|
|||||||||
|
|||||||||
|
|||||||||
|
|||||||||
Waarde - Archeologie 4 |
|||||||||
|
|||||||||
21.1
|
Bestemmingsomschrijving De voor ‘Waarde - Archeologie |
||||||||
21.2 |
Bouwregels Op of in deze gronden mogen geen bouwwerken
worden gebouwd, waarbij de bodem dieper dan a.
bouwwerken
ter vervanging van bestaande bouwwerken, waarbij de bestaande oppervlakte met
ten hoogste b.
bouwwerken
ten behoeve van archeologisch onderzoek en bouwwerken met een oppervlakte
kleiner dan |
||||||||
21.3 |
Afwijken van de bouwregels |
||||||||
21.3.1 |
Burgemeester en wethouders kunnen met een
omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 21.2, mits: a.
op basis
van archeologisch onderzoek door een daartoe bevoegde instantie is aangetoond
dat geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn, of; b.
op
basis van archeologisch onderzoek door een daartoe bevoegde instantie is
aangetoond dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet
onevenredig worden geschaad, of; c.
één
of meer van de volgende voorwaarden in acht genomen wordt: 1.
een
verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor
archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden; 2.
een
verplichting tot het doen van archeologisch onderzoek door middel van
opgravingen; 3.
een
verplichting de bouw van een bouwwerk te laten begeleiden door een deskundige
op het terrein van de archeologische monumentenzorg. |
||||||||
21.3.2 |
Indien burgemeester en wethouders voornemens
zijn om aan het afwijken met een omgevingsvergunning voorwaarden te verbinden,
wordt een archeologisch deskundige om advies gevraagd. |
||||||||
21.4 |
Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een
werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden |
||||||||
21.4.1 |
Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke
vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning voor het
uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden), de
volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden, uit te voeren: a.
het
ontgronden, afgraven, egaliseren of ophogen van gronden over een totaal
aaneengesloten oppervlakte groter dan b.
het
mengen, diepploegen of ontginnen van gronden over een oppervlakte groter dan c.
het
graven, uitbaggeren of dempen van watergangen; d.
het
aanbrengen van systematische drainage in agrarische percelen dieper dan e.
het
graven van sleuven breder dan f.
het
permanent verlagen van het waterpeil. |
||||||||
21.4.2 |
Het in lid 21.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing
op werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden welke: a. het normale onderhoud betreffen; b.
reeds
in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan; c.
mogen
worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning. |
||||||||
21.4.3 |
De in lid 21.4.1 genoemde vergunning kan slechts
worden verleend indien: a.
op
basis van archeologisch onderzoek door een daartoe bevoegde instantie is
aangetoond dat geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn; b.
op basis
van archeologisch onderzoek door een daartoe bevoegde instantie is aangetoond
dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig wordt
geschaad; c.
één
of meer van de volgende voorwaarden in acht genomen wordt: 1.
een
verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor
archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden; 2.
een
verplichting tot het doen van archeologisch onderzoek door middel van
opgravingen; 3.
een
verplichting de bouw van een bouwwerk te laten begeleiden door een deskundige
op het terrein van de archeologische monumentenzorg. Indien burgemeester en wethouders voornemens
zijn om aan de omgevingsvergunning voorwaarden te verbinden, wordt een
archeologisch deskundige om advies gevraagd. |
||||||||