| Afwijken van de
  gebruiksregels   Burgemeester en wethouders kunnen met een
  omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde  in: a.             
  lid
  3.5, onder a: en toestaan dat de
  uitoefening van een agrarisch bedrijf wordt gecombineerd met het vergisten
  van mest en het verhandelen van de daarbij vrijkomende energie met de daarbij
  behorende bebouwing, indien sprake is van een van de volgende wijzen van
  mestvergisting: -                
  het
  bedrijf verwerkt in hoofdzaak eigen geproduceerde mest en voegt eigen en/of
  van derden afkomstige co-substraten toe; de co-vergiste mest wordt op de tot het bedrijf behorende
  gronden gebruikt en naar derden afgevoerd; -                
  het
  bedrijf verwerkt aangevoerde mest, geproduceerd door derden en voegt eigen
  en/of van derden afkomstige co-substraten toe; de co-vergiste mest wordt op de tot het bedrijf behorende
  gronden gebruikt, mits: 1.            
  de
  gronden zijn voorzien van een bouwperceel; 2.            
  er
  geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische)
  bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden
  worden beperkt; 3.            
  de
  capaciteit van de vergisting ten hoogste 100 ton per dag bedraagt; 4.            
  de
  hoogte van een mestvergistingsinstallatie en/of
  organische (bij)productvergistingsinstallatie ten
  hoogste 8 m
  zal bedragen; 5.            
  er
  sprake is van een bouwperceel, gelegen aan een weg, die berekend is op zwaar
  verkeer; 6.            
  geen
  onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de natuurlijke en
  landschappelijke waarden, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden
  van de aangrenzende gronden;  b.             
  lid
  3.5, onder e: en toestaan dat gronden en
  bouwwerken, al dan niet gepaard gaande met interne bouwactiviteiten, worden
  gebruikt voor de uitoefening van productiegebonden detailhandel bij
  agrarische bedrijven, mits: 1.             
  de
  bruto verkoopvloeroppervlakte ten hoogste 120 m²
  zal bedragen; 2.             
  de
  functie vanuit de bestaande gebouwen moet worden uitgeoefend; 3.             
  er
  sprake is van verkoop van bedrijfsproducten/streekeigen producten, die ter
  plaatse of in de streek worden bereid, verwerkt en/of toegepast en die een
  lokaal verzorgingsgebied hebben; 4.             
  geen
  onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woonsituatie, de verkeersveiligheid,
  de natuurlijke, cultuurhistorische en landschappelijke waarden en de
  gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden; c.             
  lid
  3.5, onder f: en toestaan dat gebouwen, al
  dan niet gepaard gaande met interne bouwactiviteiten, worden gebruikt voor
  logiesverstrekking ten behoeve van een bed and breakfast,
  mits: 1.             
  de
  gezamenlijke logiesvloeroppervlakte ten hoogste 45 m²
  zal bedragen; 2.             
  er
  geen keukenblok in de logieseenheden wordt gemaakt; 3.             
  het
  parkeren op het eigen erf plaatsvindt; 4.             
  er
  geen extra inrit wordt aangelegd in verband met de vestiging; 5.             
  de
  vestiging alleen is toegestaan aan een verkeersontsluiting van voldoende
  omvang; 6.             
  er
  geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische)
  bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden
  worden beperkt; 7.             
  geen
  onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woonsituatie, de verkeersveiligheid,
  de natuurlijke, cultuurhistorische en landschappelijke waarden en de gebruiksmogelijkheden
  van de aangrenzende gronden; d.             
  lid
  3.5, onder h: en toestaan dat gronden, voorzover gelegen binnen het bouwperceel, worden gebruikt
  voor de aanleg van een paardrijbak ten behoeve van het eigen hobbymatige
  gebruik met de daarbij behorende bouwwerken, mits: 1.             
  de
  paardrijbak zoveel mogelijk uit het zicht van de openbare weg wordt
  gesitueerd ten behoeve van een goede landschappelijke inpassing; 2.             
  er
  vanwege de paardrijbak geen onevenredige hinder (geur, geluid, licht en stof)
  wordt veroorzaakt voor nabijgelegen woningen van derden (minimale afstand 50 m tot de woonbestemmingsgrens); 3.             
  er
  geen onevenredige verstoring van het bodemarchief wordt veroorzaakt; 4.             
  de
  hoogte van lichtmasten ten behoeve van verlichting bij een paardrijbak ten
  hoogste 5 m
  bedraagt en de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten
  behoeve van een paardrijbak ten hoogste 3 m bedraagt.   |