direct naar inhoud van 5.5 Milieu
Plan: Bestemmingsplan Bodenterrein - UMCG
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0014.BP459BodenterreinU-oh01

5.5 Milieu

5.5.1 Duurzaam ruimtegebruik en de afweging van belangen

Besluitvorming over ruimtelijke plannen vraagt om een integrale afweging tussen de -soms vele- milieubelangen onderling èn een integrale afweging tussen milieubelangen aan de ene kant en economische, sociale en ruimtelijke belangen aan de andere kant.

Beleid

Binnen de gemeente Groningen is sinds eind jaren '80 van de vorige eeuw het principe van de compacte stad uitgangspunt van het milieu- en ruimtelijk beleid. Het compacte stadsbeleid staat voor een concentratie van stedelijke functies waardoor op regionaal niveau het milieu gunstig wordt beïnvloed. De compacte stad leidt immers tot minder ruimtebeslag in het buitengebied en minder mobiliteit.

Het concept van de compacte stad brengt echter met zich mee dat de kwaliteit van de dagelijkse leefomgeving door de concentratie van stedelijke functies, plaatselijk kan leiden tot milieubelasting. Het is dan ook belangrijk om de kwaliteit van de dagelijkse leefomgeving gericht in de gaten te houden. Uitgangspunt hierbij is dat de relatief goede kwaliteit van het Groningse milieu wordt gehandhaafd en waar nodig verbeterd.

De gemeente Groningen heeft de ambitie uitgesproken om van Groningen de duurzaamste stad van Nederland te maken. Hiervoor heeft het college in 2007 een duurzaamheidsvisie vastgesteld. Vanuit de ambitie de duurzaamste stad te worden, ligt een focus op de thema's 'energie' en 'de kwaliteit van de leefomgeving'. De duurzaamheidsvisie van de gemeente is uitgewerkt in: 'het Beleidskader duurzaamstestad.groningen.nl'. Vastgelegd is hoe de stedelijke ontwikkeling en de leefomgevingskwaliteit duurzaam ontwikkeld kunnen worden.

De keuze om de verdere ontwikkeling van het UMCG/RuG complex te laten plaatsvinden op de huidige locatie in de stad is recentelijk verwoord en gemotiveerd in de Structuurvisie “Stad op scherp” (maart 2009). Duurzaamheidsoverwegingen hebben een nadrukkelijke rol gespeeld bij de totstandkoming van deze structuurvisie. De integrale afweging tussen de milieu-, economische, sociale en ruimtelijke belangen heeft hierin plaatsgevonden.

In de structuurvisie staan de uitgangspunten voor duurzaamheid aangegeven: “We kunnen duurzaam zijn door compact te blijven, door alternatief vervoer aan te bieden en door de schaarse ruimte slim te benutten”. “We zien Groningen ook als een stad die binnen haar grenzen blijft, zodat het buitengebied gespaard wordt. Om niet dezelfde fout te maken als de Randstad hebben we ons eigen antwoord op de trend van toenemende mobiliteit, ongestuurde ruimtelijke spreiding en versnippering”. “Een duurzame stad is in de eerste plaats een leefbare en gezonde stad, voor nu en in de toekomst”.

Het UMCG/RuG-gebied

Op grond van het beleid zoals hiervoor beschreven, is de ontwikkeling en uitbreiding van het UMCG/RuG-gebied gewenst. Het UMCG/de RuG met een zorgaanbod en met wetenschappelijk onderwijs en onderzoek is sociaal en economisch gezien van bovenlokale betekenis en van groot belang voor Groningen. Het UMCG is met 10.000 medewerkers de grootste werkgever van Noord Nederland en draagt in belangrijke mate bij aan een levensvatbare regionale economie. Om deze

unieke positie te kunnen behouden is ontwikkeling, innovatie en groei nodig. Om deze groei te kunnen faciliteren, is ontwikkelingsruimte nodig van circa 120.000 m² b.v.o. (zie het beleidsdocument “Bouwen aan de toekomst van gezondheid” uit 2007 dat via de website www.umcg.nl is te downloaden).

De kwaliteit van de leefomgeving wordt, behalve door de centrale plek van belangrijke voorzieningen zoals het UMCG en de RuG, onder meer bepaald door de aspecten duurzaamheid, ecologie, groen en water.

In dit bestemmingsplan is een voorbeeld van duurzaamheid, in de zin van zuinig omgaan met de schaarse ruimte, de bouw van ondergrondse parkeergarages ter vervanging van de bestaande bovengrondse parkeerplaatsen op het Bodenterrein. Een ondergrondse parkeergarage vergroot de intensiteit van het ruimtegebruik in hoge mate en past in het gemeentelijk duurzaamheidsbeleid.

Zuinig/dubbel ruimtegebruik is er ook door de mogelijkheid voor voetgangers en fietsers het plangebied vanaf en naar de omliggende wijken te doorkruisen via een rechtstreekse route.

Ook is rekening gehouden met een verdere verbetering van de bereikbaarheid van het plangebied voor het openbaar vervoer: er is gezorgd voor ruimtereservering voor tramtracé lijn 2, al zal in het kader van dit plan geen besluitvorming plaatsvinden over deze tramlijn.

Tevens is er sprake van dubbel ruimtebruik voor de aspecten ecologie, groen en water in het plangebied. Doel is de stedelijke ecologische structuur van de stad te versterken, te zorgen voor een groene omzoming van het ziekenhuisterrein, deels nieuw en deels aanvullend, dakvegetatie en muurbegroeiingen toe te passen en de openbare ruimte parkachtig in te richten, het water langs de Petrus Campersingel fors uit te breiden, restwarmte van het UMCG te benutten en een warmte-koude-opslagvoorziening te realiseren. Op de aspecten ecologie, groen en water is uitvoeriger ingegaan in respectievelijk de paragrafen 3.3.2, 5.2, 5.3 en 5.4.

Uitbreiding van UMCG en RuG ter plaatse voorkomt dat beslag moet worden gelegd op ruimte voor landschap en natuur in het buitengebied. Bijbehorend autoverkeer zijn in het buitengebied dan evenmin nodig. Het verkeer wordt nu op de voorgestelde locatie opgevangen en autoverkeer wordt door de nabijheid van deze voorzieningen binnen de stad, dus door de goede bereikbaarheid voor voetgangers, fietsers en openbaar vervoer, en door het kwalitatief hoogwaardige vervoersmanagement zoveel mogelijk voorkomen. Op de beleidsachtergrond voor deze keuzes is nader ingegaan in paragraaf 3.3.

Toch kan toevoeging van extra voorzieningen, woningen en economische functies door het intensiever gebruik van de ruimte op de schaal van de stad meer milieubelasting met zich mee brengen. Door middel van kwaliteitsverbeterende en mitigerende maatregelen wordt ernaar gestreefd een goede kwaliteit van de leefomgeving te handhaven. De kwaliteit van de leefomgeving in en om het plangebied wordt vooral beïnvloed door het gemotoriseerd wegverkeer vanwege de geluid- en luchtemissies. Het verkeersconcept is behandeld in hoofdstuk 4; geluid en luchtkwaliteitsaspecten komen aan de orde in de paragrafen 5.5.2 en 5.5.3.

In dit hoofdstuk wordt vervolgens ingegaan op externe veiligheid en overige bedrijfsactiviteiten in de paragrafen 5.5.4 en 5.5.5, op de aspecten energie en bodem in de paragrafen 5.5.6 en 5.5.7 en tot slot op de leefomgevingskwaliteit in paragraaf 5.5.8. In laatstgenoemde paragraaf is een belangen- afweging en conclusie opgenomen ten aanzien van de leefomgevingskwaliteit.

5.5.2 Geluid

Inleiding

De voornaamste geluidsbron in en om het plangebied is het wegverkeer en in mindere mate het geluid van de installaties en activiteiten op het ziekenhuisterrein zelf. Bij lagere snelheden van voertuigen zijn de motor en de uitlaat de belangrijkste geluidbronnen. Bij snelheden boven de 30 à 40 km/uur wordt het rolgeluid over het wegdek dominant.

In de nabijheid van het plangebied zijn de volgende wegen relevant voor geluid: de verlegde Antonius Deusinglaan (Vrydemalaan), de S.S. Rosensteinlaan, de Petrus Campersingel, het Wouter van Doeverenplein, de J.C.Kapteynlaan, de Oostersingel, de W.A.Scholtenstraat, de Bloemstraat en de Bloemsingel.

Akoestisch onderzoek

Onderzoek is uitgevoerd naar de geluidskwaliteit in en om het plangebied in de huidige en toekomstige situatie. In de huidige situatie is de geluidsbelasting als gevolg van het wegverkeer tussen de 56 en 62 dB (Lden inclusief aftrek artikel 110g Wgh). Dit afhankelijk van de straat met de daarbij

behorende verkeersintensiteit en de ligging van de woning ten opzichte van de weg. Zie hiervoor ter indicatie de tabel “Verkeersintensiteiten en geluidsbelasting per straat” verderop in het hoofdstuk.

Uitgaande van de verkeersprognose uit het verkeersonderzoek van DHV “Verkeersafwikkeling rondom UMCG”, oktober 2009, registratienummer : NN-ON20092098 is berekend welke geluidsbelasting in de toekomst zal gaan optreden in en om het plangebied.

Nieuwbouw binnen het bestemmingsplan

Het bestemmingsplan maakt de bouw van nieuwe voor geluid gevoelige bestemmingen mogelijk. Onder geluidsgevoelige bestemmingen wordt verstaan: woningen, onderwijsgebouwen, ziekenhuizen, verpleeghuizen en andere gezondheidszorggebouwen zoals verzorgingstehuizen, psychiatrische inrichtingen, medisch centra, poliklinieken en medische kleuterdagverblijven. Voor kantoorgebouwen gelden geen grenswaarden met betrekking tot de geluidsbelasting op de buitengevel. Wel dient de gevel-geluidwering zodanig te zijn dat wordt voldaan aan de eisen aan het binnenniveau die zijn vastgelegd in het Bouwbesluit.

Om een gunstig leefklimaat qua geluid in de buitenlucht te bevorderen is voor nieuwbouw van woningen en andere geluidgevoelige bestemmingen een voorkeursnorm vastgesteld in de Wet geluidhinder van 48 dB. De maximaal toelaatbare geluidsbelasting in binnenstedelijke situaties voor nieuwbouw is 63 dB. Indien de voorkeurswaarde van 48 dB niet haalbaar blijkt, kan een hogere grenswaarde voor geluid toegestaan worden via een hogere- waardeprocedure. Een maximaal binnenniveau van 33 dB voor leefruimtes in woningen en 28 dB voor verblijfsruimten binnen onderwijs- en ziekenhuisgebouwen geldt daarbij als randvoorwaarde. Bij de bouwvergunning zal de hiervoor benodigde isolatie getoetst worden.

Uit het akoestisch onderzoek is gebleken dat op de buitengevel van de geplande nieuwbouw binnen het plangebied er geluidsbelastingen zullen voorkomen boven de voorkeurswaarde van 48 dB. Langs verkeerswegen in binnenstedelijke situaties in Groningen is dit vaak het geval. De maximale grenswaarde van 63 dB wordt niet overschreden. De nieuwe gebouwen aan de oostzijde zullen voornamelijk belast worden door het geluid van de noord-zuidroute: J.C.Kapteynlaan, Wouter van Doeverenplein, S.S. Rosensteinlaan en de Petrus Campersingel. De geluidsbelasting op de gebouwen aan de nieuwe Vrydemalaan (Bodenterrein en Noordkant UMCG) is het hoogst aan de kant van het Wouter van Doeverenplein en wordt lager richting de Bloemsingel. Dit hangt samen met de afnemende verkeersintensiteit op de Vrydemalaan vanwege de verkeersknip tussen Vrydemalaan en kruising Oostersingel/W.A.Scholtenstraat; vanaf hier is geen doorgaand autoverkeer meer mogelijk richting het stadscentrum. De noord-westkant van het plangebied zal hierdoor rustig zijn vanwege het minder aantal auto's en de lagere snelheden.

Om de nieuwbouw mogelijk te maken is een hogere grenswaarde voor geluid op grond van de Wet geluidhinder vastgesteld. Voor de motivering hiervoor en de vastgestelde hogere waarde wordt verwezen naar de ontwerp-beschikking hogere grenswaarde voor geluid voor Bestemmingsplan Bodenterrein-UMCG. Deze ontwerp-beschikking is tegelijkertijd met het ontwerp-bestemmingsplan bekend gemaakt en ter inzage gelegd.

Gevolgen voor de omgeving van het plangebied

De Wet geluidhinder kent een afzonderlijke beoordelingssystematiek voor verkeersreconstructies van bestaande wegen. Van reconstructie in de zin van de Wet geluidhinder is alleen sprake indien een bestaande weg wordt gewijzigd en aanliggende woningen ten gevolge van deze wijziging een verhoging van de geluidsbelasting ondervinden van 2 dB of meer. De algemene regel bij reconstructies is dat de bestaande geluidsbelasting niet wordt verhoogd als gevolg van de reconstructie. Met andere woorden: de reeds heersende geluidswaarde is de voorkeursgrenswaarde. De heersende waarde is de geluidsbelasting op de woning in het jaar voordat de reconstructie plaatsvindt.

De fysieke wegreconstructie beperkt zich bij dit bestemmingsplan tot het verleggen van de Antonius Deusinglaan (wordt Vrydemalaan). Onderzocht is of deze fysieke wegreconstructie een reconstructie oplevert in de zin van de Wet geluidhinder. Uit het akoestisch onderzoek is gebleken dat dit het geval is. Als gevolg van de fysieke wegreconstructie is daarom een hogere grenswaarde voor geluid vastgesteld voor bestaande woningen. Tevens is er op grond van de Wet geluidhinder een verplichting om maatregelen te treffen als de geluidsbelasting in de woning te hoog wordt.

Een wijziging van de kruising aan het Wouter van Doeverenplein wordt in dit bestemmingsplan niet mogelijk gemaakt. Op dit moment vindt een onderzoek plaats naar het gewenste tramtracé tussen het Hoofdstation en Kardinge dat via het UMCG gaat lopen (lijn 2). Het definitieve tracé en de eventueel hiervoor benodigde aanpassingen van wegen en kruisingen zijn nog niet bekend. Besluitvorming hierover vindt plaats buiten het kader van dit bestemmingsplan.

De gemeente heeft op grond van artikel 99, lid 2 Wet geluidhinder tevens onderzoek laten doen langs de wegen in de omgeving van het UMCG waar geen reconstructie zal plaatsvinden. Uit het verkeers- en akoestisch onderzoek is gebleken dat langs bepaalde wegen een geluidstoename en langs andere wegen een geluidsafname plaatsvindt.

Geluidsgevolgen voor de omgeving van het plangebied hebben voornamelijk te maken met de veranderende verkeersintensiteiten. Ter referentie: een verdubbeling of halvering van het verkeer geeft, zonder het treffen van maatregelen, een geluidsverschil van 3 dB. Een bepaalde absolute verkeerstoename geeft overigens op een rustige weg een groter effect dan op een drukke weg. Ter referentie: 2.000 extra motorvoertuigen per etmaal geven op een bestaande weg met 3.000 mvt/etmaal een toename van 2,2 dB en op een weg met 10.000 mvt/etmaal een toename van slechts 0,8 dB.

De toename vindt over het algemeen plaats langs de hoofdontsluitingsroutes vanaf de Bedumerweg en de Europaweg. Langs de straten aan de kant van de binnenstad en de diepenring zal een geluidsafname plaatsvinden. Dit komt doordat de Vrydemalaan geen doorgaande weg wordt. De modelmatige verkeersstudie geeft wel een flinke verkeers- en geluidstoename te zien in de Korrewegwijk. Er zal nog een nadere studie, buiten het kader van dit bestemmingsplan, worden uitgevoerd naar een mogelijke ontsluiting van het UMCG-complex via een nieuwe route langs het Oosterhamrikkanaal naar de Oostelijke ringweg. Dit zal de Korrewegwijk ontlasten.

In de onderstaande figuur en tabel is een samenvatting gegeven van de resultaten.

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP459BodenterreinU-oh01_0028.jpg"

Verschil tussen toekomstige (2020) en huidige
verkeerssituatie (rood=toename, groen = afname)

    huidige situatie   Lden   max prognose   geluid  
      geluid
belasting  
2020   toename  
Straatnaam   mvt/etm   huidige situatie   mvt/etm   in  
    weekdag   dB   weekdag   dB  
Sumatralaan
(Bedumerweg - Korreweg)  
9.100   60   13.400   1,7  
Korreweg
(Kapteynln - Floresplein)  
7.200   60   10.900   1,8  
J C Kapteynlaan (Oosterhamrikkade-Korreweg)   11.200   62   15.400   1,2  
Wouter van Doeverenplein (Oosterhamrikkade-Vrydemalaan)   11.400   59   15.300   1,3  
S.S. Rosensteinlaan
(Vrydemalaan-JH Jansenstraat)  
6.000   58   13.000   3,2  
Petrus Campersingel
(D.Huizingstraat-JH Jansenstraat) woningkant  
11.400   59   18.300   2,0  
Petrus Campersingel
(LJ Zielstraweg-Hanzeplein)  
12.800   60   18.900   1,7  
Petrus Campersingel
(Damsterdiep-LJ Zielstraweg)  
19.500   62   24.700   1,0  
Bloemstraat (Oostersingel-Turfsingel)   2.700   60   2.700   0,0  
W.A. Scholtenstraat (Turfsingel-Oostersingel)   5.900   62   3.500   -2,3  
Oostersingel
(Walstr - WA Scholtenstraat)  
6.100   61   5.900   -0,1  
Turfsingel zuidkant
(Ebbingestr - WA Scholtenstraat)  
6.400   62   4.800   -1,2  
E.Thomassen à Thuessinklaan (Kapteynln-Gorechtkade)   4.400   58   2.500   -2,3  
Zaagmuldersweg (Heesterpoort-Klaprooslaan)   5.600   60   6.600   0,7  

Verkeersintensiteiten en geluidsbelasting per straat in Lden inclusief aftrek artikel 110g Wgh

Extra geluidsreducerende maatregelen wegverkeer

Achtergrond

Bij een geluidstoename langs wegen waar geen reconstructie plaatsvindt bestaat er op grond van de Wet geluidhinder geen verplichting om geluidsreducerende maatregelen te treffen. Er wordt voldaan aan de milieunormen. Echter, vanwege het gemeentelijk duurzaamheidsbeleid streeft de gemeente ernaar de leefomgevingsomgevingskwaliteit verder te verbeteren.

Geluidarm asfalt

In de toekomst zal, buiten het kader van dit bestemmingsplan, maar in het kader van grootonderhoud van een aantal wegen als extra maatregel worden ingezet op de toepassing van geluidarm asfalt, dat de mogelijke geluidstoename als gevolg van verkeer in ieder geval zal voorkomen; er zal zelfs een verbetering van de geluidkwaliteit plaatsvinden. Gestreefd wordt naar toepassing op de straten waar al sprake is van een relatief hoge geluidsbelasting. In binnenstedelijke situaties zijn alternatieven, zoals de toepassing van geluidsschermen, niet gewenst vanwege het uitzicht en de barrièrewerking, maar er kunnen prima zogenaamde dunne deklagen toegepast worden. Deze asfaltmengsels worden in een dunne laag (ongeveer 10-30 mm) aangelegd op een onderlaag. Door de fijne oppervlaktextuur blijken dunne deklagen sterk geluidreducerend te werken. De meeste dunne deklagen hebben bovendien een percentage van 10 tot 15 aan holle ruimte. Dit leidt enerzijds tot de vermindering van geluidafstraling ten gevolge van aerodynamische processen, en anderzijds tot significante absorptie bij de dunne deklagen met wat grotere laagdikten.

De ontwikkeling van de verkeersgroei als gevolg van de uitbreiding van het UMCG/RuG-complex en de ontwikkeling op het CiBoGa-terrein is afhankelijk van het bouwtempo. Het totale nieuw- en verbouwplan zal pas over 10 jaar gerealiseerd zijn. De geluidstoename zal geleidelijk aan over een langere periode plaatsvinden.

Het voornemen is om binnen een periode van 10 jaar een asfaltsoort op de bestaande wegen toe te passen met een geluidsreductie van minimaal 4 dB. Met behulp van een dunne deklaag kan deze reductie op een 50 km/uur weg gehaald worden. Hierbij wordt de mogelijke geluidstoename in ieder geval voorkomen en er zal zelfs een verbetering van de geluidkwaliteit plaatsvinden. Het gaat daarbij om de volgende wegen en pleinen: Sumatralaan, Borneoplein, J.C.Kapteynlaan, Wouter van Doeverenplein, S.S. Rosensteinlaan en Petrus Campersingel. Dit zijn de hoofdontsluitingswegen naar het UMCG-complex. De toepassing van geluidsarm asfalt zal naar verwachting worden gecombineerd met het geplande grootonderhoud van de weg.

30-km-gebied

De gemeente streeft ernaar om het laatste deel van de Vrydemalaan en de Bloemsingel in de toekomst in te richten als 30 km-gebied. Aanleiding is de gewenste verkeerssituatie en geluidskwaliteit ter plaatse. Auto's kruisen, voordat ze de parkeergarage aan de Bloemsingel inrijden, een busbaan en fietspaden; de snelheid zal daar naar beneden moeten. Aan de kant van de Bloemsingel/Oosterstraat zal binnen het plangebied een stedelijk plein komen met openbare functies. Daar zullen zich veel voetgangers en fietsers bevinden; bovendien komt er een halte voor het openbaar vervoer. Kortom, het wordt een gebied waar veel voetgangers, fietsers, auto's en bussen elkaar kruisen. Om een verkeersveilige situatie te creëren, zal de snelheid voor het gemotoriseerde verkeer daar laag moeten blijven. Dit bevordert tevens het leef- en verblijfsklimaat in het gebied.

Conclusie

Door de voorgenomen ontwikkelingen in het plangebied (nieuwbouw en toepassing van de knip tussen Vrydemalaan en kruising Oostersingel/W.A.Scholtenstraat) en door de autonome groei van het autoverkeer zal de verkeersbelasting anders worden verdeeld dan nu het geval is. De Petrus Campersingel en een aantal wegen in de Korrewegwijk geven een toename te zien, een aantal wegen in en nabij de binnenstad en in de Oosterparkwijk laten een reductie zien.

Aan de wettelijke geluidnormen wordt voldaan. Extra maatregelen die in de toekomst buiten het kader van dit plan worden toegepast, zullen niet alleen de geluidtoename voorkomen, maar zelfs leiden tot een verbetering van de kwaliteit.

5.5.3 Luchtkwaliteit

Regelgeving

Op 15 november 2007 is een nieuw wettelijk stelsel voor luchtkwaliteitseisen van kracht geworden. De hoofdlijnen van de nieuwe regelgeving zijn te vinden in hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer. De regelgeving is uitgewerkt in Algemene Maatregelen van Bestuur (AMvB's) en Ministeriële Regelingen. Daarmee is het Besluit luchtkwaliteit 2005 en de daarmee samenhangende regels niet meer van toepassing.

Artikel 5.16 Wm (eerste lid) geeft aan hoe en onder welke voorwaarden bestuursorganen bepaalde bevoegdheden (opgesomd in het tweede lid) kunnen uitoefenen in relatie tot luchtkwaliteitseisen. Als aannemelijk is, dat aan één of een combinatie van de volgende voorwaarden wordt voldaan, vormen luchtkwaliteitseisen in beginsel geen belemmering voor het uitoefenen van de bevoegdheid:

  • er is geen sprake van een feitelijke of dreigende overschrijding van een grenswaarde;
  • een project leidt - al dan niet per saldo - niet tot een verslechtering van de luchtkwaliteit;
  • een project draagt 'niet in betekenende mate' bij aan de concentratie van een stof;
  • een project is genoemd of past binnen het NSL (Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit) of binnen een regionaal programma van maatregelen. (Van dit onderdeel kan pas gebruik worden gemaakt als het NSL is vastgesteld.)

De nieuwe wettelijke regels zijn uitgewerkt in de volgende regelingen:

• het Besluit niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)

• de Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)

• de Regeling projectsaldering luchtkwaliteit 2007

• de Regeling beoordeling luchtkwaliteit 2007

De voorgenomen ontwikkelingen in het plangebied voor dit bestemmingsplan zullen ertoe leiden, dat dit project 'In Betekende Mate (IBM)' bijdraagt aan de lokale luchtkwaliteit. Dit betekent dat de lokale luchtkwaliteit door de uitvoering van het plan mogelijk aanzienlijk kan verslechteren ten opzichte van de autonome situatie. Een IBM-project moet worden getoetst aan de luchtkwaliteitsnormen uit de Wet milieubeheer. Hiervoor moet een luchtkwaliteitonderzoek worden uitgevoerd volgens de Regeling Beoordeling Luchtkwaliteit 2007. Daarnaast moet in het kader van een goede ruimtelijke ordening worden bekeken of de veranderingen in luchtkwaliteit geen onacceptabele gevolgen hebben voor de blootstelling van mensen.

Onderzoek

Uit het 'Luchtkwaliteitsonderzoek Bodenterrein-UMCG' (zie Bijlagenboek) blijkt, dat er in 2020 ruimschoots wordt voldaan aan de luchtkwaliteitsnormen uit de Wet milieubeheer.

De jaargemiddelde concentraties van PM10 komen in 2020 na planrealisering niet boven de waarde van 16 µg/m3 (inclusief zeezoutcorrectie). Dit is ruimschoots lager dan de grenswaarde van 40 µg/m3. De hoogste concentratie na planrealisering is berekend voor de Europaweg, namelijk 15,8 µg/m3 (inclusief zeezoutcorrectie).

Voor de meeste wegen geldt dat de planrealisering leidt tot een kleine toename van de fijn-stof-concentratie. De grootste toename doet zich voor langs de Europaweg; de concentratie fijn stof neemt hier toe met 0,5 µg/m3.

De concentraties van NO2 komen niet boven de waarde van 38 µg/m3 in de huidige situatie en 23,1 µg/m3 in 2020 na planrealisering. De grenswaarde voor NO2 bedraagt 40 µg/m3. De hoogste concentraties van NO2 zijn berekend voor de Europaweg. Ook de grootste toename doet zich voor bij de Europaweg; door de realisatie van het plan neemt de concentratie van NO2 hier toe met 2 µg/m3.

Voor zowel de autonome ontwikkeling als de ontwikkeling na planrealisatie geldt, dat er een aanzienlijke verbetering wordt verwacht ten opzichte van de huidige luchtkwaliteit ten gevolge van het Europese emissiebeleid voor nieuwe auto's.

De berekende concentraties van luchtverontreinigende stoffen geven aan, dat het bestemmingsplan een meer duurzame leefomgevingkwaliteit in en rond het plangebied Bodenterrein-UMCG niet in de weg staat. Omdat de concentraties ruimschoots lager zijn dan de wettelijke grenswaarden zijn geen specifieke maatregelen nodig om de blootstelling van mensen (en dan in het bijzonder van de kwetsbare groepen) aan luchtverontreinigende stoffen te verminderen.

Conclusie

Voor alle onderzochte situaties geldt, dat er wordt voldaan aan de luchtkwaliteitsnormen uit de Wet milieubeheer en de eisen die worden gesteld aan een goede ruimtelijke ordening. Dit betekent, dat er vanwege de luchtkwaliteit geen belemmeringen zijn voor de vaststelling van het voorliggend bestemmingsplan.

5.5.4 Externe veiligheid

Inleiding

Ten behoeve van dit bestemmingsplan is onderzoek gedaan naar de externe veiligheidssituatie. Dit onderzoek bestaat uit het in beeld brengen van alle relevante risicofactoren met de bijbehorende risico's, alsmede het vaststellen van de invloed hiervan op het plangebied. Deze werkwijze volgt het externe veiligheidsbeleid van de gemeente Groningen, zoals beschreven in het 'Interim beleid groepsrisico externe veiligheid' (februari 2006) en in 'De Veiligheidstoets' (augustus 2005).

De risico's worden uitgedrukt in het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. Verder kunnen risico's worden verdeeld in risico's veroorzaakt door bedrijvigheid (inrichtingen) en in risico's veroorzaakt vanwege het transport (weg, spoor, water) van gevaarlijke stoffen.

Beleid en regelgeving

Ten aanzien van het plangebied moet worden gekeken naar veiligheidsaspecten. De normering en veiligheidszonering van gevaarlijke stoffen wordt geregeld in het 'Besluit externe veiligheid voor inrichtingen' (BEVI, 2004) en in de 'Circulaire Risiconormering Vervoer gevaarlijke Stoffen' (2004) alsmede in de 'Nota Vervoer Gevaarlijke Stoffen' (2005).

In het externe veiligheidsbeleid staat de bescherming van individuen tegen de kans op overlijden als gevolg van een ongeluk met gevaarlijke stoffen centraal.

Het plaatsgebonden risico (PR) van een bepaalde activiteit is de kans per jaar op een bepaalde plaats, dat een continu daar aanwezig gedacht persoon die onbeschermd is, komt te overlijden als gevolg van een mogelijk ongeluk met die activiteit. De grenswaarde voor het PR is 10-6. Deze grenswaarde is plaatsgebonden en op een kaart aan te geven. Plaatsen met eenzelfde risico worden in de vorm van risicocontouren aangegeven. Met een norm voor het plaatsgebonden risico wordt voorkomen dat er te dichtbij woonwijken, of andere plaatsen waar veel mensen aanwezig zijn, activiteiten met gevaarlijke stoffen plaatsvinden. Onder activiteiten met gevaarlijke stoffen vallen zowel de opslag als het vervoer (over spoor, weg of water of door (buis)leidingen) ervan.

Daarnaast bestaat het begrip 'groepsrisico' (GR). Het groepsrisico is de kans per jaar dat in één keer een groep mensen komt te overlijden als gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen. De normstelling voor het groepsrisico heeft niet de status van een grenswaarde, maar van een oriënterende waarde.

Onderzoek

Onderzoek is verricht naar de risicosituatie in het plangebied. Dit onderzoek bestond uit:

1. een inventarisatie van de risicobronnen

2. het eventueel bepalen en berekenen van het risico van de risicobronnen

3. aangeven van de consequenties van de bepaalde en berekende risico's

Uit het onderzoek is gebleken dat:

  • in de omgeving van het plangebied zich geen risicobronnen bevinden die gevolgen hebben voor kwetsbare functies in het plangebied;
  • risico's vanwege het transport van gevaarlijke stoffen over spoor, weg of water niet relevant zijn voor het plangebied;
  • het UMCG zelf wel enige risicobronnen heeft op het eigen terrein, zoals de opslag van gassen, chemische stoffen en brandbare stoffen. Het UMCG dient zich te houden aan de veiligheidsvoorschriften op grond van de Wet milieubeheer. Richtlijnafstanden die gelden op grond van de Wet milieubeheer of een PGS-richtlijn (richtlijn Publicatiereeks Gevaarlijke Stoffen) vormen geen probleem. Hierdoor worden de risico's voor de omgeving en het plangebied geminimaliseerd.

Nucleaire geneeskunde

Op het terrein van het UMCG komt een nieuwe unit voor de uitvoering van bestralingsmethoden.

Met behulp van een ioniserende stralingsbron worden tumoren behandeld. Deze ioniserende straling, kunnen schade berokkenen aan levend weefsel. De stralingsbron produceert alfastralen (dit zijn deeltjes, de kernen van de atomen van helium), bètastralen (snel bewegende elektronen) en gammastralen (elektromagnetische golven met een hoge energie).

Alfastralen worden al door een vel papier tegengehouden, maar bètastralen pas door een dunne staalplaat (aluminium bijvoorbeeld). De meeste schade veroorzaken ze als de stoffen waardoor ze worden geproduceerd, geabsorbeerd worden in het menselijk lichaam (via voedsel of door inademing).

Gammastralen zijn minder ioniserend dan alfa- of bètastralen, maar hebben een groot doordringend vermogen. Bescherming tegen die stralen vraagt een dikkere laag (er is circa zes centimeter lood, tien cm ijzer of 33 cm beton nodig om 95% van de gammastraling van een kobalt-60 (Co-60)-bron tegen te houden). Ze veroorzaken schade vergelijkbaar met de schade veroorzaakt door röntgenstralen, zoals brandwonden, genetische mutaties (veranderingen aan het DNA van de cellen) en (als gevolg hiervan) soms kanker. Het menselijke lichaam biedt weerstand aan deze mutaties door de meeste gemuteerde DNA-strengen als defect te herkennen en af te breken of te repareren.

De risico's van straling zijn afhankelijk van: de hoeveelheid vrijkomende straling, de blootstellings- duur (het hele jaar door of kort), de afstand tot de bron, blootstellingswegen (via directe straling of ook via de lucht of het water), de mate van afscherming tussen de bron en de ontvanger en het risico op camaliteiten en de mate waarin er dan straling kan voorkomen.

Besluit stralingsbescherming

Op 1 maart 2002 is het Besluit stralingsbescherming in werking getreden. Het besluit bevat maatregelen om werknemers en burgers te beschermen tegen de gevaren van ioniserende straling. Zo stelt het normen en reguleert het de meldings- en vergunningplicht voor het werken met (radioactieve) bronnen waarbij straling vrijkomt. Het besluit vervangt het Besluit stralenbescherming Kernenergiewet. Het nieuwe besluit implementeert twee richtlijnen van de Europese Unie: 96/29/Euratom en 97/43/Euratom. De eerste EU-richtlijn voorziet in bescherming van de gezondheid van de bevolking en werknemers tegen de gevaren van ioniserende straling. De tweede EU-richtlijn beschermt personen tegen de gevaren van ioniserende straling bij medische blootstelling.

Wettelijke eisen

Burgers mogen binnen de terreingrens van het ziekenhuis niet meer dan 1 mSv aan straling per jaar oplopen van kunstmatige bronnen. Dit geldt ook voor kinderen en zwangere vrouwen. Kinderen zijn gevoeliger voor straling, maar daarmee is in deze limiet rekening gehouden. De doses door medisch onderzoek en therapie zijn hierin niet meegeteld. Hiervoor gelden alleen aanbevelingen om de doses te beperken.

De wettelijke limiet voor werknemers die beroepsmatig met ioniserende straling te maken hebben (bijvoorbeeld werknemers van kerncentrales of ziekenhuizen), bedraagt 20 mSv per jaar. Alleen zwangere werknemers mogen maximaal 1 mSv oplopen. Deze doses zijn gebaseerd op de aanbevelingen van de Internationale Commissie voor Stralingsbescherming (ICRP): http://www.icrp.org.

De wettelijke limiet is geen grens tussen 'gevaarlijk' en 'ongevaarlijk'. De natuurlijke straling is op veel plekken al hoger dan de limiet. In de ontwikkelde landen kunnen we echter - afgezien van ongevallen - makkelijk onder de limiet blijven, dus wordt dat ook geëist. Ook al is overschrijding (mits geen hele forse overschrijdingen) niet echt gevaarlijk.

De maximaal toelaatbare stralingsbelasting voor bewoners buiten de terreingrens van het ziekenhuis is 0,1 millisievert per jaar.

De mogelijkheden om de stralingsdosis te beperken zijn: a. afscherming van de stralingsbron in het apparaat zelf (hierdoor ontstaat een heel gerichte stralingsbundel) en b. plaatsing van het stralingsapparaat in een speciale beschermde ruimte: dit is een bunker met dikke betonnen muren; de straling kan niet door de muren heen.

Door middel van een uitbreidingsvergunning zal worden getoetst of voldaan wordt aan de wettelijke eisen. Voorts dient een vergunning van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid te worden verkregen.

Conclusie

Voor de risicobronnen in en rond het plangebied kan worden aangeven dat deze geen significante invloed hebben op de veiligheidssituatie in het plangebied. Ook de risicobronnen op het UMCG-terrein geven geen normoverschrijdingen op de omgeving. Externe veiligheid vormt geen belemmering voor de vaststelling en realisering van het bestemmingsplan.

5.5.5 Overige bedrijfsactiviteiten

Inleiding

De activiteiten van de RuG en het UMCG zijn bedrijfsmatige activiteiten in het kader van de Wet milieubeheer. De Wet milieubeheer stelt regels aan de milieugevolgen die ontstaan als gevolg van het uitoefenen van de bedrijfsmatige activiteiten. Het gaat daarbij om regels ten aanzien van het voorkomen of beperken van bijvoorbeeld geluidhinder voor omwonenden en risicovolle situaties.

Milieuvergunning

In artikel 1.1 lid 2 van de Wet milieubeheer is aangegeven dat onder de bescherming van het milieu ook moet worden verstaan de zorg voor het beperken van de nadelige gevolgen voor het milieu van het personen- en goederenverkeer van en naar de inrichting. Daarbij kan gedacht aan maatregelen ter beperking van de automobiliteit, OV-inzet, stimulering van carpooling, fietsgebruik en - voor wat betreft het goederenvervoer - aan maatregelen van logistieke aard, bijvoorbeeld efficiënte routeplanning en belading om daarmee het aantal transportbewegingen te beperken. Vanwege de ligging in de stad is de bereikbaarheid van het UMCG een voortdurend aandachtspunt. Het UMCG besteedt hier ook de nodige aandacht aan. Bij de milieuvergunning zal bezien worden of er nog extra aandacht voor het vervoersmanagement van het UMCG nodig is.

Voor de geplande uitbreidingen en wijzigingen van de RuG en het UMCG is een aanpassing van de huidige milieuvergunning nodig. Daarbij zal in detail bepaald worden welke maatregelen genomen moeten worden ter bescherming van het milieu. De leefmilieukwaliteit is hiermee door de Wet milieubeheer gewaarborgd. Omdat detailontwerpen voor de gebouwen en installaties nog gemaakt moeten worden, kunnen nu nog geen toetsingen aan de milieunormen worden uitgevoerd. Dit zal plaatsvinden bij de behandeling van de bouw- en milieuvergunning. Ten aanzien van milieuaspecten van het uitbreidings- en wijzigingsgedeelte die mogelijk de leefkwaliteit op het niveau van de ruimtelijke ordening kunnen beïnvloeden, wordt onderstaand ingegaan.

Geluid

Mogelijke geluidsbronnen van de inrichting zijn:

  • gebouwuitstraling vanwege inpandige geluidsbronnen;
  • installaties en ventilatoren die buiten gebouwen of op daken staan;
  • intern transport met motorvoertuigen en laden en lossen;
  • verkeersbewegingen van en naar de inrichting.

Door middel van het treffen van een combinatie van bron- en isolatiemaatregelen en een goede situering van de ontsluitingsingangen voor het gemotoriseerd verkeer kan aan de geluidsnormen voldaan worden. In het kader van de milieuvergunningaanvraag voor de uitbreiding zal hiernaar akoestisch onderzoek worden uitgevoerd en bepaald worden welke maatregelen nodig zijn. De verkeersbewegingen op de openbare weg worden volgens de systematiek van de Wet geluidhinder beoordeeld, omdat het verkeer van en naar het UMCG daar samengaat met het overige verkeer.

Milieuaspecten van parkeergarages

Een parkeergarage kan een zodanige omvang hebben dat dit een zelfstandige inrichting is in de zin van de Wet milieubeheer. De mogelijke belasting van de directe leefomgeving door parkeergarages wordt voornamelijk veroorzaakt door de aankomende en vertrekkende auto's (geluid en uitlaatgassen). Er worden emissies geproduceerd op de aan- en afrijroutes, maar ook in de parkeergarage zelf. Via een ventilatiesysteem wordt de luchtkwaliteit in de parkeergarage geregeld. Door bij de locatie van de aan- en afvoeropening voldoende afstand aan te houden van gevoelige functies kan aan de normen voldaan worden.

De geluid- en luchtgevolgen van de aan- en afrijdende van auto's concentreren zich bij de in- en uitgang van de parkeergarage. Daarbij is voor geluid de gemiddelde geluidsbelasting van belang tijdens de dag-, avond- en nachtperiode en de optredende geluidspieken als gevolg van het optrekken van auto's. De aandachtsperioden zijn: de avondperiode vanwege het relatief intensief gebruik tijdens bijvoorbeeld koopavonden en de nachtperiode vanwege de optredende geluidspieken van afzonderlijk optrekkende auto's.

Bij het ontwerp van in- en uitgangen van de parkeergarage in de nabijheid van gevoelige functies zal hiermee rekening worden gehouden. Dit kan in de vorm van:

  • voldoende afstand houden tot geluidgevoelige bestemmingen en /of
  • toepassing van afschermende constructies rondom de in- en uitgang (bijvoorbeeld luifels of schermen).

Bij de situering van gevoelige functies in de nabijheid van de in- en uitgangen van een parkeergarage zal hiermee tevens rekening worden gehouden. Dit kan door in de nabijheid van de in- en uitgang:

  • gevoelige ruimten (woon-, studeer- of slaapkamer) op voldoende afstand te situeren, bijvoorbeeld door afscherming met geluidongevoelige ruimtes zoals bergruimte, gang of douche en/of
  • geluidgevoelige ruimten voldoende te isoleren en/of
  • zogenaamde dove gevels toe te passen (de geluidsnorm op de gevel is hierop niet van toepassing, de maximale binnenwaarde is wel relevant).

Tevens dient de situering van ventilatievoorzieningen (zowel natuurlijke als mechanische) van de verblijfsruimten te voldoen aan het Bouwbesluit.

Vanwege geluidspieken van een optrekkende auto's in de nachtperiode dient een afstand van 15 meter tussen de in-/uitgang van een parkeergarage tot geluidgevoelige voorzieningen in acht te worden genomen. Echter, vanwege het wat intensievere gebruik van een parkeergarage in de avondperiode is in dit bestemmingsplan uitgegaan van een minimale afstand van 30 meter om normoverschrijdingen te voorkomen. De afstand van 30 meter voor geluid is hier een voorkeursafstand. Voor het bouwen van een geluidsgevoelige ruimte binnen een afstand van 30 meter dient een dove gevel te worden toegepast; dit wordt gewaarborgd door lid 4.2.2 van de regels in samenhang met de plankaart. Van deze voorwaarde kan door burgemeester en wethouders ontheffing worden verleend, indien middels een akoestisch onderzoek wordt aangetoond dat er voldaan wordt aan het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer of een gesteld maatwerkvoorschrift in het kader van dit besluit (zie lid 4.4.1).

Risico's van de bedrijfsactiviteiten

Op het RuG/UMCG complex worden diverse stoffen opgeslagen, die als zij vrijkomen risico's voor de directe omgeving kunnen opleveren. Voor de opslag van de stoffen die mogelijk gevaar voor de omgeving kunnen opleveren, gelden PGS-richtlijnen. PGS staat voor Publicatiereeks Gevaarlijke Stoffen. De Publicatiereeks is een handreiking voor bedrijven die gevaarlijke stoffen produceren, transporteren, opslaan of gebruiken en voor overheden die zijn belast met de vergunningverlening en het toezicht op deze bedrijven. Op basis van de actuele stand der techniek wordt hierin een overzicht gegeven van voorschriften, eisen, criteria en voorwaarden, die kunnen worden toegepast bij vergunningverlening, het opstellen van algemene regels en het toezicht op deze bedrijven. In de publicatiereeks wordt zoveel mogelijk op integrale wijze aandacht besteed aan arbeidsveiligheid, milieuveiligheid, transportveiligheid en brandveiligheid.

In de richtlijnen staan onder andere voorschriften ten aanzien van:

  • het voorkomen van ongelukken of beschadigingen van de opslagvoorziening;
  • het voorkomen van ondeskundig handelen met de stoffen;
  • maatregelen om een brand te voorkomen of om een beginnende brand te bestrijden;
  • het aanhouden van voldoende afstand.

Conclusie

Door dit samenstel aan maatregelen worden de risico's voor de omgeving en het plangebied geminimaliseerd. Via opname van de benodigde maatregelen in de milieuvergunning is de veiligheid ook voldoende gewaarborgd.

5.5.6 Energie

Duurzaamste stad van Nederland

De gemeente Groningen heeft de ambitie uitgesproken om van Groningen de duurzaamste stad van Nederland te maken. Hiervoor heeft het college in 2007 een duurzaamheidsvisie vastgesteld.

Vanuit de ambitie de duurzaamste stad te worden, ligt een focus op de thema's 'energie' en 'de kwaliteit van de leefomgeving'. Daarnaast gelden er algemene eisen ten aanzien van duurzame bouw, zoals onder andere weergegeven in het Nationale Pakket Duurzame Woningbouw (NPDW) en het Nationale Pakket Duurzame Utiliteitsbouw (NPDU).

De duurzaamheidsvisie is uitgewerkt in: 'het Beleidskader duurzaamstestad.groningen.nl' en de 'Routekaart Groningen Energieneutraal+ 2025'. Vastgelegd is hoe de stedelijke ontwikkeling en de leefomgevingskwaliteit duurzaam ontwikkeld kunnen worden en hoe de gemeente de stad klaar wil maken voor de effecten van klimaatverandering. Beschreven is hoe, met wie, waarmee en wanneer deze ambitie wordt nagestreefd: door te streven naar 'CO2-neutraal' met een extra 'plus' op energiebesparen.

Binnen de Routekaart wordt een nieuw denkpatroon geïntroduceerd: de Groningse energieladder. Deze wordt gebruikt bij het afwegen van keuzes, bij het nemen van beslissingen, bij het sturen op processen en bij het concreet uitvoeren van acties en maatregelen.

De Groningse energieladder

De Groningse energieladder kent in volgorde van belangrijkheid de volgende prioriteiten: energievrij, vermindering van energieverbruik, gebruik en productie van duurzame energie, en efficiënt gebruik van fossiele brandstoffen / compensatie van fossiele energiebronnen.

Binnen elk nieuwbouw- of renovatieplan moet de energieladder meegenomen worden. Er dient bijvoorbeeld aandacht te worden geschonken aan een optimale isolatie en aan productie en gebruik van duurzame energie. Ook dient bekeken te worden of er energiebronnen in de buurt van nieuwbouwprojecten zijn.

Benutting restwarmte UMCG

Een mogelijkheid om energie te besparen in het plangebied is gebruik te maken van de bij het UMCG beschikbare restwarmte. Het restwarmteaanbod bij het UMCG is voldoende voor circa 1000 woningen. De mogelijke afzet kan worden gerealiseerd binnen het CiBoGa-gebied: de nieuwe woningen, de winkels en eventueel de kunstvakschool.

Het gaat om twee soorten restwarmte. Er is warmte beschikbaar van circa 40°C die vrijkomt uit de warmtekrachtinstallatie die ruim 4000 uur per jaar draait. Er is ook warmte beschikbaar van 14°C die continu vrijkomt uit het bodemopslagsysteem dat door het UMCG alleen wordt gebruikt voor koudeonttrekking. Aangezien de bodem zo niet in balans is, moet het UMCG ook warmte aan de bodem onttrekken, waarvoor nog geen afzet is. Het gevolg is dat dit met koeltorens afgevoerd moet worden. Wordt afzet van deze warmte in de nabijheid gevonden, dan is het WKO(warmte-koude-opslag)-systeem pas (echt) af en hopelijk in balans (te krijgen).

De gemeente heeft in 2008 een bijeenkomst belegd voor de bij het initiatief betrokken projectontwikkelaars en gebouweigenaren en het UMCG. Tijdens deze bijeenkomst is een toelichting gegeven op de mogelijkheden en gevraagd onder welke (rand)voorwaarden partijen bereid zijn aan realisatie van de plannen medewerking te verlenen en om zich te verbinden warmte af te nemen uit het aan te leggen systeem. Deze randvoorwaarden zullen worden opgenomen in een nog op te stellen aanbestedingsdocument.

Bodemwarmte

Onderzoek is tevens uitgevoerd naar de mogelijkheden van productie en gebruik van duurzame energie. Uit onderzoek is gebleken dat het gebruik van aardwarmte, in de vorm van warmte-/koude- opslag in de bodem in combinatie met warmtepompen een realistisch alternatief is voor verwarming door middel van aardgas.

Een deel van de bebouwing van de UMCG maakt gebruik van bodemwarmte in de vorm van warmte-/ koude- opslag (WKO). Ook binnen de begrenzing van dit bestemmingsplan zijn volop mogelijkheden aanwezig voor het gebruik van warmte- en koude-opslag in de bodem. Bij een collectieve warmte-koudelevering zal rekening gehouden worden met het ruimtebeslag van de installatie en het leidingwerk. Daarnaast kunnen meerdere systemen bij elkaar, elkaar gaan beïnvloeden.

Conclusie

De keuze om woningbouw te plannen in de nabijheid van de aanwezige restwarmtebronnen is op het gebied van energie een duurzame keuze. Voor een goede werking en opslag van warmte zal binnen het plangebied ruimte voor de installatie en buffercapaciteit gereserveerd worden. Hetzelfde geldt voor de noodzakelijke leidingen voor aanvoer van de warmte (zogenaamde restwarmtenet).

5.5.7 Bodem

Inleiding

Bij de ontwikkeling van de geplande functies is de vraag of de aanwezige bodemkwaliteit past bij het toekomstige gebruik van die bodem en of deze optimaal op elkaar kunnen worden afgestemd. Het uitgangspunt hierbij is dat aanwezige bodemverontreiniging geen onaanvaardbaar risico oplevert voor de gebruikers van de bodem en dat de bodemkwaliteit niet verslechtert door grondverzet.

In deze paragraaf is aangeven op welke wijze de gemeente hieraan invulling geeft.

Onderzoek en sanering

Er is ten behoeve van het voorliggend plan een inventarisatie uitgevoerd naar de aanwezigheid van gegevens over de bodemkwaliteit bij de gemeente. Voor de inventarisatie van de bodemkwaliteit is gebruik gemaakt van de informatie, zoals opgeslagen in het bodeminformatiesysteem van de gemeente. Voor de resultaten van dit onderzoek wordt verwezen naar het onderzoek “Inventarisatie bodemkwaliteitsgegevens”, mei 2009 van de Milieudienst. Dit is toegevoegd als afzonderlijke bijlage bij deze toelichting (zie Bijlagenboek).

Bestaande situatie gehele gebied

Binnen het plangebied bevinden zich diverse locaties die verdacht zijn van een (ernstige) bodemverontreiniging. Deze kan het gevolg zijn van bodembedreigende activiteiten in het verleden of kan zijn gebleken uit een eerder bodemonderzoek. In het gebied zijn meerdere (voormalige) bedrijfsterreinen aangemerkt als ernstig verontreinigde locaties. Daarnaast liggen er veel dempingen in het plangebied.

In totaal zijn dertien locaties aanwezig waar een geval van ernstige bodemverontreiniging is vastgesteld. Hiervan zijn vijf locaties aangemerkt als spoedeisend. Dit betekent dat op deze locaties voor 2015 (binnen 4 jaar na het afgeven van de beschikking) moet zijn gestart met de sanering. Twee van deze locaties zijn al gesaneerd. In de tabel met resultaten van het bodemonderzoek die is opgenomen in het Bijlagenboek zijn de locaties met een ernstige bodemverontreiniging benoemd. Hierbij is tevens aangegeven of er al een sanering heeft plaatsgevonden en of er eventuele gebruiksbeperkingen zijn.

Het verrichten van bodemonderzoeken en het uitvoeren van eventuele saneringswerkzaamheden is een verantwoordelijkheid van de veroorzaker, de eigenaar en/of de belanghebbende. De gemeente ziet erop toe dat het onderzoek of de sanering op de juiste manier wordt uitgevoerd.

Als gevolg van jarenlange activiteiten kan de bodem belast zijn met een diffuse, niet tot een bron te herleiden, bodemverontreiniging. Uit de bodemkwaliteitskaart van de gemeente Groningen blijkt dat voor het plangebied Bodenterrein-UMCG de bodem belast is met diffuse bodemverontreiniging met diverse parameters. Deze verhoogde waarden zijn van invloed op de voorwaarden voor hergebruik van grond.

Ontwikkelgebied

Het plangebied maakt gedeeltelijk onderdeel uit van het saneringsterrein CiBoGa. Voor CiBoGa is in 1998 een convenant bodemsanering gesloten tussen het rijk, de provincie Groningen en de gemeente Groningen over de aanpak van bekende bodemverontreinigingen in het gebied.

Met het convenant is vastgelegd dat de bekende gevallen van bodemverontreiniging multifunctioneel worden gesaneerd. Verontreiniging die na de convenantdatum worden aangetoond, kunnen functiegericht worden gesaneerd. Voor CiBoGa zijn 2 saneringsplannen opgesteld. Het gaat om raamsaneringsplannen, waarbinnen saneringswerkzaamheden kunnen worden uitgevoerd.

Conclusie

Met dit bestemmingplan wordt van een aantal locaties binnen de plangrenzen van het CiBoGa convenant de bestemming gewijzigd. De bodemkwaliteit is nog niet geschikt voor de beoogde functies en zal door middel van sanering geschikt moeten worden gemaakt. De bekende verontreinigingen (vastgelegd in het convenant) worden multifunctioneel gesaneerd. Voor de gewenste bodemkwaliteit en de terugsaneerwaarde van de nog niet bekende verontreinigingen is de toekomstige functie van belang. Met de ontwikkeling van deze locaties moet daarom rekening worden gehouden met de uitvoeringsaspecten van het CiBoGa-convenant.

Naast de verontreinigingen ter plaatse van CiBoGa zijn nog diverse verontreinigingen ter plaatse van het bestemmingsplangebied aanwezig. Bij ontwikkelingen ter plaatse van deze verontreinigingen is de toekomstige functie van belang en zal mogelijk gesaneerd moeten worden. Daarnaast is een aantal locaties al gesaneerd. Voorafgaand aan iedere ontwikkeling zal onderzoek worden uitgevoerd om de actuele bodemsituatie in beeld te krijgen.

5.5.8 Leefomgevingskwaliteit, belangenafweging en conclusies

Het Universitair Medisch Centrum Groningen is ruim een eeuw gevestigd op de huidige plek ten oosten van de Oostersingel. In de loop van de jaren is het ziekenhuis flink in omvang toegenomen, zodanig dat het een grootschalig gebouwencomplex vormt tussen de kleinschaliger wijken Binnenstad-Oost en Oosterparkwijk.

Het voorliggend plan voorziet in een verdere toename en intensivering van het ruimtegebruik.

In paragraaf 5.5.1 is reeds ingegaan op een belangrijke achterliggende reden om deze ontwikkeling te willen faciliteren: zuinig ruimtegebruik.

Tevens is respect voor en voortzetting van de historische ontwikkeling op deze plek van belang.

De centrale plek van hoogwaardige, kennisintensieve instellingen op het gebied van de gezondheidszorg kan worden gezien als een kwaliteit voor de omgeving, de stad en zelfs het hele noorden van het land. Het economisch belang is groot: het UMCG is de grootste werkgever van Groningen. De wetenschappelijke waarde van de instellingen is prominent.

Verwacht mag worden dat de voorgenomen nieuwbouw, net als de reeds eerder gerealiseerde nieuwbouw, door een aangenaam zorg-, werk- en bezoekersklimaat een verrijking zal betekenen voor de belevingswaarde van gebruikers en bezoekers in de nabije en wijde omgeving van UMCG en RuG.

Ruimtelijk en qua milieu kan een dergelijke grootschalige ingreep een inbreuk maken op de belevingswaarde van het gebied. In het voorliggend plan is hieraan uitdrukkelijk aandacht geschonken. Hierna worden de belangrijkste aspecten nogmaals belicht.

Wat betreft de ruimtelijke aspecten het volgende. De centrale zone op het UMCG-RuG-terrein is, grotendeels nu al, hoog en stedelijk. Het voorliggend plan voorziet in bebouwing die de schaalsprong moeten maken naar de omliggende wijken door aan de randen met deze overgang rekening te houden.

De bebouwing wordt hier lager en minder intensief dan in het centrale deel. Er zal sprake zijn van een parkachtige omgeving met zelfs bredere waterpartijen en groen. Aandacht is besteed aan de doorsteekbaarheid van het terrein voor langzaam verkeer, alsmede aan doorzichten van en naar het

centrale deel van het gebied. Aan de westzijde van de Vrydemalaan wordt voorzien in een pleintje, dat de belevingswaarde en herbergzaamheid van het gebied verder kan doen toenemen. Het beschermd stadsgezicht Petrus Campersingel/S.S.Rosensteinlaan krijgt extra bescherming in de regels door middel van een aanlegvergunningstelsel. Voorts is in de ontwerpversie van dit bestemmingsplan in de afzonderlijke bijlage bij dit plan (in het Bijlagenboek) een beeldkwaliteitsplan gevoegd, dat tot stand is gekomen op grond van afspraken tussen UMCG en gemeente als indicatief referentiebeeld voor de inrichting en vormgeving van de voorgenomen ontwikkeling op het UMCG-terrein.

De milieu-aspecten zijn in dit hoofdstuk al uitvoerig aan de orde geweest. Samengevat het volgende.

Uiteraard wordt er met dit plan voldaan aan alle formele vereisten op het gebied van het milieu.

Echter, zoals in paragraaf 5.4.1 al is gesteld: intensivering van ruimtegebruik kan plaatselijk extra milieubelasting met zich meebrengen. Dat is op enkele plaatsen op korte termijn het geval, maar door het toepassen van geluidsarm asfalt kan zelfs een verbetering van de kwaliteit optreden. Daar staat tegenover dat de geluidssituatie in de stad rond de Diepenring reeds op de korte termijn ten gevolge van dit plan zal verbeteren als gevolg van de verkeersknip. Ook is het de verwachting is dat de huidige luchtkwaliteit in het plangebied aanzienlijk zal verbeteren. Dit komt doordat de achtergrondconcentraties in de toekomst afnemen door Europese en landelijke beleidsmaatregelen, bijvoorbeeld door het stellen van emissie-eisen aan auto's. Inclusief de verkeersaantrekkende werking van het plan nemen de concentraties van de verschillende stoffen hierdoor af ten opzichte van de huidige situatie.

De bedrijfsactiviteiten op het UMCG-/ RuG-terrein zullen geen significante gevolgen hebben voor de omgeving. Mede via opname van de benodigde maatregelen in de milieuvergunning wordt dit ook voldoende gewaarborgd. Op het gebied van duurzame energie zijn in het kader van dit project de nodige initiatieven ontplooid ten aanzien van optimale isolatie en benutting van rest- en bodemwarmte.

In de bodem bevindt zich op een aantal locaties nog verontreiniging, die waar nodig gesaneerd zal worden voorafgaand aan de uitvoering van het desbetreffende project.

Conclusie

De voorgenomen ontwikkeling ten aanzien van zuinig ruimtegebruik, ruimtelijke invulling en sociale, economische en ecologische aspecten kan als uitermate positief worden gekwalificeerd. De milieubelasting blijft beperkt, terwijl uitvoerig aandacht wordt geschonken aan ecologie, groen en

water. De conclusie is dan ook dat de leefomgevingskwaliteit als geheel verbetert.