen na 1945
De opzet en structuur van de naoorlogse delen van de Korrewegwijk-De Hoogte zijn ontstaan vanuit het streven de enorme woningnood te verkleinen. Dit leidde tot het invullen van niet-ontwikkelde terreinen binnen de bestaande stedenbouwkundige structuur in het gebied: de Nieuw-Indische buurt (het gebied tussen de Soendastraat en de Semarangstraat), de Selwerderwijk (het gebied tussen De Borgwal en de Noorderstationsstraat) en de West-Indische buurt (het gebied tussen het Molukkenplantsoen en de Westindischekade).
De Hoogte en de Korrewegwijk, luchtfoto, jaren vijftig
In 1953 werd het Boterdiep gedempt (1953) ten behoeve van het toegenomen autoverkeer. Later werd ook de Noorderringweg aangelegd (Plataanlaan) en vond in de rest van het gebied woningbouw plaats. Ten noorden van De Hoogte werd een nieuw sportterrein aangelegd en aan de overkant van de ringweg kwam het industrieterrein De Hoogte tot stand. In 1973 werd het tracé van de spoorlijn naar Delfzijl opgehoogd en werd het nieuwe Noorderstation gebouwd. In 1986 werd ten behoeve van een busbaan een nieuwe brug over het Van Starkenborghkanaal gebouwd. Ook werd daarbij een gedeelte van het Oosterhamrikkanaal versmald.
Nieuw-Indische buurt
De Nieuw-Indische Buurt (ook Oost-Indische buurt genoemd) in de Korrewegwijk ontstond door de invulling van het gebied tussen de Soendastraat en Semarangstraat. Het stratenpatroon
stamt uit het vooroorlogse uitbreidingsplan van Schut en Berlage. Vanwege de woningnood werd de bebouwingsdichtheid veel hoger dan voorzien. In plaats van eengezinswoningen werden stroken portieketagewoningen gebouwd.
West-Indische buurt
In het begin van de jaren vijftig werd het gebied tussen de Oosterhamriklaan en het Van Starkenborghkanaal ingevuld, de 'West-Indische buurt', met stroken portieketagewoningen. Oorspronkelijk was in deze zone een bedrijventerrein gepland. Op een tweetal plaatsen zijn groene longen aangebracht, die als visuele verbindingsas naar het Van Starkenborghkanaal fungeren (Surinamestraat en Paramaribostraat). De buurt kwam geïsoleerd te liggen ten opzichte van de rest van de wijk doordat er een strook grond was gereserveerd voor een ringweg, mede ter ontsluiting van het bedrijventerrein. Aan de oostzijde van de Korreweg ontstond wel een soort bedrijfsterrein langs het kanaal met daarop ook enkele scholen. Het idee van de ringweg door de wijk werd pas later losgelaten, waarbij de grond een bestemming als plantsoen kreeg: het Molukkenplantsoen.
De Hoogte
Vanaf 1950 werd in De Hoogte het resterende gebied tussen de spoorlijn, de Noorderstationsstraat en het Boterdiep langzaam volgebouwd. Ten noorden van de Asingastraat was dat door de Maatschappij tot Verbetering van Woningtoestanden. Vanaf 1952 bouwde Woningstichting Patrimonium aan weerszijden en ten zuiden van de Asingastraat. De voorzieningen werden ingepast aan de randen van het gebied. Aan de Heinsiusstraat achter de Noorderstationsstraat werd de Goede Herderkerk gebouwd (1955, architect Egbert Reitsma) en hiertegenover een Chr. Technische School (1957, architectenbureau Van Wijk & Broos). Aan de Van Oldenbarneveltlaan tegenover de spoorlijn kwamen een School voor Landbouwwinteronderwijs (1952, R. Offringa) en een lagere school (J.H.M. Wilhelm, 1956). De twee complexen van Volkshuisvesting aan de Bedumerstraat werden begin jaren '80 gesloopt en vervangen door nieuwbouw. De Oude Hoogte werd grondig gerenoveerd waarbij ruim 80 woningen werden gesloopt en vervangen door nieuwbouw (1983).
Beschermd Stadsgezicht Korrewegwijk
Binnen het plangebied valt een groot deel binnen het Beschermd Stadsgezicht Korrewegwijk (het vooroorlogse gedeelte van de Korrewegwijk). De wijk wordt hierin gewaardeerd als 'een gaaf voorbeeld van een omvangrijke stadswijk uit de jaren twintig en dertig van de twintigste eeuw met een goed bewaard gebleven heldere stedenbouwkundige structuur, een ruime opzet en architectonisch samenhangende en gevarieerde bebouwing waarin de verschillende ontwikkelingsfasen van de wijk duidelijk herkenbaar zijn. De ruime profielen van de hoofdstraten, pleinen en vijvers met gevarieerde groenvoorzieningen en de ruimtelijke organisatie van het stratenpatroon ondersteunen de ruimtelijke kwaliteit van de wijk. De Korrewegwijk is als zodanig van algemeen belang vanwege haar betekenis voor de ontwikkeling van het stedenbouwkundig denken, de kwaliteit van het ruimtelijke concept, de schaal en de architectonische invulling.
Beschermd stadsgezicht Korrewegwijk
Nadere typering van de te beschermen waarden
De goed bewaard gebleven ruime en heldere stedenbouwkundige opzet en de architectonische kwaliteit van de samenhangende en uiterst gevarieerde bebouwing van de Korrewegwijk bepalen het hoogwaardige beeld en het karakter van deze omvangrijke woonwijk uit de jaren 1910-1940.
Typerend zijn:
De ruime profielen van de hoofdstraten, pleinen en vijvers met gevarieerde groenvoorzieningen en de ruimtelijke organisatie van het stratenpatroon ondersteunen de ruimtelijke kwaliteit van het Beschermd stadsgezicht Korrewegwijk. Deze kenmerkende openbare ruimtes worden als onderdeel van het beschermd stadsgezicht Korrewegwijk beschermd. Zij worden beschreven in hoofdstuk 5.
Monumenten
Het plangebied kent een groot aantal monumenten. Het betreft zowel rijks- als gemeentelijke monumenten. Een zeer groot aantal daarvan is te vinden aan het Bernoulliplein en aan de Korreweg. Tevens heeft een aantal panden voorbescherming gekregen in afwachting van de status van gemeentelijk monument. De monumenten zijn opgenomen in bijlage 1 bij deze toelichting.
Gebied met bijzondere (stedenbouwkundige) waarden
Woonwijk De Hoogte heeft bijzondere waarden vanwege haar betekenis voor de geschiedenis van de vroeg-twintigste-eeuwse volkswoningbouw en stedenbouw als planmatig opgezette woonwijk, alsmede vanwege haar architectuurhistorische waarde. De 'oude' Hoogte is bovendien van betekenis vanwege haar opzet volgens de traditie van de Tuinstadbeweging.